Concordantie en ideolectie

Op 7 april 2018 vond in de Lutherse kerk in Groningen
een bijeenkomst plaats met als titel

“DE VERTAALSLAG”.

Toen werd de VERTAALBIJBEL officieel gepresenteerd.
Hier volgt

de inleiding over de vertaalmethodiek,

gehouden door de vertaler.

Beste mensen, bekenden en onbekenden voor mij en voor elkaar, belangstellenden, nieuwsgierigen, zich christelijk noemend of niet meer, theoloog of godsdienstwetenschapper,bekend of onbekend met de bijbelse verhalen, bij ieder van jullie probeer ik verwondering te wekken over wat bekende en onbekende bijbelse teksten zeggen wanneer er een andere vertaalmethodiek wordt toegepast.

Mijn inleiding gaat over deze andere methodiek van vertalen. Na de discussie van straks blijkt of het gelukt is om die verwondering te wekken.

Eerst geef ik een overzicht van de inhoud van mijn lezing.

I: Bijbelvertalen in het algemeen;

II: De methodiek van de vertaalbijbel: het eigenlijke thema;

III: De methodiek in voorbeelden;

IV: Het spreken over God en andere conclusies.

I: De bijbel vertaald.

Overal in de wereld wonen Joodse gemeenschappen en Christen- gemeenschappen,

overal horen mensen over de bijbel en dus over de bundel Hebreeuwse teksten, die bekend staan als OT, en de bundel Griekse teksten, die bekend staan als NT. Dat gebeurt bijna ALTIJD in vertalingen, parafraserende vertellingen zoals in kinderbijbels, maar ook in de Koran, in schilderijen en tekeningen etc.

Maar: allen, die deze oorspronkelijk Hebreeuws-Griekse bijbelteksten hebben vervangen door eigen vertaalde versies (al dan niet op gezag van een profeet bv. Mohammed), WETEN van het bestaan van deze Hebreeuws/Griekse

In vele vele talen zijn deze teksten ook weer vele keren de geschiedenis door vertaald.

EN OVER DIT VERTALEN VAN DEZE BUNDELS HEBREEUWSE EN GRIEKSE TEKSTEN GAAT HET VANMIDDAG.

Vandaar de titel “  V E R T A A L S L A G “.

Elk vertalen van een tot dan toe onbekende tekst begint met

het ontcijferen van het schrift;

daarna komt het splitsen en karakteriseren van de woorden,

om vervolgens tot een eerste betekenisverlening te komen in, zoals voor ons, de Nederlandse taal.

Vermoede betekenissen in de brontekst worden vervangen door daarmee corresponderende betekenissen in de eigen taal.

En zo ontstaat een EERSTE VER-TALING van die tekst.

Elke vertaling, vanaf deze eerste verwijst – als het goed is – naar de brontekst.

En daarom prikkelt elke vertaling de lezer om zelf die brontekst te kunnen raadplegen.

Dat kan met behulp van woordenboeken.

Is het met de bijbel ook zo gegaan? Niet helemaal: bij het Hebreeuwse deel van de bijbel, het OT., ging het iets anders

Het waren Joodse mensen die de Hebreeuwse taal nog lazen en spraken, die zo’n eerste vertaling van deze Hebreeuwse teksten  maakten tussen 300 en 100 jaar voor Chr. in een voor hen vreemde taal, die ze eerst hadden moesten leren: Grieks. Volgens de legende waren het er zeventig en ze woonden en werkten in de Egyptische stad Alexandrië; daarom wordt deze vertaling Septuaginta genoemd (70): een wonderbaarlijke indrukwekkende prestatie!

Het is bekend, dat deze vertaling van het OT bij de Grieken tot grote verwondering heeft geleid over de wijsheid en de boodschap daarvan.

Daarna begon de eeuwenlange en nog steeds voortdurende vertaal(veld)slag om deze Hebreeuwse teksten.

Alle latere vertalingen zijn sterk afhankelijk van deze eerste, door Joodse mensen gemaakte, vertaling in het Grieks.

Het OT is dus ORIGINEEL in het Hebreeuws geschreven

Het NT is ORIGINEEL in het Grieks geschreven, maar maakt heel sterk gebruik van die oude Griekse vertaling van het OT.

