TOT DE THESSALONICENZEN I
86
1.1.Paulus en Silvanus en Timotheüs
aan de geroepenschap* van de Thessalonicenzen *Gr.ecclesia
en God de omvamende* en machtiger** Jezus *Gr.patèr; **Gr.kurios
Christus, goede-gunst voor jullie en vrede.
2.Wij dankzegenen God altijd om jullie allen
gedachtenis*[1] doende bij onze toebeden.
3.onnalatig gedenkende[2] van jullie het werk
van het vertrouwen en arbeid[3] van het beminnen
en het blijven bij de hoop van onze machtiger
Jezus Christus voor de vertegenwendiging[4]
van onze God en omvamende;
4.kennis hebbende, broeders en zusters
bemind door God, van ons uitgekozen zijn,
5. omdat de goednieuwsboodschap van ons
is niet geschied naar ons in een inbreng* alleen, *Gr.logos is hier Hebr.DáBáR
maar ook in kracht en in heilige beluchting* *Gr.pneuma = Hebr.RuWàCh
en vele voldraging, zoals jullie er kennis van
hebben hoe wij geschied zijn bij jullie
door jullie.
6.en jullie zijn (tot) naspelers* van ons geschied *Gr,mimètès
en van de machtiger, aangenomen hebbend
de inbreng in veel beëngdheid* met de *Gr.thlipsis = Hebr.TsáRáH
vreugde* van de heilige beluchter[5], *Gr.Chara = Hebr. SsiM’CháH
zodat jullie geschieden als een voorbeeld* Gr.tupos
voor alle vertrouwenden in Macedonië
en in Achaie.
8.Bij jullie vandaan wordt uitgegalmd
de inbreng van de machtiger
niet alleen in Macedonië en Achaie,
maar is in alle plaats het vertrouwen
van jullie op God uitgekomen,
9.zodat wij geen behoefte hebben
te zeggen wat ook maar.
Zij zelf immers boodschappen
omtrent ons hoe een toeweg
wij hebben bij jullie, en hoe jullie
je toegekeerd* hebben tot God *Gr.epistrephoo=Hebr.ShuWB
I THES 1,2
vandaan van de idolen*[6] *Gr.eidolon
om te heerdienen* de levende God *Gr.douleuo=Hebr. NgáBàD
en het betrouwbare,
10.om te blijven verwachten
zijn stichtzoon vandaan van de hemelen,
die hij heeft doen opstaan
vandaan van de lijfdoden*, Jezus, *Gr.nekroi
die ons verlost van de komende
toornwalging*. *Gr.orgè = Hebr. AàPh=neuswalging
2.1.Zelf volkènnen jullie immers, broeder/zusters, de toeweg van ons
naar jullie, dat zij niet loos* is geschied, *Gr.kenos+Hebr.RéJQ
2.maar, voorheen geleden hebbend
en gebrutaliseerd zoals jullie volkènnen
in Philippi, zijn wij allesverwoordend
geweest in onze God om te bepraten
bij jullie de goednieuwsboodschap
van God in veel strijd.
3.Want onze toeroep* (is)niet uit getuimel** *Gr.paraklèsis; **Gr.planè=Hebr.
en niet uit onreinheid en niet in bedrog, [TáNgàH
4.maar zoals wij van gewicht bevonden zijn
door God om toe vertrouwd te worden
de goednieuwsboodschap, zo praten wij,
niet als voor mensen geschikt zijnden,
maar voor God die gewicht geeft
aan onze harten.
5.Want niet zijn wij ooit in een inbreng* *Gr.logos=(hier)Hebr.DáBáR
van vleierij geschied, zoals jullie volkènnen,
en niet voor de schijnreden van meerhebberigheid,
God (is) getuige,
6.en niet zoekende vandaan-van-mensen
dunkzwaarte*, niet van jullie vandaan *Gr.doxa=Hebr.KáBóWD
en niet bij anderen vandaan,
7.krachtig om in zware belasting te geschieden
als afgezondenen van Christus;
maar wij geschieden vriendelijk
in het midden van jullie,
zoals wanneer een voedende koestert
de borelingen van zichzelf.
