TOT DE EPHESIERS
70[1]
1.1.Paulus afgezondene van Christus Jezus κ-0
door de wil van God
aan de heiligen die geschieden in Ephesos
en vertrouwenden in Christus Jezus,
2.goede-gunst voor jullie en vrede
vandaan van god omvamende* van ons *Gr.patèr=Hebr.AàB
en van Jezus Christus.
3.Ingezegend* de God en omvamende * Hebr.BáRuWKh κ-1
van de machtiger* onzer Jezus Christus * Hebr. AæDoNáJ
die ons ingezegend heeft in alle beluchtende[2]
inzegening in de bovenhemelen[3] in Christus,
4.zoals hij uitkoos ons[4] in hem vóór de
neerlegging van de ordentelijkheid*, * Gr.kosmos
dat wij geschieden tot heiligen en volgaven* *Hebr. TaMieM
voor de vertegenwendiging[5] zijner,
5.in minne tevoren in grens gesteld hebbend ons
in een stichtkindstelling door Jezus Christus
in hem, naar het welbehagen van de wil van hem.
6.tot lofprijzing van de dunkzwaarte[6]
van zijn gratie*, waarmee hij ons gratieverleende *Gr.Charis=Hebr.ChéN
in de beminde,
7.in wie wij hebben de loskoping[7] door zijn bloed,
de verduwing[8] van de afvalligheden*, *Gr.paraptooma
volgens de rijkdom van de goede-gunst van hem, [=Hebr. PèShàNg
8.die hij te over had naar ons,
in alle wijsheid en achtzaamheid,
EPH 1
9.ons bekend gemaakt hebbend het geheimenis
van zijn wil, naar zijn welgevallen,
dat hij in zich voorstelde
10.tot een huiswoonplan* voor de invulling *Gr,oikonomia
van de tijdsgewrichten,
om onder ’t eerstdeel* te plaatsen in Christus *Gr.kephalè=Hebr.RAóWSh
alles aan de hemelen en op het land;
11.in hem in wie ook wij geroepen werden,
tevoren gestelden volgens het voorstel
van hem die alles uitwerkt
volgens het besluit van zijn wil.
12.zodat wij geschieden
tot lofprijzing van de dunkzwaarte van hem,
de tevoren verhoopten in de Christus;
13.in wie ook jullie, gehoord hebbend
de inbreng van de waarachtigheid,
de goednieuwsboodschap van de bevrijding
van jullie,-
in wie ook jullie, vertrouwen gekregen
hebbend, verzegeld werden met de beluchting
van de belofte, de geheiligde,
14.die geschiedt als onderpand
van het wettelijk aandeel van ons,
tot loskoping van het zich eigen gemaakte,
tot lofprijzing van de dunkzwaarte van hem.
15.Door dit ook ik, gehoord hebbend van het
vertrouwen onder jullie in de machtiger
Jezus en van de minne voor alle de geheiligden, k-2
16.stop niet dankzegenend omtrent jullie,
gedachtenis makend* bij de gebeden van mij, *Gr.mneia=Hebr.ZàKhuWR
17.opdat de God van de machtiger van ons
Jezus Christus, de omvamende van de dunkzwaarte,
geve aan jullie een beluchting van wijsheid
en van onthulling in het volkènnen van hem,
18.verlicht geworden ogen van het hart,
zodat jullie inzien wat geschiedt als de hoop
van de roeping van hem
en wat als de rijkdom van de dunkzwaarte
van het wettelijk aandeel bij de geheiligden,
19.en wat als de boven alles uitkomende
grootheid van de kracht van hem
naar ons vertrouwenden naar de inwerking
van de sterkte van het vermogen van hem,
20.die hij ingewerkt heeft in de Christus,
opgewekt hebbend hem vandaan van de lijfdoden*, *Gr.nekros
doende zitten hem aan de rechter van hem
in de hemelen
21.hoog boven alle vooraangaands en bevoegdheid
en kracht en machtigingsmacht en alle naam
EPH 1,2
genoemd niet alleen in deze wereldtijd,
maar ook in de komende.
22.En alles heeft hij ondergezet
onder de voeten van hem
en hem heeft hij gegeven (als)eerstdeel* * Gr.kephalè = Hebr. RaóWSh
over geheel de geroepenschap,
die geschiedt (als) het zielelichaam*[9] van hem, * Gr.sooma
de volledigheid van hem die alles in allen
volledig maakt.
2.1.Ook jullie, geschiedenden (als)lijfdoden k-3
aan de afvalligheden en de verwaardingen
van jullie,
2.waarin jullie ooit voortschreden
naar de wereldtijd van deze ordentelijkheid
naar de vooraanganger van de bevoegdheid
van de waainevel[10], van de beluchting* * Gr.pneuma=Hebr. RuWàCh
van hem die inwerkt in de stichtkinderen
van de overtuigingsloosheid[11];
3. bij wie ook wij allen hebben verkeerd
ooit in de begeerten van het vlees van ons,
makend de wil van van het vlees
en van de beseffen[12]
en wij geschiedden in werkelijkheid* * Gr. phusis
als borelingen van de walgtoorn* * Gr. orgè = Hebr.AàPh
zoals ook de overigen.
4.Maar God rijk geschiedend in gratie,
door de vele minne, waarmee hij
ons beminde, heeft ons,
5.ook als lijfdoden geschiedenden
aan de aan de afvalligheden,
mede levend gemaakt met Christus
– uit goede-gunst zijn jullie
als bevrijd –
6.en mede opgewekt en
mede doen zitten in de hemelhelften
in Christus Jezus,
EPH 2
7.opdat hij zou aantonen
in de wereldtijden die komen
de overtreffelijke rijkdom
van zijn goede-gunst
in gebruiksgoedheid op ons
in Christus Jezus.
71
8.Want in de goede-gunst* zijn *Gr.charis=(hier)Hebr,ChéN
jullie bevrijd door vertrouwen;
en niet uit jullie vandaan,
van God (is) het de gave;
niet uit werken,
9.opdat niet iemand zou pralen.
10.Want van hem geschieden wij
als maaksel, geschapenen[13]* *Gr.ktizoo=Hebr. BáRáA
in Christus Jezus op goede werken,
die tevoren gereed gemaakt heeft
God opdat wij daarin
zouden voortschrijden.
