TOT DE COLOSSENZEN
80
1.1.Paulus, afgezondene van Christus Jezus κ-0
door de wil van god en Timotheüs
2.aan de heiligen in Colosse en aan de
vertrouwenden, broederzusters in Chrstus.
Goede-gunst* voor jullie en vrede *Gr.charis = Hebr.ChèSèD
Vandaan van God de omvamende* van ons. *Gr.patèr = Hebr. AàB
3.Wij dankzegenen God de omvamende κ-1
van de machtiger* van ons Jezus Christus, *Gr.kurios = Hebr. AæDoNáJ
altijd om jullie toebiddende[1],
4.gehoord hebbende het vertrouwen* van *Gr.pitis = Hebr. AæMuWNáH
jullie in Christus Jezus en de minne*, *Gr.agapè=Hebr.AáHàB
5.die jullie hebben naar alle de heiligen
door de hoop[2], die wegligt voor jullie
in de hemelen, waarvan jullie voorheen
gehoord hebben in de inbreng* *Gr.logos=(hier) Hebr. DáBáR
van de waarachtigheid* *Gr.alètheia = Hebr.AèMèT=trouw
van de goednieuwsboodschap*, *Gr.euangngelion=Hebr.BáSháR
die present is bij jullie,
6.zoals die ook in al-af* de ordentelijkheid** *Gr.pas=Hebr.KàL; **Gr.kosmos
geschiedt vruchtdragende
en toenemend, zoals ook in jullie vanaf de dag
dat jullie gehoord hebben en erkend
de gratie* van God in waarachtigheid**. *Gr.charis=(hier)Hebr.ChéN
7.Zoals jullie geleerd hebben van Epaphras, **Gr.alètheia
de beminde mede-heerdienaar van ons,
die geschiedt (tot) een trouwe bedienaar* *Gr.diakonos=Hebr.MeSháRèT
van Christus over jullie,
8.die ook duidelijk maakte aan ons
jullie beminnen in beluchting*. *Gr.pneuma=Hebr.RuWàCh
9.Daardoor ook wij, κ-2
vanaf de dag dat wij gehoord hebben,
stoppen niet, omtrent jullie
toebiddende en vragende,
dat jullie gevuld worden met de erkenning
van zijn willen in alle wijsheid* Gr.sophia = hebr.ChåK’MáH
en beluchte* onderwezenheid[3]. *Gr.pneumatikos
10.om voort te schrijden*[4] *Gr.peripateo=Hebr.HáLàK(Hithp.)
Col.1
waardig aan de machtiger
naar alle behagen, in alle goed werk
vruchtdragende en toenemende
in de erkenning van God,
11.in alle kracht bekrachtigd
volgens de macht van zijn dunkzwaarte* *Gr.doxa = Hebr. KáBóWD
naar alle erbij blijven en grootmoedigheid,
81
12.met vreugde dankzegenende
de omvamende, die jullie in staat stelt
tot deelname aan het aandeel*[5] *Gr.klèros=Hebr.GóWRáL
van de geheiligden in het licht,
13.die gered heeft ons uit de bevoegdheid
van de duisternis en verplaatst
naar het koningschap van de stichtzoon,
zijn beminde,
14.in wie wij hebben de loskoping* *Gr.apolutroöo=Hebr.PáDàNg κ-3
en de wegsturing van de verwaardingen*; *Gr.hamartia=Hebr.SheThæAáH
15.die geschiedt (tot)beeltenis*[6] van *Gr.eikoon = Hebr.TsèLèM
de onzichtbare god, de voorheengeborene* *Gr.proototokos.
van de gehele schepping[7],
16.omdat in hem geschapen* werd *Gr.ktizoo = Hebr.BáRáA=volzuiveren
de-al-afheid* in de hemelen * Gr. ta panta + Hebr.KåL
en op het land* het zichtbare * Gr. gè (gaia) = Hebr.AèRèTs
en het onzichtbare,
hetzij tronen, hetzij machtsbereiken* * Gr. kuriotès
hetzij vooraangaanden* hetzij bevoegdheden, *Gr.archai
de-al-afheid is door hem en tot hem geschapen.
