I PETRUS
1.1.Petrus afgezondene van Jezus Christus
aan uitgekozenen*, *Gr.ekelegoo=Hebr.BáChàR
voorbijgaand staatsbewoners
van de uitzaaiing*[1] van Pontus, * Gr, diaspora
Galatië, Kappadocië, Azië en Bithynië*, * Vgl.Hand.2:9
2.volgens het voorafvolkennen
van God, omvamende* * Gr. patros, Hebr. AàB
in het heiligmaken van[2] de beluchter* * Gr. pneuma, Hebr. RuWàCh
tot gehoorzaamheid
en tot bespatting van het bloed
van Jezus Christus: goede-gunst* en *Gr.charis=(hier)Hebr. ChèSèD
vrede worde jullie verveelvuldigd.
3.Gezegend* de God en omvamende *Gr.eulogein=Hebr.BáRàKh
van de machtiger* van ons *Gr.Kurios = Hebr.AæDóWNáJ
Jezus Christus die volgens de vele
gratie van hem ons
weder heeft laten geschieden[3]
tot een levende hoop
door de opstanding van
Jezus Christus vandaan van de lijfdoden*, *Gr.nekros
4.tot een wettelijk aandeel*, *Gr.klèronomia
onverderfelijk en onbesmetbaar* *Gr.miainoo=Hebr.TháMéA=besmetten
en niet-verkwijnend,
behoed wordend in de hemelen
voor jullie,
5. in de kracht van God bewaakt
door vertrouwen op de bevrijding,
gereed om onthuld te worden
in het laatste tijdvak*, *Gr.kairos = Hebr, NgéT
6.waarin jullie jubelen,
weinig nog, indien noodzakelijk
lijdend in velerlei beproevingen,
7.opdat het gewicht uitmakende
van uw vertrouwen,
veel meer waard dan goud,
I PETR 1
te loor gaand, maar door vuur
van gewicht geworden,
bevonden worde tot lofprijzing
en dunkzwaarte* en waardering *Gr.doxa=Hebr.KáBóWD
bij de onthulling* van Jezus Christus. *Gr.apokalupsis=Hebr.GáLáH=
8.die jullie, hem niet gezien hebbend, [ontmantelen
beminnen*, tot wie jullie, *Gr.agapaoo=Hebr.AáHàB
ook nu hem niet ziende
maar vertrouwende, jubelen
met een vreugde onuitzegbaar
en zwaarwegend,
9.zorgend voor het al-af-zijn* * Gr. telos, = Hebr. KoL
van het vertrouwen,
de bevrijding van de lichaamzielen*; * Gr.psuchè = Hebr. NèPhèSh
10. omtrent welke bevrijding
uitgezocht en opgespoord hebben
de profeten die omtrent de gratie* *Gr.charis=(hier)Hebr.ChéN
tot ons geprofeteerd hebben,
11. naspeurend op welk of
hoedanig tijdvak* duidelijk maakt * Gr. kairos
in hen de beluchter* van Christus, * Gr. pneuma = Hebr. RuWàCh
tevoren getuigend, de lijdenservaringen
om Christus en de daarmee (gegeven)
dunkzwaarten.
12.aan wie onthuld werd,
dat (‘t)niet(is) aan henzelf maar aan jullie
bedienaren te zijn* van deze (dingen), *Gr.diakonoöo=Hebr.SháRàT
die nu aan jullie voorgelegd zijn[4]
door wie goednieuws boodschapten
aan jullie in de beluchter heilig, afgezonden
vandaan van de hemel, naar wat
begerende werkboden heen nijgden.
13.Daarom aangegord hebbend de heupen
met jullie besef*, nuchter zijnde, *Gr.dianoia=Hebr.LéB
hoopt op de jullie aangedragen gratie
in de onthulling van Jezus Christus.
14. Als borelingen* van gehoorzaamheid, *Gr.teknon=Hebr.JèLèD
niet een gezamenlijke houding aannemend
met de vroegere, in de onkennis van jullie
(gelegen), begeerten,
15.maar volgens de heilige roepende
van jullie zijn ook zelf jullie als heiligen
in alle verkeren[5] geschied.
I PETR 1
16. Daarom is er geschreven:
als heiligen zullen jullie geschieden,
omdat ik heilig (ben)[6].
17.En indien jullie de omvamende
oproepen[7] die zonder een vertegenwendiging
aan te nemen[8] oordeelt volgens ieders werk,
verkeert[9] (dan) met ontzag (in)de tijd van
jullie voorbijgaand huisbewonerschap[10];
18.volkènnend dat jullie niet met
verderfelijke (dingen), met zilver
of met goud, verlost werden[11]
uit het vlaagachtige* verkeren van jullie, *Gr.mataios = Hebr. HèBèL (vlaag)
door omvamenden overgeleverd,
19.maar met waardevol bloed
van Christus, als van een lam volgaaf* * Gr.amoomos = Hebr. TáM
en onbevlekt,
20.tevoren wel volgekènd voor het ontwerp[12]
van de ordentelijkheid*, *Gr,kosmos
te voorschijn gebracht wordend
bij het laatste van de tijden* *Gr.chronoi=Hebr.NgéT
om jullie,
21.door hem vertrouwend op God,
die heeft opgewekt hem vandaan van
de lijfdoden en dunkzwaarte aan hem
heeft gegeven,
zodat jullie vertrouwen ook (als)hoop
geschiedt op God.
22.De lichaamzielen* van jullie *Gr.psuchè=Hebr.NèPhèSh
geheiligd hebbend in onderhorigheid
aan de waarachtigheid* *Gr.alètheia
tot zuster-broeder-liefde ongeveinsd,
bemint van harte elkaar langgerekt[13],
23.weer in de geschiedenis gekomen
niet uit verderfelijk kiemsel*, *Gr.spora=sperma = Hebr.ZèRàNg
maar onverderfelijk door de inbreng
van de levende en blijvende God.