8.zo snakkend naar jullie
genadigden* wij ons mee te geven aan jullie *Gr.eudokia=Hebr.RáTsóWN
niet afgezonderd de goednieuwsboodschap
van God, maar ook de lichaamzielen* *Gr.psuchè=Hebr.NèPhèSh
van (ons)zelf, daarom omdat jullie
(als)beminden voor ons geschiedden.
I THES.2
9.Gedenkt* immers, zuster/broeders, *Gr.mnèmoneuoo= Hebr. ZáKhàR[7]
de arbeid van ons en de vermoeidheid,
‘s nachts en ’s daags werkend
om niet te bezwaren iemand van jullie,
hebben wij aangekondigd aan jullie
de goednieuwsboodschap van God;
10.jullie(zijn) getuigen en God,
hoe aan-de-norm* en rechtvaardig *Gr.hosios=(soms)Hebr.TáM
en onberispelijk voor julie die vertrouwen
wij zijn geschied;
11evenals jullie volkènnen,
hoe één ieder van jullie als een omvamende
zijn borelingen
12.jullie toeroepend en bemoedigend
en betuigend om voort te schrijden
waardig God die jullie roept naar zijn
koningschap en dunzwaarte.
87
13.En ook daarom dankzegenen wij God
onnalatig, omdat jullie, aangenomen hebbend
de inbreng van God van het toehoren
naar ons, niet hebben ontvangen
als een inbreng van mensen,
maar zoals die waarachtig geschiedt
als een inbreng van God,
die ook inwerkt in jullie die vertrouwen.
14.Jullie moeten immers tot naspelers
geschieden, zuster/broeders,
van de geroepenschappen van God,
die geschieden in Judea in Christus Jezus,
omdat dezelfde (dingen) ook jullie leden
door de eigen medestamgenoten,
zoals ook zij door Judeeërs,
15.die gedood hebben de machtiger Jezus
en de profeten, en ons vervolgden,
en voor God niet geschikt gevonden worden
en voor alle menselijken tegenstanders(zijn),
16.die ons verhinderen met de naties* *Gr.ethnè=Hebr.GóWJ
te praten opdat zij bevrijd* werden, *Gr.sooizoo=Hebr.JáShàNg
om verder vol te maken hun verwaardingen* *Gr.amartia=Hebr.
altijd. [ChaetháAáH
17.Maar wij, verweesd geworden van jullie
voor een tijdsgewricht* van uren *Gr.kairos=Hebr.NgéT
naar vertegenwendiging niet naar hart,
bevlijtigden* ons te over *Gr.spoudazoo=Hebr.BáHàL
I THES 2
jullie vertegenwedniging te zien
met veel begeerte.
18.Daarom wilden wij komen naar jullie,
ik Paulus éénmalig en een tweede maal,
en stootte terug ons de lasteraar*. * Gr.satanas = Hebr. SháTáN
19.Want welke (is) van ons de hoop,
de vreugde, de krans van het bepralen*: *Gr.kaucheoo=Hebr.HáLLéL
zo niet ook jullie, voor de machtiger van ons
Jezus bij zijn-zich-present-stellen[8]?
20.Jullie immers geschieden
tot onze dunkzwaarte en vreugde.
3.1.Daarom (dit)niet meer overdakkende
werden wij genadigd achtergelaten te worden
in Athene afgezonderd.
2.En wij hebben gestuurd Timotheüs,
de broederverwant van ons
en medewerker van God
in de goednieuwsboodschap van Christus
om te ondersteunen jullie
en toe te roepen omtrent jullie vertrouwen,
3.dat niemand murw wordt
in deze beëngdheden*. *Gr.thlipsis=Hebr.TsàR zelf immers volkènnen jullie, dat ik
daartoe neerlig.
4.En toen wij immers bij jullie
geschiedden, zeiden wij tevoren
aan jullie dat wij belangrijk zijn
om beëngd te worden, zoals ook
is geschied en jullie volkènnen.
