BeRéAShieJT IN (of: MET) EEN EERSTELING GENESIS 1
Dit is de vertaling van het Hebreeuwse woord, waarmee het eerste boek van de ToWRaH begint: BeRéAShieJT; en het is tegelijk de naam van dit bijbelboek in de Hebreeuwse bijbel. In de Christelijke bijbel is de naam Genesis gebruikelijk geworden; dat is de naam die dit Bijbelboek heeft gekregen in de oude, door Joden vanaf 300 v. Chr. in Alexandrië gemaakte Griekse vertaling van de Hebreeuwse bijbel.
Ook de andere vier boeken van de TóWRáH ontlenen hun naam in de Hebreeuwse bijbel aan het eerste woord.Veel woorden worden uitvoeriger besproken in de Nederlandse Woordenlijst (NWL)
……………./……………………………//… . . . .
in-een-eersteling(-sdaad)[1] stelt-zuiver[2] gods; 1.1
……..//……../……………………….//………..!
en-wel de-hemelhelften en-wel het-land .
………….. . .
en-het-land: 2
……………..//…..\\…\\…………. .
het-geschiedt warboel en-wanboel,
…….< >…………………………………….\………………………. . . . . .
en-duisternis op~de-vertegenwendiging-van de-warpoel;
……………..\………………… .
en-de-beluchter[3]-van gods,
……<>………………………………………….//……………………….. !
vibrerend[4] op-over~de-vertegenwendiging-van de-wateren.
………………..//….< >… ………….….\……….. . . .
en-voorts-zegt gods aan’t-geschieden[5] licht; 3
……………………………….. !
en-voorts-geschiedt licht.
……………….///..//……………………..< >…… . . . . . . . .
en-voorts-ziet gods en-wel~het-licht ja~goeddoende;
…………………..\…….. .
en-voorts-splitst gods, 4
…………….//………………< >…………………..//……………… !
onderscheidend het-licht en-onderscheidend de-duisternis.
…………………\\…….///…………………….|… .
en-voorts-roept gods voor-het-licht dag , 5
………………… < >…………..\………….. . . .
en-voor-de-duisternis roept-hij nacht;
………………………………….….//………………………………….………… < >………..
en-voorts-geschiedt~een-avond en-voorts-geschiedt~een-ochtend
………//………………… !
[een-dag een-enkel-éne.
~
………………..\……. .
en-voorts-zegt gods, 6
………………….//..….< >………………………\…………………… . . . . .
aan’t-geschieden pletwerk[6] in-het-midden-van de wateren;
………………….……\…………….…. .
en-aan’t-geschieden een-splitsing,
…………….//……….< >………………… !
onderscheidend wateren voor-wateren.
………..……….\………….¬ ……………………. ,
en-voorts-maakt gods en-wel~het-pletwerk 7
…………………. . .
en-voorts-splitst-hij:
…………….///….……….\\……………………| …………………………..\………
onderscheidend de-wateren die-zijn vandaan-van-de-drukplek
……………… .
[aan-het-pletwerk,
………………….\……………….. .
en-onderscheidend de-wateren,
.< >…………………………………….\..
die-zijn vandaan-van-het-bovenop
……………. . . . . .
[aan-het-pletwerk;
……………………………….. !
en-voorts-geschiedt-vastzo.
…………………\…….. _………………….< >……………………. . . . .
en-voorts-roept-gods voor-het-pletwerk helftenhemel; 8
…………………………………..….//…………………………………..……….< >………
en-voorts-geschiedt~een-avond en-voorts-geschiedt~een-ochtend
……….//………. !
[een-dag een-andere.
~
………………..\…… . .
en-voorts-zegt gods: 9
………….…………..\\………………. /……………………………………..»………………
aan’t-zich-omspannen[7] de-wateren vandaan-van-de-drukplek-van
………… ………\\………………….…..\…………………………… .
[de-helftenhemel naar~een-opstaanplaats[8] een-één-enkele,
…………………………….…< >……….. . . . .
en-aan’t-zich-laten-zien het-droge;
……………………….. !
en-voorts-geschiedt~alzo.
…………………\\…….///…………………….I.. .
en-voorts-roept gods tot-het-droge land, 10
……………………..//……………………< >…………\…………… . . . .
en-tot-de-omspanning-van de-wateren roept-hij zeeën;
………………..//..< >……….. !
en-voorts-ziet gods ja~goeddoende.
………………..\…… . .
en-voorts-zegt gods: 11
……………….»……….…….\\………….. .
aan’t-frisgroenen het-land frisgroen,
…»……..\…………….. .
kruid kiemende kiemsel,
….\……………../……… »………………….| ………………. .
boomhout vrucht makende vrucht voor-zijn-soort,
.//……………… < >……………… . . .
die kiemen~daarin op-het-land;
………………………………………. !
en-voorts-geschiedt-het~zo.
……………………………..\\………………/…….«………………\…….///……….< >……|
en-voorts-doet-uittrekken het-land frisgroen kruid kiemende kiemsel 12
………………… .
[voor-zijn-soort,
…….\\\…………….//………..//……//……………………< >………………. . . .
en-houtboom makend vrucht die kiemen~daarin voor-zijn-soort;
………………..//…< >……….. !
en-voorts-ziet gods ja~goeddoende.
………………………….…………..//……………………………..<>….………//……….
en-voorts-geschiedt~een-avond en-voorts-geschiedt~een-ochtend
……….<>………. !
[een-dag de-derde.
~
………………..\……. . .
en-voorts-zegt gods: 14
………………..///……..……..|……………\……………………………………. .
aan’t-geschieden lichters in-het-pletwerk[9]-van de-helftenhemel,
……………. . .
om-te-splitsen:
……………//………………< >………………….//……………. . . . .
onderscheidend de-dag en-onderscheidend de-nacht;
……………………………………………\\\..…………… ………….| …………………… .
en-voorts-zijn-ze-aan’t-geschieden voor-bewijzen
[en-voor-gemeenschapsordeningen[10],
……………..< >………… !
en-voor-dagen en-jaaranderingen.
…………………………………………….\\\..…………………….| \……………………… .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-geschieden tot-lichters 15
[in-het-pletwerk-van de-hemelhelften,
…….<>…………………………… . . . .
om-licht-te-geven op-het-land;
…………………………………… !
en-voorts-geschiedt~alzo.
…………………..\……. .
en-voorts-maakt[11] gods, 16
…………………………//……………………..<>……………. . . . .
enwel~de-twee-anderen-van de-lichters de-grotere;
……………….\\\..……………………| ……………..\…………………………….. .
enwel~de-lichter de-grotere om-zich-vore-te-stellen[12] des-daags,
……………….\\\..…………………….| …………….//………………………….. .
enwel~de-lichter de-kleinere om-zich-vore-te-stellen des-nachts,
…..< >………. !
enwel de-sterren.
…………………//………………//….<>……………..\………………………. . . . . . . . .
en-voorts-geeft enwel-hen gods in-het-pletwerk-van de-helftenhemel; 17
……………………..<>…………………. !
om-het-doen-lichten op-het-land.
………………………………..| ………….\…………………. .
en-om-zich-vore-te-stellen op-de-dag en-in-de-nacht, 18
…………………. .
en-om-te-splitsen,
…………….//……………..<>……………………..\………………. . . . . . .
onderscheidend het-licht en-onderscheidend de-duisternis;
…………………//…<>……….. !
en-voorts-ziet gods ja~goeddoende.
…………………………………..….//…………………………………….……….< >……..
en-voorts-geschiedt~een-avond en-voorts-geschiedt~een-ochtend 19
……….//…………. !
[een-dag een-vierde.
~
………………..\……. .
en-voorts-zegt gods, 20
………….\…………………. .
aan’t-wemelen de-wateren,
……….<>…………………\…………………….. . . .
een-wemeling-van lichaamziel[13] die-leeft;
…………………….| …………..\…………………………….. .
en-gevleugelds aan’t-vliegen op-boven~het-land,
…………………………………..<>………………………….//…………………….. !
op-tegen~de-vertegenwendiging-van het-pletwerk-van de-helftenhemel.
…………………..……\… .. .
en-voorts-stelt-zuiver gods, 21
…………………..<>………… . . . .
en-wel~de-draken de-grote;
……\……………….…….\………………………..\…..…………….||…………..»……..\\…………
en-ook de-alafheid~lichaamziel die-leeft het-gekrioel zoals-die bewemelen
………/………………………… . .
[de-wateren voor-hun-soort:
….\\……………………………….\\\..…………………| ………………. .
en-ook de-alafheid[14] gevleugelds gevlerkt voor-hun-soort,
………………..//…<>………… !
en-voorts ziet gods ja~goeddoende.
……………….\\\……………//……………. . . . .
en-voorts-zegent-in gods om-te-zeggen: 22
………\………………… . .
vervrucht en-verveelvoudigt:
…………….\\\………………………………. \\…….| ………… .
en-doet-vol-worden enwel~de-wateren in-de-zeeën,
………………..<>………………………..\……………………………. !
en-het-gevleugelde aan’t-verveelvoudigen op-hetland.
………………………………………//………………………………………..……<>………
en-voorts-geschiedt~een-avond en-voorts-geschiedt~een-ochtend 23
……….//………. !
[een-dag de-vijfde.
~
………………..\……. . .
en-voorts-zegt gods: 24
………………………..\\…………………./……………….\\\..……………| ………………… .
aan’t-doen-uittrekken-is het-land lichaamziel die-leeft voor-haar-soort,
.//…………._……………………..-……………………….<>……………………. . . .
vee en-krioelgedierte en-levends-van~het-land voor-haar-soort;
………-………………………. !
en-voorts-geschiedt~zo.
………………….\……..»……………….\\………………………./…………………… . .
en-voorts-maakt gods enwel~levends-van het-land voor-zijn-soort: 25
…………………….| ………………. .
enwel~het-vee voor-zijn-soort,
…….//………………………………//…………………………….<>…………………………
enwel de-al-afheid-van krioelgedierte-van het-roodlingse[15] voor-ziin-
… . . .
[soort
………………..//..<>…………. !
en-voorts-ziet gods ja~goeddoende.
………………..\…….. .
en-voorts-zegt gods, 26
………….//……………_……………………..<>………………………………………………… . . .
aan’t-maken-wij roodling in-het-beeld-onzer als-overeenkomst-met-ons;
………..»…………………….\\………………../…………………..………//……………………
en-regeren[16]-zij bij-de-vis-van –de-zee en-bij-het-gevleugelde-van de-
……………. .
[helftenhemel,
…………………….|…………………………………………… .
en-bij-het-vee en-in-de-al-afheid-van~het-land,
………………………………………………..<>…………………………//………………. !
en-bij-de-al-afheid-van~het-krioelgedierte dat-krioelt op~het-land.
……………………..….\\.…..>>…………………………….| ……….………….. .
en-voorts-stelt-zuiver gods enwel~de-roodling in-het-beeld-zijner, 27
…………..//………….<>………………..…/…………. . . . . .
in-het-beeld-van gods stelt-hij-zuiver enwel-hem;
……..//……………..….<>……..………………….//………….. !
aanhakend[17] en-inboorbaar[18] stelt-hij-zuiver enwel-hen.
………………..\\………………………\\\.…:
en-voorts-zegent-in enwel-hen gods 28
………………..\\…………./…. . .
en-voorts-zegt tot-hen gods:
……………//………………………………….//………//…………………….<>..
weest-vruchtdragend en-wordt-veel en-vult enwel~het-land
……………………. . . .
[en-bewalkt[19]-het;
…………./………………. \\\.………………….| ………………………\…………………
en-regeert bij-de-vissen-van de-zee en-bij-het-gevleugelde-van
………..……… .
[de-helftenhemel,
………………………………………….…< >………………….//…………….. !
en-bij-de-al-afheid-van –het-leven het-gekrioel op~het-land.
………………………. . .
en-voorts-zegt gods: 29
………. »………\\…………../…………………………………………\………\…………. . .
kijk-hier ik-geef aan-jullie en-wel~de-al-afheid-kruid kiemend kiemsel:
………..|………………………………… \……………………………………………………… .
dat-wat(-is) op~de-vertegenwendiging-van de-al-afheid-van~het-land,
……………………………………………………….. – …………. //…………………….
en-ook~de-al-afheid-van~het-boomhout waar-in(-is) vrucht-van
…………< > …. \………. . . . . .
[boomhout kiemsel kiemend;
………. //………………………… <>…………. !
voor-jullie is’t-aan’t-geschieden tot-eten!
………………………………….\…………………….«…………………………………………….. |……………
en-voor-de-al-afheid~leven-van het-land en-voor-de-al-afheid~gevleugelde-van 30
………………… /…………………………….\………………….\……………… . .
[de-helftenhemel en-voor-de-al-afheid gekrioel op-het-land:
………..|………..\………………. .
waar-in een-lichaamziel levend(-is),
………………….. ………………………..//………………… < >…….. . . .
en-wel~de-al-afheid-van~het-gele-van~het-kruid tot-eten;
………………………..-…… !
en-voorts-geschiedt~zo.
…………………\\\.….. | ………………………………………. \………….. .
en-voorts-ziet gods en-wel~de-al-afheid-van-wat hij-maakt, 31
……………………. < >………….. . . . . .
en-kijk-eens~goeddoend machtig;
……..-………………………….….//………….…-……………………………. <> ………
en-voorts-geschiedt~een-avond en-voorts-geschiedt~een-ochtend
……….//……….. !
[een-dag een-zesde.
~
……………………………….//………………………………….//…………………<>…
en-voorts-worden-al-af-gemaakt de-helften-hemel en het-land 2.1
…………………………………………………… !
[en-de-al-afheid-van~de-schare-hunner.
…………………………….\\\.…..| ………….\……….. .
en-voorts-maakt-al-af gods op-de-dag de-zevende, 2
………………………<>………\……….. . . . . .
het-bodewerk-zijner dat hij-maakt;
………………………………| ……………\………. .
en-voorts-verstilt-hij op-de-dag de-zevende,
………………………………………………………………………. <>……..\………… !
vandaan-van-de-al-afheidvan~het-bodewerk-zijner dat hij-maakt.
………………..>………………. | ………………..\………. .
en-voorts-zegent-in gods enwel~de-dag de-zevende, 3
……………….<>……………………. . . .
en-voorts-heiligt-hij enwel-hem;
\………..>………………… | …………………………………………………………………………. .
ja op-hem verstilt-hij vandaan-van-de-al-afheid-van~het-bodewerk-zijner,
………//……………<>……………… !
dat~zuiver-stelt gods om-te-maken[20].
~
SEDER
..\…………………\\\……………………………………//………………..<>..
deze(zijn) de-baringen[21]-van de-helftenhemel en-het-land 4
……………………………………………….. . . . . . .
[bij-het-zuivergesteld-worden-van-hen;
………… . .
op-de-dag-van:
………//……………………………………//………<>….//…………………. !
het-maken-van die-JHWH-van-Israël gods land en-helftenhemel.
………..\…………………\………………………….. . .
en-de-al-afheid struikgewas-van het-veld: 5
fz…………………………………….\…………………. .
vers[22]-nog is’t-aan’t-geschieden in-het-land,
…………………………….//……………..<>………………//……………… . . . . . . .
en-de-al-afheid~kruid-van het-veld is-nog-vers aan’t-ontspruiten;
.f….\\……………../…………………..///…………………….|…………… .
ja niet doet‘t-regenen die-JHWH-van-Israël gods op~het-land,
……………\……………………….. .
en-een-roodling (is-er-)geen,
………………….<>………………………… !
om-te-heerdienen enwel~het-roodlingse.
…….<>…………………\……………………………………. . . . .
en-nevel is-aan’t-opgaan vandaan-van-het-land; 6
………………………………<>…………………………………………………………………….//………………
en-is-voorts-aan’t-drenken enwel~de-al-afheid-van~de-vertegenwendiging-van
………. !
[het-roodlingse.
………………………f…………….\\……………………/……………………… . .
en-voorts-vormt die-JHWH-van-Israël gods enwel~de-roodling: 7
…..| ……………………………. .
stof vandaan-van-het-roodlingse,
………………….//………………………….<>……………\…………………………..
en-voorts-blaast-hij in-de-walgneus[23]-zijner ademhaling[24]-van
. . . . . . .
[levenden;
………………………..//……….<>……………..//…………….. !
en-voorts-geschiedt de-roodling tot-lichaamziel levend.
………………… …………….\\\………………….//…………………………….<>……..
en-voorts-plant die-JHWH-van-Israël gods een-schutte~in NgéDèN 8
…………………… . . . . . . . . .
[vandaan-van-oostenvroeg;
…………………\………….. .
en-voorts-stelt-hij daar:
………………..<>………..//…….. !
enwel~de-roodling die hij-formeert.
………………………………… / ………………. \\\…….…………….. |
en-voorts-doet-uitspruiten die-JHWH-van-Israël gods 9
…………………………….. .
[vandaan-van-het-roodlingse,
……………………………….//………//……………………………..……….<>…………\……………..
de-al-afheid~boomhout begeerd-wordend voor-het-aanzien en-goeddoende
……… . . . . . . .
[voor-het-eten;
……………\\\…..………………… ….. | ……\………………………. .
en-de-houtboom-van het-leven temidden-van de-schutte,
…………….……………………………..<>…………….//………………………. !
en-een-houtboom-van de-volkènnis-van goeddoends en-kwaaddoends.
……………………….. | ……..\………………………………. .
en-een-blikkering[25] uittrekkend vandan-van NgéDèN, 10
…………..<>……………………… . . . . . .
om-te-drenken enwel-de-schutte;
…………………………….. | ………………………………………… .
en-vandaan-van-daar is-hij-zich-vaneen-aan’t-scheiden,
……………………………………………<>…………..//… !
en-voorts-is-hij-aan’t-geschieden tot-vier eerstdelen.
…….//……………………….<>………… . . . . . .
de-naam-van de-enkel-ene PieJShóWN; 11
.\…………… !
zij de-omsingelende:
>…………………………………………..//………………… .
enwel de-al-afheid-van~het-land ChæWieJLáH,
………<>…………… !
die~waar het-goud(is).
……………//………………..//………<>…… . . . . . . . . .
en-het-goud-van het-land nl.dit(is) goeddoende; 12
..//………….………<>……………….……//…….. !
daar(is) het-edelhars en-het-gesteente carneool.
…………………………………//………………<>……………………………….. . . . . .
en-de-naam-van de-blikkering de-andere(tweede) (is)GieJChóWN; 13
.\…… . .
zij omsingelend:
…..<>…………………………………..//….. !
enwel de-alafheid-van~het-land KuWSh.
…………./……………………\\\..…………………… | ……… .
en-de-naam-van de-blikkering de-derde (is)ChiDDèQèL, 14
.//………..< >………………….\……………… . . . . . . .
zij (is)de-gaande oostenvroeg-van AàShShuWR;
………….//………………………. | //………….. !
en-de-blikkering de-vierde zij (is)de-PheRáT[26].
………………..//……………….//…………………<>…………………….. !
en-voorts-neemt die-JHWH-van-Israël gods enwel~de-roodling; 15
………………..\………………………………………………….. .
en-voorts-leidt-hij-hem in-de-schutte-van~NgéDèN,
………………………………<>…………………………………………. !
om-te-heerdienen-haar en-om-waar-te-houden-haar.
……………………….. | …………\…………………… .
en-voorts-gebiedt die-JHWH-van-Israël gods, 16
……………………<>…………… . . . . . .
op-tegen~de-roodling te-zeggen;
…………………………..//………………………………………………………<>…..//……
vandaan-van-de-alafheid-van het-boomhout-van~de-schutte etend
……………………. !
[ben-jij-aan’t-eten.
………………………………………………………………../ ……………. | …\…………….
en-vandaan-van-de-houtboom-van~het-volkènnen-van goeddoends 17
………. .
[en-kwaaddoends,
..//…………………..<>………….. . . . . . .
niet ben-jij-aan’t-eten daarvandaan;
. .
ja:
………….//………..//………………………..<>…..//……..
op-de-dag-van jouw-eten daarvandaan stervend
………………………… !
[ben-jij-een-gestorvene aan’t-worden.
/………………….|…………..\…………………… .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël gods, 18
………..//………………………………..//……………….<>……………. . . . . . . . .
niet~goeddoende (is)het-geschieden-van de-roodling in-afzondering;
…………………………………………//………….<> ……………………………….!
ik-ben-aan’t-maken~voor-hem een-hulp voor(-gelegd-aan)-hem.
………………………☼ ……………\\…………………..<>………………………………. . .
en-voorts-formeert die-JHWH-van-Israël gods vandaan-van-het-roodlingse: 19
…………………………………..<……………………….| ………|
de-al-afheid-van~het-leven-van het-veld en-ook
………………………….\……………………. .
[de-al-afheid-van~het-gevogelte-van de-helftenhemel,
………………………………………….| ……………… .
en-voorts-doet-hij-‘t-komen naar~de-roodling,
………….<>………………………………………… . . . . . . .
om-te-zien wat~hij-aan’t-roepen-is~daaraan;
…………………………..☼ .\\……………………………………..§………..//……………………………//.
en-de-al-afheid-van wat aan’t-roepen-is~daaraan de-roodling een-lichaamziel
……………….<>…….//…………………..!
[(dan)geschiedt dat (tot)naam-zijner.
…………………\\…………../………. . .
en-voorts-roept de-roodling namen: 20
……………………………………………………..| ……………………….\…………………………. .
voor-de-al-afheid-van~het-gedierte en-voor-het-gevogelte-van
[de-helftenhemel,
………………..<>………………………….\………………… . . . .
en-voor-de-al-afheid-van het-leven-van het-veld;
………………||………………..//……………….<>……………………………….!
en-voor-roodling niet~vindt-hij een-hulp voor(gelegd-aan)-hem.
……………………………….☼ …………\\……………………\\\……………….//…………………..< > ……
en-voorts-doet-vallen die-JHWH-van-Israël gods een-verdoving[27] op~de-roodling21
……………… . . . . . . . .
[en-voorts-slaapt-hij;
……………….. . .
en-voorts-neemt-hij:
………………| …………………………………….. .
één-enkele vandaan-van-de-kanten-zijner,
…………………//………………<>…………………………….. !
en-voorts-sluit-hij het-vlees op-de-drukplek-harer.
……………………..☼ ………….//………………..\\\……………………//…………………//….
en-voorts-sticht die-JHWH-van-Israël gods enwel~de-kant~die hij-neemt 22
……………………………< >…………………….. . . . . . . . . . . .
[vandaan-van~de-roodling tot-een-vrouwmenselijke;
……………………………..<>……………………………… !
en-voorts-doet-hij-komen-haar naar~de-roodling.