24.Want al-af vlees als hofgras
en de al-afheid dunkzwaarte van haar
I PETR 1,2
als een bloem in de grashof.
de grashof verdroogt
en de bloem valt uit,
25.maar het woord van de machtiger
blijft voor wereldlang[14].
En dit geschiedt (als) het inbrengwoord*: *Gr.rèma=(ook)Hebr.DáBáR
wat als goednieuws geboodschapt werd aan jullie.
2.1.Afgelegd hebbend nu alle kwaadheid
en alle bedrog en geveinsdheden en
nijden en alle laagpraterijen,
2.smacht als pas in de geschiedenis gekomen
kindjes naar de woordelijke[15] onbedrieglijke melk,
opdat jullie daarin zullen toenemen
in de bevrijding,
3.daar jullie gesmaakt hebben
dat goed-bruikbaar(is) de machtiger[16],
4.komende naar wie, een levende steen,
door menselijken wel geen gewicht gegeven
maar van de kant van God een uitgekozen
volwaardige[17],
5. ook zelf jullie als levende stenen
gesticht* worden tot een belucht huis, *Gr.oikodomeoo=Hebr.BáNáH
tot een priesterschap geheiligd
om op te dragen beluchte slachtgaven
goedontvangbaar voor God
door Jezus Christus.
6.Want plek heeft in de schrift*: *zie Jes.28:16.
zie ik leg* in Sion een uitgekozen steen *LXX: embaloo = inwerpen
scherphoekig waardevol,
en wie vertrouwt op hem
wordt zeker niet te schande;
de waardering voor jullie, vertrouwenden.
7.maar de niet-vertrouwenden:
de steen die geen gewicht gaven
huisstichters, deze geschiedde
I PETR 2
tot eerstdeel* van de hoek[18] *Gr.kephalos = Hebr. RaóWSh
en
8.een steen voor een gezette val[19]
en een rots* van een struikelblok[20]: Gr.petra = Hebr. TsuWR
zij die struikelen op de inbreng
niet overtuigd, waartoe zij ook
gesteld werden.
9.Maar jullie een uitgekozen geschiedronde* Gr. genos = Hebr. DóWR = een
een koninklijk priesterschap, (geboorte)ronde
een geheiligde natie* Gr.ethnos = Hebr. GóWJ = natie
een volk* ter aanmaking[21] Gr. laos = Hebr. NgàM
opdat jullie de deugden
zullen uitboodschappen van hem,
die jullie uit de duisternis heeft geroepen
tot zijn verwonderlijk licht.
10.jullie ooit niet volk,
maar nu volk van God,
niet begenadigden[22], maar nu begenadigden.
11.Beminden, ik roep toe om jullie als
voorbijgaandhuisbewoners en
voorbijgaandstaatsbewoners*[23] af te houden * Cit. Ps.39:13
van vleselijke begeerten,
welke zich legerscharen tegen de lichaamziel.
12.jullie verkeren bij de naties,
je ideaal houdend, opdat zij in hetgeen
zij laag praten van jullie als kwaadmakenden,
vanuit ideale werken, (die) in ogenschouw nemend,
dunkzwaarte geven aan God
in de dag van toezicht*[24]. * Cit. Jes.10:3
I PETR 2
13.Onderzet je aan alle menselijk oordeel
om de machtiger,
14.hetzij aan een koning als hoog te houden,
hetzij aan aanvoerders als door hem gestuurden
tot berechtingen van kwaadmakenden,
maar tot lofprijzing van goedmakenden;
15.omdat zo geschiedt de wil van God,
dat goedmakenden muilkorven* *Gr.phimoöoo=Hebr.CháSàM
van onachtzamen* de(hun) onkennis,
16. als ontslagenen* en niet *Gr.eleutheros=Hebr.CháPhàSh
als een omhulsel van kwaads
het-ontslagen-zijn* hebbend, *Gr.eleutheria: zie hierboven
maar als heerdienaren* van God. *Gr.doulos=Hebr.NgèBèD
17.Waardeert allen, bemint
de-broeder/zusterschap,
hebt ontzag voor God* * Cit. Spreuk.42:21
en waardeert de koning[25].
18.De huishulpen[26], ondergezet in alle ontzag
aan de heren[27], niet alleen aan de goede
en beeldpassende maar ook aan de krommen.
19.Dit(is)immers gratie,
als door de medewetendheid van God
iemand pijnen lijdt onrechtmatig[28].
20.Wat voor roep (is’t)immers,
indien jullie verwaardende en
klappen krijgende erbij blijven?
Maar als jullie goeddoends-makende
en lijdende erbij blijven,
(is) dat gratie van de kant van God.
21.Hiertoe immers werden jullie geroepen,
omdat ook Christus geleden heeft om jullie,
aan jullie heenlatend een voorschrift,
opdat jullie zouden opvolgen
de voetstappen van hem,
22.die geen verwaarding heeft gemaakt
en niet werd gevonden bedrog
in zijn mond[29].
I PETR 2,3
23. die geschimpt niet terugschimpt,
lijdend niet vergramd wordt,
’t overlevert aan de rechtmatig oordelende;
24.die de verwaardingen van ons
hoog heen gedragen heeft[30]* * vertaling van het Hebr.NáSsáA
in het vleeslichaam* van hem op het hout, * Gr.sooma = hier Hebr. BáShàR
opdat aan de verwaardingen ontschied,
wij in gerechtigeheid zouden leven,
aan wiens striem jullie herstellen[31].