Men heeft zich in de kerken eeuwen en eeuwen lang, tot nu toe, vooral  ingespannen om zo’n vertaling voor de dan levende mensen zo begrijpelijk mogelijk te maken. Daartoe heeft men een methode ontwikkeld, die bekend staat onder de naam dynamisch equivalent.

Men stelt dus eerst zo precies mogelijk de betekenis van een zinsdeel of een woordcombinatie vast en probeert dan in de ontvangende taal, het Nederlands dus, een manier van zeggen te vinden, die dezelfde betekenis overdraagt ofwel die equivalent is en dezelfde indruk wekt ofwel dezelfde dynamiek heeft. Deze vertaalmethode streeft er naar in zo begrijpelijk mogelijke Nederlands te zeggen wat het Hebreeuws zegt. Voorop staat de begrijpelijkheid van zo’n vertaalde tekst.

Dat is de insteek van het Ned.Bijbelgenootschap, denk aan de vertaling in “Gewoon Nederlands”, maar denk ook aan het werk van de onlangs overleden ds Nico ter Linden in zijn meerdelige “HET VERHAAL GAAT”.

Ondertussen waren er de hele geschiedenis door telkens weer enkelingen, die die oorspronkelijke Hebreeuwse teksten zelf wilden laten spreken en dus kritiek hadden op de Septuaginta, die eerste vertaling in het Grieks.

Origenes deed dat rond 200. Hiëronymus, de bekendste, rond 400; Luther in de 16e eeuw in Duitsland, De Statenvertalers in Nederland in de 17e eeuw.

De Joodse filosoof Martin Buber deed dat samen met die andere Joodse filosoof Franz Rosenzweig tussen 1920 en 1950.

En de laatste twee ontwikkelden en beschreven voor het eerst een methodische werkwijze om MET BEHULP VAN EEN VERTALING (Duits in hun geval) veel dichter bij die oorspronkelijke allereerste Hebreeuwse tekst te komen en voor Duitsers was (is?) hun vertaling eigenaardig zo niet slecht Duits.

Met hun werk bereikten zij ook, dat overbekende passages en verhalen als nieuw gingen klinken en verwondering wekten over hun betekenis.

Aan de nu opgeheven Theologische faculteit van de Amsterdamse Gemeentelijke Universiteit is door een groep wetenschappers geëxperimenteerd om deze vertaalmethode van Buber en Rosenzweig voor Nederland toe te passen. Zij staan bekend als ‘de Amsterdamse school’. De stichting “De Nieuwe Bijbelschool”, verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, probeert wat zij begonnen zijn voort te zetten.Ook de bekende Naardense Bijbel van Pieter Oussoren berust op deze uitgangspunten.

Hun werkwijze en hun vertaal-experimenten liggen ook aan de basis van de Vertaalbijbel. In 1968 ( inderdaad nu 50 jaar geleden!) is een kleine werkgroep op initiatief van Hans van der Werf (overleden in 1979) en mijzelf begonnen die methode consequenter toe te passen en verder uit te werken om te beginnen voor de psalmen. In de loop van de jaren hebben we deze methode steeds verder gespecificeerd. We werden gaandeweg steeds sterker verrast door de impact die deze methode heeft zowel op de tekstvorm van de vertaling als op de boodschap daarvan. De verwondering die bij ons groeide wil ik nu graag delen met anderen en vanmiddag met jullie.

Nadat deze werkgroep haar werk in 2007 vanwege persoonlijke omstandigheden van de leden moest beëindigen, ben ik in 2008 (nu tien jaar geleden dus) verder gegaan om de hele bijbel te vertalen onder de titel DE VERTAALBIJBEL. Eén naam wil ik hier met diep respect noemen: Henk Stolk, vanwege zijn enorme inbreng bij het zoeken naar bruikbare Nederlandse woorden. Hij overleed in juli 2018 vijfennegentig jaar oud.

Deze tekst is stukje bij beetje sinds 2009 verschenen op de gelijknamig website.

Nu ben ik zover dat ik deze discussiemiddag heb kunnen organiseren.