5.daarom ook heb ik, (dit) niet meer
overdakkende, (hem) gestuurd
om te volkènnen jullie vertrouwen
dat niet dusdanig jullie op de proef
gesteld heeft de beproever
en tot iets loos geschied is
onze arbeid.
6.Maar nu Timotheüs gekomen is
naar ons vandaan-van jullie
en het goede nieuws geboodschapt heeft
aan ons over het vertrouwen en de minne
van jullie en dat jullie gedachtenis
houden aan ons altijd,
smachtend om ons te zien
zoals ook wij jullie.
I THES 3
7.Daarom werden wij toegeroepen
broeder/zusters, over jullie,
bij alle dwang en beëngdheid van ons
door jullie vertrouwen,
8.omdat wij nu leven, daar jullie
staande blijven in de machtiger.
9.Want welke dankzegening* *Gr.eucharistia
hebben wij de kracht om aan God
daartegenover te geven omtrent
jullie bij al de vreugde waarmee
wij ons verheugen door jullie
ten overstaan* van onze God, *Gr.emprosthen= (meestal) Hebr.
10.nachten en dagen meer dan te over [LePaNieJM, ook QèDèM
het nodig hebbend om te zien
jullie vertegenwendiging* *Gr.prosoopon=Hebr.PaNieJM
en om geschikt te maken de tekorten
van jullie vertrouwen?
11.Maar God zelf en de omvamende
van ons en de machtiger van ons
Jezus maken rechtuit onze neemweg* *Gr.hodos=Hebr.DèRèK
naar jullie toe.
12.maar jullie verveelvuldigt de machtiger
en doet te over zijn in minne tot elkaar
en tot allen, zoals ook wij tot jullie,
13.tot het ondersteunen van jullie
de harten onlaakbaar in heiliging
ten overstaan van de God en omvamende
van ons bij het zich present stellen
van de machtiger onzes Jezus
samen met al zijn heiligen.
88
4.1.Overigens nu, zuster-broeders,
vragen wij jullie en roepen toe
in de machtiger Jezus,
dat jullie, zoals jullie aangenomen hebben
van de kant van ons hoe jullie het nodig
hebben om voort te schrijden en
geschikt te worden voor God,
zoals jullie ook voortschrijden,
opdat jullie nog meer te over hebben.
2.Want jullie volkènnen welke
boodschappen wij aan jullie
gegeven hebben door de machtiger
Jezus.
3.Dit geschiedt (als) de wil van God,
die jullie heiligt, dat jullie je afhouden
van de heoererij,
4.dat ieder van jullie volkènt het gerei
van zichzelf te verwervenin heiligheid en waarde,
I THES 4
5.en niet in het lijden aan begeerte
zoals ook de naties die niet volkènnen
God[9],
6.om niet te vertreden en veelhebberig
te zijn in de praktijkzaak zijn broeder,
omdat de machtiger een rechtzetter[10] (is)
omtrent al deze (dingen), zoals wij
ook tevoren gezegd hebben aan jullie
en voortgaande betuigen.
7.Want niet riep ons God tot onreinheid
maar tot heiliging.
8.Zo dan nu: hij die ’t terzijde stelt,
stelt niet een mens terzijde, maar God,
die ook geeft zijn heilige beluchting* *Gr.pneuma = Hebr. RuWàCh
aan jullie[11] .
9.Omtrent de broeder/zusterliefde
hebben jullie geen behoefte, dat men
jullie schrijft; want zelf geschieden
jullie (als) van God beleerden
om elkaar te beminnen.
10. Want jullie maken’t voor al
de zuster/broedres in geheel Macedonië.
Maar wij roepen jullie toe, zuster/broeders,
daarin nog meer te over te zijn,
11.en de waarde lief* te hebben *Gr.philo-timeo
van het rustig zijn en met eigen zaken
bezig te zijn en te werken met jullie handen,
zoals wij jullie boodschapten,
12.opdat jullie voortschrijden
I THES 4,5
met een goede houding tot wie
buiten(zijn) en aan niemand
behoefte hebben.