11.Daarom weest indachtig* dat *Gr.mnèsteuoo=Hebr.ZáKhàR
dat jullie ooit(waren) naties
in het vlees, van wie “voorhuidig”
gezegd wordt door, wat gezegd wordt,
de “besnijdenis” met de hand gemaakt
in het vlees;
12.dat jullie geschiedden
in dat tijdsgewricht zonder Christus,
aan iets anders behorend
dan aan het stadsrecht*[14] van Israël *Gr.politeia
en vreemden in de instellingen[15]* *Gr.diathèkè = Hebr. BeRieJT
van de belofte,
hoop niet hebbend, zonder god* *Gr.atheos
in de ordentelijkheid*. *Gr.kosmos
13.Maar nu in Christus Jezus
zijn jullie, die ooit verre* geschieden, *Gr.makran = Hebr.RáChóWQ
geschiedend geworden lijfna* [16]
EPH 2
in het bloedend-rode*[17] van Christus. *Gr.haima = Hebr. DáM
14.Hij immers geschiedt (tot) vrede
van ons, die gemaakt heeft
de beiden[18] één-enkel*[19] *Gr.eis = Hebr. AèChàD
en de middenwand* van het ommuurde *Gr.toichos=Hebr.QieR
heeft los gemaakt: de vijandschap*, *Gr.echthra=Hebr.AoJeBáH
15.in zijn vlees de wetsuitlegging
van de geboden in goeddunkens* *Gr.dogma
onwerkzaam gemaakt hebbend,
opdat hij de twee zou scheppen
in zichzelf tot één-enkele nieuwe
menselijke, makend vrede,
16.en hij zou wegvervangen de beiden
en één zielelichaam* voor God *Gr.sooma
door de kruispaal, vermoord* hebbend *Gr.apokteinoo=Hebr.HáRàG
de vijandschap daarop.
17. En komende boodschapte hij
goednieuws vrede voor jullie die verre
en vrede voor die lijfna[20] (zijn).
18.Omdat wij door hem hebben de
toevoering beiden in een beluchting
tot de omvamende.
19.Dus nu geschieden jullie niet meer
(als)vreemdelingen en voorbijgaande
huisbewoners, maar jullie geschieden
(als)mede-stedelingen van de heiligen
en huisgenoten van God,
20.mede tot een huis gesticht wordend
op het grondvest van afgezondenen
en profeten, terwijl Jezus Christus
EPH 2,3
geschiedt (tot) tophoekwende(steen) daarvan,
21.waarop het gehele huisgebouw
samengevoegd toeneemt tot heilige tempel
in de machtiger,
22.in wie ook jullie samen tot huis gebouwd worden
tot woonhuis van God in beluchting.
3.1.Door gratie daarvan (ben) ik Paulus k-4
de geknevelde van Christus Jezus
om jullie de naties –
2.indien danwel jullie horen
het huiswoonplan van de gratie van God
die gegeven werd aan mij naar jullie toe,
3.omdat volgens een onthulling
volkènd werd door mij het geheimenis,
zoals ik te voren geschreven heb
in weinig,
4.waarbij jullie de krach hebben,
oplezende, te beseffen mijn onderwezenheid* *Gr.sunesis=Hebr.SsáKàL
in het geheimenis van de Christus,
5.dat voor andere geschiedrondes* *Gr.genè=Hebr.DóWR
niet volkènd werd door de stichtkinderen
van de mensen, zoals nu onthuld werd
voor de heilige afgezondenen van hem
en voor profeten in de beluchting,
6. dat de naties geschieden (als)
medewettigaandeel en medezielelichaam
en medehouder van de beloften
in Christus Jezus door de goednieuwsboodschap*. *Gr.euanggelion=Hebr.BáSháR
7.waarvan ik in geschiedenis gebracht wordt
(als)heerdienaar volgens het geschenk
van de gratie van God, die gegeven werd
aan mij volgens de inwerking van zijn kracht.
8.Aan mij de minste van alle heiligen
werd gegeven deze gratie,
om aan de naties als goed nieuws
te boodschappen de onnastapbare
rijkdom van de Christus
9 en in het licht te stellen welke
het huiswoonplan van het geheimenis
(is) dat weggescholen lag
vanaf de wereldtijden in God
die de al-afheid* heeft geschapen, *Gr.ta panta = Hebr.HáKåL
10.opdat volkènd werd door de
vooraangaanden en de bevoegden
in de bovenhemelen door de geroepenschap
de veelbonte wijsheid van God,
11 het voorstel van de wereldtijden
dat hij gemaakt heeft in Christus Jezus,
de machtiger onzes,
EPH 3
12.in wie wij hebben de allesverwoording en
de toevoering in de vertrouwdheid
door het vertrouwen op hem.
13.Daarom wens ik toe het niet te kwaad
te hebben bij mijn beëngdheden om jullie,
hetgeen geschied tot dunkzwaarte van jullie.
14.Door gratie daarvan buig ik mijn knieën k-5
tot de omvamende
15.uit wie alle omvaming* en in de hemelen *Gr.patria
en op het land z’n naam krijgt,
16.opdat hij gaf aan jullie volgens de rijkdom
van zijn dunkzwaarte* met kracht *Gr.doxa=Hebr.KáBóWD
gesterkt te worden door zijn beluchting* * of: beluchter; Gr.pneuma =
in het binnen menselijke,
17. dat neerhuist Christus door het vertrouwen
in jullie harten, in minne gewortelden
en gegrondvesten,
18.opdat jullie het vermogen hebben
om tot je te nemen samen
met al-af de heiligen, wat de wijdte* *Gr.platos=Hebr.RáChàB
en de uitgestrektheid* en de hoogte *Gr.mèkos = Hebr.AoRèK
en de diepte* (is); *Gr.bathus = Hebr. NgáMieQ
19.en te volkènnen de, de volkènnis
overtreffende, minne van Christus,
opdat jullie volledig gemaakt worden
tot de al-af-zijnde* volledigheid *Gr.pan = (hier) Hebr. KåL
van God.
20.Hem nu, die de kracht heeft
te maken meer dan te over boven alles
wat wij wensen en beseffen
volgens de kracht die inwerkt in ons, –
21.voor hem de dunkzwaarte
in de geroepenschap en in Christus
Jezus tot alle geschiedronden* *Gr.genos = hebr.DóWR
van de wereldtijden: amèn.
72
4.1.Toe nu roep ik jullie, de geknevelde k-6
in de machtiger, voort te schrijden
waardig de roeping, waarmee jullie
geroepen werden,
2.met alle nederigheid* *Gr.tapeinos = (vaak)Hebr.SháPhàL
en gebogenheid* met grootmoedigheid, *Gr.praüs = Hebr. NgåNieJ
’t uithoudend in de minne van elkaar,
3.vlijtig zijnde te behoeden
de eenheid van de beluchter
in de kneveling van de vrede;
4.één-enkel* zielelichaam en *Gr.eis=Hebr.AèCháD
één-enkele beluchter, zoals
jullie ook geroepen werden
EPH 4
tot één-enkele hoop van jullie roeping,
5. één-enkel vertrouwen, één-enkele
onderdompeling,
6.één-enkele God en omvamende van allen,
die (is) bij allen en door allen en in allen.