In het TWEEDE DEEL van mijn inleiding

ga ik deze vertaalmethode voor jullie beschrijven en uitleggen.

Voorop gesteld: deze methode is er NIET op gericht een begrijpelijke Nederlandse vertaling tot stand te brengen.

De eerder genoemde vertaalwerkgroep probeerde  de Hebreeuwse woorden in een tekst van 2500 jaar geleden laten we zeggen te determineren, denk maar aan  de manier waarop je planten kunt determineren (denk aan de vroeger zo vaak gebruikte ‘flora’).

Zo’n woord-onderzoek, zo’n beschrijving van een woord-determinatie, vergt vele bladzijden, zoals u kunt zien in de paar boeken die op de boekentafel liggen. Voor het vinden van één treffend Nederlands woord. raadpleegden we niet alleen Van Dale, maar ook etymologische woordenboeken en woordenboeken van ouder Nederlands evenals synoniemenregisters. Zo gingen we ons ook over onze eigen taal  en passant verwonderen!

Om de functie van de Hebreeuwse woorden in deze teksten te kunnen beschrijven (‘determineren’)  heb je

A) een CONCORDANTIE nodig. Zo heet een register, waarin  van elk Hebreeuws woord is te vinden waar het voorkomt in de bijbelse teksten.

Met behulp daarvan worden Nederlandse woorden gezocht, die passen op al de in de teksten gevonden betekenisomschrijvingen – deze determinaties. Zo worden met Hebreeuwse (c.q. Griekse) letters geschreven Hebreeuwse (c.q. Griekse) teksten vervangen door Nederlandse teksten met Latijnse letters geschreven.

Voorbeelden komen later.

Om de samenhang met andere woorden te kunnen determineren heb je

B) kennis nodig van het taaleigen, het idioom,  van deze teksten ofwel IDIOLECTIE. Wanneer je echter het Hebreeuwse idioom niet omzet in Nederlands idioom, maar omzet in Nederlandse woordcombinaties krijg je het ontoegankelijke Nederlands van deze Vertaalbijbel. De Engelse uitdrukking: “it is raining cats en dogs” ‘vertalen’ we dan dus niet met “het regent pijpestelen”, maar met “het is regenende katten en honden”!

Voorbeelden komen later.

Om het verschil met je eigen taal zichtbaar en hoorbaar te maken, moet je

C) de vormen, die de woorden heel gebruikelijk aannemen in de brontekst, weergeven in vormen die in het Nederlands ONgebruikelijk zijn : MORPHOLOGIE. Zo krijg je speciaal Nederlands.

( bv.: ‘ ik help jou’ wordt: ‘ikbenaan’thelpenjou’ )

Bijbelse voorbeelden komen later.

MAAR toen de psalmvertaalgroep een aantal jaren consequent met deze methode aan de vertaal-slag was geweest, kwamen we bij een reeks van woorden te staan

D) voor een uiterst klemmende vraag: de vraag naar de WERKELIJKHEID achter deze woorden.

Soms bleek een heel gewoon Nederlands woord door het toepassen van deze methode niet meer aan dat even gewone Hebreeuwse woord gekoppeld te kunnen blijven. Dat gewone Nederlandse woord verdween uit de vertaalde tekst! MAAR verdwijnt daarmee ook de zaak, het ding, de werkelijkheid waarop dat woord betrekking heeft?

De vraag veranderde al overleggende in een andere vraag nl.: bestond de werkelijkheid van ons wel 2500 jaar geleden? Leefden de mensen toen niet in een totaal andere WERKELIJKHEID met een totaal andere WERKELIJKHEIDSWETENSCHAP?

Het antwoord op die vraag was al snel duidelijk; JA!!

Wat betekent dat voor het antwoord op die eerdere vraag?

Dit: de werkelijkheid die voor ons gesneden koek is, kenden de mensen van toen totaal niet, die werkelijkheid bestond niet – voor hen in ieder geval niet!  . . . Bestond die trouwens wel? . . . .Dus niet alleen het Nederlandse woord verdwijnt uit de vertaalde tekst, maar ook de zaak – EN TERECHT, want die zaak bestond – voor hen – toen helemaal niet en kan dus nooit voorkomen in deze tekst! Ons heelal komt niet voor in deze tekst, ons lichaam niet, onze sexualiteit niet, onze beesten en planten niet, onze aarde niet, onze lucht niet,  etc.  Ik kom in het vervolg hier nog op terug.