17.En hij geschiedt voor allen uit
en de al-afheid is in hem samen doen staan,
18.en hij geschiedt als eerstdeel* Gr.kephalè = Hebr. RAóWSh
van de lichaamziel: de geroepenschap*. *Gr.ecclèsia
Hij geschiedt (als)vooraangaande,
als voorheengeborene vandaan van de lijfdoden*, *Gr.nekroi
opdat geschieden zou in allen hij
de voorheen geschiedende,
COL 1
19.omdat in hem zich genadigd* heeft *Gr.eudokein=Hebr.RáTsáH
geheel de volheid neer te huizen
20.en door hem de-al-afheid weg te vervangen
tot hem. vrede gemaakt hebbend
door het bloed van zijn kruispaal,
door hem, hetzij wat op het land,
hetzij wat in de hemelen (is).
21.En jullie, ooit geschiedend κ-4
vervreemd en vijandig
in het doordenken bij de slechte werken,
22.heeft hij nu echter wegvervangen
in het zielelichaam* van zijn vlees *Gr.sooma
door de gestorvenheid,
om te doen staan jullie geheiligden
en volgaven en onopgeroepen[8]
naast de vertegenwendiging* van hem, *Gr.prosoopon=Hebr.PáNieJM
23.als jullie maar erbij blijven
in het vertrouwen gegrondvest* * Gr. themiloöo = Hebr. JáSàD
en zitvast en niet ómbewogen
vandaan van de hoop van de
goednieuwsboodschap waarvan
jullie gehoord hebben,
dat aangekondigd wordt
in de al-afheid-van de schepping
die onder de helftenhemel (is),
waarvan ik Paulus geschiedt tot
bedienaar.
24.Nu verheug ik mij κ-5
in de lijdensaandoeningen om jullie,
en ik vul aan de tekorten van de beëngingen* *Gr.thlipisis=Hebr.TsàR
van de Christus in het vlees van mij
voor het zielelichaam van Hem,
dat geschiedt (als) de geroepenschap,
25. waarvan ik geschied (tot) heerdienaar
volgens de huisorde* van God, *Gr,oikonomia
die gegeven werd aan mij
om jullie vol te doen zijn van de inbreng* *Gr. logos = Hebr. DáBháR
van God,
26.het geheimenis* verscholen gehouden *Gr.mustèrion
was vandaan van de wereldtijden* *Gr.aioon=Hebr.NgoLáM
en vandaan van de geschiedronden*, *Gr.genos=Hebr.DóWR
maar nu tevoorschijn werd gebracht
aan zijn geheiligden,
27. die hij wilde doen volkènnen* *Gr.gnoorizoo=Hebr.JáDàNg(Hiph.)
COL 1
hoe de rijkdom (is) van de dunkzwaaarte
van dit geheimenis bij de naties*, *Gr.ethnè=Hebr.GóWJ
waartoe Christus geschiedt in jullie
de hoop van de dunkzwaarte,
28.die wij omboodschappen
richtende* alle menselijke en lerende *Gr.voutheteoo=Hebr.JáSàR
alle menselijke in alle wijsheid,
opdat wij staande doen blijven
alle menselijke al-af* in Christus; *Gr.teleios=Hebr.KáLieJL
29.waartoe ik ook arbeid,
strijd-voerend naar de inwerking* van hem *Gr.energeia=Hebr.PáNgàL
die inwerkt in mij met kracht.
2.1.Ik wil dat jullie volkènnen κ-6
hoezeer strijd ik heb omtrent jullie
en die in Laodicea en zovelen
die niet hebben gezien
mijn vertegenwendiging* in het vlees, *Gr.prosoopon=Hebr.PáNieJM
2.opdat toegeroepen worden hun harten,
geïinstrueerd in minne en
tot alle rijkdom van de voldraging
van het onderwezen* zijn *Gr.sunesis = hebr. SháKàL
tot erkenning van het geheimenis
van God, van Christus,
3.in wie geschieden alle de voorraden
van de wijsheid[9] en van de volkènnis
de verhullingen.