13.Niet wil ik, dat jullie
geen volkènnis hebben
omtrent hen die ingeslapen[12] zijn,
opdat jullie geen pijn hebben
zoals wel de overigen, die geen
hoop hebben.
14.Indien wij immers vertrouwen,
dat Jezus is gestorven en opgestaan,
zal God zo ook de ingeslapenen
om Jezus voeren met hem.
15.Dit immers zeggen wij jullie
in een inbreng van de machtiger,
dat wij levenden die overgelaten
zijn aan de presenstelling van de
machtiger niet aan zullen komen
voor de ingeslapenen.
16.Omdat de machtiger zelf
met een bevel, met de stem
van de vooraangaande bodewerker* *Gr.archangngelos
en op de klaroen* van God *Gr.salpingx= (hier)Hebr.ShóPháR
zal neertreden vandaan van de hemel
en de lijfdoden* in Christus
zal doen opstaan eerder;
17.vervolgens zullen wij levenden
die overgelaten zijn, tegelijk
samen met hen weggeropt worden
in wolken tot het tegenkomen
van de machtiger in een waainevel*[13]; *Gr.aèr.
en zo zullen wij altijd samen met
de machtiger geschieden.
16.Zo dan roept toe elkaar met
deze inbrengwoorden.
5.1.Omtrent de tijden* *Gr.chronos=Hebr.NgéT
en de-tijdvakken*, zusters/broeders, *Gr.kairos= Hebr.NgéT
hebben jullie geen behoefte
geschreven te worden.
2.Want zelf volkènnen jullie
strikt dat de dag van de machtiger
zo komt als een dief in de nacht.
I THES 5
3.Wanneer zij zeggen: vrede
en onwankelbaarheid, dan
komt hen een plotselinge ellende
te staan, zoals de uitkronkeling* *Gr.oodin=Hebr.ChàJieL.
haar die in haar buik* heeft[14], *Gr.gastèr=(meestal)Hebr.BèThèN
en niet zullen zij ontvluchten.
4.Maar jullie, zuster/broeders,
geschieden niet in duister,
dat de dag jullie als een dief
zou vastnemen.
89
5.Jullie allen immers (zijn)
stichtkinderen van het licht
en stichtkinderen van de dag.
6.Niet geschieden wij van de nacht
en niet van het duister;
wij nu slapen geenszins zoals
de overigen, maar wij waken* *Gr.grègoreoo > Gregorius.
en wij zijn nuchter.
7.Want de slapenden slapen
’s nachts en de roesdronkenen* *Gr.methuskoo=Hebr.SháKàR
zijn s’nachts roesdronken.
8.Maar wij die ’s daags geschieden
zijn nuchter, ons aangekleed
hebbend met een borstwapen* *Gr.thoorax=Hebr.SheRieJóWN
van vertrouwen en minne
en een hoofdhelm* (nl.) hoop op *Gr.perikephalaia[15]=Hebr.KóWBàNg
bevrijding*[16]. *Gr.sootèria=Hebr.JeShuWàNg (=
9.Want niet stelde God ons [Jèsous = Jezus).
tot walgtoorn*, maar tot aanmaking
van de bevrijding door onze
machtiger Jezus Christus,
10.die gestorven is om ons,
opdat hetzij wij waken hetzij
wij slapen wij tegelijkertijd samen
met hem zouden leven.
11.Daarom roepen jullie elkaar toe
en huisstichten jullie tot een
één-enkele*, zoals jullie ook doen. *Gr.eis=Hebr.AèChàD
12.Maar wij vragen jullie,
zusters/broeders, om te volkènnen
I THES 5
die arbeiden* bij jullie en instaan *Gr.kopiein=Hebr.JáGàNg
voor jullie bij de machtiger en
jullie tot besef brengen,
13.en aan te voeren over hen,
dat meer dan te over hebben
aan minne door hun werk.
Hebt vrede bij elkaar.