In het nu volgende DERDE DEEL van mijn inleiding ga ik de vier, hiervoor beschreven, methodische keuzes nog eens langs met behulp van voorbeelden.

A) CONCORDANT VERTALEN.

Eerste voorbeeld:

Wie in het Hebreeuwse woordenboek het werkwoord GáLáH opzoekt, vindt de volgende betekenissen:

ontbloten  
(van schaamdelen, 
Lev.18:6-19)

openbaren
(van eengeheimenis,
Num.22:4 ,16)

openen
(van een brief, 
Jer.32:11)

wegtrekken
(uit het land,  
Jes.5:13)    

wegvoeren (in ballingschap
II Kon.24:14

Wanneer we in al die teksten hetzelfde woord ‘ontmantelen’ horen c.q. lezen, herinnert de ene tekst ons aan andere teksten en klinkt de ene context mee in de andere. Dan gaan we als we de toon van de ene tekst aanslaan ook de vele onder- en boventonen horen, die in andere – niet concordante –  vertalingen wegvallen.

We horen dat bv God zich in Gen.35:7 ook bloot geeft en buiten zijn comfortzone (om het maar even modern te zeggen) komt. De verwondering daarover was indertijd in de werkgroep voelbaar.

We horen dat de “rijkelijkheid aan vrede en trouw” ook onbeschermd is en schendbaar en wegvoerbaar. 

We horen dan in Esther 2 vs 6 drie keer het woord ‘ontmanteld’ en zo klinkt daar mee dat deze Judeeërs volstrekt weerloos waren en bloot stonden aan laster, maar precies zo ook toonden wie zij waren ( en zijn): displaced persons.

Dat betekent dat het woord ‘ontmantelen’  een betekenisuitbreiding krijgt ofwel: een bijbels-Hebreeuws semantisch veld toegewezen krijgt. Het Nederlandse woord krijgt een extra betekenis die speciaal voor het OT geldt.

Tweede voorbeeld:

Wie in het Hebreeuwse woordenboek het werkwoord HáLàL opzoekt, dat we kennen van het woord ‘halleluja’, vindt de volgende betekenissen:

stralen 
(van sterren
Jes.13:10) 

loven  
(van JHWH
Gen.22:23)

uitzinnig zijn
(David voor Achis
ISAM 21:14)

Dit is een heel ander voorbeeld. Deze drie woorden worden in de woordenboeken (en de vertalingen) behandeld als drie aparte woorden die niets met elkaar te maken hebben, zoals in het Nederlands WEER = wederom en WEER = van de weerberichten.

Diezelfde woordenboeken achten bij deze Hebreeuwse woorden echter onderlinge stamverwantschap mogelijk zo niet waarschijnlijk. In een taal als het bijbels Hebreeuws, waarin de mondelinge oorsprong zoveel sterker merkbaar is, roept gelijkluidendheid al gauw ook associatie in betekenis op. Door naar een woord in het Nederlands te zoeken dat in die zo verschillende contexten toch bruikbaar is, gaat de ene betekenis ook meeklinken, waar een andere centraal staat: loven wordt ‘be-pralen’: een nieuw woord in het Nederlands. Het boek van de psalmen heet in  het Hebreeuws het boek van TeHiLLieJM en heet in deze vertaling dus het boek van de bepralingen: bij onze verwondering daarover, voegde zich een lichte irritatie.

Bepralen kan pralerig worden; stralen is ook loven en kan aanstellerig worden; aanstellerigheid kan het loven overstemmen en het stralen doen verbleken.

Wanneer je in al die teksten hetzelfde woord ‘(be-)pralen” hoort c.q. leest, herinnert de ene tekst je aan andere teksten en klinkt de ene context mee in de andere.

Je hoort dan  – wat Hebreeuws sprekenden / kennenden ook (kunnen) horen nl. – dat sterren die stralen ook jubelen en uitzinnig kunnen maken.

Je hoort dan dat wie God looft (halleluja zingend) ook straalt en aanstellerig kan worden.