25.Jullie geschiedden immers
als schapen die tuimelen[32],
maar heengekeerd zijn jullie nu
naar de herder en toezichthouder
van jullie lichaamzielen*. * Gr. psuchè = Hebr. NèPhèSh
3.1.Desgelijks vrouwmenselijken:
ondergezet aan de eigen manmenselijken,
opdat ook indien sommigen
onovertuigd zijn van de inbreng,
zij door het verkeren met de vrouwmenselijken
zonder een woordinbreng* gewonnen worden, *Gr.logos=Hebr.DáBáR
2.tot inzicht gekomen over het met ontzag
kuis verkeren van jullie.
3.van wie moet geschieden niet
de uiterlijke vlecht van haren
en omlegging van goud
of bekleding met gewaden
tot ordentelijkheid*, * Gr.kosmos
4.maar het verscholene van het hart
van de menselijke in het onverderfelijke
van een gebogen en rustige beluchting,
die geschiedt in de vertegenwendiging van
God kostbaar.
5.want ooit zo maakten de geheiligde
vrouwmenselijken die hoopten op God
I PETR 3
zichzelf ordentelijk, ondergezet aan de eigen
manmenselijken,
zoals Sara gehoorzaam was
aan Abraham, (tot)hem machtiger* *Gr.kurios=Hebr.AæDonieJ
roepende*; van wie jullie geschieden *cit.Gen.18:12
(als)borelingen goeds makende
en geen ontzag hebbend voor enig
ontsteltenis*[33]. *Gr.ptoèsis=Hebr.ChàTuWT
7.De mannen gelijkerwijs,
samen huizend naar volkènnis
over het vrouwelijke als het zwakkere
gerei, toebrengend waarde
als aan ook mede wettig aandeel hebbenden
aan de goede-gunst van leven,
om het niet terugestoten worden
van jullie gebeden.
8.Maar al-àf: allen gelijkgezinden,
mede-lijdenden, liefdebroeders/zusters,
goed-moderschotigen, nederiggezinden,
9.niet terugevend kwaad tegen kwaad
of geschimp tegen geschimp;
daarentegen zegenend, omdat jullie
daartoe geroepen werden,
opdat jullie zegening als wettig lotsdeel
zouden hebben.
10.Hij immers die wil beminnen het leven[34]
en zien goede dagen[35]
moet stoppen de tong vandaan van kwaad
en lippen om niet bedrog te praten[36],
11.moet wegneigen ook vandaan van het kwaad
en moet maken goeds,
moet zoeken vrede en
moet achtervolgen die[37].
12.Omdat de ogen van de machtiger
(zijn) op rechtvaardigen
I PETR 3
en zijn oren naar hun noodvraag[38]
maar de vertegenwendiging* *Gr.prosoopon=Hebr.PáNieJM
van de machtiger (is) bij wie maken
kwade (dingen)[39].
13.En wie de kwaad berokkende jullie
indien jullie als ijveraars* van het goede *Gr.zèloöoo=Hebr.QáNéA
geschieden?
14.Maar indien ook jullie lijden
door gerechtigheid, gelukgewensten.
En voor het ontzag van hen hebt geen ontzag
en raakt niet beroering[40],
15.maar heiligt de machtiger[41] de Christus
in jullie harten, altijd gereed tot
het sprekend opnemen* voor al wie jullie *Gr.apologia
vraagt om inbrengschap* omtrent de hoop[42]
in jullie.
16.Maar met gebogenheid* en ontzag, *Gr.praüs=Hebr.NgåNieJáH
hebbende een goed medeweten,
I PETR 3
opdat waarin jullie neergepraat worden
te schande gemaakt worden zij die
van jullie bedreigen het goede verkeer
in Christus.
17.Beter(is)immers goedddoende,
indien de wil van God wil, te lijden
dan kwaaddoende;
18.omdat ook Christus
één-enkelmalig*[43] om[44] verwaardingen *Gr.hapax= (hier) Hebr.AèChàD
is gestorven, een rechtvaardige* *Gr.diakaios=Hebr.TsàDieQ
voor onrechtvaardigen, opdat
hij ons toevoert naar God,
gestorven in het vlees,
levend gemaakt in de beluchter* *of: beluchting: Gr.pneuma = Hebr.
19.in wie hij ook, naar de
beluchten[45] in waarhouding* *Gr.phulakè=Hebr.MiSh’MàR
heen gaande, verkondigd heeft,
20. hen die zich onveilig voelden
ooit toen ontvangstbereid was
de grootmoedigheid van God
in de dagen van Noach,
toen hij toebereidde een kist*[46], *Gr.kibootos=(hier)Hebr.TéBáH
waarin weinigen, dit geschiedt
(als) acht lichaamzielen*, *Gr.psuchè=Hebr,NèPhèSh
bevrijd werden door het water heen,
21.welk evenbeeld* ook jullie *Gr.antitupos (vgl ‘kopie’)
nu bevrijdt, nl. de dompeling*, *Gr.baptizoo=Hebr.TháBàL
I PETR 3,4
niet een aflegging van goor vlees,
maar een vraag tot God
om een goede mede-wetendheid,
door de opstanding van Jezus Christus,
22.die geschiedt vanaf de rechter(hand)
van God, heengaande naar de hemel,
terwijl aan hem ondergezet zijn
bodewerkers en bevoegden en krachten.
4.1.Aangezien Christus nu
geleden heeft in het vlees, bewapent
ook jullie je met hetzelfde besef,
dat hij die lijdt in het vlees,
is gestopt met verwaardingen;
2.om niet meer voor de begeerten
van mensen maar voor de wil
van God de nog overige tijd
te bestaan.
3.Want (het is) genoeg
de voorbijgekomen tijd de wil
van de naties te bewerken,
heengaande in losbandigheden,
begeerten, wijnzuiperijen,
uitgelatenheden, drinkerijen
en amorele idooldienpraktijken.
4.waarbij zij zich vreemdeling voelen
wanneer jullie niet meelopen
in dezelfde overstorting van
reddeloosheden, smaad bewerenden,
5.die zullen afgeven rekenschap[47]
aan hem die zich gereed houdt
te oordelen levenden en lijdfoden..