4.Dit zeg ik, opdat niemand jullie verrekent
in overtuigingssprekerij.
5.Want al ben ik ook in het vlees afwezig,
maar in de beluchting geschied ik
samen met jullie, mij verheugende
en bekijkend de inzet en de degelijkheid
van jullie vertrouwen op Christus.
6.Zoals nu jullie aannemen Christus
Jezus de machtiger, schrijden jullie voort
In hem,
COL 2
82
geworteld en huisgebouwd in hem,
en verzekerd door vertrouwen,
zoals jullie werd geleerd
te over hebbend aan dankzegening.
8.Kijkt uit, dat er niet iemand
geschieden zal die jullie in beslag neemt
door de filosofie en loze misleiding
volgens de overlevering van de mensen,
volgens de richtlijnen van de ordentelijkheid
en niet volgens Christus.
9.Omdat in hem huiswoont de al-afheid-van* *Gr.pan= (hier) Hebr. KåL
de goddelijke volledigheid ziellichamelijk*. *Gr.soomatikoos
10.En jullie geschieden in hem
volledig gemaakt, die geschiedt (tot)
eerstdeel* van al het vooraangegane** *Gr.kephalè=Hebr.RaóWSh, **Gr.
en het bevoegde, [archè
11.in wie jullie ook besneden werden
met een besnijdenis niet met handen gemaakt
met het afdoen van het ziellichaam
van het vlees met de besnijdenis
van de Christus,
12.mede begraven zijnde in de dompeling*, *Gr.baptismos=Hebr.TháBàL
in wie jullie ook mede opgewekt* werden *Gr.egeiroo= Hebr.QuWM(hiphil)
door het vertrouwen op de inwerking
van God die hem deed opstaan* zie boven: QuWM= doen opstaan
vandaan vann de lijfdoden.
13.En jullie, die als lijfdoden geschieden
door de afvalligheden* door de *Gr.paraptooma=(hier)Hebr.PèShàNg
voorhuisrand van jullie vlees,
hij heeft jullie mede levend gemaakt
met hem, gratieërend jullie
al de afvalligheden.
14.Weggestreken hebbend[10]
het tegen ons met de hand geschrevene
in goeddunkens, dat geschiedde
als tegenstander van ons,
heeft hij dat ook weggepakt
uit het midden, die opgenageld hebbend
aan de kruispaal.
15.Afgedaan hebbend stelde hij
de vooraangeganen en de bevoegden
ten toonbeeld in allesverwoording,
over hen getriomfeerd hebbend
COL 2,3
daarmee.
16.Niet nu moet iemand jullie oordelen κ-8
over eetspijs en over drank
of over het deel van een feest
of een nieuwe maan of een sabbat,
17.welke(dingen) geschieden
(als)schemeringen van de aanstaande
(dingen),
maar wel het ziellichaam van Christus.
18.Niemand moet jullie bewedrechten,
willende (zijn)in nederigachten en religie
van bodewerkers,
in wat hij gezien heeft zich begevend,
op inbeelding zich opgeblazen gemaakt
door het besef van zijn vlees,
19.en niet sterkvattend het eerstdeel,
uit hetwelk de alafheid-van het ziellichaam
door de betastingen en samenknevelingen
ondersteund en geïnstrueerd,
zal toenemen in de toename van God.
20.Indien jullie gestorven zijn
met Christus weg van de richtlijnen
van de ordentelijkheid*, *Gr.kosmos
21.hoe worden jullie zoals levenden
in de ordentelijkheid met goeddunkens* belast: *Gr.dogma=goeddunken; hier:
22.betast niet en smaak niet en raak niet aan,
wat alles geschiedt tot verderf
bij het opgebruiken, volgens de geboden
en leringen van menselijken[11]?