En je hoort dat een zich aanstellende David bij de Filistijnse koning Achis NIET krankzinnig of dwaas is, maar ‘ stralend en aanstellerig hallelujaht’.

Het derde voorbeeld: 

In de vertaalbijbel kom je het woord ‘geschieden‘  vele malen tegen; in het OT als vertaling van het Hebreeuwse HáJáH en in het NT als vertaling van drie met elkaar sterk verbonden Griekse woorden, gi(g)nomai, gennaoo en eimi (een parallel van de twee voorgaande woorden, vergelijkbaar met het werkwoord ‘wezen’ als parallel van ‘zijn’). Wie deze drie woorden in het Griekse woordenboek opzoekt, merkt hoezeer ze elkaar overlappen in gebruik en betekenis; de volgende betekenissen  domineren in de woordenboeken:

er-zijn   
(Mt.14:27:  
Ik ben er   
vrees niet)  

ontstaan
(Joh.1:3:     
Alles is door 
hem ontstaan)

geboren worden  
(Rom.1:3: geboren
uit het zaad van
David)   

voortbrengen
(Mat.1:3: Abraham 
bracht voort  
Izaäk)         

geschieden
(Luc.1:38: mij
geschiede naar
uw woord)

Om de in het Grieks zo zichtbare en hoorbare gelijkvormigheid en gelijkluidendheid ook in een Nederlandse vertaling aan te houden, kozen we  voor ‘geschieden’ c.q. ‘doen geschieden’ c.q. tot geschieden komen’. Deze Griekse woorden, die door  de wortel ‘gen’  verbonden zijn, worden in het Grieks van het NT frequent gebruikt en dat heeft direct te maken met de centrale functie die het Hebreeuwse werkwoord HáJáH in het OT vervult. Omdat in deze vernederlandsing op deze manier het Nederlandse werkwoord ‘zijn’ niet gebruikt wordt, kan dit woord dienen om, als koppelwerkwoord in de Vertaalbijbel tussen haken geplaatst, de lezer te helpen bij het verstaan van de tekst. Het zo beladen Griekse woord ‘monogenès’, dat altijd met eniggeborene of eerstgeborene wordt vertaald en enkele keren in het NT voorkomt, wordt in deze vertaalbijbel dus vertaald met ‘afzonderlijk(mono)-tot-geschieden-gekomen’. Het Griekse woord ‘parousia’, dat ook tot deze woordfamiliebehoort, wordt even vaak met ‘aanwezigheid’ als met ‘wederkomst’ wordt vertaald, marar wordt hier vertaald met: ‘het-tot-geschieden-komen’. Zoiets wekt meer dan verwondering, het maakte ons althans ook wat onzeker.

Vierde voorbeeld:

Concordantie verhindert een vertaler om het Hebreeuwse woord ‘RàK’, dat overal met ‘zacht’ wordt vertaald, alleen in Gen.29:17 bij Lea’s ogen met ‘flets’ te vertalen. Daarmee verraadt een vertaler zijn kijk op deze geschiedenis en met name op vrouwen.

We moeten het t.a.v. het concordant vertalen bij deze voorbeelden laten en overgaan op de bespreking van een tweede methodische regel:

(B) IDIOLECT VERTALEN

Het taaleigen (het idioom) komt in elke taal op vele manieren naar voren – ook in het bijbels Hebreeuws. We bespreken hier één kenmerk nl. de

werkwoordstijden

Aan de Hebreeuwse vervoegingsvormen van de werkwoorden valt in de eerste plaats niet af te lezen of de handeling in het verleden of het heden of de toekomst plaats vindt. Dat wekt verwondering, want in onze taal  laat juist elke werkwoordsvorm zien of over verleden, heden of toekomst wordt gesproken en zelfs met vele nuances. Reeds de eerste vertalers van de bijbel, de Joodse schriftgeleerden in Alexandrië enkele eeuwen voor het begin van onze jaartelling, hebben steeds moeten kiezen tussen verleden, heden of toekomst; alle latere vertalers zijn hen daarin gevolgd. In de Vertaalbijbel is een serieuze poging gedaan om die beslissing aan de huidige lezer toe te vertrouwen.