…………………..¬ ……..:
en-voorts-zegt de-roodling 23
.……………….. . .
deze (voet-)stamp[28]:
|…………………………………………………………….. .
harde-bot vandaan-van-het-harde-bot-mijner,
……..<>………………………………………. . . . . .
en-vlees vandaan-van-het-vlees-mijner;
………….| ……………………\………………….. .
tot-deze is-hij-aan’t-roepen vrouwmenselijke,
//……………………………………<>………………………………………. !
ja vandaan-van-een-man-menselijke wordt-genomen~deze.
…………….| …………………………………………. .
om~vastzo is-aan’t-verlaten~een-manmenselijke, 24
……………………………<>……………………………………….. . . . . . . . . .
enwel~de-hem-omvamende[29] en-ook~de-hem-bemoederende[30];
……………………………………\…………………………………………………….. .
en-voorts-is-hij-aan’t-aankleven bij-de-vrouwmenselijke-zijner,
……………………………………………..<>…………………….//… !
en-voorts-zijn-zij-aan’t-geschieden tot-een-vlees één-enkel.
………………………///……………………….. | .. .
en-voorts-geschieden zij-andertwee naakt, 25
…….< >…………………………………………….. . . . .
de-roodling en-de-vrouwmenselijke-zijner;
……<>………………………………….. !
en-niet zijn-zij-elkaar-te-schande-aan’t-maken.
……………………………………| ………\………………….. .
en-het-waarzeggedrocht[31] geschiedt (als)een-slimmige, 3,1
………………………………………………………………| ……..\………………….. .
vandaan-van(anders-dan)-de-al-afheid-van het-leven-van het-veld,
.//….< >……………..\…………………. . . . .
dat maakt die-JHWH-van-Israël gods;
/……………………..| ……….\…………. .
en-voorts-zegt-hij naar~de-vrouwmenselijke,
///…….\…… .
dus ja~zegt gods,
..\……………………………. .
niet zijn-jullie-aan’t-eten,
…………………………<>…………………………………..//…………………. !
vandaan-van-de-al-afheid-van het-boomhout-van de-schutse.
………………..//…………………<>……………………………… . . . . . . . . . .
en-voorts-zegt de-vrouwmenselijke tot~het-waarzeggedrocht; 2
…………………………..//……………………………………………………<>………………………….. !
vandaan-van-de-vrucht-van het-boomhout-van~de-schutse zijn-wij-aan’t-eten.
………………………………….\……………………………… ¬ .\………………………………………………….,
en-vandaan-van-de-vrucht-van de-houtboom die(is) in-het-midden-van~de-schutse3
..\…. . .
zegt gods:
.///……………………………….| …………………… .
niet aan’t-eten-zijn-jullie vandaan-van-hem,
……..//………………………………<>………… . . . . .
en-niet zijn-jullie-aan’t-betasten op-hem;
………………………………………………. !
afwendend-dat~jullie-aan’t-sterven-zijn-toch.
………………..//………..< >……..……………………………….. . . . . . . . .
en-voorts-zegt het-waarzeggedrocht tot-de-vrouwmenselijke; 4
……….fz……………………………………… !
niet~stervend zijn-jullie-aan’t-sterven-toch.
/// ….\……………….. .
ja volkènnend(is) gods, 5
. .
ja:
……………………| ………………………\…………………………… .
op-de-dag-van het-eten-van-jullie vandaan-van-hem,
……<>………………………………………………… . . . . . . .
en-aangedaan-worden[32] de-wel-ogen-jelieder;
……………………………..| …… .
en-jullie-geschieden als-gods[33],
……<>………………………..//…………. !
volkènnenden[34]-van goed en kwaad.
…………………\……………|……………………..\……..☼ …….\\…………………../………….\\\
en-voorts-ziet de-vrouwmenselijke ja goed de-houtboom voor-eten en-ja 6
……………………………….\…………………… . .
[een-verlangen~(is)hij voor-de-wel-ogen:
…………///…………………………|………………………. . .
en-begeerd-is de-houtboom voor-de-onderwezenheid:
……………//……………………………………………….<>……………………..<>……
en-voorts-neemt-zij vandaan-vande-vrucht-zijner en-voorts-eet-zij
………………….\\\…………………………………………………….//………………………..<>
[en-voorts-geeft-zij ook~aan-demanmenselijke-harer genoot-mèt-haar
……………….. !
[en-voorts-eet-hij.
……………………………………./….| ………..\ ………………………………… .
en-voorts-worden-ontsloten de-wel-ogen-van hen-andertweeën, 7
……………………. .
en-voorts-volkènnen-zij,
//..< >……………. . . .
ja naakten (zijn)zij;
…………………………………………..|……..\………………………. .
en-voorts-naaien-zij-aaneen loofopgang-van een-vijg,
…………………//…………………..<>…. !
en-voorts-maken-zij voor-zich gordels.
………………..||…………………………..\\…………………..\\\…………………..//..
en-voorts-horen-zij enwel~de-stem-van die-JHWH-van-Israël gods 8
………….//………………….<>………………..\…………………….. . . .
[heengaande in-de-schutte voor-beluchting-van de-dag;
…………………………\\……………………./………………………………………………. . .
en-voorts-verschuilen-zich de-roodling en-de-vrouwmenselijke-zijner:
……………………………………………………………..|………….\………………….. .
vandaan-van-de-vertegenwendiging-van die-JHWH-van-Israël gods,
…………..<>…………………….//…………………………… !
in-het-midden-van het-boomhout-van de-schutte.
…………………//………………\……………………<>…………………<>……….
en-voorts-roept die-JHWH-van-Israël gods naar~de-roodling 9
………………..//………………<>………!
[en-voorts-zegt-hij aan-hem waar?-(ben)jij-toch.
………………..|…………………………………..//………< >…………….. . . . . . .
en-voorts-zegt-hij enwel~de-stem-jouwer hoor-ik in-de-schutte; 10
……………….//………………….//…………..<>……………………..!
en-voorts-zie-ik ja-een-naakte (ben)ik en-voorts-schuil-ik.
………………..||……….///..\…………………….
en-voorts-zegt-hij wie? legt-voor aan-jou, 11
//……….<>………….. . . .
ja een-naakte (ben)jij;
…………………………… . .
vandaan-van~de-houtboom?:
..\\\………………..//………………//………………………………………….<>….. !
waarvan ik-gebied-aan-jou zonder te-eten~vandaan-van-hem eet-jij.
……………….\\……….. . . . . . .
en-voorts-zegt de-roodling; 12
……………………………..| .\………….\……………………….. .
de-vrouwmenselijke die jij-geeft genoot-met-mij,
//……………………….//……………………………<>……………………………. !
zij zij-geeft~aan-mij vandaan-van-de-houtboom en-voorts-eet-ik.
………………..\\…………..\\\……………………//……………….< >……………………………..\.
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël gods aan-de-vrouwmenselijke wat~dit 13
. . . . . . . .
[maak-jij;
………………../..|…….. .
en-voorts-zegt de-vrouwmenselijke,
…………….//……………………………………………….<>………………… !
het-waarzeggedrocht brengt-in-de-waan-mij en-voorts-eet-ik.
……………………☼ …………\\…………………….//……………………………….……..¬
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël gods tot~het-waarzeggedrocht 14
.\………..\……..,
[ja jij-maakt dit
……..///…..| …………………………………………………………. .
vervloekt jij vandaan-vande-al-afheid-van~het-gedierte,
……………………………..<>…………………………..\……………………… . . . .
en-vandaan-van-de-al-afheid-van het-wildleven-van het-veld;
……………………..\…………………………….. .
op~de-romp-jouwer ben-jij-aan’t-gaan,
……..//……………………<>………………………………………..//……………………………. !
en-stof ben-jij-aan’t-eten de-al-afheid-van~de-dagen-van het-leven-jouwer.
……..\……………………………………. . .
en-vijandschap ben-ik-aan’t-zetten: 15
…………………………….|…………………..\………………… .
onderscheidend-jou en-onderscheidend de-vrouwmenselijke,
…………………//……………………………..<>…………………………\……….
en-onderscheidend het-kiemsel-jouwer en-onderscheidend
………………….. . . . . .
[het kiemsel-jouwer;
///……………………………………\………… .
zij is-aan’t-vermorzelen-jou het-eerstdeel,
…..<>………………………………//………………………… !
en-jij jij-bent-aan’t-vermorzelen-haar de-kwetshiel.
=
……………..\…………………….. . .
tot~de-vrouwmenselijke zegt-hij: 16
.///…………………………………………………… | ……………………………..\……..
veel-makend ben-ik-veel-aan’t-maken de-krenkbaarheid-jouwer
………………………………… .
[en-de-ontvangenis-jouwer,
……………<>……………………………………\…….. . . . . . . . . . .
met-gekrenktheid ben-jij-aan’t-baren stichtkinderen;
……………………………………………………..| ………………………………. .
en-naar~de-manmenselijke-jouwer (is)het-heenbenen-jouwer,
……<>……………………………<>…………………….. !
en-hij hij-is-zich-aan’t-vore-stellen~bij-jou.
=
…………….\………… . .
en-aan-roodling zegt-hij: 17
.\..\\\……………………..\……………………………………………. ,
ja jij-hoort op-de-stem-van de-vrouwmenselijke-jouwer
………………./…….| …………………………. .
en-voorts-eet-jij vandaan-van~de-houtboom,
.///……../……………………….| …. .
waarvan ik-gebied-aan-jou te-zeggen,
.//………………………<>……………………… . . . . .
niet ben-jij-aan’t-eten vandaan-van-hem;
……..///……………………….| …………………………………… .
vervloekt het-roodlingse bij-het-oversteken-van-jou,
……………………………| …………………… .
met-krenkbaarheid ben-jij-aan’t-eten-toch,
<>…………//……………………………… !
al-af de-dagen-van het-leven-jouwer.
..//…………………<>…………………..\…………………….. . . .
prikheester en-distel is-aan’t-uitspruiten voor-jou; 18
…………………….<>…………………….//……………….. !
en-voorts-eet-jij enwel~het-kruid-van het-veld.
………………..///………………/……………………| …….fz……………………… .
met-het-zweet-van de-walgneus-jouwer ben-jij-aan’t-eten brood, 19
///…………………..…………..| ……………… .
tot het-weerkeren-van-jou naar-het-roodlingse,
//……………………..<>………………… . . . . . .
ja vandaan-van-dat word-jij-genomen;
.-……\…………. .
ja~stof (ben)jij,
…………………….<>………………………………. !
en-naar-het-stof ben-jij-aan’t-terugkeren.
………………..\\\…………//……………..//…………………………………………….<>…………….. . . .
en-voorts-roept de-roodling de-naam-van de-vrouwmenselijke-zijner ChàWWáH;20
//.//………<>……………..//…………………………………… !
ja zij geschiedt (als)moederende-van al-af~het-leven.
……………………….☼…………..\……………………../………….\\\………
en-voorts-maakt die-JHWH-van-Israël gods voor-roodling 21
………………………………………..//………..//……………<>………………………………………..!
[en-voor-de-vrouwmenselijke-zijner lijfrokken-van vel en-voorts-bekleedt-hij-hen.
~
(einde van de eerste) SEDER
………………..\……………….\………………… . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël gods: 22
……..///………………..| …………..| ……………\………………………………….. .
kijk-hier de-roodling geschiedt als-een-één-enkele vandaan-van-ons,
………………<>…………\……….. . . . . .
om-te-volkènnen goed en-kwaad;
…….\…………………………………………….\………………………… . .
en-nu afwendend-dat~hij-aan’t-zenden-is de-hand-zijner:
………………………………………| ///…………………………….\……………………… .
en-voorts-aan’t-nemen-is ook vandaan-van-de-houtboom-van de-levenden,
……………………….<>…………………………//……………… !
en-voorts-aan’t-eten-is en-voorts-leeft voor-wereld-lang.
………………..//………………………//………………….<>……………………………………………… . . . .
en-voorts-zendt-hem die-JHWH-van-Israël gods vandaan-van-de-schutte-van~ 23
[NgéDèN;
………………………….| ………………. .
om-te-heerdienen enwel~het-roodlingse,
.//……………<>…………………….. !
waar hij-genomen-was vandaan.
………………………//………………………. . . . . . . .
en-voorts-verdrijft-hij enwel~de-roodling; 24
………………………………………………☼ …………………………..\\………………..
en-voorts-doet-hij-voortwonen vandaan-van-het-oostenvroege
…………………./……………………………………………………….. . .
[voor-de-schutte-van~NgéDèN enwel~de-KeRuWBhieJM:
……\\……………..///…………………………..\\ | ………………. .
en-ook het-verzengende-van het-zwaard dat-zich-draait,
………..||………………………………….<>……………………….//…..………………!
om-waar-te-houden enwel~de-neemweg-van de-houtboom-van
[de-levenden.
=
…………. .
en-de-roodling, 4.1
………..<>………………………\…………………………………… . . . . . .
hij-volkènt enwel~ChàWáH de-vrouwmenselijke-zijner;
…………………….\\……….| ………………….\……………………….. .
en-voorts-ontvangt-zij en-voorts-baart-zij enwel~QàJieN,
……………………….☼……………//………….<>………………………………………….. !
en-voorts-zegt-zij ik-verwerf een-manmenselijke samen-met~
[die-JHWH-van-Israël.
………………..\………………………….. .
en-voorts-voegt-zij-toe om-te-baren, 2
…………………< >……………………………………………. . . . .
enwel~de-broederverwant-zijner enwel~HèBhèL;
…………………………………\\……..| ……….\………………………. .
en-voorts-geschiedt~HèBhèL (als)weider-van voorttrekvee,
…….||……………..<>…………..//…………………………… !
en-QàJieN geschiedt (als)heerdienaar-van het-roodlingse.
……………………….<>……………………………………….\…………… . . . . .
en-voorts-geschiedt-het vandaan-van-het-einde-van-dagen; 3
………………………..\\………../……………………………………\\\………………………//…………
en-voorts-doet-komen QàJieN vandaan-van-de-vruchten-van het-roodlingse
.<>……………………… !
[cijns voor-die-JHWH-van-Israël.
………\\…………………//……………..//…………………………..//………………
en-HèBhèL doet-komen ook~hij vandaan-van-de-voorsten[35]-van 4
………………..<>…………………………………………………………….. . . . . .
[het-voorttrekvee-zijner en-vandaan-van-het-netvet-hunner;
……………………….\………………. .
en-voorts-slaat-acht die-JHWH-van-Israël,
……..<>………………………………. !
op~HèBhèL en-op~de-cijns-zijner.
……………//………………………………<>………\……………….. . . . .
en-op~QàJieN en-op~de-cijns-zijner niet slaat-hij-acht; 5
……………………..///…………………\\…….| .. .
en-voorts-ontgloeit-het voor-QàJieN machtig,
……………….<>…………………………………………. !
en-voorts-valt[36] de-vertegenwendiging-zijner.
………………..//…………..<>……………………………. . . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot~QáJieN; 6
.///…………………\…………………. .
voor-wat? ontgloeit-het voor-jou,
……< >…………….\………………………………………… !
en-voor-wat? valt de-vertegenwendiging-jouwer.
………..<>……………………………………………………………|.. .
is-er-niet? ware’t-dat~jij-goed-aan’t-doen-bent hoog-heen-draging, 7
……………………| ……\…… .
en-ware’t-dat jij-niet goed-aan’t-doen-bent,
………….<>……………………..\………………… . . . . . . . .
voor-de-opening is-verwaarding zich-legerende;
……………………….| ………………….. .
en-naar-jou-toe is-die-aan’t-heen-benen,
…..<>………………………………… !
en-jij jij-stelt-je-voor bij-hem.
……………….//……….<>……………….\……………………………………… . . . . . .
en-voorts-zegt(‘t) QáJieN tot~HèBhèL de-broederverwant-zijner; 8
…………………………….| ……………………………………..\…………….. .
en-voorts-geschiedt bij-het-geschieden-van-hen in-het-veld,
……………………….//…//………………..//………………………………………<>……
en-voorts-staat-op QáJieN naar~HèBhèL de-broederverwant-zijner
……………………… !
[en-voorts-vermoordt-hij-hem.
……………….///………………………………..| …… .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot~QáJieN, 9
.<>…………..\……………………………………… . . . . . .
waar(is)? HèBhèL de-broederverwant-jouwer;
………………..\\…….| .\………… .
en-voorts-zegt-hij niet volkèn-ik(-‘t),
………..//………………………………………………………….<>……. !
een-waarhoudende?-van de-broederverwant-mijner ik.
……………….<>………….\…. . . . . . .
en-voorts-zegt-hij wat? maak-jij; 10
……fz……………………\……………………………………………………………. .
de-stem-van de-roodsstortingen-van de-broederverwant-jouwer,
……………//…………………<>……………………………….. !
die-schreeuwen naar-mij vandaan-van~het-roodlingse.
………..<>…………\…. . . .
en-welnu vervloekt jij; 11
………………………………………….| .\…………….\……………………………… .
vandaan-van~het-roodlingse dat openspert enwel~de-mond-zijner,
…….//……………………………………//…………………………………..< >……………………………
om-aan-te-nemen enwel~de-roodsstortingen-van de-broederverwant-jouwer
……………………………………. !
[vandaan-van-de-hand-jouwer.
///……………………………………..| ……………….. .
ja jij-bent-aan’t-heerdienen enwel~het-roodlingse, 12
………………….………..\…………………………………………………….<>…………… . . . .
niet~is-het-aan’t-toevoegen om-te-geven~de-kracht-zijner voor-jou;
…..//…………………….<>…………………………………………..//……………….. !
in-opschudding en-fladderend ben-jij-aan’t-geschieden op-het-land.
GEN 4
……………….//…..<>…………………….. . . . . . . . . . .
en-voorts-zegt QáJieN tot~die-JHWH-van-Israël; 13
..//………………………………………..<>…………………………………………………………….. !
groot(is) het-zich-buigen-van-mij vandaan-van(anders-dan)-hoog-heen-draagbaar.
………….☼ …………..\\………………./……… . .
kijk-hier jij-verdrijft enwel-mij vandaag: 14
………………………| ……………………\…………………………… .
vandaan-van-op de-vertegenwendiging-van het-roodlingse,
……………………………………………..<>……………………………………… . . . . . . . .
en-vandaan-van-de-vertegenwendiging-jouwer
[ben-ik-mij-aan’t-versteken;
…………………………………………….//………………..///…………………………..|………….. .
en-voorts-ben-ik-aan’t-geschieden in-opschudding en-fladderend op-het-land,
……………………….//………………………………………………<>…………… !
en-voorts-geschiedt(dat) de-al-afheid-van~die-vinden
[aan’t-vermoorden-is-mij.
……………….\\\…………..\…………. . .
en-voorts-zegt aan-hem die-JHWH-van-Israël: 15
…………….| ……………………………………\………. .
om-vastzo de-al-afheid-~die-vermoordt QáJieN,
………..<>………………………….. . . . . . . . . . .
zevenpaar is-die-aan’t-gewroken-worden;
…………………\\……………///…………………………..\\…..| ……… .
en-voorts-stelt die-JHWH-van-Israël voor-QáJieN een-kenteken,
……..//………………………………………………………………..<>………………………….. !
om-zonder-te-zijn-van het-verslaan-van~enwel-hem al-af~die-vindt-hem.
………………..//………..<>………………………………………………………….\…………………
en-voorts-trekt-uit QáJieN vandaan-van-voor-de-vertegenwendiging-van 16
……….. . . . . . . . . . .
[die-JHWH-van-Israël;
……………….//………………………….<>……………………………………. !
en-voorts-zit-hij in-het-land~NóWD[37] oostenvroeg-van NgéDèN.
…………………..///….\\……| ……………………………………………. .
en-voorts-volkènt QáJieN enwel~de-vrouwmenselijke-zijner, 17
…………………….<>…………………………..\…………………………… . . . . . .
en-voorts-ontvangt-zij en-voorts-baart-zij enwel~ChæNóWKh;
…………………………………..| .\……………………. .
en-voorts-geschiedt-hij stichtende een-stad,
……………………………| ……..\………………… .
en-voorts-roept-hij de-naam-van de-stad,
……………<>……………………………………//………….. !
met-de-naam-van de-stichtzoon-zijner ChæNóWKh.
……………………………..///……………………………| ………………… .
en-voorts-wordt-gebaard voor-ChæNóWKh enwel~NgieRáD, 18
…………..||….<>……………………………… . . . .
en-NgieRáD baart enwel~MeChuWJáAéL;
…………………….. . .
en-MeChieJJáJéAL[38]:
…………..| …………………………. .
hij-baart enwel~MeTuWSháAéL,
……………………<>……//…………………… !
en-MeTuWSháAéL baart enwel~LáMèKh.
……………………………………//….<>……………………\….. . . . . . . . . . . . . .
en-voorts-neemt~voor-zich LáMèKh andertwee vrouwmenselijken; 19
…….///……………………………..| …… .
de-naam-van de-ene-enkele NgáDàH,
………….//…………………………..<>…………….. !
en-de-naam-van de-andertweede TsieLLáH.
………………..//…………<>………………. . . . . .
en-voorts-baart NgáDáH enwel~JáBháL; 20
.\………………. .
hij hij-geschiedt,
………………..||………………………//……………<>…………………….. !
(als)de-omvamende-van wie-zit-in een-tent en-van-verworvenheid.
………….//……………………………………………<>…………. . . . .
en-de-naam-van de-broederverwant-zijner JuWBháL; 21
.\………………. .
hij hij-geschiedt,
………………..||………………………………..//.<>…………. !
(als)de-omvamende-van al-af-wie-vat cister en-pansfluit.
…………….\……….. . .
en-TsieLLáH ook-zij: 22
…………..|……………\…………………. .
zij-baart enwel~TuWBhàL~QàJieN,
………||……………………………………………..//……<>……….. . . . .
het-wetten-lerend-aan al-af-wie-bewerkt koper en-ijzer;
………….//……………………………………………..<>…………………… !
en-de-zusterverwant-van TuWBhàL~QàJieN (is)NàNgæMáH.
………………..\\………./……………………………………………. . .
en-voorts-zegt LèMèKh tot-de-vrouwmenselijken-zijner: 23
……///…………\\……..| ..\…………………… .
NgáDáH en-TsieLLáH hoor-! de-stem-mijner,
…..\……………………………. .
vrouwmenselijken-van LèMèKh,
heb-oor-voor het-gezegde-van-mij;
.\…………///…………………………\\…….| …………………….. .
ja een-manmenselijke vermoord-ik om-de-wond-mijner,
……………<>………………………………… !
en-een-boreling om-de-striem-mijner.
//……………<>…………………………………….. . . .
ja zeven-voudig wordt-gewroken~QáJieN; 24
…….<>……….//…………….. !
en-LèMèKh zeventig en-zeven.