23.Wat ook maar geschiedt als hebbend
een inbreng van wijsheid met wilsreligiositeit
en nederigachting en meedogenloosheid
aangaande het ziellichaam, (is) niet van enige
waarde tot verzadigdheid van het vlees.
83
3.1.Indien jullie nu medeopgewekt zijn*, *Gr.egeiroo = Hebr. QuWM(hiphil)
zoekt de (dingen) boven,
waar de Christus geschiedt
aan de rechter van God gezeten[12].
COL 3
2.Sla op de (dingen) boven acht, κ-9
niet op de (dingen) op het land.
3.Jullie zijn gestorven immers
en het leven van jullie is verscholen
samen met de Christus in God.
4.Wanneer de Christus tevoorschijn komt,
het leven van jullie, dan zullen ook jullie
te voorschijn komen in dunkzwaarte.
5.Maakt nu lijfdood de ledematen* *Gr.melos=Hebr.NéChàT
die op het land (zijn), hoererij*, *Gr.proneia=Hebr.ZóWNàH onreinheid, lijdensdrift, kwade begeerte,
en meerhebberigheid die geschiedt
(als)idooldienst,
6.waardoor komt de walgtoorn* van God, *Gr.orgè=Hebr.AáPh.
7.waarin ook jullie voortschreden ooit,
toen jullie leefden daarin.
8.Maar nu leggen ook jullie af dit alles,
walgtoorn, toorngemoed, kwaadheid,
smaadbewering, lelijkzeggerij
uit jullie mond.
9.Liegt niet naar elkaar, je uitgekleed
hebbend van de oudtijdse mens
met zijn zaakdaden,
10.en je aangekleed hebbend met de
jonge (mens) die hernieuwd wordt
tot de volkènnis naar naar de beeltenis* *Gr.eikoon=Hebr.TsèLèM (Gn.1:28)
van die hem schiep,
11.waar niet één-enkele Griek (is)
en Judeeër, besnijdenis en voorhuidig,
barbaar, Skyth, heerdienaar, ontslagene,
maar alles en in allen (is) Christus.
12.Kleedt jullie aan nu, als uitgekozen
geheiligden van God en beminden,
met de moederschotigheden* van het *Gr.splangchnon=Hebr.RáChàJieM[13] medelijden, gebruiksgoedheid,
nederigachting, gebogenheid*, *Gr.praüs=Hebr.NgáNieJ
grootmoedigheid,
13.het uithoudend met elkaar,
en goedgunstig zijnde in jezelf,
indien iemand tegen iemand
zou hebben een laakbaarheid,
zoals ook de machtiger goedgunstig was
voor jullie, zoo ook jullie,
14.maar bij al deze (dingen)
COL 3
met[14] de minne, die geschied
(als)samenkneveling van de al-afheid*. *Gr.teleiotès=Hebr.KáLieL.
15.En de vrede* van Christus
moet wedstrijdrechter zijn
in jullie harten, waartoe jullie ook
geroepen werden in één-enkel
zielelichaam, en geschiedt
(als)dankzegenaars*. *Gr.eucharistos = Hebr.BeRóKieM
84
16.De inbreng* van Christus huist *Gr.logos=Hebr.DáBáR κ-10
in jullie rijkelijk, die in alle wijsheid*
lering geven en zichzelf tot besef brengen,
met psalmen, liederen*, zangen** *Gr.humnos; **Gr.ooidè, zie zingen
van beluchting*, in de goede-gunst *Gr.pneumatikos[15]
zingen* in jullie harten voor God; *Gr.aeidoo= Hebr.ShieJR
17.en al wat ook maar jullie maken
in inbrengwoord of werk,
alles in de naam van de machtiger
Jezus, dankzegenend voor God,
omvamende door hem.
18.Vrouwmenselijken, zet jezelf onder
de manmenselijken, zoals het bekomt[16]
in de machtiger.
19.Manmenselijken, bemint
de vrouwmenselijken en doet niet bitter
tegen haar.
20.Borelingen, weest onderhorig
aan de ouders naar alles, want dit
geschiedt goedgeschikt in de machtiger.