14.Maar wij roepen jullie toe,
zusters/broeders, brengt tot besef
de oninzetbaren, brengt op verhaal* *Gr.muthos
de weinig lichaamziel hebbenden*, *Gr.oligopsuchos
houdt tegen de onvasten,
weest grootmoedig jegens allen.
15.Ziet toe, dat niet iemand
kwaad tegen kwaad aan iemand
weergeeft, maar volgt na
altijd het goede bij elkaar,
en bij allen.
16.Verheugt je altijd,
17.bidt onnalatig,
18.dankzegent bij alles, want dit (is)
de wil van God in Christus Jezus
naar jullie toe.
19.Dooft de beluchting niet uit,
20.minacht niet de profetieën.
21.Geeft alles gewicht,
houdt het prachtige terug.
22.Houdt je al-af vandaan van
alle aanzicht van slechtheid[17].
23.En de God van de vrede zelf
zal jullie heiligen al-af*, *Gr.holoteleis=Hebr/KáLieL
en jullie aandeelgehele beluchting
en de lichaamziel en het zielelichaam
zij onberispelijk behoed bij
het zich present stellen van
onze machtiger Jezus Christus.
24.Getrouw (is) die jullie roept,
hij zal ’t ook maken.
25.Zusters/broeders, bidt om ons.
26.Groet alle zusters/broeder
met een heilige liefdeskus.
27.Ik beëdig jullie bij de machtiger
de zendbrief voor te lezen voor
alle zusters/broeders.
28.De goede-gunst van de machtiger
Jezus Christus met jullie.
1
[1] Het Griekse mneia is in de LXX de vertaling van het Hebr. ZaKaRóWN en dat betekent ‘aanhaking’; en aanhaken moet je doen. Dat Hebreeuwse idioom is bij Paulus hier te horen in het ‘doen van gedachtenis’. We vertalen hier toch ‘gedachtenis’ om de samenhangen die in het Grieks van het NT via dit woord ook in het Nederlands te kunnen bewaren.
[2] Het Griekse mnèmoneuoo is de vertaling van het Hebr. ZáKàR, zie de vorige voetnoot.
[3] Het Griekse kopos is hier de vertaling van het Hebr. JáGàNg = arbeiden in de LXX, elders van het Hebr. NgóMàL=moeite doen.
[4] Het is de vertaling van het Hebr. LiPh’NéJ. Daarin klinkt het woord PáNieJM, dat meestal met (aan-)gezicht wordt vertaald, maar eigenlijk ‘toewending’ of beter ‘vertegenwendiging’ betekent.
[5] Of: beluchting
[6] In de LXX de vertaling veel Hebr.woorden die met zichtbare goden (afgoden)te maken hebben.
[7] De vertaling van dit woord is ‘aanhaken bij’ (Zie Nederlandse Woordenlijst). Terwille van de samenhang van de Griekse concordantie, is voor de traditionele vertaling gekozen; ‘gedenken’, maar bedenk, het heeft voor Paulus niets te maken met een vorm van ‘denken’, het is een vorm van handelen.
[8] Hier staat het Griekse woord ‘parousia’. Hdt wordt in de theologie dikwijls uitgelegd als een woord dat betrkking heeft op de wederkeer van Jezus aan het einde der tijden, maar letterlijk betekent het gewoon ‘aanwezig zijn’, ‘zich present stellen’.
[9] Paulus gebruikt hier bijna dezelfde woorden als in Jer.10:25 volgens de Griekse tekst van de LXX. Daar staat letterlijk: de naties die niet volkènnen jou. De LXX volgt hier precies de de Hebreeuwse tekst. De context is echter bij de profeet een heel andere dan die bij Paulus. Bij Jeremia staan deze woorden in een indringende bede, waarin hij die-JHWH-vraagt hem wel te corrigeren, maar niet met walging en Hem vraag zijn gloed uit te storten over de naties “die jou niet volkènnen, omdat zij Jakob vereten en zijn lustoord tot iets ontzettends maken”. Ook in Psalm 79:6 staan dezelfde woorden die Paulus hier gebruikt, maar ook daar in dezelfde context als bij Jeremia. Paulus gebruikt deze woorden hier waarschijnlijk meer als een vast staande uitdrukking dan als een citaat.