…………………….\\…….//……………………| ……………………………………………. .
en-voorts-volkènt roodling nogmalig enwel~de-vrouwmenselijke-zijner, 25
…………………\………………… .
en-voorts-baart-zij een-stichtkind,
…………………//…………………………………..<>…. . . . . .
en-voorts-roept-zij enwel~de-naam-zijner ShéT;
.\………….///………….| ………\………… .
ja voor-mij~zet gods een-kiemsel later,
…………….\………………… .
op-de-drukplek-van HèBhèL,
//.<>…………………………… !
ja hem-vermoordt QáJieN.
……………///……………..|………………………………… .
en-aan-ShéT ook~hem wordt-gebaard~een-stichtzoon, 26
………………..//…………………………………..<>……….. . . . . .
en-voorts-roept-hij enwel~de-naam-zijner AêNóWSh[39];
.\……………….. .
dan wordt’t-aangepakt,
…………..<>…………………..//………….. !
om-te-roepen bij-de-naam die-JHWH-van-Israël.
~
SEDER[40]
//………………. .
dit (is) het-staafboek-van, 5.1
……<>……………… . . . . . . . .
de-baringen-van roodling;
………. . .
op-de-dag-van:
…….///……….…………………| …….. .
het-zuiver-stellen door-gods van-roodling,
…………………//…………….<>…….//……………………. !
in-de-vergelijking-van gods maakt-hij enwel-hem.
.//…………………….<>……………………………. . . . .
aanhakend en-inboorbaar stelt-hij-zuiver-hen; 2
……………….\………………………… . .
en-voort-zegent-hij-in enwel-hen:
………………..///………………………………………….| … .
en-voorts-roept-hij enwel-de-naam-hunner roodling,
…………<>………………………………………..…………….. !
op-de-dag-van het-zuiver-gesteld-worden-van-hen.
=
………………….\….. . .
en-voorts-leeft roodling: 3
///…………………| ….. .
drie en-honderd jaarandering,
……………………………..//………………………………………………|
en-voorts-doet-hij-baren in-de-vergelijking-met-hem
………………………………. . . . .
[en-in-het-beeld-van-hem;
………………..//……………………………………<>……… !
en-voorts-roept-hij enwel~de-naam-zijner ShéT.
…………………………\……………………………. . .
en-voorts-geschieden de-dagen-van~roodling: 4
………..| ………………………………….\………………………. .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel-van~ShéT,
./……<>……. . . . . . . . . .
acht honderd jaarandering;
………………………………//…….<>……………………. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
…………………………||………………….///………………………| ………….. .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van roodling die~hij-leeft, 5
///……………….| .
negen honderd jaarandering,
…….<>…. . . . . . . . . . .
en-dertig jaarandering;
…………………………………….. !
en-voorts-wordt-hij-een gestorvene.
=
…………………………..||…//…<>…………………………..\………. . . . . . . . . . .
en-voorts-leeft~ShéT vijf jaaranderingen en-honderd jaarandering; 6
……………………………..<>…………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~AæNóWSh.
…………………………. . .
en-voorts-leeft~ShéT: 7
………..|…………………………………..\………………………….. .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel-van~AæNóWSh,
.\…….. .
zeven jaaranderingen,
…..//……<>…….. . . . . . . . . . .
en-acht honderd jaarandering;
……………………………..//…….<>…………………… !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
……………………………….| ……………………………….. .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van~ShéT, 8
///…| .. .
twaalf jaarandering,
…….//…….<>……… . . . . . . . . . .
en-negen honderd jaarandering;
……………………………….………….. !
en-voorts-wordt-hij-een-gestorvene.
=
………………..//………..<>…..<>………. . .. . . . . . . .
en-voorts-leeft AæNóWs negentig jaarandering; 9
……………………………..<>……………………. !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~QéNáN.
………………..\………… . .
en-voorts-leeft AæNóWSh: 10
………..|………………………………….\………………………….. .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel~van-QéNáN,
///…….| .
vijf-tien jaarandering,
……//…….<>……… . . . . . . . . .
en-acht honderd jaarandering;
………………………………//…….<>…………………… !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
……………………………….|……………….\…………………. .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van AæNóWSh, 11
..\.. .
vijf jaaranderingen,
……//……..<>……….. . . . . . . . . .
en negen honderd jaarandering;
……………………………..………….. !
en-voorts-wordt-hij-een-gestorvene.
=
………………..//…….. . .
en-voorts-leeft QéNáN: 12
..\……….. . . . . . . . . .
zeventig jaarandering;
……………………………..<>………………………………… !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~MàHæLàLeAéL.
…………………\ ……. . .
en-voorts-leeft QéNáN: 13
………..| ………………………………….\……………………………………… .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel~van-MàHæLàLeAéL,
…\…….. .
veertig jaarandering,
……//……<>…….. . . . . . . . . . .
en-acht honderd jaarandering;
………………………………//………<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
……………………………….|………………\………………….. .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van QéNáN, 14
..\…. .
tien jaaranderingen,
…….//……..<>…….. . . . . . . . . . .
en-negen honderd jaarandering;
……………………………….…………. !
en-voorts-wordt-hij-een-gestorvene.
=
…………………\…………………….. .
en-voorts-leeft MàHæLàLeAéL, 15
.//…<>………………………..\…….. . . . . . . . . .
vijf jaaranderingen en-zestig jaarandering;
……………………………..<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~JáRèD.
………………..\…………………….. . .
en-voorts-leeft MàHæLàLeAéL: 16
………..|…………………………………..\………………………… .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel-van~JáRèD,
..\…… .
dertig jaarandering,
…..//……<>……… . . . . . . . . . .
en-acht honderd jaarandering;
……………………………..//…….<>…………………… !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
……………………………….|……………….\……………………………. .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van MàHæLàLeAéL, 17
.///………………..| .
vijf en-negentig jaarandering,
……//……<>……… . . . . . . . . . .
en-acht honderd jaarandering;
……………………………….…………. !
en-voorts-wordt-hij-een-gestorvene.
=
……………………………..||.\\\……………………//……<>……………………….\
en-voorts-leeft~JáRèD andertwee en-zestig jaarandering en-honderd 18
. . . . . . . . . . .
[jaarandering;
……………………………..<>……………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~ChæNóKh.
……………………………. . .
en-voorts-leeft~JèRèD: 19
…………| …………………………………..\……………………………. .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel~van-ChæNóWKh,
//…..<>……… . . . . . . . . . .
acht honderd jaarandering;
……………………………..//………<>…………………… !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
……………………………….| …………………………………… .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van~JèRèD, 20
..///…………….| .
twee en-zestig jaarandering,
…….//…….<>……… . . . . . . . . . .
en-negen honderd jaarandering;
…………………………………………… !
en-voorts-wordt-hij-een-gestorvene.
~
………………….\\………… .
en-voorts-leeft ChæNóWKh, 21
.//……..<>….. . . . . . . . . .
vijf en-zestig jaarandering;
……………………………..<>…………………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~MeTuWShèLàCh.
…………………\\…………………………../………………………… . .
en-voorts-gaat-voor-zich ChæNóWKh samen-met~gods: 22
………..| …………………………………\……………………………………….. .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel~van-MeTuWShèLàCh,
.//…<>………. . . . . . . . . . .
drie honderd jaarandering;
………………………………//……..<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
………………………..<>…………………………………………… . . . . . .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van~ChæNóWKh; 23
.///…………..| .
vijf enzestig jaarandering,
………//..<>……….. !
en-drie honderd jaarandering.
………………..//………………………..<>……………………….. . . . .
en-voorts-gaat-voor-zich ChæNóWKh samen-met~gods; 24
……..||……………………………..………//……………….<>….. !
en-geenszins(is)-hij(er) ja weg-neemt enwel-hem gods.
~
………………..\…………………….. .
en-voorts-leeft MeTuWShèLàCh, 25
.\\\………….//………<>………………………\…………. . . . . . . . . .
zeven en-tachtig jaarandering en-honderd jaarandering;
………………………………<>…………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~LáMèKh.
…………………\………………….. . .
en-voorts-leeft MeTuWShèLàCh: 26
…………| ………………………………….\……………………….. .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel-van~LáMèKh,
..///………………| .
twee en-tachtig jaarandering,
……//……..<>…….. . . . . . . . . . .
en-zeven honderd jaarandering;
……………………………..//…….<>…………………… !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
……………………………….|……………….\…………………………….. .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van MeTuWShèLàCh, 27
///………………..| .
negen en-zestig jaarandering,
…….//…….<>……… . . . . . . . . . .
en-negen honderd jaarandering;
…………………………………………… !
en-voorts-wordt-hij-een-gestorvene.
~
………………………………||……\\\……….<>……….<>………………………\……….. . . . . . . . . .
en-voorts-leeft~LáMèKh twee en-tachtig jaarandering en-honderd jaarandering;28
…………………………….<>………………. !
en-voorts-doet-hij-baren een-stichtzoon.
……………….\\\……………………………………..//…….<>……… . . . . . .
en-voorts-roept-hij enwel~de-naam-zijner NoàCh te-zeggen; 29
…………///………………………………………………………………\\…………………|
hij-is-troost-aan’t-brengen-ons vandaan-van-de-maaksels-onzer
…………………………………….\………………………………. .
[en-vandaan-van-het-krenken-van de-handen-onzer,
…………………………….. .
vandaan-van~het-roodlingse,
//………..<>……………….. !
dat vervloekt[41] die-JHWH-van-Israël.
…………………………… . .
en-voorts-leeft~LáMèKh: 30
………..|…………………………………..\……………………….. .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel-van~NoàCh,
.///……………….| .
vijf en-negentig jaarandering,
…….//..<>……. . . . . . . . . . .
en-vijf honderd jaarandering;
……………………………..//…….<>…………………… !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
……………………………….|……………………………………. .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van~LèMèKh, 31
///……………………| .
zeven enzeventig jaarandering,
……//……..<>…….. . . . . . . . . . .
en-zeven honderd jaarandering;
……………………………………………. !
en-voorts-wordt-hij-een-gestorvene.
=
…………………………………..||…………………………………..//..<>……. . . . . . . . . . .
en-voorts-geschiedt~NoàCh een-stichtkind-van~vijf honderd jaarandering; 32
…………………………\………. .
en-voorts-doet-baren NoàCh,
……………<>……………….//…………………… !
enwel~ShèM enwel!CháM en-enwel~JáPhèT.
……………………………..|……\………………….. .
en-voorts-geschiedt ja~aan-pakt’t de-roodling, 6.1
……..<>………………………………………………\………………………… . . . . . . . .
om-veel-te-worden op~de-vertegenwendiging-van het-roodlingse;
……..<>…………………………………..//………….. !
en-stichtdochters worden-gebaard voor-hen.
………………..\\\……………………………………….| ………………….\………………………………. .
en-voorts-zien de-stichtzonen-van~gods en-wel~de-stichtdochters-van de-roodling,2
//…<> …… . . . . .
ja goed(zijn) zij;
………………///……………………………….|.. .
en-voorts-nemen-zij-aan voor-zich vrouwmenselijken,
…………………………<>…………………..//…………… !
vandaan-van-de-al-afheid-van wie zij-verkiezen.
………………..\…………… . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël: 3
…………………..\\……………………………………….///………………………..|…… .
niet~aan’t-machtigen[42]-is de-beluchting-mijner in-de-roodling
[voor-wereldlang,
………………….///..\. . . . .
bij-het-zijn-ook hij vlees;
……………\……………………….. .
en-geschieden de-dagen-zijner,
.//………………..<>…… !
honderd en-twintig jaarandering.
……||……………………..\……………………….¬ …………\……………. ,
de-opvallers[43] geschieden op-het-land in-de-dagen (nl.)die 4
……\………………………… . .
en-ook laat-hierna~vastzo:
..\\……………../…………………….\…………………………..|
waar aan’t-komen-zijn de-stichtzonen-van gods
……………….\………………………………… .
[naar~de-stichtdochters-van de-roodling,
…………………………<>…………….. . . . .
en-zij-zijn-aan’t-baren voor-zich;
\\\………………//……//…………………………..<>………………….//…………………………. !
zij de-heerbazen die (zijn) vanaf-de-wereldtijd de-menselijken-van de-naam.
~
………………..\……………. .
en-voorts-ziet die-JHWH-van-Israël, 5
//..//……………//……………..<>………………….. . . . .
ja veel het-kwaad-van de-roodling op-het-land;
……………………\\………………| …………..\…………………………………. .
en-al-af~de-vormsels-van de-berekeningen-van het-hart-zijner,
….//………………<>………………… !
alleen-maar kwaad al-af~de-dag.
……………………………..\……………. .
en-voorts-zoekt-troost die-JHWH-van-Israël, 6
……………//…………………….<>………………….. . . . .
ja~hij-maakt enwel~de-roodling op-het-land;
……………………..<>……………………………………… !
en-voorts-verkrenkt-hij-zich aan-het-hart-zijner.
………………..\………….. . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël: 7
……………………..\\……………………….///………………..\\…………|
ik-ben-aan’t-wissen enwel~de-roodling die~ik-zuiver-stel
……………………….| ……………………//……………………….. .
[vandaan-van-op de-vertegenwendiging-van het-roodlingse,
………………………………..| ………… .
vandaan-van-roodling tot~gedierte,
………. <>……………………………………….\………………….. . . . . . . . . . . .
tot~het-krioelgedierte en-tot~het-gevogelte-van de-helftenhemel;
//…<>……………….//……………… !
ja troost-zoek-ik ja ik-maak-hen.
………||…….//……<>………………//……………………………. !
en-NoàCh vindt gratie in-de-wel-ogen-van die-JHWH-van-Israël. 8
~
SEDER
///……………..\…………………….. .
deze(zijn) de-baringen[44]-van NoàCh, 9
………//……………………………..//……………//………..<>……….
een-manmenselijke rechtvaardig volgaaf geschiedt-hij
……………………………………. . . . . . .
[in-de-(geboorte-)ronden-zijner;
………………….<>……………………………………… !
samen-met~gods gaat-voor-zch-heen~NoàCh.
………………………..//…….<>……….\.. . . . . . . . . .
en-voorts-doet-baren NoàCh drie stichtzonen; 10
……………<>………………..//………………….. !
enwel~ShèM enwel~CháM en-enwel~JáPhèT.
………………………………..//……………<>………………………………..\……………….. . . . . .
en-voorts-wordt-verdorven het-land voor-de-vertegenwendiging-van gods; 11
…………………..//…….<>……………………… !
en-voorts-is-vol het-land van-gewelddadigheid.
……………….\\\……//………………….<>…………………\………….. . . . . . . . .
en-voorts-ziet gods enwel-het-land en-kijk-hier het-is-verdorven; 12
………….\\\……………………………………….//……………………………………….<>……
ja~verdorven-doet-zijn al-af~het-vlees enwel~de-neemwegen-zijner
………….. !
[op-het-land.
=
………………..\\……/…………… . .
en-voorts-zegt gods tot-NoàCh: 13
……///………………………………….| .\………………………………………………….. .
het-einde-van al-af~het-vlees komt voor-de-vertegenwendiging-mijner,
.//………….//……………..<>……………………………………………………………… . . . . . .
vol-is het-land van-geweld
[vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-hunner;
…………………….//…………………..<>…………………………… !
en-kijk-hier-mij die-verderft-hen samen-met~het-land.
..///…………..| …….\…………………………………………………. .
Maak voor-jou een-arke-van de-houtbomen-van~de-GoPhèR[45], 14
………..<>……………………………………..\…………………… . . . . .
(met)nestkamers ben-jij-aan’t-maken enwel~de-arke;
………………………………………….//……………………//………………………………..//………..
en-voorts-ben-jij-aan’t-betegenen enwel-haar vandaan-van-het-huisbinnen
…………………………………….<>…………………… !
[en-vandaan-van-het-straatbuiten met-tegenpek.
…..<>……….//.<>……………………………………… . . . . .
en-dit(is) hoe jij-aan’t-maken-bent enwel-haar; 15
.\\\…..\……… . .
drie honderd el:
…………///……………………. .
de-gestrektheid-van de-arke,
……..///……………………… .
en-vijftig el de-wijdte-harer,
…….//….<>…………………… !
en-dertig el de-opstand-harer.
………..\……………………………..\…………………. . .
doorglans[46] ben-jij-aan’t-maken voor-de-arke: 16
……………………..| ……………………….\…………………………………………………. .
en-naar~een-el ben-jij-aan’t-al-af-maken-dan vandaan-van-tot-boven-toe,
………..//…………………..<>………………………..\……………………….. . . . . . .
en-de-opening-van de-arke in-de-zijde-harer ben-jij-aan’t-zetten;
………………………//………………………..//………………………..//……………………….. !
een-drukplek-deel een-tweede-deel en-een-derde-deel ben-jij-aan’t-maken.
… . .
en-ik: 17
……………….☼ ……………..\\…………………………..//……….\\………| …………… .
kijk-hier-mij die-doe-komen enwel~de-vloed-van wateren op~het-land
………………..\……………………….. . .
om-te-verderven al-af~het-vlees:
………….| ……….\……………………. .
waar~in(is) beluchting-van de-levenden,
…………………………..<>……………….. . . . .
vandaan-van-de-drukplek-van de-zon;
……….//……………………………………..<>……………….. !
de-al-afheid-van wat(is)~op-het-land is-aan’t-uitblazen.
……………………..//……………………………………………………………………<>……………………. . . . . .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-opstaan enwel~de-zuivergang-mijner 18
[samen-met-jou;
……………….| …………. .
en-jij-komt naar~de-arke,
||……………………………………//……………………………………………….//
jij en-de-stichtkinderen-jouwer en-de-vrouwmenselijke-jouwer
…………………………………………………………………………..<>…………………………. !
[en-de-vrouwmenselijken-van~de-stichtzonen-jouwer samen-met-jou.
………………………………………..☼…………………………………………………..||……\\\………..
en-vandaan-van-al-af~het-levende vandaan-van-al-af~het-vlees tweetallen 19
………………………….//………………………………………….//…………………..<>….
[vandaan-van-de-al-afheid ben-jij-aan’t-doen-komen naar~de-arke
……………\………………………… . . . .
[om-te-leven samen-met-jou;
.//………………….<>………………………………………. !
aanhaker en-inboorbare zijn-er-aan’t-geschieden.
…………………………………….\…………………………………. . .
en-vandaan-van-het-gevogelte voor-het-soort-zijner: 20
………………………………………………….| …………………….. .
en-vandaan-van-het-veegedierte voor-het-soort-zijner,
…………………………//……………………………//……………………………<>………….
vandaan-van-de-al-afheid-van het-krioelgedierte-van het-roodlingse
……………………… . . . . . .
[voor-het-soort-zijner;
..\\\……………………………………..//…………………………..//………………<>………….. !
tweetallen vandaan-van-de-al-afheid zijn-aan’t-komen naar-jou om-te-leven.
……\………………….. . .
en-jij neem~voor-je: 21
………………………………………….| ..\…………….. .
vandaan-van-al-af~het-eten dat aan’t-gegeten-worden-is,
……………………..//……………………………. . . . .
en-voorts-ben-jij-aan’t-inhalen naar-jou;
……………………………………………//………………//………………<>…….. !
en-voorts-is-het-aan’t-geschieden voor-jou en-voor-hen tot-eten.
………………….<>… . . . . . .
en-voorts-maakt NoàCh; 22
☼………………………………….\\………//………………//….<>…..//………. !
naar-de-al-afheid-van wat gebiedt enwel-hem gods vastzo maakt-hij.
=
……………….///……………………………….| ……… .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël aan-NoàCh, 7.1
………//……………………………..<>……………….. . . . . .
kom~jij en-al-af~het-huis-jouwer naar-de-arke;
……………….//…//……………..//……………………………………………………<>……
ja~enwel-jou zie-ik rechtvaardig voor-de-vertegenwendiging-mijner
……………………………………………..//…………. !
[vandaan-van-de-(geboorte-)ronde (nl.)deze.
………………………….\…………………………………..\ …………. . .
vandaan-van-de-al-afheid-van > het-gedierte (dat)rein(is): 2
…………………//….//………….<>……………\…………………………………………………. . . . . . .
neem~voor-jou zeven bij-zeven de-manmenselijke
[en-de-vrouwmenselijke-zijner;
……………………………………….||…☼ ……..\…..//……..//………….<>…………..//…………………
en-vandaan-van~het-gedierte als niet rein(is) dat een-tweetal de-manmenselijke
……………………………………… !
[en-de-vrouwmenselijke-zijner.
.\……………………………………\\\…………………….//………………..//………….<>…….\…………
ook vandaan-van-het-gevogelte-van de-helftenhemel zeven bij-zeven aanhaker 3
…….. . . . . . . . .
[en-inboorbaar;
……………………//…….<>…………………………………//………………………………… !
om-te-doen-leven kiemsel op~de-vertegenwendiging-van al-af~het-land.
..☼ ………\\………./………… . .
ja voor-dagen nogmalig zeven: 4
……….|……………..\………………………. .
ik(ben) doende-regenen op~het-land,
…\……….. .
veertig dagen,
…….<>…… . . . . . . .
en-veertig nachten;
……………………………………… . .
en-voorts-ben-ik-aan’t-wissen:
………………………………………………………..|..\……… .
enwel~de-al-afheid-van~wat-opstaat dat ik-maak,
…………………..<>……………………..//………………………… !
vandaan-van-op de-vertegenwendiging-van het-roodlingse.
…………………<>….. . . . . .
en-voorts-maakt NoàCh: 5
……………//……………………………..<>……………………… !
naar-de-al-afheid-van wat~gebiedt-hem die-JHWH-van-Israël.
……………☼ ………………………………………//…<>……… . . . . . . . . . .
en-NoàCh (is) een-stichtzoon-van~zes honderd jaarandering; 6
……………\………….. .
en-de-vloed geschiedt,
.<>…………………… !
wateren op~het-land.
………………..\…….. . .
en-voorts-komt NoàCh: 7
☼…………………………………………………………………………….\\\……
en-de-stichtzonen-zijner en-de-vrouwmenselijke-zijner
…………………………………………………………………………..//………………………<>…
[en-de-vrouwmenselijken-van~de-stichtzonen-zijner samen-met-hem
………….. . . . . .
[naar~de-arke;
………………………………………….<>………………………//……………………… !
vandaan-van-de-vertegenwendiging-van de-wateren-van de-vloed.
……………………………………….| ……. .
vandaan-van-het-gedierte (dat)rein(is), 8
……………………………………. .
en-vandaan-van-het-gedierte,
.//………..~…………. . . .
dat (is) geenszins rein;
……………\\…………………… .
en-vandaan-van-het-gevogelte,
………..//………………….<>………………… !
en-de-al-afheid die-krioelt op~het-roodlingse.
….\\…………………/………\\\………………………//………………..<>….\…………………… . . . . . . .
tweetal (bij)tweetal komen-zij naar~NoàCh naar~de-ark aanhaker en-inboorbaar;9
………..//…….//…..<>……………….. !
naar-wat gebiedt gods enwel~NoàCh.