21.Omvamenden*, zoekt geen twist
met jullie borelingen, op dat zij niet
ontmoedigd worden.
22.Heerdienaren, weest onderhorig
volgens alles aan de machtigers
naar het vlees, niet in ogenherendienst-
baarheid als mensengeschikkelijken,
maar in eerlijkheid van hart,
ontzag hebbend voor de machtiger.
23.Wat jullie ook maar maken, werkt
vanuit de lichaamziel
COL.3,4
als voor de machtiger, en niet
voor de mensen,
24.volkènnend, dat jullie
vandaan van de machtiger
zullen overnemen de herteruggave
van het wettig aandeel.
25.Weest heerdienaar voor de machtiger
Christus, want de onrechtmatige
zal de zorg hebben voor wat hij
onrechtmatig deed, en er geschiedt
geen persoonsaanneming.
4.1.Machtigers, wat rechtvaardig is
en netzo is voor de heerdienaren
houdt dat voor, volkennend,
dat ook jullie hebben een machtiger
in de hemel.
85
2.Blijft sterk bij het gebend, wakend
daarin met dankzegening*, *Gr.eucharisteia
3.biddende meteen ook omtrent ons,
opdat God opene voor ons een deur
van de inbreng, om te bepraten
het geheimenis van Christus,
door wie ook ik gekneveld ben,
4.opdat ik tevoorschijn zal brengen
ditzelfde zoals noodzakelijk is
voor mij om te bepraten.
5.Schrijdt met wijsheid voort
tot wie buiten(zijn), het tijdvak
vermarktend.
6.Jullie inbreng (zij) altijd met goede-gunst,
met zout klaargemaakt, om te volkènnen
hoe jullie je noodzakelijkerwijs
naar een ieder toebuigen*. *Gr.apokrinomai=Hebr.NgáNáH
7.Alle (dingen)die mij betreffen
zal jullie doen volkènnen Tuchikos,
de beminde broeder en betrouwbare
bedienaar en mede heerdienaar
in de machtiger,
8. die ik sturen zal tot jullie
daar toe, opdat jullie volkènnen
de (dingen)omtrent ons en
hij zal toeroepen jullie harten,
9.samen met Onesimos, de betrouwbare
en beminde broeder, die geschiedt
(als) uit jullie; alle (dingen)
zullen zij jullie doen volkènnen
die hier (zijn).
COL 4
10.Jullie groet Aristarchos ,
de gevangen medeweggevoerde,
en Marcus, de neef van Barnabas,
omtrent wie jullie geboden aannamen;
indien hij zou komen tot jullie,
neemt hem op,
11.En Jezus, gezegd Justus,
die geschieden vanuit de besnijdenis,
zij afgezonderde medewerkers
in het koninkrijk van God, welke
voor mij geschied zijn om op mij
in te praten.
12.Jullie groet Epaphras, die uit jullie
(is), heerdienaar van Christus Jezus,
altijd strijdend voor jullie
in de gebeden, opdat jullie staande
blijven, al-af* en tot volledigheid *Gr.teleios = Hebr.KáLieL
gebracht in alle wil van God.
13.Ik getuig immers van hem,
dat hij heeft veel gezwoeg
over jullie en over die in Laodicea
en die in Hierapolis.
14.Jullie groet Lukas, de geneesheer,
de beminde, en Dèmas.
15.Groet de zusters/broeders in Laodicea,
en Numphas en de geroepenschap
rond haar huis.
16.En wanneer opgelezen wordt bij jullie
de zendbrief, maakt, dat hij ook
in de geroepenschap van de Laodicenzen
opgelezen wordt en dat ook jullie die
uit Laodicea oplezen.
17.En zegt Archippos: kijk naar
de bediening* die jij aangenomen hebt *Gr.diakoneia
in de machtiger, opdat jij haar
volledig maakt.
18.De groetenis met mijn hand
van Paulus. Weest indachtig
mijn knevels.