6.Daaroe werd immers ook aan lijfdoden
goednieuws geboodschapt, opdat
zij geoordeeld worden volgens
mensen in het vlees maar leven
volgens God door beluchting.
7.Maar van allen[48] is het-al-af-worden* *Gr.telos=Hebr. KáLáH
lijfnabij*; neemt je in acht nu en
weest nuchter bij gebeden,
vóór alles tot elkaar uitgestrekte
minne hebbend, omdat minne
zal omhullen een volte aan
I PETR 4
verwaardingen[49].
9.(weest)Vreemdelinglievend
tot elkaar en verre van gemurmureer*, *Gr.gogguzoo=Hebr.LuWN
10.Ieder zoals hij aangenomen heeft
goedgunstigheid, naar dezelfden
die dit bedienen, als prachtige
huisordehouders van de bonte goede-gunst
van God.
11.Indien iemand praat, danals een
woordinbreng* van God; *Gr.logion = Hebr.DáBháR
indiemand bedient, danals uit het
vermogen waarmee God steunt,
opdat in alle (dingen) God
dunkzwaarte krijgt door Jezus Christus,
door wie geschiedt de dunkzwaarte
en de sterkte tot in de wereldtijden
van de wereldtijden; amen.
12.Beminden, voelt je geen vreemdeling
voor het vlammenvuur bij jullie,
dat voor jullie tot beproeving
geschiedt, alsof vreemds voor jullie
optreedt,
13.maar zoals jullie bondgenoot zijn
voor de lijdenservaringen van Christus,
verheugt jullie, opdat jullie je ook
bij de onthulling van de dunkzwaarte
van hem verheugt jubelende.
14.Indien jullie gehoond worden
in de naam van Christus,
gelukgewensten, omdat de beluchting
van de dunkzwaarte en van God
op jullie ruststop houdt*[50]. *Gr.anapauomai=Hebr.NuWCh
15.Niet immers moet iemand van jullie
lijden als een moordenaar of een steler
of een kwaadmaker of als een die
op een andersdoende toezicht houdt;
16.Maar indien als een Christen,
moeten jullie niet te schande gemaakt
worden, maar dunkzwaarte geven
aan God in deze naam.
I PETR 4,5
17.Omdat het het tijdvak* is *Gr.kairos
dat vooraangaat het oordeel
vandaan van het huis van God.
En indien als eerste vandaan van ons,
wat het einde* van wie niet
overtuigd zijn van de goednieuwsboodschap
van God?
18.En indien de rechtvaardige
te nauwernood bevrijd wordt,
de schender en de verwaarder:
waar komt hij te voorschijn?[51]
19.Zodat ook zij die lijden
volgens de wil van God hun lichaamzielen* *gr.psuchè = Hebr.NèPhèSh
in bewaring moeten stellen
bij het goeddoen.
5.1.De ouderlingen nu bij jullie
roep ik toe, die mede-ouderling ben
en getuige van de lijdenservaringen
van Christus, die ook van de
aanstaande te onthullen dunkzwaarte
bondgenoot ben,
2.weidt* de weidekudde van God bij jullie, *Gr.poimainoo=Hebr.RáNgáH
niet dwingend maar zelf opofferend* *Gr.ekousios=Hebr.NáDàB
volgens God,
3.niet lelijk winstzuchtig maar
moedig, en niet als overmachtigers* *Gr.katakurieuoo
van de aandelen, maar (als) voorbeelden
geschiedend van de weidekudde.
4.En als te voorschijn komt de vooraangaande
kuddeweider, worden jullie verzorgd
met de niet verkwijnende krans.
5.Evenzo, jongeren, weest ondergezet
aan de ouderen, allen weest voor elkaar
met nederigachting omschort, omdat
God zich inzet tegen hovaardigen,
Maar nederigen zal hij geven gratie.[52]
6.Weest nu nederig onder de sterke
hand van God, opdat hij ons omhoog brengt
in een tijdsgewricht.
I PETR 5
alle bezorgdheid van jullie wegwerpend[53]
op hem, omdat er voor hem belang is
omtrent jullie[54].
8.Weest nuchter, weest waakzaam,
die tegen het recht is van jullie,
de lasteraar* als een brullende* *Gr.ooruomai=Hebr.SháAàG
leeuw[55] schrijdt hij rond zoekend
iemand te verslinden*. *Gr.katapinoo = Hebr. BáLàNg
9.Weerstaat hem degelijk door
vertrouwen, volkènnend, dat
dezelfde lijdenservaringen
de zuster/broederscha- van jullie
in de ordentelijkheid al-af-worden.
10.Maar de God van alle goed-gunst,
die riep tot zijn wereldlange
dunkzwaarte in Christus jullie,
weinig geleden hebbend, zal zelf
geschikt maken, ondersteunen,
vast maken, grondvesten*. *Gr.themelioöo=Hebr.JáSàD
11.Aan hem de kracht tot in
de wereldtijden van de wereldtijden,
amen.
12.Door Silvanus, voor jullie
een getrouwe broederverwant,
naar ik reken, heb ik door weinig
(woorden) geschreven,
toeroepend en betuigend,
dat deze geschiedt (als)
de waarachtige goedgunstigheid
van God, waarin jullie staan.
13.Jullie groet de mede uitgekozen
(ecclesia, geroepenschap) in Babylon[56].
14.Groet elkaar met de liefdeskus
van de minne.
Vrede voor jullie allen in Christus.