Voor de vernederlandsing hebben we voor de tegenwoordige tijd gekozen, wanneer het om constateerbare handelingen gaat en om een omschrijvende tegenwoordige tijd als het om bedoelde handelingen gaat. Voorbeeld:

hij gaat en voorts zegt hij:      

                 en de lezer mag (moet?) en kan zelf uitmaken of hij die vorm laat staan of dat hij die vervangt door:

hij is aan’t gaan en voorts is hij aan’t zeggen:

hij ging, hij zal gaan, hij is gegaan, hij was gegaan, hij zou gegaan zijn en: enzovoorts zei hij . .  enz..

                  En de lezer bepaalt zelf weer: laten staan of vervangen door:

hij was aan’t gaan; hij zal aan’t-gaan zijn enz.

De lezer zal zich, denk ik, verwonderen: kan/ mag / wil ik dat echt zelf uitmaken?

Ja, want hier is ieder van jullie zelf ‘vertaler’.

Andere opvallende idiomatische kenmerken van de Hebreeuwse taal kunnen in dit bestek niet besproken worden. Dat geldt ook voor het Grieks.

De andere aanblik van de vertaalbijbel wordt ook veroorzaakt door een derde methodische regel:

(C) MORPHOLOGISCHE WEERGAVE

Ook hier kunnen we niet alle gevolgen toelichten. We beperken ons tot het

aaneenschrijven

(1) van die Nederlandse woorden, die in het Hebreeuws ook aaneengeschreven staan

en

(2) van alle Nederlandse woorden die één Hebreeuws woord weergeven

en

(3) tenslotte van de Nederlandse woorden, die behoren bij twee of meer Hebreeuwse woorden, die door een verbindingsstreepje verbonden zijn.

Zo’n combinatie van Nederlandse woorden heeft één klemtoon en daarop staat een muzikaal voordrachtsteken, net zoals dat boven de beklemtoonde lettergreep van het Hebreeuwse woord staat. In de synagoge worden deze teksten dan ook op deze
zangaanwijzingen gezongen. Vanmiddag horen jullie hoe enkele teksten op deze zangaanwijzingen gezongen kunnen worden.

Voor het gemak van de Nederlandse lezers verbinden we hier op de sheet de woorden eerst met een streepje en daarna staat alles echt aaneen geschreven.

In de Vertaalbijbel:

(1) en-voorts-ben-ik-aan’t-loven-jou                envoortsbenikaan’tlovenjou;

(2) oosten-vroeg                                                          oostenvroeg

     laat-aan-achter                                                      laataanachter

(3) een-man-van~gerechtigheid                       eenmanvan-gerechtigheid

Zo krijgen de woordvormen van de Hebreeuwse tekst een vergelijkbare woordvorm in het Nederlands. Daardoor maakt deze Nederlandse vertaling een heel andere indruk dan een gewone vertaling .

Nog een gegeven maakt, dat deze teksten bijna ontoegankelijk geworden zijn:

(D) DE TOENMALIGE WERKELIJKHEIDSWETENSCHAP.

Ook hier moeten we ons beperken tot twee voorbeelden, al kunnen bijna alle Hebreeuwse woorden, die betrekking hebben op onze lichamelijkheid, op de natuur om ons heen, op de aarde en buiten de aarde, als voorbeeld dienen. Het eerste voorbeeld is het Hebreeuwse woord dat in de Vertaalbijbel vertaald wordt met

roods

Wie dat woord, DàM in het Hebreeuws, opzoekt in het Hebreeuwse woordenboek en behalve qua betekenissen  ook etymologisch nazoekt, vindt het volgende:

DàM – bloed          DàMieJM – bloedstorting            AáDoM – rood

(Lev.7:26: geen            (Deut .19:10: . . . geen                        (Klaagl.4:7: rood van

bloed eten)                  bloedstortingen op jullie)                    lichaam)

AáDáM – mens(heid)         AæDáMáH – aarde

(Gen.2:5: er was nog                (Gen.4:11: ver van de

geen mens)                              aarde)

In het betekenisveld van deze Hebreeuwse woordstam, bij uitzondering bestaande twee medeklinkers D en M, valt de vertaling ‘bloed’ op: het duidt niet op de zichtbare verschijningsvorm, want die is ‘rood’! Daarom kiest wie concordant vertaalt voor ‘rood’ of ‘roods’ en voor ‘roodling’ en ‘het roodlingse’.