De gratie met jullie.
1
[1] Gr. proseuchomai. In het OT is er geen algemeen woord voor ‘bidden’. In NT wel, n.l. het Griekse woord euchomai.
[2] Gr. elpis. Het is in de LXX de vertaling van het Hebr. TiQeWáH, maar dit begrip speelt in het OT een veel kleinere rol dan elpis in het NT. We vertalen dit woord met ons woord ‘hoop’. Het Hebr. TiQeWáH vertalen we met ‘gespannenheid op’.
[3] Het Gr.woord sunesis is in de LXX meestal de vertaling van het Hebr. SsáKàL = onderwezen zijn
[4] Behalve dit Griekse werkwoord zijn er nog drie andere Griekse werkwoorden de vertaling van het Hebr. HáLàK, dat ‘gaan’ betekent. Het hier gebruikte Griekse werkwoord is overwegend de vertaling van de reflexieve vervoeging van het Hebr. werkwoord. Om de Griekse woorden van elkaar te onderscheiden is voor dit werkwoord de vertaling ‘(voort-)schrijden’ gekozen.
[5] Het Griekse woord klèros wordt meestal verbonden met begrip ‘erven’. Maar het gaat in dat woord eigenlijk niet om dit begrip, maar om het begrip ‘lot’, in de zin van wat je toevalt, wat je deel wordt, je ‘aandeel’, dat op een steen gezet is. In het Griekse woord ‘klèronomos’ gaat het om wat je wettelijk aandeel is. Het is in de LXX de vertaling van het Hebr.GóWRáL, dat meestal met ‘lot’ vertaald wordt, maar ook dan gaat het om een ‘aandeel-steen’, een ‘lotssteen’, waarbij het woord ‘lot’ niets te maken heeft met een ‘loterij’, maar met je lot.
[6] Dit Griekse woord wordt in de LXX in Gen.1:26 e.v. gebruikt als vertaling van het hebreeuwse TsèLèM, dat we daar met ‘beeld’ vertalen. Het Griekse ‘eikoon’ heeft in het NT een ruimere functie dan in de LXX.
[7] Hier staat in het Grieks het woord ‘ktisis’. In de LXX komt dit woord heel weinig voor en dan nog meestal als vertaling van het Hebr. HóWN, dat het beste met ‘rijkdom’ is te vertalen. Het werkwoord ‘ktizoo’ komt in de LXX wel vaak voor, maar juist niet in Gen.1, waar de LXX voor het Griekse ‘poieoo’ gekozen heeft. In de latere Griekse vertaling, eveneens van Joodse hand, de Aquila, komt het wel voor in Gen. 1. Het NT kiest hier net als de Aquila. De Hebreeuwse term laat het begrip ‘zuiver’ horen; het Griekse ktizoo betekent oorspronkelijk ‘stichten’.Vanuit deze gegevens besluiten we het Grieks in het NT met het traditionele ‘scheppen’ te vertalen. Zie verder in: NAAR JHWH DIE VAN ISRAëL, van Bert van Kooij e.a., Maastricht 2007 bij de woordstudie over ‘zuivergang’.