1
[1] Het Griekse woord ‘diaspora’, waarin het werkwoord ‘speiroo’ te horen is waarmee ook het woord ‘sperma’ samenhangt, wordt wel algemeen met verstrooiing vertaald, maar betekent dus eigenlijk ‘uitzaaiing’. In de LXX wordt ook het woord ‘diaskorpizoo’ gebruikt en dat betekent inderdaad ‘uitstrooien’. De Latijnse vertaling heeft hier dispersio, dat weliswaar in de woordenboeken met ‘’vernietiging’ wordt vertaald, maar waarin via het latijnse spargo’het Griekse ‘speiro’ door klinkt. In het Hebreeuws wordt dezelfde zaak aangeduid met het woord GáLuWT en dat is het beste met ‘ontmanteling’ te vertalen. In het begrip diaspora komt niet alleen de negative kant van het ‘verstrooid worden’ naar voren, maar ook een positieve kant: ‘gezaaid worden’, om . . . wortel te schieten – in de landen van de gehele bewoonde wereld – en uit en op te groeien, ofwel te ‘ontkiemen’. En dat is weer de betekenis van het hebreeuwse ZèRàNg, dat weliswaar meestal met ‘zaad’wordt vertaald, maar eigenlijk ‘kiem’ betekent. Dat geldt trouwens ook van het Griekse woord ‘sperma’.
[2] In de betekenis van ‘door’.
[3] Het Gr. woord anagennaoo wordt meestal met ‘doen weder geboren worden’ vertaald, maar de basis van het woord is niet ‘geboren worden’ of ‘baren’, maar geschieden.
[4] Hoewel in dit Griekse woord het woord ‘angngelos’ doorklinkt, dat verder steeds met boodschap wordt vertaald, vertalen we deze samenstelling (‘anangngelloo’) met ‘voorleggen’, omdat dit woord in de LXX de vaste vertaling is van het Hebreeuwse NáGàD, dat we in TeNaKh consequent met ‘voorleggen’ vertalen. Daarmee gaat in het Nederlands een hoor-samenhang verloren die in het Grieks van Petrus wel doorklinkt, als in de volgende zinsnede het woord euangngelizoo = goednieuwsboodschappen valt.
[5] In de betekenis: ‘zich ergens bevinden’
[6] Zie Lev.19:2; Lev. 20:7 en Lev.11:44
[7] Zie Ps.89:27, Jer.3:19
[8] Dit is één Grieks woord: ‘a-prosoopon-lèmptoos’, dat in het Nederlands overeenkomt met ‘zonder aanzien des persoons’; het Griekse woord betekent ‘zonder af te gaan op iemands vertegenwendiging’ , d.w.z. ‘aanzien’ , c.q. ‘aanzicht’, c.q. ‘gezicht’.
[9] Zie voetnoot nr.6
[10] Vertaling van het Griekse ‘paroikia’, dat meestal met ‘bijwonersschap’ wordt vertaald.
[11] Zie Jes. 52:3
[12] Hoor in dit Nederlandse woord het begrip ‘werpen’: ‘ont-werpen’ is een begin maken met de verwerkelijking. ‘Werpen’ is de kern van het hier Gebruikte Griekse werkwoord. Het is voorzien van een voorvoegsel, dat in de eerste plaats ‘neer’, maar in de tweede plaats ‘af’ ook in de zin van ‘gereed’ betekent.
[13] In de zin van langgerekt = langdurig..
[14] Zie Jes.40:6-8. Hier wordt vrijwel letterlijk de LXX geciteerd. De vertaling, zoals die hier in Jes. 40 uit het Hebreeuws is opgenomen, luidt als volgt: de-al-afheid-van het-vlees (is) hofgras; de-al-afheid-van de-goede-gunst (ChèSèD in de Hebr.tekst, maar in de LXX: doxa = dunkzwaarte= het Hebr. KaBóWD)-zijner (LXX anthropou = van de mens, in I Petr. van haar) is het floreren van het veld. Droog wordt de grashof en slap de flora (LXX ‘uitvalt, in I Petr. idem); en de inbreng (= DáBháR, in de LXX in deze tekst vertaald met het Griekse rèma, meestal met het Griekse logos) van de-god-onzer (LXX kurios = machtiger) is aan’t-opstaan (LXX ‘blijven’) voor wereldlang.
[15] Gr. logikos; komt niet voor in de LXX. Het werkwoord logizoo is daar meestal de vertaling van het Hebreeuwse CháShàB = berekenen. Van daaruit geredeneerd, is de vertaling ‘redelijk’ hier, net als In Rom.12:1, te verklaren, vgl ons woord ‘logisch’. Dat is weliswaar de betekenis van dit woord in het gewone Grieks. Maar zowel Paulus als Petrus zullen hier waarschijnlijk veeleer aan ‘woord-achtig’, ‘woord-elijk’ gedacht hebben.
[16] Zie Ps.34:9, geciteerd volgens de LXX. De vertaling van de Hebreeuwse tekst luidt: smaakt en ziet ja goeddoende die-JHWH-van-Israël.
[17] Zie Jes.28:16, citaat uit de LXX; de letterlijke vertaling van de Hebreeuwse woorden luidt: een steen, getest, een grondslag.
[18] Zie Ps.118:22. geciteerd volgens de LXX. Letterlijk volgens de Hebreeuwse tekst: een steen schofferen de stichters; zij geschiedt tot-eerstdeel-van het-wendepunt.
[19] Het Gr. woord proskomma is in het gewone Grieks zeer ongebruikelijk, maar komt wel voor in de LXX en is daar de vertaling van MóWQèSh, afgeleid van het Hebreeuwse JáQàSh = een val zetten.
[20] Hier staat het Griekse woord ‘skandalon’, dat in onze taal tot ‘schandaal’ is verbasterd. Hier wordt Jes.8:14 weer geciteerd naar de LXX
[21] Citaat van Ex.19:6, waar, letterlijk vertaald, gesproken wordt over een ‘koningschap-van priesters en een natie(GóWJ) geheiligd’, en van Ex.23:22 naar de LXX
[22] Zie Hosea 1;6 en 9, waar de LXX in vs 6 het Hebreeuwse LoA-RoeCháMáH, dat letterlijk betekent ‘niet-bemoederschotigd’ vertaalt met ouk’eleèmenè = niet begenadigd; en in vs 9. Het Hebreeuwse NgàM wordt consequent met laos = volk vertaald.