7.Maar elk-één ieder van ons werd gegeven
de goedegunst* naar de maat *Gr.charis = (meestal(Hebr.ChèSèD
van het geschenk van Christus.
8.Daarom zegt hij
opgegaan naar de hoogten
voerde gevangen weg
de weggevoerde gevangenschap,
gegeven heeft hij giften
aan de mensen[21];
9.Het ‘hij ging op’: wat geschiedt er
indien hij niet ook neergedaald is
naar de benedenste delen van het land?
10.Hij die zelf is neergedaald
geschiedt ook (als) hij die opgaat
hoog boven alle hemelen, opdat hij
volledig zou maken de al-afheid*. *Gr.ta panta = Hebr.KáLieJL
11.En zelf heeft hij gegeven
deze (tot)afgezondenen, gene (tot)
profeten; deze (tot)goednieuws-
boodschappers en deze (tot)
(vee-)weiders en leraren,
12.tot het geschikt maken
van de heiligen tot werk van heerdienst,
tot huisstichting van het zielelichaam
van Christus,
13.totdat allen elkaar tegen komen
in de één-enkelheid van het vertrouwen
en van de volkènnis van de stichtzoon
van God, in een man al-af, in een zeer
grote mate van volledigheid van Christus,
14.opdat wij niet meer geschieden
(als)spijslingen, heen en weer gegolfd
en omgedragen door alle wind
van leraarswerk, in het dobbelspel
van de mensen, in slimmigheid
EPH 4
tot de methode van het tuimelen,
15.maar waarachtig geworden
in minne tot hem zouden toenemen
in al-afheid*, die geschiedt (als) *Gr.ta panta = Hebr.KáLieJL
het eerstdeel*, Christus, *Gr.kephalè = Hebr.RAóWSh
16.uit wie al-af het zielelichaam* *Gr.sooma
samengevoegd en geïnstrueerd
door alle betasting van de ondersteuning
volgens inwerking in de mate* *Gr.metron=Hebr.DàJ / MáDàD
van de bedeling van elkeen ieder
zich de toename van het zielelichaam
maakt tot huisstichting van zichzelf
in minne.
73
17.Dit nu zeg ik en betuig ik in de machtiger k-7
dat jullie niet meer rondschrijden,
zoals ook de naties rondschrijden
in de vlaagachtigheid van het beseffen van hen,
18.verduisterd in het besef geschiedende
anders geworden dan het leven van God,
door de onkennis die geschiedt in hen,
door de vereelting van hun hart,
19.die afgestompt, zichzelf
overgeleverd hebben aan losbandigheid
tot werkzaamheid van alle onreinheid
in meerhebberigheid.
20.Zo echter hebben jullie niet
geleerd de Christus,
21indien dan jullie hem gehoord hebben
en in hem lering ontvangen hebt,
zoals de waarachtigheid geschiedt
in Jezus,
22.dat jullie afleggen volgens het
eerdere verkeren de oudtijdse mens,
die verdorven is volgens de begeerten
van het tuimelen, maar dat
jullie weer verjongd werden
door de beluchter van het beseffen
van jullie en dat jullie aankleden
de nieuwe mens, die naar god werd
geschapen in gerechtigheid en
genormeerdheid van de waarachtigheid.
25.Daarom afgelegd hebbend de leugen
praat waarachtigheid ieder
met zijn metgezel[22],
EPH 4,5
omdat wij geschieden van elkaar
(als)ledematen.
26.Toorngloeit* en verwaardt niet[23]; *Gr.orgizoo = Hebr.CháRáH, maar
de zon moet niet erbij onderduiken [zie voetnoot 23.
bij jullie toornzeer*; *Gr.parorgismos=Hebr.KáAàS
27.geeft geen plaats aan de lasteraar*. *Gr.diabolos=Hebr.SsáTháN
28.De steler moet niet meer stelen,
maar meer arbeiden werkend met de
eigen handen het goede,
opdat hij heeft om mee te geven
aan wie behoefte heeft.
29.Alle rottige woordinbreng* moet niet *Gr.logos=Hebr.DáBáR
vandaan uit jullie mond heengaan,
tenzij echter een goede tot huisstichting
van de behoeftige, opdat hij geve gratie
aan de horenden.
30.En pijnigt* niet de heilige beluchter *Gr.lupeoo = Hebr. NgáTsàB[24]
in wie jullie verzegeld* werden *Gr.sphragis=Hebr.ChóWTáM
tot de dag van de loskoping*. *Gr.apolutroöo=Hebr.PáDàNg
31.Alle bitterheid en toorngemoed* *Gr.thumos
en walgtoorn* en geschreeuw** *Gr.orgè=Hebr.AàPh; **Gr.kraugè =
en smaadbewering* moet hoog heen [Hebr.TsáNgàQ; *Gr.blasphèmia
gedragen worden vandaan van jullie
samen met alle kwaad.
32.Geschiedt voor elkaar (als)bruikbaren
gerede moederschoot hebbend* *Gr.eusplangchnoi=Hebr. goedgunstig zijnde voor elkaar, [RàChæMàJieM
zoals ook God in Christus goedgunstig is
voor jullie.
5.1.Geschiedt (als)naspelers* van God *Gr.mimètes.
als beminde borelingen,
2.en schrijdt rond in minne, zoals
ook Christus jullie beminde
en zichzelf overgeleverd heeft
terwillen van ons (als) aandraaggave
en slachgave voor God tot een geurlucht* *Gr.osmè = Hebr.RiàCh (van RuWàCh)
EPH 5
van rustruikendheid[25]* *Gr.euoodia=Hebr.NieJChoàCh
3.Maar hoererij en alle onreinheid k-8
of meerhebberigheid moet niet’
genoemd worden bij jullie,
zoals passend is voor geheiligden;
4.en lelijkdoenerij en dwaasgepraat
of goeddraaierij, wat niet inkomelijk(is),
maar veelmeer dankzegening*. *Gr.eucharistia
5.Dit immers volkènnend geschieden
jullie, dat alle hoerenloper of onreine
of meerhebberige, die geschiedt
(als)idooldienaar, niet heeft
een wettig aandeel in het koninkrijk
van Christus en van God.