Het begrip ‘bloed’ verdwijnt daarmee uit de vertaling van het OT.

In het Grieks is er geen etymologische samenhang tussen rood en bloed (haima), maar er wordt wel gesproken van het ‘haima'(bloed) van druiven’, van purperstof etc.. In het Grieks van het NT roept dit woord meestal impliciet en meer dan eens expliciet de kleur rood op. Natuurlijk is het ene ‘roods’ het andere niet: het roods van druiven kun je drinken, het roods van mensen en  dieren MAG je niet drinken.

Maar om ‘rood’ gaat het! Meer ‘wisten’ noch de Joden noch de Grieken en Romeinen in die tijd  van wat wij ‘bloed’ noemen; ze hadden geen weet van ‘bloed’, wel van roods in henzelf, in  dieren en ook in vruchten zoals  druiven.

Dat roods vulde alles achter de huid en als het zichtbaar werd, was er sprake van ernstige schending, van ‘roodsstorting’ (bloed = vergoten bloed is bloedvergieting).

Het zou ons passen en deze teksten recht doen, wanneer ons dat zeer zou verwonderen. Die verwondering is de sleutel tot het verstaan van deze teksten.

Wanneer we al bijbellezend ONS begrip bloed invoeren, ontwrichten we zowel de tekst als de boodschap. Om dat te vermijden komt dit woord in de Vertaalbijbel niet voor in de teksten van het OT en staat daar ‘roods(storting)’, wel in de teksten van het NT, maar wordt daar direct verwezen naar het Hebreeuws.

Om aan  ons, lezers in de 21e eeuw, duidelijk te maken, dat het woord’

‘ roods’ en ‘rood’ in deze teksten meer behelst dan louter kleur,zijn verklarende voetnoten onontbeerlijk. 

Wat voor het woord bloed geldt, geldt ook voor de woorden  hart, handen en voeten, benen, ogen en oren; en ja ook voor het woord

hoofd

het tweede voorbeeld, in de Vertaalbijbel staat ‘eerstdeel’.

In Efesiërs 5:23 scrijft  Paulus (volgens de meeste vertalingen:) “want de man is het hoofd van zijn vrouw evenals Christus het hoofd is van zijn gemeente”; in de Vertaalbijbel klinkt dat zo:

omdat de manmenselijke geschiedt als eerstdeel van de vrouwmenselijke

zoals Christus als eerstdeel van de geroepenschap.

Het Griekse woord voor ‘hoofd'(kephalè) kan niet worden uitgelegd als BREIN, net zomin als het Hebreeuwse woord voor hoofd RAoSh. Zo’n suprematie van het hoofd is in dat werkelijkkheidsweten nog volstrekt niet aanwezig. Immers: verstand, gevoel en wil zetelen in het lijf, in het hart vooral, maar ook in de nieren, de lever en het bloed. Met het ‘hoofd’ wordt de lichaamziel actief, dat gebeurt ook door  handen en voeten; door het hoofd ontmoeten we elkaar, kan de lichaanziel, d.w.z. wat wij de ‘romp’noemen, ZIEN, HOREN en VOELEN; door het hoofd ONTVANGEN wij (en alweer: als lichaamziel, als romp), lucht=geest en voeding. Het hoofd gaat voorop, het komt eerst, het is het ‘eerstdeel’.

Maar het hoofd is geen bestuurscentrum. Wanneer we dat beseffen, past in de twee voorafgaande verzen ook niet het begrip ‘onderdanig’, al staat dat in bijna alle gewone vertalingen; de NBV parafraseert het met “het gezag erkennen” en de NB vertaalt neutraler met “onderschikkend”, maar hier hangt alles af van de betekenis die we aan het woord hoofd toekennen. Met de zaak verdwijnt dan ook dat woord uit de tekst. 