[23] Petrus cittert Ps.39:13 hier naar de LXX, waar het Ps.38:13 is. De volledige Griekse tekst is alsvolgt te vertalen: “. . . omdat ik een voorbijgaandhuisbewoner (paroikos) ben voor(para) jou en een voorbijgaand- staatsbewoner(parepidèmos) zoals al de vaderen van mij”. De vertaling van Psalm 39:13 vanuit het hebreeuws zoals die in band III te vinden is, luidt: “. . . een inklamper (GéR) (ben)ik tot-genoot-bij(NgieM) jou en een inzittende (JóWShéB) zoals-de-al-afheid-van~de-mij-omvamenden.
[24] Petrus citeert hier Jes.10:3 naar de LXX. De vertaling van deze tekst vanuit het Grieks van de LXX luidt als volgt: “Wat zullen jullie maken in de dag van toezicht? Want de beënging van jullie zal van verre komen.”
De vertaling van dit vers uit de Hebreeuwse tekst, zoals die in Band II te vinden is, luidt als volgt: “En-wat?~zijn-jullie-aan’t-maken voor-de-dag-van bemoeienis(PeQoeDáH), en-voor-de-rampspoed(ShóWáH), vandaanvan-ver is-zij-aan’t-komen; . . . “.
[25] Petrus. Citeert Spreuken 24:21 letterlijk naar de LXX en deze volgt letterlijk de Hebreeuwse tekst.
[26] Dit vers kan beter niet weggelaten worden. Het Griekse ‘oiketès’ betekende oorspronkelijk ‘huisgenoot’, ook ‘gezinslid’. Het begrip ‘slaaf’ is te beladen met de latere geschiedenis om hier bruikbaar te zijn. Het gaat om inwonende hulp.
[27] Het Griekse ‘despotès’ komt in de LXX naar verhouding weinig voor. Bijna altijd klinkt daar het woord ‘kurios’. Ook ‘despotès’ wordt gebruikt als vertaling van AáDóWN, AæDoNieJ, AæDoNáJ en van JHWH, soms van MáShàL = heerser, in onze vertaling: ‘vore-steller’. Om het in het NT aanwezige onderscheid met ‘kurios’ te laten horen, kan bij de vertaling van ‘despotès’ voor ‘heer’ gekozen worden.
[28] Het Gr.woord ‘adikoos’ wordt in de LXX meestal met het Hebr. ShèQèR = leugenachtig vertaald. In het NT speelt de samenhang met het belangrijke begrip ‘dikè’ een grote rol, zodat in het Grieks van het NT het beste met ‘rechtzetting’ kan worden. Daarom wordt ‘adikoos’ hier met ‘onrechtmatig’ vertaald.
[29] Zie Jes.53:9, Petrus citeert deze tekst letterlijk uit de LXX, alleen waar de LXX anomia (wetsuitleggingsloosheid, dat in de LXX voor 20 sterk van elkaar verschillende Hebreeuwse woorden wordt gebruikt) heeft, staat hier amartia, dat hier met verwaarding wordt vertaald, omdat het in de LXX bijna de vaste vertaling is van het Hebreeuwse CháThæAáH. In de Hebreeuwse tekst staat hier het woord CháMàS, geweldddadigheid. De vertaling van jes.53:9, zoals die in BAND II te vinden is, luidt: “. . . daarenboven niet gewelddadigheid maakt hij, en niet bedrog in de mond zijner.”
[30] Cit.Jes.53:4. Petrus citeert hier niet alleen deze tekst vrijwel (niet helemaal: het praesens in de LXX vervangt hij door het perfectum van hetzelfde werkwoord) naar de LXX (daar is het vs 3), maar ook vs 5. In vs 4 gaat in de Hebreeuwse tekst over het ‘hoog-heen-dragen van onze uitputting’ (dit woord wordt meestal door ‘ziekte’ vertaald , maar dat is te modern; het Griekse woord malakia kan evenmin gelijkgesteld worden met ons moderne woord ‘ziekte’: het gaat in beide woorden om ‘zwakte’.); in vs 5 gaat het in de Griekse tekst wel over ‘hamartias’ (verwaardingen), maar in de Hebreeuwse tekst over PèShàNgieJM (= afvalligheden) en over NgàWoNóWT (= ontwrichtingen).
[31] Zie Jes. 53:5. Petrus citeert hier eveneens deze tekst uit de LXX, maar verandert die veelzeggend van onderwerp. Het Grieks van de LXX kan aldus vertaald worden: “. . . door de striem van hem worden wij genezen”. Het Hebreeuwse tekst dient aldus vertaald te worden: “. . . en met de bandstriem van hem zijn wij aan’t gezen worden voor(aan)ons(zelf).” Petrus verandert het onderwerp ‘wij’ in ‘jullie’.
[32] Zie Jes.53:6. Petrus citeert ook deze tekst naar de LXX en verandert ook hier het onderwerp ‘wij’ in ‘jullie’.
[33] Cit. Spr.3:25 volgens de LXX.
[34] Petrus citeert in de verzen 10-12 psalm 34:13-17a ongeveer naar de Griekse vertaling daarvan in de LXX(daar:psalm 33:13-17a). We vermelden hier de kleine afwijkingen tussen beide Griekse versies en plaatsen ook de letterlijke vertaling van ps.34:13-17 zoals die in BAND III.1. te vinden is.
[35] Petrus: beminnen; LXX: beminnende; LXX: zien sluit aan op willen; dagen staat voor zien; Hebr.tekst: wie?~ de-elkmenselijke die-welgevallen-heeft aan-levenden; beminnend de-dagen: om-te-zien goed(doend)s. In de Hebreeuwse tekst is deze regel een zelfstandige vraagzin, die niet in de volgende regel beantwoord wordt. De volgende regels zijn zelfstandige geboden. Dat is ook zo in de LXX.