………………………<>………………..\…………………….. . . . . .
en-voorts-geschiedt voorde-zevende-van de-dagen; 10
………….\………………………. .
en-de-wateren-van de-vloed,
…………..<>…………………. !
zij-geschieden op~het-land.
………..\\…………………..///………………………………..| ……………………………….. .
in-jaarandering zes~honderd een-jaarandering voor-het-leven-van~NoàCh, 11
……..\\……………………..| .
in-maandvernieuwing andertwee ,
……………………..//…….<>…………… . . . . . . . . . . . . . .
op-de-zeven~tiende dag voor-de-maandvernieuwing;
………….\………. . .
op-de-dag (nl.)deze:
………………..| …………………………………..|………………………….\…….. .
splijten-zich al-af~de-oog-wellen-van de-poel-van-beroerte veel,
…………//………………………..<>……………… !
en-de-loergaten-van de-helftenhemel openen-zich.
……………………….//………<>……………………… . . . .
en-voorts-geschieden plasregens op~het-land; 12
…\………. .
veertig dagen,
……<>……… !
en-veertig nachten.
…………\\…………………………///……….\\……\………. .
op-de-harde-bot-van de-dag (nl.)deze komt NoàCh, 13
……………………..//…………..<>……………………………….. . . . . . .
en-ShéM~en-CháM en-JáPhèT de-stichtzonen-van~NoàCh;
……………\……………………………….. . .
en-de-vrouwmenselijke-van NoàCh:
…………\\\………………………………………………………………..//………………………<>…
en-de-drie vrouwmenselijke-van~de-stichtzonen-zijner samen-met-hen
…………… !
[naar~de-arke.
..\……………………..\…………………………… . .
zij en-al-af~het-leven voor-de-soort-zijner: 14
………………………………..|……………………. .
en-al-af~het-gedierte voor-de-soort-zijner,
……………………….//…………………………//……………….<>…………………….. . . . . .
en-al-af~het-krioelgedierte dat-krioelt op~het-land voor-de-soort-zijner;
…………………………\……………………………….. .
en-al-af~het-gevogelte voor-de-soort-zijner,
…..<>…………………………..//…………………………………………………. !
de-al-afheid-van het-tsjirpende de-al-afheid-van~het-gevleugelde.
……………….//………………………<>…………………. . . . .
en-voorts-komen-zij naar~NoàCh naar~de-arke; 15
..///……………..\\…..| ……………………………………. .
tweetal (bij)tweetal vandaan-van-al-af~het-vlees,
…<>………………….//……………………. !
waarin(is) de-beluchting-van de-levenden.
………… . .
en-de-komenden: 16
.\\……………………///…………………………………………………….| .
aanhaker en-inboorbare vandaan-van-al-af~het-vlees komen,
……….//……..//……………..<>… . . . .
naar-wat gebiedt enwel-hem gods;
…………………//…………..<>………………………………. !
en-voorts-sluit die-JHWH-van-Israël toe-bij-hem.
………………………\\\……………//……//……..<>………………. . . . .
en-voorts-geschiedt de-vloed veertig dagen op~het-land; 17
……………………………..//………. . .
en-voorts-worden-veel de-wateren:
………………………………………………..| ……………. .
en-voorts-dragen-zij-hoog-heen enwel~de-arke,
……………………………..<>………………………….//…….. !
en-voorts-is-zij-verheven vandaan-van-op het-land.
…………………………….//………..//……………………………………..//…<>………………… . . . . .
en-voorts-zijn-de-baas de-wateren en-voorts-zijn-zij-veel machtig 18
[op~het-land;
………………..//…….<>………………………………//……………………….. !
en-voorts-gaat de-arke op~-devertegenwendiging-van de-wateren.
……….. . .
en-de-wateren: 19
…………………//…….//……….<>………………… . . . . .
zij-zijn-de-baas machtig machtig op~het-land;
………………….. . .
en-voorts-verhullen-zij:
……………………….| .
al-af~-de-bergen hoog,
…………………………..<>………………………………………… !
die(zijn)~op-de-drukplek-van al-af~.de-helftenhemel.
..\\..///…| …………………………. .
vijf tien el vandaanvan-boven-af, 20
…………..<>……… . .
zijn-de-baas de-wateren;
……………………<>……………….. !
en-voort-verhullen-zij de-bergen.
………………..||……………………………\ ……………….\……………….. . .
en-voorts-blaast-uit al-af~het-vlees > dat-krioelt op~het-land: 21
………………///……………………………………..| ………………………. .
bij-het-gevogelte en-bij-het-gedierte en-bij-het-(wild)leven,
……………………………..<>………………\………………….. . . . .
en-bij-al-af~het-gewemel dat-wemelt op~het-land;
………<>………… !
en-al-af~de-roodling.
…….||……………………☼ …………………………………………..\\………………..//……….
de-al-afheid-van wat(heeft) de-ademing-van~beluchting-van levenden 22
…………………….. . .
[in-de-walgneus-zijner:
…………………………//……………//…………………..<>…………………….. !
vandaan-van-de-al-afheid die op-het-schroeidroge zijn-gestorvenen.
……………….\\…………………………………………..\………..\………..
en-voorts-wist-hij enwel~al-af~het-opstaande dat(is) > 23
…………………………..\……………………….. . .
[op~de-vertegenwendiging-van het-roodlingse:
…………………….///……………………………….| ……………..\\………………|
vandaan-van-roodling tot~het-gedierte tot~het-krioelgedierte
………………………..\……………………………… .
[en-tot~het-gevogelte-van de-helftenhemel,
………………………………………<>……………………………. . . . .
en-voorts-worden-zij-gewist vandaan-van~het-land;
……………………\\\…………………..//………..//………………………..<>…………… !
en-voorts-resteert alleen~NoàCh en-wat(is) samen-met-hem in-de-arke.
…………………………….//……….<>…………………… . . . .
en-voorts-zijn-de-baas de-wateren op~het-land; 24
..//………..<>………… !
vijftig en-honderd dagen.
SEDER
………………..\\\……………….| ………………… .
en-voorts-haakt-aan[47] gods enwel~bij-NoàCh, 8.1
…………………………………………………| …………………………………… .
en-enwel al-af~het-(wild-)leven en-enwel~al-af~het-gedierte,
.//…………………..<>………… . . . . .
die samen-met-hem in-de-arke;
…………………………………\\……..<>…………….\\……..| …………. .
en-voorts-doet-oversteken gods een-beluchter op~het-land,
……………….<>……………………… !
en-voorts-zijgen-ineen de-wateren.
…………………………………………..| ……………\………………………………………. .
en-voorts-worden-afgedamd de-oog-wellen-van de-poel-van-beroerte, 2
…………<>………………………. . . . . . . . . . .
en-de-loergaten-van de-helftenhemel;
……….//…………………………………<>………………………………………. !
en-al-af-gehouden-wordt de-plasregen vandaan-van~de-helftenhemel.
……………….\\\………………………//………………………….//……..<>…….\…………… . . . . . .
en-voorts-keren-terug de-wateren vandaan-van-op het-land gaande en-kerende;3
…………………………………\………… .
en-voorts-raken-te-kort de-wateren,
…………………………..||………….//………………<>…………… !
vandaan-van-het-einde de-vijftigste en honderste dag.
……………….///………….| ……..\……………………….. .
en-voorts-rust de-arke in-maandvernieuwing zeven, 4
……………………..//…….<>…………….. . . . . . . . . . . . . .
op-de-zeven~tiende dag voor-de-maandvernieuwing;
<>……..//…………………….. !
op de-bergen-van AæRáRáTh.
…………. . .
en-de-wateren: 5
…………………….|…\……………….. .
zij-geschieden gaande en-tekort-rakend,
<>…..\……………………….. . . . .
tot maandvernieuwing tien;
…………………| ………….\……………………………… .
in-de-tiende op-de-één-enkele voor-de-maandvernieuwing,
……………….<>………..//………………………. !
worden-gezien de-eerstdelen-van de-bergen.
…………………………….☼ ………………………….<>……………..\………. . . . .
en-voorts-geschiedt vandaan-van-het-einde-van veertig dagen; 6
……………….\………… .
en-voorts-opent NoàCh,
……………………//………………….<>……………….. !
en-wel~een-venster-van de-arke die-hij-maakte.
………………..<>………………………… . . . .
en-voorts-zendt-hij enwel-een-raaf; 7
………………..///…………………………….| ……..\…………………………..//………………..
en-voorts-trekt-hij-uit uittrekkend en-weerkerend tot~het-opdrogen-van
……..<>………………………………………… !
[de-wateren vandaan-van-op het-land.
……………….//…………………………….<>…………………………… . . . .
en-voorts-zendt-hij enwel-een-duif vandaan-van-bij-hem; 8
………………| …………………….\ ……….. .
om-te-zien worden-rap-klein? de-wateren,
…………………..<>…………………….//………………………… !
vandaan-van-op de-vertegenwendiging-van het-roodlingse.
………………….☼ ………..| ……../…………………………………………………………………. . .
en-niet~vindt de-duif een-rustplaats voor-de-zool-van~het-voetebeen-harer: 9
………………..///…………………………….| ………… .
en-voorts-keert-zij-terug naar-hem naar-de-arke,
……<>…………………………………….\……………………….. . . . .
ja~wateren op~de-vertegenwendiging-van~het-land;
……………….///………………………………| ………………………………… .
en-voorts-zendt-hij de-hand-zijner en-voorts-neemt-hij-haar,
………………………………//………………….//…………<>………………… !
en-voorts-doet-hij-komen enwel-haar naar-hem naar~de-arke.
………………….\…………… .
en-voorts-wacht-hij nogmalig, 10
.//……<>…… . . . . .
zeven dagen latere;
………………….//…………………………//…………………………<>…………………………… !
en-voorts-voegt-hij-toe om-te-zenden enwel~de-duif vandaan-van~de-arke.
………………..\\…………..///…………..|……………..//……….. .
en-voorts-komt naar-hem de-duif voor-het-tij-van de-avond, 11
……………//………………………………………….<>……………………………….. . . . . .
en-kijk-hier de-loofopgang-van~een-olijvenboom in-de-mond-harer;
…………………….\…….. .
en-voorts-volkènt NoàCh,
…………….//…………………..<>…………………………………………. !
ja~rap-klein-worden de-wateren vandaan-van-op het-land.
…………………\………….. .
en-voorts-wacht-hij nogmalig, 12
.//……<>….. . . . . .
zeven dagen latere;
……………………………| ……………….. .
en-voorts-zendt-hij enwel~de-duif,
……………………………….//……………………………………………………<>…… !
en-niet~is-hijaan’t-toevoegen om-terug-te-keren~naar-hem nogmalig.
☼………………………………………..\\……………………………/……………. . .
en-voorts-geschiedt in-de-één-enkele en-zes~honderdste jaarandering: 13
…………………|…………\…………………………….. .
in-de-eerste op-de-één-enkele voor-de-maandvernieuwing,
…………….//…………………….<>……………………………………….. . . . .
schroeidroog-worden de-wateren vandaan-van-op het-land;
…………………………///…….\\….| ………………..\………………… .
en-voorts-doet-wijken NoàCh enwel~de-hulle[48]-van de-arke,
………………..||……………………//………………<>……………………………….//……………….
en-voorts-ziet-hij en-kijk-hier schroeidroog-zijn de-vertegenwendiging-van
………. !
[het-roodlingse.
………….\\………………………| ………. .
en-in-maandvernieuwing andertwee, 14
………..\\\…………..//…….<>…………… . . . . . . . . . . . . . .
op-de-zeven en-tiende dag voor-de-maandvernieuwing;
……..<>………. !
is-droog het-land.
~
SEDER
…………………//………..<>…………….//……….. !
en-voorts-brengt-in gods naar-NoàCh te-zeggen. 15
..\………………………………… . . . . .
trek-uit vandaan-van~de-arke; 16
||………………………………………..//……………………………………//……..
jij en-de-vrouwmenselijke-jouwer en-de-stichtzonen-jouwer
………………………………………………………………………….<>…………………………. !
[en-de-vrouwmenselijken-van~de-stichtzonen-jouwer samen-met-jou.
………………………..\\……………………………………….| …………………………………….. . .
al-af~het-(wild)leven dat~samen-met-jou(is) vandaan-van-al-af~het-vlees: 17
…………\\\…………………………//……………………………………..//…………….
aan-gevogelte en-aan-gedierte en-aan-al-af~het-krioelgedierte
………….//……………….<>………….\……………………………… . . . .
[dat-krioelt op~het-land doe-uittrekken samen-met-jou;
…………..\…………………….. .
en-zij-wortelen in-het-land,
……………………….//…………………………….<>…………….. !
en-zij-dragen-vrucht en-zij-worden-veel op~het-land.
en-voorts-trekt-uit~NoàCh; 18
……………………………..//……………………………………………//…..
en-de-stichtzonen-zijner en-de-vrouwmenselijke-zijner
………………………………………………………………………..<>……………………….. !
[en-de-vrouwmenselijke-van~de-stichtzonen-zijner samen-met-hem.
……………………… . .
al-af~het-(wild)leven: 19
…………………..\\……………| ……………………… .
al-af~het-krioelgedierte en-al-af~het-gevogelte,
….<>……………………………..\…………………….. . . . .
de-al-afheid-van het-krioelende op~het-land;
………………………… .
voor-de-families-hunner,
…<>…………..……………………………. !
trekken-zij-uit vandaan-van~de-arke.
………………..//……..//………….<>………………………… . . . . . . . . . . .
en-voorts-sticht NoàCh een-slachtse voor-die-JHWH-van-Israël; 20
………………….||…………………………………..\…………………………………..\…………. . .
en-voorts-neemt-hij vandaan-van-de-al-afheid-van > het-gedierte het-reine:
…………………………………………………| ………….\……………… .
en-vandaan-vande-al-afheid-van het-gevogelte het-reine,
…………………//………………<>………………………… !
en-hij-doet-opgaan een-opgaander op-de-slachtse.
………………………………\…………………………………….¬ …………..\……. ,
en-voorts-krijgt-de-lucht die-JHWH-van-Israël enwel~lucht rustgevend 21
……………….\\……………../………………………………………. . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot~het-hart-zijner:
……….☼……………………………\\………….///………………………………………….|
niet~voeg-ik-toe om-te-kleineren nogmalig enwel~het-roodlingse
…………….\……………………. .
[in-oversteking-van de-roodling,
☼…………….\………………….\\\…………………//……………….<>..
ja het-gevorm-van het-hart-van de-roodling (is)kwaad
………………………………………. . . . . .
[vandaan-van-de-bonktijd-zijner;
………………………………….//…………….//………………………//…………………………….<>…..
en-niet~ben-ik-aan’t-toevoegen nogmalig om-te-slaan enwel~al-af~het-leven
…………………….. !
[naar-wat ik-maakte.
…….<>…………………………\………………….. . . . .
de-duur-van al-af~de-dagen-van het-land; 22
…….||……………..☼……………………….\\…………../………………….\\\……………..//….
te-kiem-legging en-knotting en-koude en-hitte en-waakwarmte en-winter
……..//……..<>………//……………………….. !
[en-dag en-nacht niet zijn-zij-aan’t-stillen[49].
………………..\………….. .
en-voorts-zegent-in gods, 9.1
…………….<>…………………………………………….. . . . .
enwel~NoàCh en-enwel~de-stichtzonen-zijner;
……………….\\\………………..//………………//……………………<>………………..//…….
en-voorts-zegt-hij aan-hen draagt-vrucht en-wordt-veel en-doet-vol-zijn
…………………. !
[enwel~het-land.
……………………………….///……………………………………………….| ………………….. .
en-het-ontzag-voor-jullie en-de-ontsteltenis-voor-jullie is-aan’t-geschieden, 2
///………………\…………………… .
op al-af~het-leven-van het-land,
……//…………………….\……………………………… . . . . . .
en-op al-af~het-gevogelte-van de-helftenhemel;
………………………☼ .\\…………………\\\………………….//…………
bij-de-al-afheid die aan’t-bekrioelen-is het-roodlingse
……………………………………………..//…………………<>……………………….//…..
[en-bij-de-al-afheid-van~de-vissen-van de-zee in-de-hand-jelieder
…………………….. !
[worden-zij-gegeven.
………………….\\…………….| //…………. .
al-af~het-krioelgedierte aldus het~leeft, 3
……….//……………………………<>…………. . . . .
voor-jullie is’t-aan’t-geschieden tot-eten;
………………..\…………………… .
zoals-het-geelgroen-van kruid,
.//……………..<>……………………. !
geef-ik aan-jullie en-wel~de-al-afheid.
…………………||………………………………….//……………………..<>…….//….. !
dusdanig~vlees met-de-lichaamziel-zijner het-roods-zijner niet 4
[aan’t-eten-(zijn)jullie.
…….\\………………………………………….///………………………………………………….| … .
en-dusdanig enwel~het-roods-jelieder voor-de-lichaamzielen-jelieder 5
[ben-ik-aan’t-navragen,
………………………….//…………………..<>………………………………………… . . . .
vandaan-van-de-hand-van al-al~levends ben-ik-aan’-navragen-dat;
……………………………….\……………….. . .
en-vandaan-van-de-hand-van de-roodling:
………………………………………|..\………………………………………………………. .
vandaan-van-de-hand-van iedermenselijke de-broederverwant-zijner,
……………………<>……………………………//…………………………… !
ben-ik-aan’t-navragen enwel~de-lichaamziel-van de-roodling.
………….|….\………………… .
die-stort roods-van de-roodling, 6
………….<>……………………………..\……………… . . . . . . . . . . . . .
bij-de-roodling is-het-roods-zijner aan’t-vergoten-worden;
///…………..\………….. .
ja in-het-beeld-van gods,
.<>…………………………… !
maakt-hij enwel~de-roodling.
……<>……………………\…………………… . . . .
en-jullie draagt-vrucht en-wordt-veel; 7
..//…………………<>……………………………. !
wortelt op-het-land en-wordt-veel~daarop.
=
……………… ///……..| …….. .
en-voorts-zegt gods tot~NoàCh, 8
……………………………………//………………………..<>……… !
en-tot-de-stichtzonen-zijner samen-met-hem te-zeggen.
…..||……………….//…………..//……………………………………………….<>…………… . . . . .
en-ik kijk-hier-mij doende-opstaan enwel~de-zuivergang[50]-mijner 9
[samen-met-jullie;
……………………………………………….<>…………………. !
en-samen-met-het-kiemsel-jelieder laat-na-jullie.
…….\\……………………….///………………………………………….| .\…………………………. .
en-samen-met al-af~lichaamziel-van het-(wild)leven dat(is) samen-met-jullie, 10
………\\\…………………//………………………………………..//…………………<>……….. . . . . .
in-gevogelte in-gedierte en-in-al-af~het-(wild)leven-van het-land
[samen-met-jullie;
………………………………………| …….\…………………… .
vandaan-van-de-al-afheid die-uittrekt-uit de-arke,
…………..<>………………………..//………………… !
voor-de-al-afheid-van het-leven-van het-land.
…………………….///……………………………………………………………………………|………………….. .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-opstaan enwel~de-zuivergang-mijner samen-met-jullie,
……………………………………\\\……………………………………………………………//… 11
en-niet~is-aan’t-uitgescheiden[51]-worden de-al-afheid-van~het-vlees
<>……………………………………………….. . . . . .
[nogmalig vandaan-van(vanwege)[52]-de-vloed;
………………………………….//……..//…………………..<>…………………..//…………… !
en-niet~is-aan’t-geschieden nogmalig een-vloed om-te-verdelgen het-land.
……………….\….. . .
en-voorts-zegt gods: 12
///………………………………………………………| …….\. . .
dit(is) het-kenteken-van~de-zuivergang die~ik gevende(ben):
…………………………….| ……………………………… .
onderscheidend-mij en-onderscheidend-jullie,
…………………//…………………//……………………………<>………\……..
en-onderscheidend al-af~lichaamziel-van het-leven dat(is)
……………….. . . . . .
[samen-met-jullie;
………………………………<>……………………. !
voor-de-(geboorte-)rondes-van de-wereldtijd.
…………………………..||……<>…………….. . . . . . . . . .
enwel~de-boog-mijner geef-ik in-de-overwolking; 13
……………………………………………….| …….\………………………. .
en-voorts-hij-aan’t-geschieden tot-kenteken-van de-zuivergang,
…………………………<>……………………//…………….. !
onderscheidend-mij en-onderscheidend het-land.
………………….||……………………………………………..//…………….<>………………… . . . .
en-(zo)geschiedt bij-het-overwolken-door-mij van-overwolking op-het-land; 14
…….//……………………..<>………………….. !
en-zien-laat-zich de-boog in-de-overwolking.
…………………..\…………………………………………. . .
en-aan-haak-ik enwel~bij-de-zuivergang-mijner: 15
///………………………………….| ……………………………… .
die(is) onderscheidend-mij en-onderscheidend-jullie,
………………..//…………………//……………………..<>………………………. . . . . .
en-onderscheidend al-af~lichaamziel (dat)levend(is) in-al-af~vlees;
………………………………………….| ///……………….\\…. | ………….. .
en-niet~is-aan’t-geschieden nogmalig het-water tot-een-vloed,
………….<>………………………… !
tot-verderf-van al-af~het-vlees.
…………….//………..<>………………… . . . . . . .
en-geschiedt de-boog in-de-overwolking; 16
…………. . .
dan-zie-ik-haar:
………………………………| ……..\………………….. .
om-aan-te-haken-bij de-zuivergang een-wereldtijd,
…………….\………… .
onderscheidend gods,
…………………\\……………………\……………………… .
en-onderscheidend al-af~lichaamziel (die)levend(is),
……………………..<>..//…………………. !
in-al-af~het-vlees dat(is) op~het-land.
……………….//….<>………. . . . . . .
en-voorts-zegt gods tot~NoàCh; 17
///…….……………………………………………….|.//…………. .
dit(is) het-kenteken-van~de-zuivergang die ik-doe-opstaan,
……………………………||………………….//…………………………<>…..//……………….. !
onderscheidend-mij en-onderscheidend al-af~het-vlees dat(is) op~het-land.
=
SEDER
………………………..\……………………………………………. . .
en-voorts-geschieden de-stichtkinderen-van~NoàCh: 18
……………………| ………………………. .
die-uittrekken vandaan-van~de-arke,
..///………..\…………. . . . . .
ShéM en-CháM en-JáPhèT;
………||…………………//………………………. !
en-CháM (is)de-omvamende-van KeNáNgàN[53].
..//…………<>…………………………………. . . . . .
drie(zijn) deze de-stichtzonen-van~NoàCh; 19
………………………….<>…………..||……………………………… !
en-vandaan-van-deze is-uiteen-gespat[54] al-af~het-land.