6.Niemand moet jullie misleiden
met loze inbrengen; want door deze
(dingen) komt de walgtoorn* van God *Gr.orgè=Hebr.AàPh
op de stichtkinderen* van de *Gr.huios=Hebr.BéN
overtuigingsloosheid[26]; geschiedt niet
(als) medehouders van hen.
8.Want ooit geschiedden jullie k-8
(als)duisternis, maar nu (als) licht
in de machtiger: als borelingen
van het licht schrijdt voort.
9.Want de vrucht van het licht
(is) in alle goedheid en gerechtigheid
en waarachtigheid,
10.gewicht gevend aan wat geschiedt
goedgeschikt voor de machtiger.
11.en hebt geen medebondgenootschap
met de vruchteloze werken van de
duisternis, maar brengt ze veelmeer
terecht.
12.Want wat verscholen geschiedt
door hen, geschiedt ook (als) lelijk
EPH 5
om te zeggen.
13.Maar wat terecht gebracht is
door het licht komt te voorschijn.
14.Want al-af het tevoorschijn
gekomene geschiedt (als)licht.
Daarom zegt men:
Word wakker slapende
en sta op vandaan bij de lijfdoden* *Gr.nekros
en oplichten zal voor jou de Christus.
74
15.Bekijkt nu strikt hoe jullie
voortschrijden niet als onwijzen, maar
als wijzen,
16.uit de markt kopend het tijdvak,
omdat de dagen slecht zijn.
17.Geschiedt daarom niet (als) onachtzamen,
maar weest onderwezen* wat de wil *Gr.sunhièmi=Hebr.SháKàL
van de machtiger (is).
18.en drinkt je geen roes met wijn[27],
waarin geschiedt ombevrijdbaarheid[28],
maar maakt je volledig in de beluchter/ing,
19.pratend met elkaar met psalmen*[29] *Gr.psalmoi = Hebr.TeHiLLieM
en met liederen* en met zangen** *Gr.humnos, **Gr.ooidè=Hebr.ShieJR
vol beluchting, zingend en psalmend
in jullie hart voor de machtiger,
20.dankzegenend altijd om alle (dingen)
in de naam van onze machtiger
Jezus Christus voor God en voor
de omvamende,
21.je onderzettend aan elkaar
in ontzag voor Christus:
22.de vrouwmenselijken aan de eigen
manmenselijken als aan de machtiger,
23.omdat de manmenselijke geschiedt k-9
EPH 5
(als)eerstdeel*[30] van de vrouwmenselijke, *Gr.kephalè=Hebr.RaóWSh
zoals ook Christus (als)eerstdeel
van de geroepenschap, hij de bevrijder
van het zielelichaam*. *Gr.sooma
24.Maar zoals de geroepenschap
onderzet is aan Christus, zo ook
de vrouwmenselijken* aan de *Gr.gunè = Hebr. AieJSháH
manmenselijken* in al-afheid**. *Gr.anèr= Hebrt.AieJSh; *Gr.pan=
25.Manmenselijken, bemint
de vrouwmenselijken zoals ook
Christus beminde de geroepenschap
en zichzelf overgeleverd heeft
om haar,
26.opdat hij heiligde haar
gereinigd hebbend met het wasbad* *Gr.loutron=Hebr.RàTS’CháH
van het water met woordinbreng*, *Gr.rèma
27.opdat hij zelf staande deed blijven
voor zichzelf de geroepenschap
dunkzwaar, niet hebbend vlek of
rimpel of iets zodanigs, maar opdat
zij geschiedde heilig en volgaaf*. *Gr.amoomos = Hebr. TáMieJM
28.Alzo zijn verplicht de manmenselijken
om te beminnen de vrouwmenselijken
van hen zelf, als de zielichamen van hen zelf.
Wie bemint de vrouw van zichzelf bemint
Zichzelf.
29.Niemand immers ooit beweigert* *Gr.miseoo=Hebr.SsáNéA
het vlees van zichzelf, maar voedt op
en koestert haar[31], zoals ook Christus
de geroepenschap,
30.omdat wij als ledematen geschieden
van het zielelichaam van hem.
31.Daarentegen zal verlaten
een menselijke* omvamende en *Gr.anthroopos=Hebr.AæNóWSh
moederende en zich aankleven
bij de vrouwmenselijke van hem,
en geschieden zullen de twee
tot één vlees.[32]
32.Dit geheimenis geschiedt groot,
EPH 5,6
maar ik zeg’t naar Christus en
de geroepenschap.
33.Intussen ook jullie die
volgens elk-één ieder de eigen
vrouwmenselijke zo moet beminnen
als zich zelf, en de vrouwmenselijke
opdat zij ontzag heeft voor
de manmenselijke.
6.1.Jullie borelingen, geeft gehoor
aan jullie ouders [in de machtiger],
want dat geschiedt (als)rechtvaardig.
2.Waardeer[33] de omvamende jouwer
en de moederende[34] , welk gebod
(als) eerste geschiedt met een
belofte:
3.opdat wel voor jou geschiede
en er zal geschieden langtijdigheid* *Gr.makrochronos
op het land[35].
4.En omvamenden, doet geen
toornzeer hebben de borelingen
van jullie, maar voedt ze op
met het onderricht* en het
richting wijzen van de machtiger.
5.Heerdienaren, geeft gehoor
aan de machtigers volgens het
vlees met ontzag en rilling
in de eerlijkheid van jullie hart
als aan Christus,
6.niet volgens ogenheerdienst
als mensengeschikkelijken,
maar als heerdienaren van Christus
makende de wil van God uit
lichaamziel,
7.met goedbesef heerdienend
EPH 6
als voor de machtiger en niet
de mensen,
8.volkènnend dat ieder, wat hij
ook maar gemaakt had aan goeds,
dat bezorgd zal worden van de
kant van de machtiger, hetzij
heerdienaar hetzij ontslagene.
9.En machtigers, maakt dezelfde
dingen ten opzichte van hen,
afduwend de vergramdheid,
volkènnend dat ook hun en jullie
machtiger geschiedt in de hemelen,
en vooringenomenheid niet
geschiedt van de kant van hem.
75
10.Voor het overige, bekrachtig je k-10
met de machtiger en met de
sterkte van zijn vermogen.