Goed, d.w.z. contextueel, verstaan verandert de hele toon van deze passage van onderschikking die tot onderdrukking van de vrouw leidt, naar nevenschikking in gelijkwaardigheid van aan elkaar ongelijken. Dat is trouwens ook de teneur van andere passages van Paulus zoals het bekende hoofdstuk 12 in de eerste brief aan de Corinthiërs. Dit hoofd, dit eerstdeel, is dienstbaar aan dit lichaam, deze man aan deze vrouw; en deze vrouw wordt aangeraden zich van deze man te bedienen. Zo verstaan gaan we het prachtige vervolg van dit hoofdstuk pas goed lezen en gaan we onvermoeibaar zoeken naar een gelijkwaardige invulling van die in het menselijk bestaan zo belangrijke vrouw-man-verhouding.     

TENSLOTTE:

Wie met deze methodische regels deze teksten vertaalt, staat vaak van verwondering met zijn ogen te knipperen en met zijn oren te flapperen, grijpt met zijn handen naar zijn hoofd en houdt zijn hart vast:

Alles is niet meer zoals het er voor die tijd leek te staan.

Alles verwijst naar een werkelijkheidsweten, dat zo grondig is veranderd door onze wetenschap dat er voor de werkelijkheid van toen geen bestaansrecht meer is tenzij . .  wij daarvoor zorgen.

Zo helpt deze vertaalmethodiek de lezers om de afstand te beseffen, die ons scheidt van deze oude teksten. Het voorkomt dat wij, als we deze teksten open slaan, ons in onze eigen wereld wanen. Anders laten we deze teksten zomaar dingen zeggen, die zowel het leven van de mensen die toen leefden en schreven . . . . als het onze ontwrichten.

Door ons via deze wonderlijke teksten te verdiepen in deze voor ons vreemd geworden werkelijkheidswetenschap, worden we ons bewuster van ons eigen werkelijkheidsweten. Als het ons lukt deze teksten als een bril op te zetten, zien we ons zelf, de mensen om ons heen  en de werkelijkheid om ons heen anders. Misschien hadden we trouwens zelf al wel een bril op, zonder dat nog te merken, de bril van instrumenten, apparatuur en technologie. Die bril vertrouwen we.

De bril van TeNaKh en Goednieuwsboodschap vraagt ook om ons vertrouwen.

Het is meer dan een instrument zoals we al vertalend gewaar worden, het is een boodschap, een visie, een visioen.

Daar weer achter verschijnt de naam die alleen geschreven wordt en ieder kan lezen boven de deuren van de synagoge in zijn stad: JHWH, en verschijnt ook de naam Jezus.

Wie deze methodiek toepast bij het vertalen van TeNàKh en Goednieuwsboodschap krijgt de roodling als man- en vrouwmenselijk anders te zien, krijgt een andere Lea te zien, een andere Jakob, een andere Jozef, een andere Simson, een andere Delilah, een andere Jona een andere Judas, een andere Paulus;

en een ander Israël, een andere tempel(dienst) , een andere Joodse gemeenschap, een andere ecclesia kuriakè c.q. kerk.

En ja – en wat betreft ‘God’? Zeker:  dat woord kan en mag op deze middag  niet ontbreken – Wie zo vertaalt,  leest en hoort, dat het woord ‘God’ geen naam is, maar een meervoudig begrip. Het vraagt – net als begrippen als koning, president en leraar etc. – om een functieomschrijving, omdat het anders een leeg woord is en blijft. TeNakh en Goednieuwsboodschap vormen tezamen een fascinerende functieomschrijving van het begrip ‘god’. Elke functieomschrijving en dus ook deze vraagt  om iemand  die met die functieomschrijving vertrouwd is: en dat is in dit geval degene die zich als de impliciete auteur ervan aandient onder (1)de onuitspreekbare ROEPnaam JHWH, (2) met de uitspreekbare ROEPnaam Jezus en die (3) als Beluchter mensen tot horen en navolgen brengt.

Er is nu genoeg gezegd om straks vragen te krijgen;  dan luister ik en antwoord – naar vermogen. Ik hoop dat de intense verwondering die mij en mijn medevertalers van den beginne is gaan vervullen, ook jullie zal bereiken wanneer je de Vertaalbijbel opent.

Bert van Kooij.