…………………//…………………….<>……………….\………………………… . . . . . . . .
en-voorts-pakt-aan-te-zijn NoàCh een-menselijke-van het-roodlingse; 20
………………..<>………………… !
en-voorts-plant-hij een-gaarde.
…………………//……………………………………..<>…………………………………………….. . . . .
en-voorts-drinkt-hij vandaan-van-de-wijn en-voorts-drinkt-hij-zich-een-roes; 21
……………………..<>………………………………..//…………………. !
en-voorts-ontmantelt[55]-hij-zich in-het-midden-van de-tent.
…………….. . .
en-voorts-ziet: 22
..///…………..\…………………….. .
CháM de-omvamende-van KeNàNgàN[56],
…..<>…………\………………………………………….. . . . . .
enwel de-naaktheid-van de-omvamende-zijner;
………………..//……………………………………………………………………………….<>…..
en-voorts-legt-hij’t-voor aan-de-andertwee~broederverwanten-zijner
……………………. !
[in-het-straatbuiten.
………………………☼ ..\\…………………/……………………….. . .
en-voorts-neemt ShéM en(ook)-JáPhèT enwel~de-overjas: 23
…………………\\……….| ………………\…………… . . . . . . . .
en-voorts-stellen’m op~de-schouder zij-andertwee,
…………………………..| …… ……….. .
en-voorts-gaan-zij westenlaat-achterwaarts,
……………………..||…………….<>…………\…………………………….. . . . . . .
en-voorts-verhullen-zij enwel de-naaktheid-van
[de-omvamende-hunner;
………………………………………………….| …………….. .
en-de-vertegenwendiging-hunner westenlaat-achterwaarts,
…………..//………………………………………….<>……….//… !
en-de-naaktheid-van de-omvamende-hunner niet zien-zij.
……………………………//………………<>……………………………………. . . . . .
en-voorts-wordt-waak-warm NoàCh vandaan-van-de-wijn-zijner; 24
……………………..||…………..//…………………………………| ………………………//…..
en-voorts-volkènt-hij enwel wat~maakt~voor-hem de-stichtzoon-zijner
……………. !
[(nl.)de-kleine[57].
……………….<>………………..\…………. . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij vervloekt-is KeNáNgàN[58]; 25
……….//……………………..<>………………………………………….//……………………….. !
(als)heerdienaar-van-heerdienaren is-hij-aan’tgeschieden
[voor-de-broederverwanten-zijner.
………//………………..<>…………………………\………… . . . . .
ingezegend die-JHWH-van-Israël de-gods-van ShéM; 26
……………………….//……………<>………………..//……………………… !
en-aan’t-geschieden-is KeNàNgàN (als)heerdienaar voor-hem.
……………..///…………………………………..| …………. .
aan’t-toegankelijkheid-geven-is gods aan-JáPhèT[59], 27
………………………………..<>……………………………….. . . . .
en-hij-is-aan’t-voortwonen in-de-tenten-van~SéM;
……………………………………..//………..<>………………….//…………………….. !
en-voorts-is-aan’t-geschieden KeNàNgàN[60] (als)heerdienaar voor-hem.
…………………………..<>……\……………………. . . . .
en-voorts-leeft~NoàCh laat-achter de-vloed; 28
.<>…………….| .
drie honderd jaarandering,
…….<>……. !
en-vijftig jaarandering.
…………………………………|………………………………… .
en-voorts-geschieden al-af~de-dagen-van~NoàCh, 29
.///……………..| .
negen honderd jaarandering,
…….<>….. . . . . . . . . . .
en-vijftig jaarandering;
……………………………………. !
en-voorts-is-hij-een-gestorvene.
~
…….\\…………| …….\……………………………………………………… .
en-deze(zijn) de-baringen[61]-van de-stichtzonen-van~NoàCh, 10.1
..<>…….\………….. . . . .
ShéM CháM en-JáPhèT;
………………………………//…………….//…..<>……………………….//………………. !
en-voorts-doen-zij-baren voor-zich stichtkinderen laat-achter de-vloed.
……..\…………………….. .
de-stichtzonen-van JáPhèT, 2
..\………………… .
GoMèR en-MáGóWG,
………..<>……………\…………….. . . . .
en-MáDàJ en-JáWáN en-ToeBháL;
………….<>…………….. !
en-MèShèK en-TieJRáM.
…………..<>…………………. . . . . . .
en-de-stichtzonen-van GoMèR; 3
………..//……………….<>………………….. !
AàSheKáN en-RieJPháT en-ToGàReMáH.
………….//………………………..<>………………\………………. . . . . . . .
en-de-stichtzonen-van JáWáN AêLieJSháH en-TàReShieJSh; 4
…………<>…………………………. !
de-KiTTieten en-de-DoDáNieten.
☼………………………………………..||………………………….///……………………….|
vandaan-van-deze zijn-vaneen-gescheiden de-kusten-van de-naties 5
………………….. .
[in-de-landen-hunner,
<>………………………….. . . . . .
ieder tot-de-tongval-zijner;
…………………………<>…………………………….. !
tot-de-families-hunner in-de-naties-hunner.
…………..<>………………… . . . . .
en-de-stichtzonen-van CháM; 6
..//…………………..<>…………….//…………….. !
KuWSh en-MiTseRàJieM en-PhuTh en-KeNáNgáN.
……………\……………………… .
en-de-stichtzonen-van KuWSh, 7
…………| ………………… .
SeBháA en-ChæWieJLáH,
………………//………………….<>…………………… . . . . .
en-SàBheTtáH en-RàNgeMáH en-SàBheTteBháA;
…………..//…………………………….<>…………..//…………. !
en-de-stichtzonen-van RàNgeMáH SheBháA en-DeRáN.
……<>………..\…………………………. . . . .
en-KuWSh baart[62] enwel~NieMeRoD; 8
..\…….. .
hij hij-pakt’t-aan,
………………….//……………………………<>……………. !
om-te-geschieden (als)een-heerbaas op-het-land.
………………….//……………………………………………………..<>…..
hij~hij-geschiedt (als)-een-heerbaas-van~het-inkooien 9
……………………………..\…………………………. . . . . . . . . . . .
[voor-de-vertegenwendiging-van die-JHWH-van-Israël;
……………..|……………. .
op~vastzo wordt-gezegd,
………………//…………………//……………………<>……
als-NieMeRoD een-heerbaas-van een-inkooier
…………………………….//………………………….. !
[voor-de-vertegenwendiging-van die-JHWH-van-Israël.
………………………\\……………///…………………………………………..| …. .
en-voorts-geschiedt (als)eerste-van het-koninkrijk-zijner BáBhèL, 10
…..<>…………………… . . . . .
en-AèRèKh en-KhàLeNáH;
…………<>………………. !
in-het-land ShieNeNgáR.
……………………………//…………<>…..\…………… . . . . . . . .
vandaan-van~het-land (nl.)dit trekt-uit AàShShuWR; 11
………………..\\……….| …………………… .
en-voorts-sticht-hij enwel~NieNeWéH,
……………………………//………….<>…………….…… !
en-enwel~ReChoBhoT een-stad en-enwel~KáLàCh.
……………….. .
en-enwel~RáSèN, 12
…………..//……………………<>……………………..//……. . . . . . . .
onderscheidend NieJNeWéH en-onderscheidend KáLàCh;
.<>……………..//….. !
dat (is) de-stad groot.
……………………||…..||………………….. .\\\………………………………….//…..
en-MieTseRàJieM baart enwel~LuWDieJM en-enwel~NgæNáMàJieM 13
…………………………..<>……………………………………….. !
[en-enwel~LeHáBhieJM en-enwel~NàPheTtoeChieJM.
………………………………||…………………………………. . .
en-enwel~PàTeRoeSieJM en-enwel~KàSeLoeChieJM: 14
..\\………..//……………..//……………….<>…………………………………… !
waar uittrekken vandaan PeLieSheTieJM en-enwel~KàPheToRieJM.
=
…………… . .
en-KeNàNgàN: 15
……..//………………………//…………………….<>……………………… !
hij-baart enwel~TsieJDoN de-voorste-zijner en-enwel~ChàT.
…………….……………………….| …………………………… .
en-enwel~de-JeBhuWSiet en-enwel~de-AêMoRiet, 16
………..<>…………………….. !
en-enwel de-GieReGáShiet.
……………………………….//………………….……………..//…………………………….. !
en-enwel~deChieWWiet en-enwel~de-NgàReQiet en-enwel~de-SieJNiet. 17
……………………………..//………………………………..<>………………………………… . . . . .
en-enwel~AàReWáDiet en-enwel~de-TseMáRiet en-enwel~de-ChæMáTiet; 18
…..\……………… . .
en-later verstrooien-zij-zich:
………..<>……………………………… !
de-families-van de-KeNàNgàNiet.
……………………….||…………………….///…………………………………| ……………….. .
en-voorts-geschiedt de-gebiedsgrens-van de-KeNàNgàNiet 19
[vandaan-van-TsieDóWN,
……………//………….<>………………………….. . . . .
bij-het-komen GeRáR-waarts tot~NgàZZáH;
……………||………….\\\……………………………//……………………………….//……………….<>…
bij-het-komen SeDoM-waarts en-NgæMoRáH-waarts en-AàDeMáH en-TseBoJieM
………… !
[tot~LáSháNg.
..\……………………………………………………. .
deze (zijn) de-stichtkinderen-van~CháM, 20
…………………………..<>……………………………………. . . . . . .
voor-de-families-hunner voor-de-tongvallen-hunner;
…………………….<>…………………………… !
in-de-landen-hunner in-de-naties-hunner.
=
………………//…………………<>…………. . . . .
en-voor-ShéM wordt-gebaard ook~hem; 21
…………………………….| ……………………………………………… .
de-omvamende-van al-af~de-stichtkinderen-van-NgéBhèR[63],
…<>………………………….//……………… !
broederverwant-van JáPhèT de-grotere.
…………………………………<>………….\……………… . . . . . .
de-stichtzonen-van ShéM NgéJLáM en-AàShShuWR; 22
……………………..<>………..//…………….. !
en-AàRePàKheSháD en-LuWD en-AæRáM.
………….<>……………………….. . . . .
en-de-stichtzonen-van AæRáM; 23
…//…………….<>……………//………….. !
NguWTs en-ChuWL en-GèTáR en-MàSh.
……………………..<>…….\…………….. . . . . . . .
en-AàRePàKheSháD baart enwel~ShèLàCh; 24
……..<>………..//………………. !
en-ShèLàCh baart enwel-NgéBhèR.
………………//………………………<>…….\…………….. . . . . . . . . .
en-voor-NgéBhèR wordt-gebaard andertwee stichtzonen; 25
……..\………………..||……………. . .
de-naam-van de-ene-enkele PèLèG:
///…………………………|……..\…………………. .
ja in-de-dagen-zijner vertakt-zich het-land[64],
………….//…………………………………………..<>…………….. !
en-de-naam-van de-broederverwant-zijner JåQeTháN.
……………..\…… .
en-JåQeTháN baart, 26
…………………………<>………………… . . . . . . .
enwel~AàLeMóWDáD en-enwel~SháLèPh;
…………………………………<>………………………. !
en-enwel~ChæTsàReMáWèT en-enwel~JáRàCh.
…………………………….//…………………………<>………………………….. !
en-enwel~HæDóWRáM en-enwel~AuWZáL en-enwel~DieQeLáH. 27
……………………………//…………………………………..<>…………………………… !
en-enwel~NguWBháL en-enwel~AæBhieJMáAéL en-enwel~SheBháA. 28
………………………..//……………………………….<>………………………. . . . . .
en-enwel~AóWPhàR en-enwel~ChæJieJLáH en-enwel~JóWBháB; 29
…………<>…………//……………………………… !
al-af~deze de-stichtzonen-van JåQeTháN.
………………………//………………………..<>…………………………….. . . . . .
en-voorts-geschiedt de-zitplaats-hunner vandaan-van-MéSháA; 30
……………//…………..<>…………………………//……… !
bij-het-komen SePháR-waarts het-gebergte oostenvroeg.
..\…………………………………………………… .
deze (zijn) de-stichtkinderen-van~ShéM, 31
…………………………..<>…………………………………… . . . . . .
voor-de-families-hunner voor-de-tongvallen-hunner;
…………………….<>………………………………… !
in-de-landen-hunner voor-de-naties-hunner.
.//……………………..\\\………………………………………………//……………………………….<>…….
deze (zijn) de-families-van de-stichtzonen-van~NoàCh voor-de-baringen-hunner 32
………………….. . . . . . .
[in-de-naties-hunner;
…………………………..<>……………………………..\\\……….//…………………<>……//……
en-vandaan-van-deze scheiden-zich-vaneen de-naties op-het-land laat-na
………. !
[de-vloed.
~
SEDER
……………………….//…………………..<>…………\.. . . . . . . .
en-voorts-geschiedt al-af~het-land van-lip één-enkel; 11.1
…………<>…………….. !
en-van-inbrengen één-enkele.
………………………..<>……………………………………………..\…………………………….. . . . . . . . . . .
en-voorts-geschiedt-het bij-het-uitrukken-van-hen vandaan-van-het-oostenvroege;2
…………………\……………………….//…………….//……………….<>…………………//……………. !
en-voorts-vinden-zij een-spleet in-het-land SsieNeNgáR en-voorts-zitten-zij daar.
………………..||…………..\…………………………………… . .
en-voorts-zeggen-zij iedermenselijke tot~de-metgezel-zijner: 3
///…………………\……………………………………… .
welaan aan’t-wittegelen-(zijn)wij-toch wittels,
……………………<>…………………………… . . . . . . . .
en-aan’t-vervlammen-toch ter-vervlamming;
………………………\\……………..///……..\\…………… .
en-voorts-geschiedt voor-hen de-wittel tot-steen,
… .
en-okerleem,
……………..//…………..<>……. !
het- geschiedt voor-hen tot-okerlijm.
………………..||………………..\ …………………………………………………………… .
en-voorts-zeggen-zij welaan > aan’t-stichten-(zijn)wij-toch~voor-ons, 4
…….. . .
een-stad:
…………………..|………\………………..\…………………………. . . . . .
en-de-grotert[65] en-eerstdeel[66]-zijner in-de-helftenhemel,
…………………………………………………………<>…….. . . . . .
en-aan’t-maken-(zijn)wij-toch~voor-ons een-naam;
………………………………………..<>………………………………………….//……………………… !
afwendend-dat~wij-verstrooid-worden op~de-vertegenwendiging-van
[al-af~het-land.
…………………\…………………….. . .
en-voorts-daalt-neer die-JHWH-van-Israël: 5
………….//……………………<>…………………….. . . . . . .
om-te-zien enwel~de-stad en-enwel~de-grotert;
.//…<>……………..<>………………………………. !
die stichten de-stichtkinderen-van de-roodling.
……………….\…………….. . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël: 6
………\………………///…………………………………| …………///……………………….|
kijk-hier het-genotenvolk een-één-enkele en een-lip een-één-enkele
……………………………. .
[voor-de-al-afheid-hunner,
…..<>……….…\……………………………… . . . . . .
en-dit(is) de-aanpak-hunner om-te-maken;
……………| ……………………………\………………………………….. .
en-welnu niet~wordt-ontoegankelijk vandaan-van-hen,
.//…………<>……………………………………………….. !
wat zij-opzettelijk-aan’t-doen-zijn om-te-maken.
……///…………… .
welaan aan’t-neerdalen-(zijn)wij-toch, 7
…………………….//……………………………………<>…………… . . . . . .
en-aan’t-vermengselen-(zijn)wij-toch daar de-lip-hunner;
…..| .\………………… .
dat niet zij-aan’t-horen-zijn,
.<>………………………….//…………………………… !
iedermenselijke de-lip-van de-metgezel-zijner.
……………………….\\……………….//…………………………….//…<>………………
en-voorts-verstrooit die-JHWH-van-Israël enwel-hen daarvandaan 8
…………………………..\………………………………… . . . .
[op~de-vertegenwendiging-van al-af~het-land;
…………………<>……….……………..//……………. !
en-voorts-stoppen-zij om-te-stichten de-stad.
………||…….///………………………………..| … .
om-vastzo roept-men de-naam-harer BáBèL[67], 9
……..//……….//…………………..<>………………………\………………………. . . . .
ja~daar vermengselt die-JHWH-van-Israël de-lip-van al-af~het-land;
………………………|…………………………….\……………. .
en-daarvandaan doet-verstrooien-hen die-JHWH-van-Israël,
………………………..<>………………………………… !
op~de-vertegenwendiging-van al-af~het-land.
~
///………………..\………………….. .
deze(zijn) de-baringen-van ShéM, 10
..///…………………………………\…………. .
ShéM een-stichtkind-van~honderd jaarandering,
…………………………….<>……………………………….. . . . .
en-voorts-doet-hij-baren enwel~AàRePàKheSháD;
………………….<>……..//………………….. !
een-andertweetal laat-achter de-vloed.
……………………….. . .
en-voorts-leeft~ShéM: 11
……………….| …………………………………\……………………………………….. .
laat-achter het-doen-baren-door-hem enwel~van-AàRePàKheSháD,
.//..<>…….. . .
vijf honderd jaarandering;
……………………………..//………<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
=
………………………..\…. .
en- AàRePàKheSháD leeft, 12
.//……..<>….. . . . . . . . . .
vijf en-dertig jaarandering;
……………………………<>…………………. !
envoorts-doet-hij-baren enwel~SháLàCh.
…………………………………………. . .
en-voorts-leeft~ AàRePàKheSháD: 13
……………….| …………………………………\…….……………….. .
laat-achter het-doen-baren-door-hem enwel~van-SháLàCh,
..\… .
drie jaaranderingen,
……..//..<>…….. . . . . . . . . .
en-vier honderd jaarandering;
……………………………..//………<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
=
…………..\…. .
en- SháLàH leeft, 14
..\.….. . . . . . . . . .
dertig jaarandering;
……………………………<>…………………. !
envoorts-doet-hij-baren enwel~NgéBNhèR.
…………………………. . .
en-voorts-leeft~ SháLàCh: 15
……………….| …………………………………\…….……………….. .
laat-achter het-doen-baren-door-hem enwel~van-NgèBhèR,
..\… .
drie jaaranderingen,
……..//..<>…….. . . . . . . . . .
en-vier honderd jaarandering;
……………………………..//………<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
=
………\…..….. ||….//……….<>…… . . . . . . . . .
en-NgéBhèR leeft vier en-dertig jaarandering 16
.//……..<>….. . . . . . . . . .
vijf en-dertig jaarandering;
……………………………<>…………………. !
envoorts-doet-hij-baren enwel~PèLèG.
…………………………. . .
en-voorts-leeft~ NgèBhèR: 17
……………….| …………………………………\…….……………….. .
laat-achter het-doen-baren-door-hem enwel~van-PèLèG,
..\… .
drie jaaranderingen,
……..//..<>…….. . . . . . . . . .
en-vier honderd jaarandering;
……………………………..//………<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
=
…………………………..<>……\……… .
en-voorts-leeft PèLèG dertig jaarandering; 18
……………………………..<>…………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~ReNguW.
…………………………… . .
en-voorts-leeft~PèLèG: 19
…………| …………………………………..\………………………….. .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel~van-ReNguW,
.//…….<>……………………………….\………. . . . . . . . . . .
negen jaarandering en twee-honderd jaarandering;
………………………………//……..<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
=
………………..\ ………… .
en-voorts-leeft ReNguW, 20
…//………<>…… . . . . . . . . . .
twee en dertig jaarandering;
……………………………..<>……………………….!
en-voorts-doet-hij-baren enwel~SseRóWG.
………………..\………… . .
en-voorts-leeft ReNguW: 21
………..|…………………………………..\………………………….. .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel~van-SseRóWG,
..//……<>…………………………………..\…………. . . . . . . . . .
zeven jaaranderingen en-twee-honderd jaarandering;
………………………………//……..<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en stichtdochters.
=
………………..\…………<>……….\……. . . . . . . . . .
en-voorts-leeft SseRóWG dertig jaarandering; 22
……………………………..<>………………………. !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~NáChóWR.
……………….<>……….. . .
en-voorts leeft SseRóWG: 23
………<> ………………………………….//…………………………..<>……….\……………….
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel~van-NáChóWR twee-honderd
. . . . . . . . . .
[jaarandering;
……………………………..//……..<>………………….. !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
…………………\………… .
en-voorts-leeft NáChóWR, 24
.//……………<>….. . . . . . . . . . .
negen en twintig jaarandering;
……………………………..<>……………….. !
en-voorts-doet-hij-baren enwel~TáRàCh.
………………..\……….. . .
en-voorts-leeft NáChóWR: 25
………..| …………………………………\……………………… .
laat-na het-doen-baren-door-hem enwel~van-TáRàCh,
………….//…<>……………………….\…………. . . . . . . . . .
negen-tien jaarandering en-honderd jaarandering;
……………………………..//…….<>…………………… !
en-voorts-doet-hij-baren stichtzonen en-stichtdochters.
=
…………………………<>………..\……………. . . . . . . . . .
en-voorts-leeft~TáRàCh zeventig[68] jaarandering; 26
……………………….\\…………|……………………. .
en-voorts-doet-hij-baren enwel~AàBheRáM,
………………..<>…………………………. !
enwel~NáChóWR en-enwel~HáRáN.
…….\\…|………………\………………….. .
en-deze (zijn) de-baringen-van TáRàCh, 27
///……………….\…………………………… .
TáRàCh doet-baren enwel~AàBheRáM,
………………..<>………………………. . . . .
enwel~NáChóWR en-enwel~HáRáN;
……….<>…………..//……………….. !
en-HáRáN doet-baren enwel~LóWTh.
………………………………..\……………. .
en-voorts-is-een-gestorvene HáRáN, 28
………………………..<>………………….\……………………………………. .
op~de vertegenwendiging-van TáRàCh de-omvamende-zijner;
…………//…………………………………………<>……………//…………………………. !
in-het-land-van de-geboorte-grond-zijner in-AuWR-van de-KàSseDieM[69].
………………..\\……………….\\\……………..//…………..<>.. . . . . . . . . . . . . . .
en-voorts-neemt AàBheRáM en-NáChóWR voor-zich vrouwmenselijken; 29
……..\\\…………………………………………………………………|…… .
de-naam-van de-vrouwmenselijke-van~AàBheRáM SsáRáJ,
………….\\\…………………………………………………………………| ……… .
en-de-naam-van de-vrouwmenselijke-van~NáChóWR MieLeKáH,
…………………………………//…………………………………………….<>..
stichtdochter-van~HáRáN de-omvamende-van~MieLeKáH
………………//………………………… !
[en-de-omvamende-van JieSeKáH.
………………………//………..<>. . . . . . . . . .
en-voorts-geschiedt SsáRàJ ongeschikt; 30
..//………………….<>……….. !
geenszins voor-haar een-boreling.