11.Kleedt je in* de wapenrusting** *Gr.endunoo=Hebr.LáBéSh;**Gr.pan-
van God om kracht te hebben dat [oplia=Hebr.CháLieJTS
jullie staan blijven tegen
de methoden van de lasteraar*. *Gr.diabolos=Hebr.SsáTháN (satan)
12.Omdat niet geschiedt voor ons
de worsteling tegen bloed* en vlees *Gr.haima=Hebr.DáM (roods)
maar tegen voraangaanden, tegen
bevoegdheden, tegen de ordentelijke
sterkmakers van deze duisternis,
tegen de beluchten van het slechte
in de hemelen.
13.Daarom neemt op de wapenrusting
van God, opdfat jullie kracht hebben
om tegen te staan op de slechte dag
en, de al-afheid bewerkt hebbend,
staande te blijven.
14.Houdt je staande dan omgord hebbend
de heupen van jullie met waarachtigheid[36]
en gekleed zijnde in het borstwapen
van de gerechtigheid,
15.onderkneveld de voeten met de gereedheid
Eph 6
van de goednieuwsboodschap
van de vrede[37],
16.en bij alle (dingen) opgenomen
hebbend de schutdeur* van het *Gr.thureos (van thura = deur) =
vertrouwen, waarmee jullie de kracht [Hebr.MáGéN
hebben al-af de werppijlen* van *Gr.belos (van balloo=werpen) =
de slechterik, die in vlam staan,
uit te doven*. *Gr.sbennumi=Hebr. KáBháH
17.En neemt aan de hoofdhelm* van *Gr.perikephaleia=Hebr.KoBàNg
de bevrijding[38] en het twistzwaard* *Gr.machaira (van machè = twist) =
van de beluchter, dat geschiedt (als) [Hebr.ChèRèBh.
de woordinbreng* van God[39], *Gr.rèma
18.door alle gebed en noodvraag,
toebiddend in al-af het tijdvak* *Gr.kairos
met beluchting, en daartoe bedacht* *Gr.agrupneoo=Hebr.SháQàD
zijnde op alle sterkblijvendheid en
noodvraag omtrent al de geheiligden,
19. ook om mij opdat aan mij
gegeven wordt een woordinbreng* *Gr.logos=Hebr.DáBháR
in de opening van mijn mond,
in allesverwoording te doen volkènnen
het geheimenis van de goednieuwsboodschap,
20.waarom ik afgevaardigd ben[40] in een
ketting, opdat ik daarin allesverwoorden
zal zoals noodzakelijk is dat ik zal praten.
21.En opdat ook jullie volkènden de dingen
omtrent mij, wat ik aan zaken doe,
EF 6
zal jullie alles doen volkènnen Tuchikos,
de beminde broederverwant en trouwe
dienaar* in de machtiger, Gr.diakonos
22.die ik sturen zal naar jullie om
hetzelfde, opdat jullie volkènden
de (dingen) omtrent ons en hij toeriep
tot jullie harten.
23.Vrede voor de broeder/zusterverwanten
en minne samen met vertrouwen
vandaan van God de omvamende en
van de machtiger Jezus Christus,
24.de goede-gunst met allen die beminnen
onze machtiger Jezus Christus
in onverderfelijkheid.
1
[1] De telling van deze indeling loopt door vanaf de brief aan de Romeinen. Omdat in de oude indelingen de beginnummers bijna altijd en ook hier onvermeld blijven en nr 71 vermeld staat bij Eph.2:8, voegen we hier nr 70 in. In de oudere Griekse indeling in kephaloi (= hoofdstukken) voegen we hier om dezelfde reden k-0 in.
[2] Gr. Pneumatikos, het bijvoegelijk naamwoord bij het woord pneuma. Dat is de vaste Griekse vertaling van het Hebr. woord RuWàCh, dat we met beluchting of beluchter, vertalen, omdat ‘bewogen’ of bewegende lucht (wind) daarvan de kernbetekenis is. ‘Lucht’ / ‘wind’ is ook de kernbetekenis van het Griekse pnuema.
[3] Gr. Epouranoi = epi + ouranoi, dat hemelen betekent en de vertaling is van het Hebr. SháMáJieM, dat we in TeNaKh met ‘helftenhemel’ omdat het dualis is, die vaak als enkelvoud functioneert.
[4] Dit ‘ons’ betreft Paulus en Israël (Th.J.M.Naastepad in “Schouwspelers van God”) en niet de Efesiërs, niet de lezers, niet ons Christenen van de 21e eeuw.
[5] Dit Gr.woord katenoopoein komt in de LXX niet voor, maar kan voor Hebreeuws sprekende niet veel anders betekenen dan het Hebr. LiPheNéJ, de st.constructus van LePáNieJM, = voor de vertegenwendiging, want het Hebr. PaNieJM (= het Amsterdamse ponem) is afgeleid van het Hebr. werkwoord PháNáH, dat wenden betekent.In PaNieJm gaat het om meer dan een toewending, het is een vertegenwendiging.
[6] Gr. doxa = Hebr. KáBóWD.
[7] Het Gr. apolutroosis staat hier (waarschijnlijk) voor het Hebr. PiD’JóWN=loskoping. Het komt in de LXX maar twee keer voor, de andere keer is het de vertaling van GáAàL, dat ‘(ver-)lossen’ betekent.
[8] Het Gr.woord aphesis wordt meestal met ‘vergeving’ vertaald’. Het is echter stamverwant met het werkwoord ‘aphièmi’ dat ‘wegsturen’ betekent, maar het gaat om wegsturen met kracht: wegduwen. Om de samenhang met dit ‘duwen’ te bewaren, vertalen we dit woord hier met ‘verduwing’, zoals we in het Nederlands ook het woord ‘verstouwen’ kennen. De betekenis van het Nederlandse ‘vergeven’ is nauwelijks helderder; we kennen het b.v. ook in de zegswijze “ik heb het (b.v. een geschenk) al vergeven”, weggegeven dus. Het gaat dus ook dan om ‘wegdoen’, al wordt er niets ongedaan gemaakt; fouten blokkeren dan de omgang niet meer: ze zijn weggeduwd, ofwel ‘verduwd’.
[9] De manier waarop in de brieven het begrip sooma functioneert, maakt het waarschijnlijk dat het Hebreeuwse begrip NèPhèSh, behalve van het Griekse psuchè, ook hiervan de basis is. En dat woord duidt op “Leibesleben”(K.Barth), op de ziel als lichaam en op het lichaam als: lichaamziel. Het heeft dan ook volgens Meuzelaar betrekking op het opstandingslichaam van Jezus. We vertalen sooma met ‘zielelichaam’.