[36] Petrus: moet stoppen; LXX: stop! LXX: de tong jouwer, en de lippen jouwer. De Hebreeuwse tekst: behoed de-tong-jouwer vandaan-van-het-kwaaddoende; en de lippen-jouwer: vandaan-van-het-inbrengen(DiBBéR) van-bedrog.
[37] Petrus: moet wegneigen, maken, zoeken, achtervolgen; LXX: neigt weg! Etc. De Hebreeuwse tekst: wijk vandaan-van-kwaad(doensds) en-maak goed(doends) zoekend vrede en-achtervolg-die.
[38] Petrus voegt het woordje ‘omdat’ toe. De Hebreeuwse tekst luidt: de-wel-ogen-van die-JHWH-van-Israël naar-rechtvaardigen en-de-oren-zijner: naar-het-gekerm-hunner.
[39] Petrus volgt hier letterlijk de tekst van de LXX. De Hebreeuwse tekst luidt: de-vertegenwendiging-van die-JHWH-van-Israël (is) bij-de-makers-van kwaad.
[40] Petrus citeert hier Jes.8:12 vrijwel letterlijk volgens de Griekse tekst van de LXX, alleen staat daar “zijn ontzag i.p.v. “hun ontzag” bij Petrus. Maar het ‘zijn’ bij Jes. Slaat op het volk en daarop slaat ook het ‘hun’bij Petrus. De letterlijk vertaling van de Hebreeuwse tekst (zie ook BAND II) luidt: “en-ook-voor-het-ontzag-hunner zijn-jullie-geen-ontzag-aan’t-hebben en-zijn-jullie-niet aan’t-terugdeinzen”. In Jes.8 wordt de profeet Jesaja aangesproken door die-JHWH-van-Israël om niet de neemweg van dit volk te gaan. Petrus plaatst hier de gemeente van Christus in dezelfde rol, die Jesaja had te vervullen. En zoals Jesaja weliswaar geen gemene zaak kon en mocht maken met de praxis van het volk Israël in de dagen van de koningen Uzzia, Jotham en Achaz maar afstand daarvan nam in een volstrekte solidariteit met dit volk, zo is dat ook de intentie en de houding van Petrus! Dat betekent voor Joodse lezers en lezeressen, of zij nu wel of juist niet op jezus als Messias vertouwen stelden, dat zij opnieuw, voor de zoveelste keer, met hun eigen geschiedenis vol tegenspraak geconfronteerd worden. De profeten van Israël spreken wel het oordeel van God uit over hun praxis, maar verwerkelijken precies zo de zuivergang (de term ‘verbond’ is misleidend) met hun volk. Dat betekent voor niet-Joodse lezers, dat zij enerzijds diep respect moeten hebben voor deze intern-Joodse zelfkritiek en anderzijds voor de opgave staan deze intense zelfkritiek zelf toe te passen en geen positie te kiezen in de intern Joodse discussie. De Christelijke kerkenfamilie is aan deze opgave nog altijd niet of nauwelijks begonnen.
[41] Deze woorden ontleent Petrus aan Jes.8:13. Hij volgt daarbij de Griekse tekst van de LXX , waarbij het Griekse ‘kurios’, dat we met ‘machtiger’ vertalen, omdat het vertaling is van het hebreeuwse AæDoNáJ, hier
de weergave is van de naam JHWH en zo door Petrus met ‘kurios Jezus’ verbonden kon worden. Het zij deze en andere identificaties via het begrip ‘kurios’ die de kerkenfamilie in de eerste eeuwen op de weg van de belijdenis eerst van de twee-ëenheid van God (de vader: de ‘omvamende’) en Jezus Christus (de zoon: de stivchtzoon) hebben gebracht en later op die van de drieënheid. De identificatie van de Geest (RuWàCH = beluchter / beluchting) met God zelf leefde reeds bij de rabbijnen.
[42] Het Griekse woord ‘elpis’ wordt evenals het werkwoord ‘elpizoo’ in de LXX in meerheid verbonden met het Hebreeuwse woord BáThàCH, dat het beste met ‘zich veilig weten’ kan worden weergegeven. In mindere mate worden beide woorden in de LXX met het Hebreeuwse QáWáH verbonden, dat met ‘zich spannen op’, ‘gespannen zijn op ‘betekent. Daarvan is het uit het Israëlische woord TiQ’WáH afgeleid, dat meestal met ‘hoop’ wordt vertaald, maar in de LXX maar zelden met het Griekse ‘elpis’ wordt weergegeven. In het NT zijn de woorden ‘elpis’em ‘elpizoo’ dominant aanwezig. Netzomin als het Griekse ‘elpis’ heeft dus het Nederlandse ‘hoop’ een duidelijk aequivalent in TeNaKh. ‘Hoop’ is dus karakteristiek voor de Mesiaanse praxis en de Messiaanse tijd. Voor de Jood is ‘hoop’ een illusie gebleken in de voortgaande Christelijke jaartelling. En die diepe ontgoocheling kan geen kerk(-lid) afdoen als nu, sinds de Shoa, voorbij, in tegendeel! Het Nieuwtestamentische begrip ‘hoop’ is geschonden en schaamte vervult elke Christen.
[43] Het Griekse woord ‘hapax’, dat in de theologische discussie tussen Rome en de Reformatie zo’n grote rol heeft gespeeld (speelt?) komt in het NT alleen voor in de brieven. Het is in de LXX, waar het redelijk vaak voor komt, of de vertaling van het Hebr. PàNGàM, dat ‘één (een) voetstamp’ betekent en meestal vertaald wordt als ‘één (een) keer’ – zo b.v. in Gen.18:32 en Phil.4:16, of de vertaling van het Hebr.AèCháD, dat ‘één-enkel(e-maal)’ betekent (zoals in Ex.30:10) en in die betekenis komt het vooral voor in de brief aan de Hebreeën en ook hier in I Petrus en in Judas.