…………………\\………/………………………………\…………………….. . .
en-voorts-neemt TáRàCh enwel~AàBheRáM stichtzoon-zijner: 31
……………….///……………………………………….| ……………………………………………… .
en-enwel~LóWTH stichtzoon~van-HáRáN stichtzoon-van~de-stichtzoon-zijner,
……………| …….\…………………………. .
en-enwel SsáRàJ bruidsdochter-zijner,
..<>………………………………………\…………………… . . . . . .
vrouwmenselijke-van AàBheRáM stichtzoon-zijner;
……………………………………\\……………………/………………………….\………………………… . .
en-voorts-doet-hij-uittrekken enwel-hen vandaan-van~AuWR-van de-KàSseDieJM:
…………..\\.| …………….\………………. .
om-te-gaan naar-het-land KeNàNgàN,
………………..//……………………….<>…………………//……………. !
en-voorts-komen-zij tot~CháRáN en-voorts-zitten-zij daar.
………………………. \………………………………. .
en-voorts-geschieden de-dagen-van~TáRàCh, 32
.//….<>…………………………………..\……….. . . . . . . . . . .
vijf jaaranderingfen en-twee-honderd jaarandering;
……………………………….//………..<>………………… !
en-voorts-is-een-gestorvene TáRàCh in-CháRáN.
=
SEDER
………………///…………………………………| …………….. .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot-AàBheRáM, 12.1
…………….//…………………………………………..//……
ga~voor-jezelf vandaan-van-het-land-jouwer
……………………………………………………………<>………………………………………….\……….
[en-vandaan-van-de-geboorte-grond-jouwer en-vandaan-van-het-huis-van
……………………….. . . . . . .
[de-omvamende-jouwer;
……………..<>…..//……………………………………… !
naar~het-land dat ik-ben-aan’t-doen-zien-jou.
…………………………………………|……………..\……… .
en-aan’t-maken-ben-ik-jou tot-een-natie groot, 2
………………………………… .
en-voorts-zegen-ik-in-jou,
…………………………….<>……………….……… . . . . . .
en-voorts-doe-ik-groot-zijn de-naam-jouwer;
…………..<>…………. !
en-geschied (tot)zegen.
………………………………….| …………………….. .
en-voorts-zegen-ik-in-! die-inzegenen-jou, 3
……………………………<>…………………… . . . . . .
en-die-kleineren-jou ben-ik-aan’t-vloeken;
…………………………………………….\………………… .
en-voorts-zijn-zich-aan’t-inzegenen met-jou,
<>……………..//…………………. !
al-af de-families-van het-roodlingse.
………………..\……………. . .
en-voorts-gaat AàBheRáM: 4
………..\\..///…………………..| ………. .
naar-wat inbrengt tot-hem die-JHWH-van-Israël,
………………..//…………………….<>.. . . . . . .
en-voorts-gaat samen-met-hem LóWTh;
…………….. . .
en-AàBheRáM:
…………………………………///…………………….|…….\………….. .
een-stichtzoon-van~vijf jaaranderingen en zeventig jaarandering,
………………………………………<>……………………………… !
bij-het-uit-trekken-van-hem vandaan-van-CháRáN.
…………………\…………………..☼ ……………….\\………………………………………/….
en-voorts-neemt AàBheRáM enwel~SsáRàJ de-vrouwmenselijke-zijner 5
………………….\……………………………………………………………….. . .
[en-enwel~LóWTh stichtzoon-van~de-broederverwant-zijner:
……………………………………………………………….|..\………………. .
en-enwel~al-af~het-vastgehechte-hunner dat zij-vast-hechten,
…………………….<>……………………………..\……………… . . . .
en-enwel~de-lichaamziel die~-zij-maken in-CháRáN;
……………….. . .
en-voorts-trekken-zij-uit:
………….\\..| ……………\……………….. .
om-te-gaan naar-het-land KeNàNgàN,
………………..<>………………………..//……… .
en-voorts-komen-zij naar-het-land KeNáNgàN.
…………………///…………………………| ………… .
en-voorts-steekt-over AàBheRáM in-het-land, 6
///…….\…………………………… .
tot de-opstaanplaats SheKhèM,
.<>……..\……………. . . .
tot de-eik-van MóRèH;
…………………………..<>……….//………….. !
en-de-KeNàNgæNieJt (is)dan in-het-land.
……………………………….///………………………………..|…………………. .
en-voorts-doet-zich-zien die-JHWH-van-Israël naar~AàBheRáM, 7
………………..||…………………………………… .
en-voorts-zegt-hij aan-het-kiemsel-jouwer,
……………………<>………………………….\………… . . .
ben-ik-aan’t-geven en-wel~het-land (nl.)dit;
…………………///……………| …….. .
en-voorts-sticht-hij daar een-slachtse,
………………….<>……………………………….//………………………. !
voor-die-JHWH-van-Israël de-zich-zien-latende naar-hem.
…………………………………..\\…………………………………/……………. . .
en-voorts-doet-hij-opklimmen vandaan-van-daar het-gebergte-waarts: 8
……………………………./……………………………………<>…………………..\……………. . . . .
vandaan-van-het-oostenvroege voor-BéJT~AéL en-voorts-rekt-hij de-tent;
………..///………………………………| ………\………………………………. .
BéJT~AéL vandaan-van-de-zee en-NgàJ vandaan-van-het-oostenvroege,
…………………………………///………..\\……..|……………….. .
en-voorts-sticht-hij~daar een-slachtse voor-die-JHWH-van-Israël,
…………………<>……………………..//………….. !
en-voorts-roept-hij bij-de naam die-JHWH-van-Israël.
………………..\…………………. .
en-voorts-rukt-uit AàBheRáM, 9
..//………………<>………… !
gaande en-uitrukkend zuidwoestijn-waarts[70].
~
……………………….//…..<>……………… . . . .
en-voorts-geschiedt honger in-het-land; 10
…………………\\………………….///…………..\\………………..|……………….\…………. .
en-voorts-daalt-af AàBheRáM MieTseRàJieM-waarts om-in-te-klampen daar,
………//…………….<>…………………. !
ja~zwaar-is de-honger in-het-land.
……………………….||………//……………….\……………………………\…………………. . . . . . . . . . .
en-voorts-geschiedt zoals hij-doet-lijfnaderen om-te-komen MieTseRáJieM-waarts;11
………………..\\…….| ……………\……………………………………. .
en-voorts-zegt-hij tot~SsáRàJ de-vrouwmenselijke-zijner,
……………….\…………… .
kijk-hier~dan ik-volkèn,
//…………//……………………………………..<>………………. !
ja een-vrouwmenselijke mooi-van~aanzien (ben)jij.
………………… . .
en-het-geschiedt: 12
……………………..///……………..| ……………. .
ja~zijn-aan’t-zien enwel-jou de-MieTseRieM,
…………………………………..<>………………………………………..\………… . . .
en-voorts-zijn-zij-aam’t-zeggen de-vrouwmenselijke-zijner (is)dit;
……………………………………………..//…………………<>………………….//…………… !
en-voorts-zijn-zij-aan’t-vermoorden enwel-mij en-enwel-jou
[zijn-zij-aan’t-doen-leven.
………………<>……………………………………\………… . . .
zeg~dan-toch de-zusterverwante-mijner (ben)jij; 13
……………\\…………………..|……………………………………………………………..\.
ter-toebuiging-daaraan zijn-zij-‘t-goed-aan’t-doen-zijn~voor-mij
……………………………. .
[ter-oversteek-van-jou,
…………………………….//………………………………<>………………………………………… !
en-voorts-is-aan’t-leven de-lichaamziel-mijner bij-het-gewentel-van-jou.
………………………..||………………….//…………………….<>…………….. . . . . . . . . . .
en-voorts-geschiedt naar-het-komen-van AàBheRáM MieTseRàJieM-waarts; 14
…………………///…………………….| ………….\…… .
en-voorts-zien de-MieTseRieM enwel~de-vrouwmenselijke,
………//…….<>…. !
ja~mooi-is zij machtig.
………………..///………| …….\…………………………… .
en-voorts-zien enwel de-vorsten-van PhàReNgoH, 15
……………………..//…………………….<>…………….. . . . . .
en-voorts-bepralen-zij enwel-haar bij~PhàReNgoH;
………………………………//……………..<>…………………………………//…………………….. !
en-voorts-wordt-genomen de-vrouwmenselijke (in)het-huis-van PhàReNgoH.
……………………..//……………………..<>……………………………………. . . . . .
en-voor-AàBheRáM doet-hij-‘t-goed-zijn ter-oversteek-van-haar; 16
………………………………………..///………………………………………..| … .
en-voorts-geschiedt~voor-hem voorttrekvee~en-rundvee en-okerdieren[71],
………………………..| ……… .
en-heerdienaren en-familie-bedienden,
…………<>……………….. !
en-ezelinnen en-kamelen.
……………….//…………………..\\\……………………………………………//……//…………….
en-voorts-tast-aan die-JHWH-van-Israël > enwel~PhàReNgoH aantastingen 17
……………………………… . . . . .
[en-enwel~het-huis-zijner;
……………//……………………….<>…………………………………….. !
over~de-inbreng-van de-vrouwmenselijke-van AàBheRáM.
………………..///…………………| ……………… .
en-voorts-roept PhàReNgoH om-AàBheRáM, 18
……………….||………………..<>…..\…………….. . . .
en-voorts-zegt-hij wat~dit maak-jij voor-mij;
///……………………\………………………. .
voor-wat? niet~leg-jij-voor aan-mij,
//…………………………….<>…………. !
ja vrouwmenselijke-jouwer (is)zij.
……….///…\\……| ………………………\…………. .
voor-wat? zeg-jij zusterwante-mijner (is)zij, 19
………………………..//…………..//…………..<>…… . . . . . . . . . . . . .
en-voorts-neem-ik enwel-haar voor-mij tot-vrouwmenselijke;
………….||..//………………………………………….<>………..//……… !
en-welnu kijk-hier de-vrouwmenselijke-jouwer neem en-ga.
…………………….//…………..//……………..<>……. . . . . . . . . .
en-voorts-gebiedt over-hem PhàReNgoH de-menselijken; 20
………………..//……………………………..<>……………………………………………………..<>….
en-voorts-zenden-zij-weg enwel-hem en-enwel~de-vrouwmenselijke-zijner
……………………………………………………………… !
[en-enwel~de-al-afgheid-van~wat~aan-hem(is).
………………………….☼ ……………| ……………………………………./……….
en-voorts-gaat-op AàBheRáM vandaan-van-MieTseRàJieM hij 13.1
……………………………………….\\\……………………………………………………..//…….
[en-de-vrouwmenselijke-zijner en-de-al-afheid-van~wat~aan-hem(is)
………//………………………….<>…..!
[en-LóWTh genoot-mèt-hem zuidwoestijn-waarts.
en-AàBheRáM is-zwaar machtig; 2
………….||………………..<>………………. !
in-verworvenheid in-zilver en-in-goud.
………………..\\……..|……………… .
en-voorts-gaat-hij aan-de-uitrukplaatsen, 3
………………………….<>…………………………………… . . . .
vandaan-van-de-zuidwoestijn en-tot~BéJT~AéL;
……….. . .
tot~de-opstaanplaats:
………………..\\……..<>…………..| ……….. .
aldus~geschiedt daar de-tent bij-de-aanpak,
……………//…………………<>…………………….//…………. !
onderscheidend BéJT~AéL en-onderscheidend NgáJ.
…………………………………………| …… .
naar~de-opstaanplaats-van de-slachtse, 4
……………….//…..<>…………. . . . . . .
die~hij-maakt daar in-het-eerdere;
………………..//…….//………….<>……………..//………………….. !
en-voorts-roept daar AàBheRáM in-de-naam-van die-JHWH-van-Israël.
…………………… .
en-ook~aan-LóWTh, 5
…….<>………………………………… . . . . .
de-gaande samen-met~AàBheRáM;
………//………………………………..<>…………….. !
geschiedt voorttrekvee~en-rundvee en-tenten.
……………….//………………………………..//………..<>……………\…………. . . . . . .
en-niet~draagt-hoog-heen enwel-hen het-land om-te-zitten verenigd; 6
……………///………………………………….| .
ja~geschiedt het-gehechte-hunner veel,
……..//………………………..<>………………………..//………… !
en-niet zijn-zij’t-aan’t-aankunnen om-te-zitten verenigd.
……………………………….. . .
en-voorts-geschiedt~twist: 7
……………///……………..\…………………………………………………………….. .
onderscheidend de-weiders-van de-verworvenheid-van~AàBheRáM,
………………..<>……………….\…………………………………………………… . . . . . .
en-onderscheidend de-weiders-van de-verworvenheid-van~LóWTh;
……………………………..|………………….. .
en-de-KeNàNgæNiet en-de-PeRieZiet,
<>….//…………………… !
dan zittende in-het-land.
………………..\\……………../………. . .
en-voorts-zegt AàBheRáM tot~LóWTh: 8
……………………| ……………………///……………..| …………………………\…
niet~dan-toch is-aan’t-geschieden gewtist onderscheidend-mij
……………………………….. .
[en-onderscheidend-jou,
…………………//……………………………<>…………………………\…………………. . . . . . .
en-onderscheidend de-weiders-mijner en-onderscheidend
[de-weiders-jouwer;
……..//………………………………<>……………….. !
ja~menselijken broederverwanten (zijn)wij.
…….///………………\\….|……………………………………………. .
is-niet? al-af~het-land voor-de-vertegenwendiging-jouwer, 9
…………..//………………………..<>…………………………… . . .
doe-vaneen-scheiden dan-toch vandaan-van-op-mij;
………………………………\………………………………………. .
ware’t~het-noorderlinkse en-ik-zuidenrechtswaarts,
………………………………….<>…………………………………….. !
en-ware’t~het-zuidenrechtse en-ik-noorderlinkswaarts.
……………………………………………….\……………………………………… . .
en-voorts-draagt-hoog-heen~LóWTh enwel~de-welogen-zijner: 10
………………………..| ………………………………..\……………………………. .
en-voorts-ziet-hij enwel~al-af~het-omringende-van de-JàReDéN,
//………………………<>……. . . . . . . .
ja de-al-afheid-daarvan drenkend;
…………………………….\…………………………………………………… ……. . .
voor-de-vertegenwendiging-van het-verderven-door die-JHWH-van-Israël:
………………………….| ………………………………… .
enwel~van-SeDoM en-enwel~-van-NgoMoRáH,
………………………………………………………………..| ………….\………………… .
als-een-schutse-van~die-JHWH-van-Israël als-het-land MieTseRàJieM,
…………..<>……………….. !
bij-het-komen naar-TsoNgàR.
………………………………….\….. . .
en-voorts-kiest~voor-zich LóWTh: 11
…..///…………………….\……………………………… .
enwel al-af~het-omringende-van de-JàReDéN,
……………………….//..<>…………………………………. . . . . . . . . .
en-voorts-rukt-uit LóWTh vandaan-van-het-oostenvroege;
…………………… .
en-voorts-scheiden-zij-vaneen,
………<>………………………………….//……………………………….. !
een-manmenselijke vandaan-op de-broederverwant-zijner.
………..<>….\………………………………… . . . . . .
AàBheRáM zittend in-het-land~KeNàNgàN; 12
……. . .
en-LóWTh:
…………| ………….\……………………….. .
zittend in-de-steden-van het-omringgebied,
……………….<>……………………….. !
en-voorts-tent-hij tot-bij~SeDoM.
…………..\…………………………. .
en-de-menselijken-van SeDoM, 13
….<>………………………… . . . . . . . . . .
kwaaddoenden en-verwaardenden;
………………….<>…………………………… !
voor-die-JHWH-van-Israël tottermacht.
………………||…………………..\…………………………. . .
en-die-JHWH-van-Israël zeggend tot~AàBheRáM: 14
……………….|………………………………………….\…………………………………………………. .
laat-achter het-vaneen-scheiden-van~LóWTh vandaan-van-genoot-mèt-hem,
…\……………………………..///……….\\………………….| …. .
draag-hoog-heen dan-toch de-welogen-jouwer en-zie,
………………………..<>……………………………..\………. . . . . .
vandaan-van-de-opstaanplaats aldus~jij(bent) daar;
……………..//…………………………………<>……………………//……………………….
opberg-noordwaarts en-woestijn-zuidwaarts en-oostenvroegwaarts
…………….. !
[en-zee-westwaarts.
\\\…………………………..<>………..//.<>………………………..\…………………….. . . . . . . . .
ja enwel~al-af~het-land dat~jij ziende(bent) aan-jou ben-ik-aan’t-geven-dat; 15
…………………………………<>……………………. !
en-aan-het-kiemsel-jouwer tot~een-wereldtijd.
……………………..//…………………………………………………….<>……………………..\…………. . . . .
en-voorts-ben-ik-aan’t-zetten enwel~het-kiemsel-jouwer als-het-stof-van 16
[het-land;
……\………………………..\……………………………… . .
aldus > ware’t-dat~aan-kunnend(is) een-menselijke:
…………………………| ……………………\……………… .
om-te-besommen enwel~het-stof-van het-land,
……………………………<>………………………. !
ook~het-kiemsel-jouwer is-aan’t-besomd-worden.
///………….\………………………….. .
sta-op en-ga-op-jezelf in-het-land, 17
………………………………….<>…………………………………. . . . . .
voor-de-gestrektheid-zijner en-voor-de-wijdte-zijner;
//………<>……………………… !
ja aan-jou ben-ik-aan’t-geven-het.
………………..\………… . .
en-voorts-tent AàBeRáM: 18
………………..//………………………..//……………….//……………………<>……\………..
en-voorts-komt-hij en-voorts-zit-hij bij-de-eiken-van MàMeRéA die(zijn)
………………. . . . . .
[bij-ChèBheRóWN;
………………………………….//………..<>…………………………. !
en-voorts-sticht-hij~daar een-slachtse voor-die-JHWH-van-Israël.
~
SEDER
……………………. . .
en-voorts-geschiedt: 14.1
……………………….| …………….\…………………………………. .
in-de-dagen-van AàMeRáPhèL koning-van~ShieNeNgáR,
……………..<>……………………………. . . . .
van-AàReJóWKh koning-van AèLeSáR;
…………………..\\…………|.\…………………….. .
van-KeDáReLáNgoMèR koning-van NgéJLáM,
…………………….<>…..//………………….. !
en-van-TieDeNgáL koning-van GóWJieM.
……..\……… . .
zij-maken broderij: 2
…………………….\\…….|.\………………… .
samen-met~BèRàNg koning-van SeDoM,
…………………………………..<>……\………………………… .
en-samen-met~BeRieShàNg koning-van NgoMoRáH;
……………\……..\…………………….. . .
ShieNeAáBh koning-van AàDáMáH:
………………\\……..| .\…………………………… .
en-ShèMeAèBhèD koning-van TseBhóJJieM,
…………//…………….<>………………………….. !
en-de-koning-van BèLàNg dat(is)~TsoNgàR.
…………\\..| …. .
al-af~deze verbinden-zich, 3
……………..<>……………………….. . . . . .
naar~de-diepte-van~de-SsieDDieJM;
.<>…………..//……………… !
dat(is) de-zee-van het-zout.
..///.|….. .
twaalf jaarandering, 4
..<>…………………………………………… . . . . . .
heerdienen-zij enwel~KeDáReLáNgoMèR;
……………//….………<>…………………………………………… !
en-de-der-tiende jaarandering worden-zij-weerspannig.
………………….☼………..| ../………………..\…………………….. . .
en-in-de-veer-tiende jaarandering komt KeDáReLáNgoMèR: 5
……………………..| .\……………………………. .
en-de-koningen die(zijn) samen-met-hem,
……………………..///………………………………………….| …………………….\….
en-voorts-verslaan-zij enwel~de-RePháAieJten bij-NgàSheTteRoT
……………. .
[QàReNàJieM,
……………………………<>………….. . . . . .
en-enwel~de-ZuWZieJten bij-CháM;
…………..| ………… .
en-enwel de-AéJMieJten,
…………..<>…………….. !
bij-SháWéH QieReJáTáJieM.
……………………………<>………………………………\………….. . . . . . .
en-enwel~de-ChoRieten bij-de-bergen-hunner SséNgieJR; 6
///..\…………. .
tot AéJL PáARáN,
.<>……………………………… !
dat(is) op~het-inbrengveld.
☼………………………………………………………….\………………………///…………………..|
en-voorts-keren-zij-terug en-voorts-komen-zij naar~NgéJN MieShePáTh 7
…\…………. .
[dat(is) QáDéSh,
………………………||……………………………………<>……………………………. . . . .
en-voorts-verslaan-zij enwel~al-af~-het-veld-van de-NgàMeLéQiet;
……….| ……………………….. .
en-ook enwel~de-AêMoRiet,
……<>……………………………//………. !
de-zittende in-ChàTSeTsoN TtáMáR.
………………….\\………………………………………/……………..\………………………… . .
en-voorts-trekt-uit de-koning-van~SeDoM en-de-koning-van NgæMoRáH: 8
…………///…………………………| ………….\………………………….. .
en-de-koning-van AàDeMáH en-de-koning-van TseBoJJieM,
…….//…….<>………………………… . . . .
en-koning BèLáNg dat(is)~TsoNgàR;
……………….///………………………………………..…|…….. .
en-voorts-rangschikken-zij samen-met-hen broderij,
…………<>…………………….. !
in-de-diepte-van SsieDDieJM.
……………\……………………..\\……….\………………… . .
samen-met KeDáReLáNgoMèR koning-van NgéLáM: 9
…………………..|..\…………………. .
en-TieDeNgáL koning-van GóJieM,
……………………..| ..\………………………… .
en-AàMeRáPhèL koning-van ShieNeNgáR,
…………….<>…….\…………………….. . . . .
en-AàReJóWKh koning-van AèLeSáR;
.//…<>…………………………………… !
vier koningen samen-met~de-vijf.
……………\…………………………. . .
en-de-diepte-van de-SsieDDieJM: 10
.///……………..| .
bakken bakken pek,
…………………//……………………………………..//……………………….<>..
en-voorts-vluchten de-koning-van~SeDoM en-van-NgoMoRáH
………………………………. . . . . .
[en-voorts-vallen-zij~daar;
………………<>……………….//…………………. !
en-de-resterenden gebergte-waarts vluchten-zij.
☼………………………………………………………………………\\………………….\\\………………………..//…
en-voorts-nemen-zij enwel~al-af~het-vastgehechte-van SeDoM en-van-NgoMoRáH 11
…………………………………………<>………………………… !
[en-enwel~al-af~het-eten-hunner en-voorts-gaan-zij.
…………………//……………………..\\\…………………………………………………….<>….
en-voorts-nemen-zij enwel~LóWTh en-en-wel-het-vastgehechte-zijner 12
………………………………….//………………………………….<>………………… . . . . . . .