[10] Hier staat het Griekse woord aèr, dat op de onderste luchtlaag betrekking heeft, zichtbaar in waaien en nevels. Het begrip speelt in de LXX vrijwel geen rol en in het NT evenmin. Ons begrip ‘lucht’ is onbekend in de oude culturen. Met het andere wel frequent voorkomende Griekse woord pneuma wordt luchtbeweging, bewogen lucht aangeduid, maar ook de lucht (geur) dus die we opsnuiven en daarmee correspondeert het Hebreeuwse woord RuWàCh.
[11] Meestal wordt dit woord met ‘ongehoorzaamheid’ vertaald, maar het gaat om mensen die zich niet laten overtuigen en zich er niet aan toevertrouwen.
[12] Het Griekse woord dianoia hangt samen met het werkwoord, dat we met ‘beseffen’vertalen. In de LXX komt dianoia vaak voor en overwegend als vertaling van LéB = hart. Het Hebr. Woord LéB wordt in de LXX en in het NT meestal vertaald door het Griekse woord kardia.
[13] Het Griekse werkwoord ktizoo is veel Joodse Griekse geschriften de aequivalent van het Hebr.BáRáA, dat meestal met ‘scheppen’ wordt vertaald. Maar het gaat in dat Hebreeuwse woord om een gekwalificeerd maken. In het werkwoord klinkt (waarschijnlijk) de stam BàR door, die ‘zuiver’ betekent. Het gaat dus om ‘zuiver scheppen’, om ‘volzuiveren’. Deze Hebreeuwse achtergrond dient bedacht te worden bij het Griekse ktizoo, maar blijven bij de vertaling dichter bij het Grieks en kiezen hier dus wel voor ‘scheppen’.
[14] Paulus refereert hier aan het zogenoemde Romeinse burgerrecht, dat in feite rechten zijn die door de stad Rome waren verleend.
[15] Het Griekse ‘diathèkè’ is in de LXX de vaste vertaling van het Hebreeuwse BeRieJT. Beide woorden meestal met ‘verbond’ vertaald, maar het in geen beide woorden om een tweezijdige overeenkomst, maar om een eenzijdig initiatief. In het Hebreeuws gaat het dan ook nog om een gekwalificeerd initiatief, waarin het begrip ‘zuiver’ te horen is. Voor de vertaling van het Griekse diathèkè blijven we dichter bij het Grieks om de samenhangen in het NTisch taalgebruik te bewaren vertalen met ‘instelling’.
[16] Paulus herinnert zich hier de tekst in Jes.57:19: De Griekse tekst van de LXX kan als volgt worden vertaald: “vrede op vrede voor wie verre en voor wie lijfna geschieden”. Het woord ‘vrede’(eirènè) staat aan het begin vs 14. Vanuit de Hebreeuwse tekst is dit vers in Band II als volgt vertaald: “ (ik – zie vs 18) volzuiverend (hier staat het Hebreeuwse werkwoord BáRáA, dat meestal en ook hier met ‘scheppen’ wordt vertaald, maar dat meer betekent dan tot stand brengen, nl. zuiver tot stand brengen: volzuiveren) het gedijde van de lippen (deze zinsnede ontbreekt opvallend genoeg in de LXX!); vrede, vrede voor de verre en voor de lijfnaë. . .” .
[17] Net als in het Hebreeuwse woord DáM gaat het in het Griekse woord haima om bloed dat als rode vloeistof slechts bij verwonding (en dus nooit daar los van) zichtbaar wordt. Beide woorden kunnen dan ook tegelijkertijd ‘bloedvergieten’, ‘bloedbad’ betekenen. Beide woorden kunnen dan ook, net als de woorden NèPhèSch en psuchè (= lichaamziel), het concrete leven van een mens of een dieren aanduiden. Mensen en dieren zijn omdat zij bloed hebben en lichaamziel zijn verwant. Het moderne begrip ‘bloedverwantschap’ kan hier gemakkelijk tot misverstand. In tegenstelling tot lichaamziel is bloed(roods) normaal onzichtbaar. En daarom is leven, dat het bloed verloren heeft, een gestorven lichaamziel. In Ef.2:13 ligt de nadruk niet op het bloed van Christus, maar op het bloeden van Christus.
[18] N.l. wat verre is en wat lijfna is, d.w.z. de naties en de Joden.
[19] Daarmee zijn deze ‘beiden’ nog niet aan elkaar identiek geworden. Het gaat om ‘een-heid’; dat blijkt uit het vervolg.
[20] Paulus verwijst naar Zacharja 9:10. Deze tekst luidt, letterlijk uit het Hebreeuws vertaald (zie BAND II) aldus: en-ik-scheid-af~het-oprij-tuig vandaan-van-AèPh’RàJieM; en-hetpaard vandaan-van-JeRuSháLáJieM, en-afgeschieden-wordt de-boog vandfaan-van-de-broderi, en-hij-brengt-in vrede voor-denaties; en-zijn-vore-stelling vandaan-van-de- tot~de-zee-toe, en vandaan-van-de-blikkering (nl. de Euphraat) tot-de-randen-van-het-land. Hij citeert Jes.57:19 en volgt de tekst van LXX. De Hebreeuwase tekst luitd, letterlijk vertaald alsvolgt: volzuiverend het-gedijde-van de-lippen;vrede, vrede voor-de-verre en-voor-de-lijfnae, zegt die-JHWH-van-Israël en-voort-herstel-ik-hem.
[21] Paulus citeert hier Psalm 68:19 en legt deze woorden Jezus in de mond. Paulus volgt hier in de eerste vershelft (vrijwel) letterlijk de tekst van de LXX (Ps. 67:19) – vrijwel, want alleen de vervoeging van de werkwoorden verschilt: jij gaat op (LXX) – opgegaan (Paulus) en jij voerde weg (LXX) – hij voerde gevangen weg (Paulus). De LXX volgt de Hebreeuwse tekst op de voet (zie BAND III,1). De tweede vershelft wijkt bij Paulus sterk af. Zowel de LXX als de Hebreeuwse tekst leest: jij neemt aan gaven (giften) bij een roodling (Adam-Hebr.)/ een mens (anthropos – LXX); Paulus leest: jij geeft giften aan de mensen. Wellicht ontleende Paulus deze tweede vershelft eigenlijk niet aan psalm 68, maar aan een andere tekst in TeNaKh. De boodschap van deze zin past bovendien zowel in die van het OT als van het NT. Dit ‘geven’ blijkt voor Paulus erg belangrijk, want hij gaat er in vs 11 nog eens uitvoerig op in.
[22] Paulus citeert hier Zach.8:16 letterlijk volgens de Griekse vertaling van de LXX. De letterlijk vertaling van de Hebreeuwse tekst (zie BAND II) luidt: “. . . . brengt-in (DiBBéR) trouw (AèMèT) iedermenselijke (AieJSh) tot-de-metgezel-zijner”.