[10] Het Griekse werkwoord ekdikeoo wordt in de LXX doorgaans gekozen als vertaling van het Hebreeuwse NáKàM = wreken, maar ook van PáQàD = zich bemoeien met. Het hier gebruikte zelfstandig naamwoord is in de LXX bovendien nog vaak de vertaling van MiSh’PáTh = stelregel(ing). We kiezen er voor bij de vertaling van deze woorden de hoorsamenhang (concordantie) van het Grieks te bewaren en vertalen daarom met ‘recht zetten’en ‘rechtzetting’.
[11] Hier gebruikt Paulus woorden uit Ezechiël 36:27 . Daar staat volgens de Griekse tekst van de LXX het volgende: En mijn beluchting zal ik geven in jullie. De Hebreeuwse tekst luidt, letterlijk vertaald (zie BAND II) als volgt: Enwel~de-beluchting-mijner ben-ik-aan’t-geven in-het-naderlijf-ulieder. Deze hoofdstukken van Ezechiël gaan over de grote opstanding van Juda en Israël tot een rechtvaardige samenleving. Voor Paulus staat zijn evangelieverkondiging aan zijn Joodse medemensen, maar ook aan de niet Joden in het perspectief van deze bekende hoofdstukken uit Ezechiël. Het gaat daar om de toekomst van het “huis Israëls”(Ez.36:37). Wie daartoe behoren “volkènnen ja ik (ben) die-JHWH-van-Israël”(Ez.36:38). In het volgende hoofdstuk (37) wordt die grote opstanding beschreven en in het slot wordt hun gereinigde manier van leven en samen leven beschreven. En daarom is het Paulus te doen hier en in zoveel van zijn brieven. Want alleen wanneer die gestalte krijgt in de geroepenschappen van Christus, mag naar dit profetisch perspectief verwezen worden. Met andere woorden, het gaat om de messiaanse praxis als criterium en de leer is daaraan ondergeschikt.
[12] Hier staat het Griekse woord koimaoo, waarvan de klassieke betekenis ‘liggen’is; in de LXX is het de vaste vertaling van SháKàB = liggen. In het NT wordt het alleen gebruikt in de specifiekere betekenis van ‘slapen’ en vooral ‘inslapen’, waarbij ook de figuurlijke betekenis functioneert, zoals in deze tekst.
[13] Het Griekse woord ‘aèr’heeft betrekking op de onderste laag van de lucht boven ons, daar waar de wolken drijven en het waait. Het speelt in de LXX geen rol en in het NT komt het 6x voor. Het is een heel ander woord dan het Griekse ‘pneuma’, dat bewogen lucht / luchtbeweging betekent en dichtbij het Hebreeuwse RuWàCh staat; het is de lucht die wij ook inademen. Het Griekse ‘aèr’ duidt een gebied aan waar de winden waaien.
[14] De twee woorden die hier in het Grieks staan, komen ook frequent voor in combinatie voor in de LXX en vormen dan tezamen de vertaling van het Hebreeuwse werkwoord HáRáH = ontvangen hebben, vaak in de betekenis van zwanger zijn.
[15] Grieks: peri-kephalaia = letterlijk ‘om het hoofd’.
[16] Paulus citeert hier Jes.59:17 met de bewoordingen van de Griekse tekst van de LXX. Deze tekst bij Jesaja in de context van de verlossing van Israël, allereerst van de eigen ongerechtigheden. Paulus heeft gezien aan Jezus dat hij en hoe deze profetie waar heeft gemaakt. Dat is het kleed dat de Christus droeg en draagt. Geheel Jesaja 59 was Jezus op het lijf geschreven. Hij deed wat JHWH zelf wilde en zou (laten) doen, nl. dit alles met Israël !
[17] Petrus verwijst hier Job 1:1, 8, waar dit van Job gezegd wordt. De LXX gebruikt hier dezelfde Griekse woorden. De letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst luidt: “. . . wijkend vandaan van het kwade”.