[8] Gr. anegklètos = onbeschuldigd. Vergelijk het Nederlandse ‘onbesproken’. Ook hier bewaren we met deze vertaling de samenhang met zo’n kernwoord als ecclesia
[9] Paulus gebruikt hier woorden uit 2 teksten uit TeNaKh, nl. Jes.45:3; hier volgt de letterlijke vertaling uit Hebreeuws, zoals die ook in BAND II te vinden is: “en-ik-geef aan-jou de-voorraden-van de-duisternis en-de-weggestopte(schatten?)-van de-vesteekplekken; ter-toebuiging-dat jij-aan’t-volkènnen-bent: ja~ik die-JHWH-van-Israëlde-roepende bij-de-naam-jouwer de-gods-van JieSs’RáAéL”. In de LXX is deze tekst als volgt in het Grieks vertaald (wat afwijkt van het Hebreeuws is vet gedrukt): “en ik zal geven aan jou duistere voorraden,
ongeziene verhullingen zal ik openen voor jou, opdat jij volkènt dat ik de machtiger (met dit woord ordt in de LXX dikwijls de naam JHWH bedoeld) God de roepende de naam van jou, God van Israèl”. Paulus gebruikt uit Jes.45:3 dus alleen de woorden ‘voorraden’ (thesauros), en ‘verhullingen’ (apokruphos). Het woord ‘wijsheid’(sophia) komt hier niet woord, wel in de tweede tekst: Spreuken 2:2-6. Zowel in vs 2 als vs 6 staat het woord wijsheid (ChåK’MáH / sophia); in vs 6 staat het woord ‘verstopte(schatten)’ (dit Hebreeuwse woord wordt hier met het Griekse thèsauros weergegeven). Paulus associeert en citeert niet. Uit de manier waarop hij associeert, blijken twee dingen: Paulus adresseert deze woorden aan zijn Joodse mede-gelovigen, aan wie ook de beide genoemde teksten gericht zijn; èn hij vult deze begippen met de boodschap van de woorden en het leven van Jezus Christus.
[10] Het Griekse werkwoord exaleiphoo betekent letterlijk ‘wegstrijken’; ‘aleiphoo’ is nl. strijken en is in de LXX meestal de vertaling van het Hebreeuwse werkwoord ThuWCH, dat ook ‘(be-)strijken’ betekent. Exaleiphoo is in de LXX vrijwel de vaste vertaling van het Hebreeuwse werkwoord MáCháH, dat ‘(uit-)wissen’ betekent. Deze betekenis zal bij Paulus zeker hebben mee geklonken. Hier kiezen we ervoor de concordantie met het basiswerkwoord ‘aleiphoo’ = ‘strijken’ te bewaren dat ook in NT een aantal malen voorkomt.
[11] Paulus citeert hier de slotwoorden van Jes.29:13 vrijwel Niet helemaal) letterlijk volgens de Griekse tekst in de LXX. De letterlijke vertaling van deze Griekse tekst luidt: En de machtiger sprak: dit volk lijfnadert mijmet hun lippen mij waarderend, maar hun hart houdt het verre vandaan van mij, en doelloos vereren zij mij lerende
geboden van mensen en leringen. De letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst luidt (zie ook BAND II): en-voorts-zegt de-machtiger-mijns: toebuigend-daaraan ja dit genotenvolk bereikt’t, met-de-mond-zijner en met-de-lippen-zijner geven-zij-zwaarte-aan-mij, en-het-hart-zijner is-verre vandaan-van-mij; en-voorts-hun-zag-voor-mij, een-gebod-van menselijken aangeleerd.
[12] Paulus verwijst hier naar Psalm 110:1. Volgens de Griekse tekst van de LXX (Psalm 109) staat daar: zit vandaan van de rechter van mij.De letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst luidt (zie BAND III,2): zit aan de rechter-mijner.
[13] Het Griekse woord ‘oiktirmos’wordt in de LXX eveneens, net als ‘splangchna’ als vertaling van het Hebreeuwse RáChæMàJieM gekozen. Daarom kiezen we soms, zoals ook hier, voor ‘medelijden’.
[14] Dit woord hoort weer bij het ‘zich aankleden’ in vs 12.
[15] Dit woord komt in de LXX niet voor, maar het hangt samen met pneuma = RuWàCh, dus ‘van de beluchter/ing’.
Het Griekse ‘anhèkoo’, is samengesteld uit ‘ana’en ‘hèkoo’, dat net als de Griekse woorden ‘erchomai/elthein’ in de LXX de vaste vertaling is van het Hebreeuws BóWA, dat ‘komen’ betekent. Het hier door Paulus gebruikte ‘anhèkoo’ heeft een pregnantere betekenis en kan daarom goed met ‘bekomen’ vertaald worden. De woorden ‘passend’ en ‘betamelijk’ behoren bij andere Griekse woorden en die zijn hier niet passend.