[23] Paulus citeert hier Psalm 4:5 , letterlijk volgens de Griekse tekst van de LXX. De letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst (zie BAND III,1) luidt: “weest bewogen (het Hebreeuwse werkwoord, RáGàZ heeft in TeNakh op zichzelf geen betrekking op toorn/walging; die betekenis krijgt het een enkele keer vanwege de context, waarin het woord ‘toorn/walging’expliciet vermeld wordt; de LXX interpreteert het Hebreeuws hier tendentieus en de meeste latere vertalingen (Paulus als eerste dus) zijn de LXX daarin gevolgd, zelfs de NB met ‘weest woedend’ – ten onrechte, want het Hebreeuws laat een andere strekking horen) en-niet zijn-jullie-aan’t-verwaarden (hier staat niet de imperatief-vorm, maar de imperfectumvorm plus de ontkenning. Deze vorm is bekend uit de Tien Woorden en de Statenvertalers geven die vorm consequent weer met “Gij zult . . .” dat is dus een futurum, een toekomstige tijd. De strekking is niet alleen gebod maar ook een belofte! Omdat het een belofte is is het vandaag een moeten. Maar de imperatiefvorm, de strikte gebodsvorm, dient daarvan onderscheiden te worden.
[24] Dat betekent ‘krenken’, vanwege de Griekse concordantie houden we hier ‘pijnigen’ aan.
[25] Paulus verwijst hier naar Ex.29:18, maar citeert eigenlijk niet, want de LXX (en andere oude vertalingen) hebben hier een andere wijze van zeggen: In de LXX staat, letterlijk vertaald, dit: “. . . . op de slachtplaats voor een brandoffer voor de machtiger tot een rustruikende geurlucht,een slachtgave geschiedt voor de machtiger”; de vetgedrukte woorden gebruikt Paulus ook, maar bij hem komt de Griekse woorden thusastèrion(slachtplaats) en holokautama (=brandoffer) niet voor; hij gebruikt het woord prosphora, dat in de LXX niet voorkomt, waar deze thusiasma gebruikt, dat in het NT niet voorkomt. De letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst (zie BAND I) luidt: “En-jij-doet-verwalmen enwel~het~hert ter-slachtplaats, een-opgaander (meestal wordt dit Hebreeuwse woord met brandoffer vertaald, maar noch het woord ‘brand’ noch het woord ‘offer’ komen overeen met de eigenlijke betekenis van het Hebreeuwse woord, dat is afgeleid van een werkwoord dat ‘opgaan’ betekent.) (is)het voor-die-JHWH-van-Israël; een lucht rustgevend, een vuurgave voor die-JHWH-van-Israël (is)het.” Het is een van de slachtrituelen die behoren bij de inwijding van een priester. Paulus interpreteert met deze woorden de dood van Jezus. Daarom vermijdt hij hier het woord holokautama, brandoffer; wellicht ook omdat het in het Hebreeuwse woord daarvoor (nl. NgóLáH) om ‘opgaan’ gaat, zonder dat gespecificeerd wordt, hoe dat gebeurt.
[26] Zie voetnoot bij Ef.2:2.
[27] Deze woorden ontleent Paulus aan de Griekse tekst van Spr.23:31 in de LXX. In de Hebreeuwse tekst staat: “niet~ben-jij-aan’t-zien de-wijn ja zij-bloost-rood”.
[28] Het Griekse woord asootia / asootos komt in de LXX maar 2 x voor en is daar verbonden met het Hebreeuwse woord ZáLàL, dat het beste met ‘sukkel zijn’ kan wordenm vertaald. In het NT komt het 4x voor en wordt daar meestal met ‘losbandigheid’ vertaald (in de SV ‘liederlijheid’). In het klassieke Grieks heeft het in veel teksten de betekenis ‘reddeloos(heid)’ en daarin is het Griekse saoo = sooizoo te horen, dat ‘redden’, maar ook ‘bevrijden’ betekent. In die betekenis is het vertaling van het Hebr. JáShàNg geworden, maar het heeft in veel klassieke teksten ook een moreel accent gekregen (zie Liddl en Scott), waardoor het in de vertalingen (b.v. naar het Latijn) door woorden als ‘bandeloosheid’ werd weergegeven. Toch moet de nadruk blijven liggen op het ‘niet voor redding / bevrijding/ bereikbaar zijn’. Daarom kiezen we daarvoor.
[29] Het Griekse woord ‘psalmos’ is in de LXX overwegend de vertaling van het Hebreeuwse MiZ’MóWR. De kern van dat woord is ‘vezel’ en die vezel dient als snaar. Ook het Griekse woord psalmos heeft letterlijk een vergelijkbare betekenis nl. ‘pees’ (van een boog) en dus ‘snaar’. In de LXX is het echter ook gekozen als titel van het hele boek. In die betekenis zal Paulus het hier gebruikt hebben en daarom laten we het onvertaald. In de Hebreeuwse tekst is het woord TeHiLLieM de titel en dat is afgeleid van HáLàL, dat het beste met ‘bepralen’ kan worden vertaald. In de Hebreeuwse tekst van TeNaKh komt dit woord niet voor, daar komt de vrouwelijke vorm ervan voor: TeHiLLáH. Beide woorden zijn met ‘bepraling’ te vertalen.
[30] Noch het Griekse ‘kephalè’ (vgl caput) noch het Hebreeuwse RaóWSh kan uitgelegd worden ‘brein’. Die suprematie is in die oude culturen nog volstrekt onbekend. Verstand en gevoel zetelen in het lijf! Het duidt op wat het eerste te voorschijn komt; daarom hebben beide woorden associaties met ‘begin’ zoals ook uit het Latijnse ‘incipere’ en ‘prin-cipium’ blijkt.
[31] Of: ‘dat’ en dan slaat het terug op ‘sarx’ (vlees) dat in het Grieks een vrouwelijk woord is. Paulus kan dus beiden bedoeld hebben.
[32] Paulus citeert hier Gen.2:24, letterlijk volgens de Griekse tekst van de LXX, behalve het begin, waar de LXX ‘heneken’ (daarom) heeft en Paulus ‘anti touto’(daarentegen). De letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst (zie ook BAND I) luidt: “Om-vastzo is-aan’t-verlaten~een-manmenselijke enwel~de-omvamende-zijner en-wel~de-moederende-zijner; en-voorts-os-hij-aan’t-aankleven bij-de-vrouwmenselijke-zijner, en-voorts-zijn-zij-aan’t-geschieden tot-een-vlees een-één-enkel.”