[stichtzoon-van~de-broederverwant-van AàBheRáM en-voorts-gaan-zij;
……//..<>……………….. !
en-hij zittend in-SeDoM.
………………………| ………. .
en-voorts-komt de-ontkomene, 13
……………………………..<>…………………..\…………………… . . . . .
en-voorts-legt-hij-voor aan-AàBheRáM de-NgieBheRiet[72];
…………..☼…………\\…………………../………………………\……………….. . .
en-hij(is) voortwonend bij-de-eiken-van MàMeRéA de-AêMoRiet:
…///……………………………………..|……….\………………………………… .
broederverwant-van AèSheKoL en-broederverwant-van NgáNèR,
……<>…………….//……………………………………………………….. !
en-zij(zijn) bezitters-van een-zuivergang-met~AàBheRáM.[73]
…………………\……………… .
en-voorts-hoort AàBheRáM, 14
//……<>………………………………………… . . . . .
ja gevangen-is de-broederverwant-zijner;
………………..\\……………………………………………../……..\…………………………………. . .
en-voorts-loost-hij enwel~de-ingewijden-zijner borelingen-van het-huis-zijner:
///…….| ………\… .
achttien en-drie honderd,
…………………………..<>……………… !
en-voorts-achtervolgt-hij tot~DáN.
……………………\\……………………………………..\\\…….//…….//.
en-voorts-vereffent-hij-zich op-tegen-hen ’s nachts hij 15
………………………………..<>………………………………………. . . . . .
[en-de-heerdienaren-zijner en-voorts-verslaat-hij-hen;
…………………………………………… | ……………. .
en-voorts-achtervolgt-hij-hen tot~ChóBháH,
..//………………………………………………<>……………………………… !
dat (is) vandaan-van-de-noorder-linker(zijde) voor-DàMMèSsèQ.
………………………………………||…………<>…………………….. . . . . . . . .
en-voorts-doet-hij-terugkeren enwel al-af~het-vastgehechte; 16
………☼ …………..\\…………..///……………………………………………………………………..|
en-ook enwel~LóTh de-broederverwant-zijner en-het-vastgehechte-zijner
………………………. .
[doet-hij-terugkeren,
……//……………………..<>………………………………………………… !
en-ook enwel~de-vrouwmenselijken en-enwel~het-genotenvolk.
………………….\………………………………………….¬ ……………………… ,
en-voorts-trekt-uit de-koning-van~SeDoM om-te-treffen-hem 17
..\………………………………………. . .
laat-na het-terugkeren-van-hem:
………………………………………………| …………………………… .
vandaan-van-het-verslaan-van enwel~KeDáR~LáNgoMèR,
…………………….<>……………\…………………… . . . . . . . .
en-enwel~de-koningen die samen-met-hem(zijn);
……………….\…………………… .
naar~de-diepte-van SháWèH,
.<>…………….//………………… !
dat(is) de-diepte-van de-koning.
……………………….\\…..| …….\………………….. .
en-MàLeKieJ~TsèDèQ de-koning-van SháLéM, 18
……….<>……………….\……… . . . . .
doet-uittrekken brood en-wijn;
…….//………<>……………….//……. !
en-hij(is) priester voor-god de-opperste.
………………………………..<>………………………. . . . . . .
en-voorts-zegent-hij-in-hem en-voorts-zegt-hij; 19
///………………………………..| ………\……… . . . . . . .
ingezegend-zij AàBheRáM voor-god de-opperst,
…………..<>…….//……………………. !
die-verwerft helftenhemel en-land.
………………………….| .\…….. .
en-ingezegend-zij god de-opperst, 20
…….//……………………………………<>……………………… . . . . . .
die~overlevert de-beëngers-jouwer in-de-hand-jouwer;
………………………………………//………….<>………………………………. !
en-voorts-geeft-hij~aan-hem een-tiende vandaan-van-de-al-afheid.
………………..//…………………………….<>………………… . . . .
en-voorts-zegt de-koning-van~SeDoM tot~AàBheRáM; 21
………………..\……. .
geef~aan-mij de-lichaamziel,
……………………..<>……………………………. !
en-het-vastgehechte neem’t~voor-jou.
…………………//……………<>……………………………………. . . .
en-voorts—zegt AàBheRáM tot~de-koning-van SeDoM; 22
……\\………………………………………..///…………………………………………..| ..\.. .
verheven-doe-ik-zijn de-hand-mijner naar~die-JHWH-van-Israël god opperst,
………….<>………………<>…………… !
die-verwerft helftenhemel en-land.
…………………………………………………..| ……\…………………………….. .
ware’t~vandaan-van-een-draadje en-tot de-krul-van~een-sandaal, 23
……………………………………..<>…………………………………………………………………… . . . . . .
en-ware’t-dat~ik-aan’t-nemen-ben vandaan-van-de-al-afheid~die~aan-jou(is);
……..\……………………….. .
en-niet ben-jij-aan’t-zeggen,
<> .//………………………………………….. !
ik rijk-maken-doe-ik enwel~AàBeRáM.
……………………….. . .
zonder-dat-voor-mij: 24
…///…..\…\………….. .
alleen wat eten de bonkers,
…………….\\……………….| ……. .
en-de-vereffening-van de-menselijken,
.//..<>………………….. . . . .
die gaan samen-met-mij;
…………| ………….\………………… .
NgáNéR AèSheKoL en-MàMeRéA,
………………//……………………………………………. !
zij aan’t-nemen-zijn-zij de-vereffening-hunner.
=
SEDER
..\……………\…………………….. . .
laat-na de-inbrengen (nl.) deze: 15.1
……..///……………………………………………………………| ……………. .
geschiedt de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël tot~AàBheRáM,
……………..<>……… . . . . . .
in-een-schouw te-zeggen;
……………………………………….\…………… . .
niet-ben-jij-je-aan’t-ontzien AàBheRáM:
..|………………… \…………. .
ik(ben) een-schut voor-jou,
……………………<>…………..//…. !
de-beloning-jouwer is-veel machtig.
…………………\………….. . .
en-voorts-zegt AàBheRáM: 2
…………………///…………………………………|……………………………………………….. .
machtiger-mijns jij-JHWH-van-Israël wat?~ben-jij-aan’t-geven~aan-mij,
…..<>…\………………. . . . . . . . . . . .
en-ik gaande –een-naakt-staande[74];
………………………………………….\…………………………….. .
en-het-stichtkind-van~de-have[75]-van het-huis-mijner,
……<>……………..//…………………. !
(is)hij de-DàMMèSsèQer AêLieJèZèR.
………………..\…………….. .
en-voorts-zegt AàBheRáM, 3
……….\………….. .
kijk-hier voor-mij,
.//………..<> . . . . . . .
niet geef-jij kiemsel;
……………//…………………………………………………..<>…………..//………………………… !
en-kijk-hier een-stichtzoon-van~het-huis-mijner (is)wegvangend enwel-mij.
……………\\……………………………………….///………………………………| .. .
en-kijk-hier de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël naar-hem te-zeggen, 4
.//………………………………….<>. . . . .
niet is-aan’t-wegvangen-jou deze;
……………| ..\…\…………………………………………………………. .
ja~ware’t die uittrekt vandaan-van-de-ingewanden-jouwer,
<> ……………………………….. !
hij is-aan’t-wegvangen-jou.
…………………………….\\…………………………../……. . .
en-voorts-doet-hij-uittrekken enwel-hem straatbuitenwaarts: 5
………………..\\…….| ………………\………………… . . . . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij blik~dan-toch helften-hemelwaarts:
………………….| ……. .
en-boekstaaf de-sterren,
………………………………….<>………………………………….\……………..
ware’-dat~jij’t-aan’t-aankunnen-bent om-te-boekstaven
……….. . . . .
[enwel-hen;
………………..\………………… .
en-voorts-zegt-hij aan-hem,
//………………………<>………………………… !
zo is-aan’t-geschieden het-kiemsel-jouwer.
………………..<>………………….. . . . . . . . . . .
en-hij-vertrouwt op-die-JHWH-van-Israël; 6
……………………………..//……………..<>…….. !
voorts-wordt-toegerekend aan-hem gerechtigheid.
……………….<>…………… . . . . .
en-voorts-zegt-hij tot-hem; 7
.\………… . .
ik die-JHWH-van-Israël:
///…………….\\……………\………………………\……………………………. .
die uit-doe-trekken-jou vandaan-van-AuWR-van de-KàSseDieM[76],
………….\\\……………//…………………..//………..<>…………………… !
om-te-geven aan-jou enwel~het-land (nl.)dit om-weg-te-vangen-het.
……………… . . . . . .
en-voorts-zegt-hij; 8
………………….\…………….. .
machtiger-mijns jij-JHWH-van-Israël,
……..//……………………………<>………//…………………………… !
bij-wat? ben-ik-aan’t-volkènnen ja ik-ben-aan’t-wegvangen-het.
…………………\……………… . .
en-voorts-zegt-hij tot-hem: 9
..//………………..|……….\……………………….. .
neem-! voor-mij een-kalf vandaan-van-drie,
……………//………………………..<>……………..\………………………….. . . . .
en-een-geit vandaan-van-drie en-een-reebok vandaan-van-drie;
…………..<>………………………… !
en-een-tortel en-een-vogeljong.
………………………………………….\……………………….. . .
en-voorts-neem-hij~voor-hem enwel~al-af~deze: 10
…………………///……………………………….| ……….. .
en-voorts-knipt-hij-door enwel-hen in-het-midden,
…………………//…………………………………….<>…………………\………
en-voorts-geeft-hij elk~doorgeknipte-zijner om-te-treffen
………………………………………. . . . . .
[het-metgezel-zijnde-aan-hem;
………………………..<>………//…. !
en-enwel~de-tsjirpers niet knipt-hij-door.
………………..//………………..<>…………………………………. . . . . .
en-voorts-daalt-neer het-afstormgevogelte op~de-lijken; 11
………………………..//…………………..<>…………… !
en-voorts-doet-omkeren enwel-hen AàBheRáM.
……………………….///………\\.|………………….. .
en-voorts-geschiedt de-zon om-neer-te-komen, 12
…………………<>………\…………………. . . . .
en-een-verdoving valt op~AàBheRáM;
…………….//………………//……………………………//……….<>…..//………….. !
en-kijk-hier een-afgrijselijkheid en-een-duister groot vallend op-hem.
………………..\………………………… . .
en-voorts-zegt-hij aan-AàBheRáM: 13
…….\\……………………………………../…………………..\…………………………………….\……..
volkènnend ben-jij-aan’t-volkènnen ja~(als)inklamper is-aan’t-geschieden
…………………… . .
[het-kiemsel-jouwer:
…………..\\..|……….\…………. .
in-een-land (dat)niet aan-hen(is),
………………………………………<>………………….
en-voorts-zijn-zij-aan’t-heerdienen-hen
………………………………………..\……………….. . . .
[en-voorts-zijn-zij-aan’t-buigen enwel-hen;
.//….<>……….. !
vier honderd jaarandering.
……\\\…………………..//……//……………….<>……………………..\…………………. . . .
en-ook enwel-de-natie die zij-aan’t-heerdienen-zijn oordelend (ben)ik; 14
…………………..//……..<>…………………………………………..//……… !
en-laat-na~vastzo trekken-zij-uit met-het-vastgehechte groot.
…..//………………………..//………………………..<>…………………………… . . . . .
en-jij jij-bent-aan’t-komen naar~de-omvamenden-jouwer in-vrede; 15
……………………………<>……………………………..//………………………… !
jij-bent-aan’t-begraven-worden met-grauwharigheid (die)goed(is).
………………………//…….<>……………………\………………… . . . . .
en-(geboorte-)ronde vier is-aan’t-terugkeren hier-heen; 16
\\\……………..//………………………//…………………………<>…………..!
ja niet~vervredigt het-geontwricht-van de-AêMoRiet tot~hiertoe.
………………………///………..\\| .
en-voorts-geschiedt de-zon komt-neer, 17
…………..<>……… . . . . . . .
en-stikdonker geschiedt;
…………….\\………///………………..| …………..\…………….. .
en-kijk-hier een-oven-van rook en-een-fakkel-van vuur,
.\…………….. .
die over-steekt,
……………<>………………..//…………………. !
onderscheidend de-snijstukken (nl) die.
………….\………. . .
op-de-dag (nl.)die: 18
…\\\…………………….//………………………………………………<>…………..\…………..
scheidt-af die-JHWH-van-Israël samen-met~AàBheRáM een-zuivergang
…… . .
[te-zeggen;
………………………….. . .
aan-het-kiemsel-jouwer:
.//….| …………………\………… .
geef-ik enwel~het-land (nl.)dit,
……………………………..\………………………….. .
vandaan-van-de-blikkering-van MieTseRàJieM[77],
……………//………………………..<>………………………… !
tot~de-blikkering (nl.) de-grote blikkering~PeRáT[78].
………………………….| ……………………………… .
enwel~de-QéJNiet en-enwel~de-QeNieZZiet, 19
………..<>………
en-enwel de-QàDeMoNiet.
……………………………….//………………………………..<>…………………………………. !
en-enwel~de-ChieTTiet en-enwel~de-PeRieZiet en-enwel~de-RePháAieten. 20
………………………………….|…………………………………….. .
en-enwel~de-AêMoRiet en-enwel~de-KeNàNgæNiet, 21
………………………………… ..<>…………………………….. !
en-enwel~de-GieReGáSsiet enwel~de-JeBhuWSiet.
=
SEDER
…………….|…………..\…………………………… .
en-SsáRàJ vrouwmenselijke-van AàBheRáM, 16.1
.//….<>……………… . . . . .
niet baart-zij voor-hem;
……………//………………….//……………………………………<>…………………………//……….. !
en-aan-haar(is)een-familiebediende een-MieTseRiet[79] en-de-naam-harer HáGáR.
……………….\\……../…………………… . .
en-voorts-zegt SsáRàJ tot~AàBheRáM: 2
……………….||…………………….///…………………………………|……… .
kijk-hier~dan-toch mij-verspert die-JHWH-van-Israël het-baren,
…………………….| ………………………………………. .
kom~dan-toch naar~de-familiebediende-mijner,
……….//……………………………..<>………………………………… . . . . .
misschien ben-ik-aan’t-gesticht-worden vandaan-van-haar;
………………..//……………<>……………….//……………… !
en-voorts-hoort AàBheRáM om-de-stem-van SsáRáJ.
…………………||…………..\…………………………………………….. . .
en-voorts-neemt SsáRàJ vrouwmenselijke-van~AàBheRáM: 3
………………///…………………….| ……………………………. .
enwel~HáGáR de-MieTseRiet de-familibediende-harer,
………………………………………….| .\… .
vandaan-van-het-einde-van tien jaaranderingen,
…….//………….<>…………….\…………… . . . . .
dat-zit AàBheRáM in-het-land KeNáNgàN;
………………..//……………………//………………….//………………………………….<>….
en-voorts-geeft-zij enwel-haar aan-AàBheRáM de-manmenselijke-harer
………..//…………. !
[voor-zich tot-vrouwmenselijke.
……………….//……………………<>…………………… . . . . . . . . .
en-voorts-komt-hij tot~HáGáR en-voorts-ontvangt-zij; 4
……………….\\…….| \…………. .
en-voorts-ziet-zij ja zij-ontvangt,
…………………………………//………………………….<>……………………………… !
en-voorts-wordt-rapklein de-vrouwbaas-harer in-de-wel-ogen-harer.
………………\\…………..\……………………..¬ …………………………………..\…………………….. ,
en-voorts-zegt SsáRàJ tot~AàBheRáM de-geweldsdaad-aan-mij (is)op-tegen-jou 5
. .
ik:
……///………………………………………….| ……………………………… .
ik-geef de-familiebediende-mijner in-de-dijenschoot-jouwer,
………………\\………| .\…………. .
en-voorts-ziet-zij ja zij-ontvangt,
…………………………………<>…………………………. . . . . .
en-voorts-ben-ik-rapklein in-de-wel-ogen-harer;
…….//……………………………………….<>……………………………………………..//
de-regel-aan’t-stellen-is die-JHWH-van-Israël onderscheidend-mij
……………………………….. !
[en-onderscheidend-jou.
………………..\……………..\\…………… . .
en-voorts-zegt AàBheRáM tot~SsáRàJ: 6
……..///…………………………………………| ……………….. .
kijk-hier de-familiebediende-jouwer in-de-hand-jouwer,
…………………<>…………..\…………………………….. . . . . .
maak~aan-haar het-goede in-de-wel-ogen-jouwer;
…………………………..\………. .
en-voorts-buigt-haar SsáRàJ,
…………………..<>…………………………………………………………………………. !
en-voorts-schiet-zij-heen vandaan-van-de-vertegenwendiging-harer.
………………………….||………………..\\\…………………….//……………….
en-voorts-vindt-haar een-werkbode-van die-JHWH-van-Israël 7
…………………….//……….<>…………………… . . . . . . . . .
[op~een-oog-wel-van wateren in-het-inbrengveld;
………………..<>……………//………………….. !
op~de-oogwel op-de-neemweg-van ShuWR.
……………… . .
en-voorts-zegt-hij: 8
……||…………………..//…………………//…………………//….<>………………\………….
HáGáR familiebediende-van SsáRàJ waar~vandaan kom-jij en-waarheen
. . . . . .
[ga-jij;
……………………….||……………………………………………………………….|…….\..
en-voorts-zegt-zij vandaan-van-de-vertegenwendiging-van SsáRàJ
………………………. .
[de-vrouwbaas-mijner,
<>…………………. !
ik(ben) heenschietend.
………………..///…………..|……………..\…………………….. .
en-voorts-zegt aan-haar de-werkbode-van die-JHWH-van-Israël, 9
..<>………………………………………… . . . . . .
keer-terug naar-de-vrouwbaas-jouwer;
……..<>………………….//…………………………… !
en-buig-je op-de-drukplek-van de-hand-harer.
………………..///…………..| ……………\……………………… .
en-voorts-zegt aan-haar de-werkbode-van die-JHWH-van-Israël, 10
..//…………………………..<>…………………………………………………….. . . . . . .
veel-makend ben-ik-veel-aan’t-maken enwel~het-kiemsel-jouwer;
…….//………………………….<>……………………………………………………… !
en-niet is-het-aan’t-geboekstaafd-worden vandaan-van[80]de-veelheid.
………………///……………..| …………….\……………………. .
en-voorts-zegt aan-haar de-werkbode-van die-JHWH-van-Israël, 11
………//…………..<>…………………………\………………………… . . . . . . . . .
kijk-hier-jij ontvangend en-aan’t-baren-ben-jij een-stichtzoon;
………….///……………………….| ………… .
en-jij-roept de-naam-zijner JieSheMáNgéAL,
…………..//…………….<>………………………………………………………. !
ja~hij-hoort die-JHWH-van-Israël naar-de-gebogenheid-jouwer.
…..///………………………………….| ……………..\…………………………… .
en-hij hij-is-aan’t-geschieden (als)een-wilde-ezel-van een-roodling, 12
………………\………………. .
de-hand-zijner op-de-al-afheid,
………….//……………..<>………………. . . . .
en-de-hand-van de-al-afheid op-hem;
………………………………..//……………………………………………………………..<>….
en-op~de-vertegenwendiging-van al-af~de-broederverwanten-zijner
…………………… !
[is-hij-aan’t-voortwonen.
………………..///……………………………………………………..| …..\…………………. .
en-voorts-roept-zij de-naam~die-JHWH-van-Israël die-inbrengt bij-haar, 13
<>….\……………………………. . . .
jij god-van het-zien-van-mij;
.\…….. . .
ja zij-zegt:
..//…//…<>……………//……………… !
ook? hier zie-ik laat-na die-ziet-mij.
………………|…\…………………………. .
om~vastzo roept-men tot-de-bron, 14
…….<>.. . . . . .
LàChàJ RoAieJ[81];
……….//………………………………..<>……………………..//………….. !
kijk-hier onderscheidend~QáDéSh en-onderscheidend BáRèD.
………………..\\\………..//…………………<>……….. . . . . . . . .
en-voorts-baart HáGáR voor-AàBheRáM een-stichtzoon; 15
……………….\\……………..\\\…………………………………………………..//…………//….
en-voorts-roept AàBheRáM de-naam-van~de-stichtzoon-zijner die-baart
…….<>…………………. !
[HáGáR JieSheMáNgéAL.
……………..||………………………………………..//………<>…………………….\… . . . . . . . . . . .
en-AàBheRáM (is)een-stichtzoon-van~tachtig jaarandering en-zes jaaranderingen;16
…………………………………..//…………………………………….<>……………………. !
bij-het-baren~door-HáGáR enwel~van-JieSheMáNgéAL voor-AàBheRáM.
=
SEDER
………………………\………………. .
en-voorts-geschiedt AàBheRáM, 17.1
………………………//………..<>…………………….\……… . . . . . . . . .
een-stichtzoon-van~negentig jaarandering en-negen jaarandering;
……………………….\\………………………/………………………………….. . .
en-voorts-laat-zien-zich die-JHWH-van-Israël aan~AàBheRáM:
……………….///……………..\\………………..\…………….. .
en-voorts-zegt-hij tot-hem ik(ben)~god de-overweldigende,
//…………………………………………………..<>……………………………. !
ga-voor-je-heen voor-de-vertegenwendigimg-mijner volgaaf.
………………………….//…………………………….<>…………………………………\..
en-ik-ben-aan’t-geven de-zuivergang-mijner onderscheidend-mij 2
…………………………….. . . . .
[en-onderscheidend-jou;
……………….//………………………………….<>…………..//……. !
en-aan’t-veel-maken-ben-ik enwel-jou met-macht machtig.
………………..//…………<>……………………………………………. . . . . .
en-voorts-valt AàBheRáM op~de-vertegenwendiging-zijner; 3
…………………//………………//….<>……….. !
en-voorts-brengt-in bij-hem gods te-zeggen.
||……….//…………………………<>………………………… . . . .
ik kijk-hier de-zuivergang-mijner~samen-met-jou; 4
…………………||…………………….<>…………………………//…………………. !
en-jij-geschiedt tot-een-omvamende-van een-roerigheid-van naties.
……………………………………//……..//…………………………………….<>…………….. . . . .
en-niet~is-men-aan’t-roepen nogmalig enwel~de-naam-jouwer AàBheRáM; 5
……………………………………//………………………………..| …………… !
en-voorts-is-aan’t-geschieden de-naam-jouwer AàBheRáHáM,
//………………………………………………….//…………………<>……………. !
ja (als)een-omvamende-van~een-roerigheid-van naties geef-ik-jou.