[44] Hier staat het Griekse woordje ‘peri’ en dat betekent ‘om’ of ‘omtrent’; ‘aan’ zou ook kunnen vanwege de Nederlandse uitdrukking ‘sterven aan’. Het kan hier beter niet door het Nederlandse ‘voor’ worden vertaald, zoals de SV doet (niet de NBG!) en zelfs de NB, de NBV laat het ‘sterven aan/om/voor’ helaaml weg! Direct hierna horen we het woordje huper en dat betekent ‘voor’. Het (grote) verschil tussen beide Griekse voorzetsels dient ook in een vertaling hoorbaar en leesbaar te zijn.
[45] Hier staat het meervoud van het woorde ‘pneuma’, waarmee het vorige vers eindigde en dat we conform het Hebr. woord RuWàCh vertalen met ‘beluchting’ of ‘beluchter’, omdat het in zowel het Hebr. als het Griekse woord gaat om lucht in de zin van bewegende en bewogen lucht, wind in de zin van voelbare lucht, adem in de zin van geblazen lucht. In het enkelvoud gaat het in beide woorden meestal om God als beluchter of om Gods beluchting. Maar in het meervoud heeft het soms, zoals hier betrekking, op de beluchting die elk mens afzonderlijk eigen is. Elk mens is een ‘beluchte’. Die betekenis heeft het hier. En de interpretatie dat het hier om ‘zielen’ gaat, die in de gevangenis van het dodenrijk vertoeven, gaat verder dan deze tekst zelf, maar vloeit voort uit de volgende tekst. Ook de mensen ten tijde van Noach waren ‘beluchten’ die gevangen zaten, zoals de mensen van Petrus’ tijd. En allen horen nu de verkondiging van het evangelie.
[46] Het Griekse woord ‘kibootos’ is in de LXX zowel de vertaling van de ‘ark van het verbond’ die in de tabernakel en in de tempel stond, als van de ark van Noach en het biezen kistje9arkje) van Mozes. Het Nederlandse woord árk’is een leenwoord uit het Latijn ‘arca’ , dat overeenkomt met het Griekse woord ‘kibootos’. Het is belangrijk om het verschil tussen de twee, heel andere, Hebreeuwse woorden ook in de vertaling te laten horen. Met de keuze voor ‘kast’ en ‘kist’ sluiten we toch ook aan bij de oude vertaaltraditie.
[47] Ook hier staat het Griekse woord ‘logos’, dat we meestal met ‘inbreng(woord)’ vertalem; hier lijkt het te behoren tot het het werkwoord ‘logizoo’ dat in de LXX de vertaling is van het hebreeuwse CháShàB, dat ‘berekenen’ of ‘toerekenen’ betekent.
[48] Of: alle dingen.
[49] Petrus citeert hier Spr.10:12, maar niet volgens de bewoordingen van de LXX, die de Hebreeuwse tekst wel erg vrij vcrtaald heeft. Die luidt (letterlijk, zie BAND III.2) vertaald: “en-over al-af~de-afvalligheden is-aan’t-verhullen de-minne”.
[50] Deze bewoordingen komen ook voor in de Griekse tekat van de LXX van Jes.11:2 en deze volgt de Hebreeuwse tekst op de voet. Wat door Jesaja gezegd wordt van het ‘rijsje uit de tronk van Isaï’, de Davidszoon, wiens heerschappij er één van gerechtigheid en vrede zal zijn, dat zegt Petrus hier van de volgelingen van Jezus, aan wie hij schrijft.
[51] Hier citeert Petrus Spreuken 11:31 en volgt daarbij precies de Griekse tekst van de LXX, het geen de grote bekendheid van deze Griekse vertaling van TeNaKh weer eens onderstreept; en men bedenke: er wordt uit het hoofd geciteerd, want de grote handschriften zullen zelden binnen bereik geweest zijn! De letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst (zie ook BAND III,2) luidt als volgt: “kijk-hier een-rechtvaardige in-het-land is-aan’t-vervredigd-worden (= vergolden worden); dusdanig: ja~een-schender en-een-verwaarder”. De Joodse vertalers in Alexandrië van voor onze jaartelling hebben met hun vertaling de Hebrteeuwse tekst duidelijk een intrepratie gegeven. Die ligt weliswaar dicht bij de betekenis van de Hebreeuwse tekst, maar wijkt er ook van af. Petrus volgt hier dus niet alleen deze vertaling maar ook de daarin vervatte interpretatie.
[52] Petrus citeert hier Spr.3:34 letterlijk volgens de LXX.. De letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tekst (zie BAND III,2) luidt: “ware’t~voor-de-bruten, zelf is-hij-aan’t-brutaliseren(hen); en-voor-zich neerbuigenden: is-hij-aan’t-geven~gratie.”
[53] Petrus citeert hier Psalm 55:23 naar de LXX (psalm 54) niet letterlijk aar wel met dezelfde woorden. De LXX volgt de Hebreeuwse tekst wel op de voet. Petrus heeft ‘op Hem’, waar de LXX ‘epi kuriou’ (= op machtiger – NB zonder lidwoord en dat betekent in de meeste gevallen, dat de Hebreeuwse tekst hier de naam JHWH heeft – niet altijd) heeft en de Hebreeuwse tekst NgàL~JHWH.
[54] Woorden van gelijke strekking staan zowel in de LXX als in de Hebreeuwse tekst als vervolg in dit vers van psalm 55(54). Maar de bewoording is echter anders.
[55] Deze woorden verwijzen naar psalm 22:14.
[56] Waarschijnlijk een bijnaam voor Rome.