[33] Het Grtiekse woord ‘timaoo’ wordt meestal met ‘eren’vertaald, maar de kern van dit woord is ‘waarde’.
In de LXX is het dikwijls (niet altijd) de vertaling van het hebreeuwse KáBéD, dat ook meestal met ‘eren’ wordt vertaald, maar eigenlijk ‘zwaarte geven’ betekent, in de zin van ‘van gewicht achten’. We kiezen er hiervoor om de concordantie in het Grieks te bewaren en vertalen deze Griekse woordgroep met behulp van het Nederlandse begrip ‘waarde’.
[34] Paulus citeert hier Exodus 20:12, letterlijk volgens de Griekse bewoordingen van de LXX. De letterlijke verttaling van de Hebreeuws tekst luidt (Zie BAND I): “Geef-zwaarte enwel-aan-de-omvamende-jouwer en-de-moederende-jouwer. . . “.
[35] Ook hier citeert Paulus Ex.20:12 en weer volgens de Griekse tekst van de LXX, maar niet letterlijk. Want die tekst luidt, letterlijk vertaald: “opdat langtijdigheid geschiede op het land het goede”. In de versie in Deut 5:16, komen de woorden ‘het goede’ niet voor, maar volgt achter ‘het land’ direct, “dat de machtiger (kurios) God (theos) van jou zal geven aan jou”. Paulus heeft hier deze versie. Hier volgt de letterlijke vertaling van de Hebreeuwse teksten (zie BAND II), die niet gelijkluidend zijn in Exodus en Deuteronomium: Ex.20:12: “. . . ter-toebuiging-daaraan dat zich-uitstrekken de-dagen-jouwer, op het-roodlingse dat~die-JHWH-van-Israël gevende (is) aan-jou”en Deut.5:16: “. . . . zoals gebiedt-aan-jou die-JHWH-van-Israë de-gods-jouwer; ter-toebuiging-daaraan-dat zich-uitstrekken de-dagen-jouwer: en-tertoebuiging-daaraan-dat het-goed-is vor-jou, op het-roodlingse, dat~die-JHWH-van-Israël de-gods-jouwer gevende(is) aan-jou”.
[36] Hier gebruikt Paulus dezelfde woorden als in de Griekse vertaling in de LXX van Jes.11:5. Daar beschrijft de profeet het optreden van de messias uit Isaïs stam. Omdat voor Paulus Jezus deze Messias is, dienen volgens hem ook zijn volgelingenm zich zo te gedragen. Jesaja voorziet hier een volstrekte vrede zowel tussen de mensen als met de dieren. Vanwege die vrede zoeken de naties aansluiting bij Israël. De praxis van de ecclesia kuriakè stelt deze vrede reeds nu, temidden van alle dreiging, volledig present vanwege de parousia, het zich wereldwijd present stellen van de Christus Jezus. Dezefde bewoordingen vinden we in Jes.59:17, waar de profeet Jesaja spreekt van de ‘arm van die-JHWH-van-Israaël’, die op dezelde manier opptreedt om Sion te verlossen. Zoals zo vaak sluiten de hoofdstukken vanaf Jesaja 40 aan bij de hoofdstukken daarvoor. Hoe anders de hoofdstukken van het boek Jesaja na hoofdstuk 40 ook zijn, ze ademen in woordkeuze en thematiek de sfeer van de eerste 39 hoofdstukken. Daarom wordt er ook terecht gesproken van ‘deutero-Jesja’, de tweede Jesaja. En Paulus refeert hier (zoals vaker) aan teksten uit de beide delen van het boek jesaja.
[37] Deze woorden verwijzen naar Jesaja 40:9 en 52:7. Ze kondigen de komst aan van de Mesiias, van de gezalfde heerdienaar van die-JHWH-van-Israël en van een nieuwe wereldtijd. Voor Paulus staat het vast: Jezus is deze gezalfde heerdienaar en zijn parousia, zijn presentie is zich aan ’t verbreiden onder alle naties; de nieuwe wereldtijd staat op het punt aan te breken. Zijn hele inspanning is er op gericht, dat de ecclesia, die hij door zijn prediking op zoveel mogelijk plaatsen ziet ontstaan, door haar messiaanse praxis, door haar navolging van de praxis van Jezus, de nabijheid van deze wereldtijd, van dit koningschap voor iedereen onontkoombaar maakt.
Zijn nadruk op de vergeving van schuld, is gericht op de opheffing van alle verlamming en op het vrij maken van een onverslaanbare energie om juist deze messiaanse praxis te realiseren. De pacificatie van de naties, die zo in het zicht komt, betekent allereerst vrede voor Israël en het is deze vrede die de joden die Jezus als messias afwijzen ervan zal overtuigen, dat Jezus de messias is, juist omdat hij aan de naties is overgeleverd, zoals ook de TeNaKh in het Grtieks aan de naties werd overgeleverd, maar ook omdat hij juist zo de vergeving van alle schuld – en dan met name van de schuld aan Jezus dood – als een begenadiging ‘gratis’ aan Joden en niet Joden aanbiedt en schenkt. Paulus heeft elk afbreuk doen aan de Messiaanse praxis door de ecclesia bestreden, maar de afwijzing ervan door diezelfde ecclesia niet voorzien. Die afwijzing is onontkoombaar zodra de kerk zich verbindt met de heersende wereldmacht en zich daarmee zelfs identificeert.
[38] Paulus citeert hier, net als in I Thess.5:8, Jes.59:17 volgens de bewoordingen van de Griekse tekst in de LXX. Het is daar die-JHWH-van-Israël die zich daarmee bekleed om het kwaad te beteugelen en Israël te verlossen.
[39] Paulus refereert hier aan woorden in Jes.49:2, die betrekking hebben op de heerdienaar van JHWH, wiens mond tot een scherp zwaard wordt gemaakt.
[40] Grieks: presbeuoo, een werkwoord, dat in de LXX niet voorkomt, het is afgeleid van het woord ‘prebus’, dat in de LXX weinig voorkomt en daar de vertaling is van MàLÁáK = werkbode en 2x van TsieJR dat ook 2x voorkomt en afgevaadrigde betekent. Het Griuekse woord presbuteros, dat wij kennen als presbyter dat weer verbasterd is tot priester, is in de LXX de vertaling van het hebr. ZàQéN’(=baardoud), komt wel vboor in het NT en we vertalen dat woord dan ook met ‘oudere’. Bij de woorden presbeuoo en presbus laten we dus de Griekse concordantie los.