……..///………………………………………………..| ………\……… .
en-vruchtdragend-doe-ik-zijn enwel-jou met-macht machtig, 6
….<>…………………… . . . . .
en-ik-geef-jou tot-naties;
……<>………………………………….//………………… !
en-koningen vandaan-van-jou zijn-aan’t-uittrekken.
……………………..\\………………………………………………………………………../…..
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-opstaan en-wel~de-zuivergang-mijner 7
……………………………\……………………………….. . .
[onderscheidend-mij en-onderscheidend-jou:
………………….\\…………………………….\\\……………..//………….
en-onderscheidend het-kiemsel-jouwer laat-achter-jou
…………………………………………..<>…………………………\……………. . . . . . . . .
[voor-de-(geboorte-)rondes-hunner voor-een-zuivergang wereldlang;
………………..///…………………|……. .
om-te-geschieden voor-jou tot-gods,
…………………………………..<>………… !
en-voor-het-kiemsel-jouwer laat-achter-jou.
……\…………☼…………………………………………………….|……..\\……………………\…
en-ik-geef aan-jou en-aan-het-kiemsel-jouwer laat-achter-jou enwel 8
………\…………………….. . .
[het-land-van de-inklamping-jouwer:
….///………………..\………… .
enwel al-af~het-land KeNàNgàN,
…………………<>.….. . . . . . . . . .
tot-een-omgrijping wereldlang;
……………….//…………..<>………. !
en-ik-geschied voor-hen tot-gods.
………………///…..\\……………………… .
en-voorts-zegt gods tot~AàBheRáHáM, 9
…..<>…………………………………….\………………………….. . . . . . . . . .
en-jij enwel-de-zuivergang-mijner ben-jij-aan’t-waarhouden;
//……………………………//…………..<>………………………………………………………… !
jij en-het-kiemsel-jouwer laat-achter-jou voor-de-(geboorte-)rondes-hunner.
.\…………………………………||……..\………………… . .
dit(is) de-zuivergang-mijner die jij-aan’t-waarhouden-bent: 10
…………………………….| …………………………….. .
onderscheidend-mij en-onderscheidend-jullie,
……………………………………………………<>……………. . . . . . . . . .
en-onderscheidend- het-kiemsel-jouwer laat-achter-jou;
…………….//………………………<>…………….. !
zich-besnijden-laten voor-jullie al-af~aanhaker.
………………………………….||………..<>………….,\………………………….. . . . . . . .
en-jullie-laten-je-besnijden enwel het-vlees-van de-voorhuid-jelieder; 11
………………………..| ……………\………………………… .
en-het-geschiedt tot-een-kenteken-van de-zuivergang,
………………………….<>………………………………. !
onderscheidend-mij en-onderscheidend-jullie.
……………………………………\……. . .
en-een-stichtzoon-van~acht dagen: 12
……………..//………………………………//…………….<>………….
aan’t-besneden-worden-is voor-jullie al-af~aanhaker
……………………………………………. . . . . . .
[voor-de-(geboorte-)rondes-jelieder;
…….\……………………….. .
de-boreling-van het-huis,
……………………………………..\\….| ……………………\……..
en-de-verworvene~met-zilver vandaan-van–al-af
……………………………….. .
[stichtzoon-van~een-waargenomene,
……..//……..//………………………………………….<>……. !
als-zijnde niet vandaan-van-het-kiemsel-jouwer hij.
…….\\\………………………………………….//………………..
besneden-te-worden is-aan’t-besneden-worden 13
……..//……………………………..<>……………………….\……………………………….. . . . . . .
[de-boreling-van het-huis-jouwer en-de-verworvene met-het-zilver-jouwer;
………………..\\\……………………………..//……………………………<>………………….//……………
en(zo)geschiedt de-zuivergang-mijner in-het-vlees-jelieder tot-een-zuivergang
… !
[wereldlang.
…………..\………………………. . .
en-de-voorhuid-van een-aanhaker: 14
///……………………………………………………| ……………………\……………………………… .
die niet~zich-aan’t-besnijden-laten-is enwel~het-vlees-van de-voorhuid-zijner,
…………………….//………………………//…………………….<>..
en-aan’t-zich-afscheiden-is de-lichaamziel (nl.)die
…………………………………….. . . . . . . . . . .
[vandaan-van-de-genotenvolken-harer;
…………………………………..<>……………. !
enwel~de-zuivergang-mijner verbreekt-hij.
……………….///……..| …………………. .
en-voorts-zegt gods tot~AàBheRáHáM, 15
…….\……………………………………… .
SsáRáJ de-vrouwmenselijke-jouwer,
…………………………..//………………………………..<>……… . . . .
niet~is-zij-aan’t-roepen enwel~de-naam-harer SsáRáJ;
//…….<>………………… !
ja SsáRáH de-naam-harer.
…………………..\…………… .
en-in-zegen-ik enwel-haar, 16
…….\\….\\\…………………….//………………..<>……… . . . . . . . .
en-ook geef-ik vandaan-van-haar aan-jou een-stichtzoon;
…..\\…………………… | ………………..\………….. .
en-in-zegen-ik-haar en-zij-geschiedt tot-naties,
..//…………………..<>……………………………………..//……………………….. !
koningen-van genotenvolken zijn-vandaan-van-haar aan’t-geschieden.
……………….\\\………………..//…………………………………………..<>……………….. . . . . . . .
en-voorts-valt AàBheRáHáM op~de-vertegenwendiging-zijner 17
[en-voorts-lacht-hij;
………………..\…………………………… . .
en-voorts-zegt-hij in-het-hart-zijner:
………………….///…………………………………………………| ……………… .
?voor-een-stichtzoon-van honderd~jaarandering wordt-gebaard,
……..\\…………. .
en-ware’t~SsáRáH,
……………………………………….//………..<>…………………………….. !
?een-sticht-dochter-van negentig jaarandering is-aan’t-baren.
………………..//………………<>………. . . . . .
en-voorts-zegt AàBheRáHáM tot~gods; 18
//…………………………………..<>…………….//……………………………………………………… !
als-toch-maar JieSheMáNgéAL aan’t-leven-is voor-de-vertegenwendiging-jouwer.
…………………\…. . .
en-voorts-zegt Gods: 19
………| ……..\……………………………………… . .
echter SsáRáH de-vrouwmenselijke-jouwer:
///…………………..| ……… .
barende voor-jou een-stichtzoon,
………….//………………………………<>……………. . . . . . .
en-jij-roept enwel~de-naam-zijner JieTseCháQ[82];
…………………….\\…………………………………………………….//……………………….//….
en-voorts-doe-ik-opstaan enwel~de-zuivergang-mijner samen-met-hem
………………//…………….<>………………………………………….//………………………. !
[tot-een-zuivergang wereldlang voor-het-kiemsel-zijner laat-achter-hem.
…………………………………¬ …………… ,
en-voor-JieSheMáNgéAl hoor-ik-jou 20
……….\………..\……………………. . .
kijk-hier ik-zegen-in enwel-hem:
……………………..//……………………….//…………………….//…………………<>…
en-vrucht-doe-ik-dragen enwel-hem en-veel-doe-ik-zijn enwel-hem
………\…….. . . . . . .
[in-macht machtig;
….///…………………………….| ……………. .
twaalf hoog-heen-dragers[83] doet-hij-baren,
…..<>……………………………………………..//……. !
en-ik-geef-dat-hij(wordt) tot-een-natie groot.
………………………………………..<>……………….\………………………………………. . . . . .
en-enwel~de-zuivergang-mijner doe-ik-opstaan samen-met~JieTseCháQ; 21
…☼ ………….\\…………………///………..| …………………………………..\………………… .
die aan’t-baren-is voor-jou SsáRáH voor-de-gemeenschapsordeing (als)deze,
………..<>………………………… !
in-de-jaarandering (hier)laat-achter.
……………………………………<>………\………………………………………. . . . .
en-voorts-maakt-hij-al-af om-in-te-brengen samen-met-hem; 22
………………………\…… .
en-voorts-gaat-op gods,
……………………<>……………… !
vandaan-van-op AàBheRáHáM.
…………………\\……………………./……………………………….\…………………………… . .
en-voorts-neemt AàBheRáHáM enwel~JieSheMáNgéAL de-stichtzoon-zijner: 23
…………\\………………..///………………………………………..|
en-enwel al-af~de-borelingen-van het-huis-zijner
……….| ……………………..\……………………………….. .
[enwel al-af~het-verworvene-van het-zilver-zijner,
…………||……………………..<>…………………………….\………………………. . . . .
al-af~aanhaker bij-de-menselijken-van het-huis-van AàBheRáHáM;
…………………….//………………………………\………………………………. . .
en-voorts-besnijdt-hij enwel~het-vlees-van de-voorhuid-hunner:
……\\…| ……..\……….. .
op juist de-dag (nl.)deze,
…………//.//……………………………..<>….. !
naar-wat inbrengt samen-met-hem gods.
……………….. .
en-AàBheRáHáM, 24
………..//…………………<>………………………… . . . . . . . . . .
een-stichtzoon-van~negentig en negen jaarandering;
………………………………………………….<>…………//………………………………. !
bij-het-besneden-worden-van-hem het-vlees-van de-voorhuid-zijner.
……………………….\…………………………… .
en-JieSheMáNgéAL de-stichtzoon-zijner, 25
…………………………………//..<>.. . . . . . . . . .
een-stichtzoon-van~der-tien jaarandering;
…………………\\…………………………… .
bij-het-besneden-worden-van-hem,
……………………//…………………………… !
enwel het-vlees-van de-voorhuid-zijner.
…….\\..| …….\………… .
op-juist de-dag (nl.)deze,
……………….<>…………………. . . . .
wordt-besneden AàBheRáHáM; 26
…………………….<>………………………….. !
en-JieSheMáNgéAL de-stichtzoon-zijner.
…………………….///………………………………………..| .\…………………….. .
en-al-af~de-menselijken-van het-huis-zijner boreling-van het-huis, 27
………………………………………<>……………………………\ ……………. . . . . . . . . . .
en-het-verworvene-van~zilver vandaan-van-bij
[de-stichtzoon~van~een-waargenome;
…………………<>………………………… !
worden-besneden samen-met-hem.
~
SEDER
……………………….///……………………| ………. .
en-voorts-laat-zien-zich aan-hem die-JHWH-van-Israël, 18.1
…………………..<>………………….. . . . .
bij-de-reuzeneiken-van MàMeRéA;
…….//.//……………………………………………….<>………………//……………… !
en-hij zittende-in de-opening-van~de-tent bij-de-hitte-van de-dag.
………………….///……………………………………………………..| ……………… .
en-voorts-draagt-hij-hoog-heen de-wel-ogen-zijner en-voorts-ziet-hij, 2
………………..| ..\…. .
en-kijk-hier drie menselijken,
…………<>…………………………. . . . .
zich-plaatsend op-tegen[84]-hem;
………………. . .
en-voorts-ziet-hij:
………………..///………………………………….| …………………………\………………………. .
en-voorts-loopt-hij om-te-treffen-hen vandaan-van-de-opening-van de-tent,
………………..<>………………..!
en-voorts-bukt-hij-zich land-waarts.
………………….. . . . .
en-voorts-zegt-hij; 3
………………… . .
machtiger-mijns:
…………………..\\……………….///………| ……………………….. .
ware’t~dan-toch-dat ik-vind gratie in-de-wel-ogen-jouwer,
………………..\\……………………..<>…………………………………..//
dan-toch~niet ben-jij-aan’t-oversteken vandaan-van-op
………………………….. !
[de-heerdienaar-jouwer.
…………………………………………………..\……………………… .
aan’t-genomen-worden-is~dan-toch een-weinig~water, 4
……..<>………………………… . . . . . . .
en-wast de-voete-benen-jelieder;
……..<>……………….//……………………. !
en-leunt op-de-drukplek-van de-boom.
………………………….\\……………………………………/……………….///………………………….|
en-ik-ben-aan’t-nemen-toch een-brok~brood en-schraagt het-hart-jelieder 5
..\……………………………… .
[later zijn-jullie-aan’t-oversteken,
ja~om-vastzo steken-jullie-over op-tegen~de-heerdienaar-jelieder;
……………….. .
en-voorts-zeggen-zij,
.//…………………………….<>………………//…….. !
vastzo ben-jij-aan’t-maken naar-wat jij-inbrengt.
……………..\\\………………..//…||………………………….. . . .
en-voorts-ijlt AàBheRáHáM tentwaarts naar~SsáRáH; 6
……………….. .
en-voorts-zegt-hij:
…..||……///…………………| …\…………… .
beijl-je drie schepmaten meel-van gries,
fz………………//……………. !
kneed en-maak broodkoeken.
……………………<>………….\………………… . . . .
en-naar~het-rundvee loopt AàBheRáHáM; 7
…………………..\\…………………………………………………./……///……………..|
en-voorts—neemt-hij het-stichtjong-van~een-rund zacht en-goed
………………….\………………………….. .
[en-voorts-geeft-hij’t aan~de-bonker,
…………………..<>………………………….//……………….. !
en-voorts-beijlt-hij-zich om-te-maken enwel-dat.
…………………\\……………./…………. . .
en-voorts-neemt-hij boter en-melk: 8
………………………………………………..|..\………. .
en-het-stichtjong-van~het-rund dat hij-maakt,
………………….<>……………………………………………………….. . . . . . .
en-voorts-geeft-hij(‘t) voor-de-vertegenwendiging-hunner;
…………….\\\…………………………………//……………..//……………………<>….
en-hij~staan-blijvend op-tegen-hen op-de-drukplek-van de-boom
………………. !
[en-voorts-eten-zij.
…………………\………………….. . .
en-voorts-zeggen-zij tot-hem: 9
..<>……….……\……………………………………. . . . . . .
waar(is)? SsáRáH de-vrouwmenselijke-jouwer;
……………….<>………………..//…………. !
en-voorts-zegt-hij kijk-hier in-de-tent.
………………. . .
en-voorts-zegt-hij: 10
………..\…………………………………….///…..\\…….| ……………..\…………….. .
terugkerend ben-ik-aan’t-terugkeren tot-jou naar-het-tij-van het-leven,
……………………………<>…………………………\………………………………….. . . . . . .
en-kijk-hier~een stichtzoon voor-SáRáH de-vrouwmenselijke-jouwer;
…………//……//……………….//……………………..<>…………//………………………. !
en-SsáRáH horende in-de-opening-van de-tent en-die(is) laat-achter-hem.
………………….///……………….| …….. .
en-AàBheRáHáM en-SsáRáH baardouden, 11
<>…………….. . . . . .
komende op-dagen;
…………….| ……………… .
gestopt-is-het voor-SsáRáH,
……..<>………… !
het-pad bij-vrouwmenselijken.
……………….//………..<>……………………………..\……….. . . . . .
en-voorts-lacht SsáRáH in-het-naderlijf-harer te-zeggen; 12
.///…………………………………………………| …………………………..\… .
laat-achter het-verzonderen-van-mij geschiedt~voor-mij wellust[85],
…………………………….<>………….!
en-de-machtiger-mijner(is) baardoud.
…………………//……………<>…………………………………… . . . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot~AàBheRáHáM; 13
..\……………..☼ \\…………../…….. . .
voor-wat? dit lacht SsáRáH te-zeggen:
..\………….//…………………………..<>……….//…………. !
dus? op-trouwe ben-ik-aan’t-baren en-ik baard-oud-ben-ik.
……..//……………………………………………………………<>……………………….. . . . . . .
?is-wonderlijk-aan’t-zijn vandaan-van-die-JHWH-van-Israël een-inbreng; 14
…………………………………..||…………………………………..//…………………//..
voor-de-gemeenschapsordening ben-ik-aan’t-terugkeren naar-jou
……………….//………<>……………………….//…………. !
[naar-het-tij-van leven en-voor-SsáRáH een-stichtzoon.
…………………\\……………..\\\………//…………//.<>………\……… . . . . . . . . . .
en-voorts-huichelt SsáRáH te-zeggen niet lach-ik ja ontzag-heeft-zij; 15
………………..//…………..<>..//…… !
en-voorts-zegt-hij nee ja jij-lacht.
…………………///…………………………………| ……. .
en-voorts-staan-op vandaan-van-daar de-menselijken, 16
……………….//………………………………………………..\…………………… . . . . .
en-voorts-signaleren-zij over~de-vertegenwendiging-van SeDoM;
………………… .
en-AàBheRáHáM,
…//………………………….<>……………………………….. !
gaande genoot-met-hen om-weg-te-zenden-hen.
……………..<>……………….. . . . .
en-die-JHWH-van-Israël zegt; 17
………///………………..|………………………………….. .
?verstekend (ben) ik vandaan-van-AàBheRáHáM,
.<>.//… !
wat ik makend(ben).
…………………. .
en-AàBheRáHáM, 18
………\\\……………………………………//……………………//……..<>…….. . . . . . . . .
geschiedend is-hij-aan’t-geschieden tot-een-natie groot en-hardbottig;
………………………………..\\………………………………….. .
en-voorts-zijn-aan’t-ingezegend-worden met-hem,
<>………….//………………… !
al-af de-naties-van het-land.
.\……………….. . .
ja ik-volkèn-hem: 19
…………………………..☼ \\ ……………………/……………………………..///……………………….
ter-toebuiging-aan wat hij-aan’t-gebieden-is enwel~de-stichtkinderen-zijner
………………………………………| ………………… .
[en-enwel~het-huis-zijner laat-achter-hem,
……………………………………………………….| …….\………………..
en-voorts-zij-aan’t-waarhouden-zijn de-neemweg-van
………. .
[die-JHWH-van-Israël,
……………//………..<>………………… . . . . . . . . .
om-te-maken gerechtigheid en-stelregeling;
…………. . .
ter-toebuiging-daaraan-dat:
……….///…………………………………..| ……………….. .
doet-komen die-JHWH-van-Israël op~AàBheRáHáM,
…..//…………………..<>………… !
enwel wat~hij-inbrengt op-hem.
………………..\…………… .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël, 20
………………//…………………//…………………………<>………… . . . .
het-geschreeuw-van SeDoM en-van-NgoMoRáH ja~is-veel;
………………………………………. .
en-het-verwaarden-door-hen,
//……..<>…… !
ja is-zwaar machtig.
…………………………………………..\………………………………. .
ik-ben-aan’t-afdalen~dan-toch en-ik-ben-aan’t-zien, 21
……………………………………………//………..//……………<>……\……………….. . . . . . . . .
?naar-het-geschreeuw-van-haar dat-komt naar-mij maken-zij een-al-afheid;
………………………..<>……………………… !
en-ware’t-dat~niet ik-(’t)aan’t-volkènnen-ben.
……………….///………………………………………..| …….. .
en-voorts-wenden-zich vandaan-van-daar de-mensenlijken, 22
……………….<>………………… . . . . . . .
en-voorts-gaan-zij SeDom-waarts;
………………… .
en-AàBheRáHáM,
………………//…<>……………………………………………….//………………….. !
nogmalig-hij staan-blijvend voor-de-vertegenwendiging-van
[die-JHWH-van-Israël.
………………………………………..//………………..<>…………….. . . . . . . .
en-voorts-komt-binnen-bereik AàBheRáHáM en-voorts-zegt-hij; 23
..\………………………………… .
dus? jij-bent-aan’t-wegrapen,
………………..<>……………………………………… !
een-rechtvaardige genoot-met~een-schender.
…………//….//……..//……………..<>………………………\……………. . . . . . .
misschien zijn-er vijftig rechtvaardigen in-het-midden-van de-stad; 24
///………………………………………… | ………………….…………………………..\…….
dus? jij-bent-z’aan’t-wegrapen en-‘t-niet~hoog-heen-aan’t-dragen
…………… .
[voor-de-opstaanplaats,
………//………………………….//…………………..<>………….//………………………… !
ter-toebuiging-naar de-vijftig de-rechtvaardigen die(zijn)
[in-het-naderlijf-zijner.
……………….\\…………./…..\………………………\………………… . . . . .
het-pakt-aan aan-jou makend naar-een-inbreng (als)deze: 25
…………………….///………………………………..|……………………………. .
om-te-doen-sterven een-rechtvaardige genoot-met~een-schender,
……………………………………..//……………………………….<>………………….. . . . . . . .
en-voorts-is-aan’t-geschieden zoals-een-rechtvaardige zo-een-schender;
………………\…………. .
het-pakt-aan aan-jou,
………………………………..|……………… .
die-de-regelstelt-aan al-af~het-land,
.//………………………<>……………. !
niet is-hij-aan’t-maken een-stelregel.
………………..\…………….. .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël, 26
………………………………..//……………………..//…..//…………….<>………..
ware’t-dat~ik-aan’t-vinden-ben in-SeDoM vijftig rechtvaardigen
…………….\………………… . . . . .
[in-het-midden-van de-stad;
……………………………………………………………..//…………………………<>…………………..
en-voorts-ben-ik-‘t-hoog-heen-aan’t-dragen voor-al-af~de-opstaanplaats
……………………………….. !
[in-oversteking-van-hen.
…………………//………………………………<>………………… . . . . . . .
en-voorts-buigt-zich-toe AàBheRáHáM en-voorts-zegt-hij; 27
………………………///………\\…………….| ………\…………………………………………………… .
kijk-hier~dan-toch ik-maak-mij-op[86] om-in-te-brengen naar-de-machtiger-mijns,
….<>………….//……. !
en-ik(ben) stof en-as.
☼ …………………………||………………………………///………………………….| .
misschien zijn-tekort-aan’t-komen-! de-vijftig rechtvaardigen vijf, 28
………………………………………//…………………………..<>…………………… . . . . . .
?ben-jij-aan’t-doen-verdorven-worden met-vijf enwel~al-af~de-stad;
…………………\\…….| ..\…………………………………….. .
en-voorts-zegt-hij niet ben-ik-aan’t-doen-verdorven-worden,
…………………………………\……………….. . .
ware’t-dat~ik-aan’t-vinden-ben daar:
..<>………….. !
veertig en vijf.
………………..\\…………………../………………………….///………………..|……………… .
en-voorts-voegt-hij-toe nogmalig om-in-te-brengen tot-hem en-voorts-zegt-hij,29
…………//………………………..//……………………..<> . . . . . .
misschien zijn-aan’t-gevonden-worden-! daar veertig;
…………………\\……| ..\………………………….. .
en-voorts-zegt-hij niet ben-ik’t-aan’t-doen,
…….<>………………………….. !
ter-oversteking-van de-veertig.
☼…………………………………………….||……………………………///………………………………………|
en-voorts-zegt-hij niet~dan-toch is’t-aan’’t-ontgloeien voor-de-machtiger-mijns30
………………….. .
[en-voorts-breng-ik-in,
………..//…………………………..//……………………..<> . . . . .
misschien zijn-er-aan’t-gevonden-worden daar dertig;
………………..\\……..|..\…………………………. .
en-voorts-zegt-hij niet ben-ik’t-aan’t-maken,
………………………………….//……………..<>… !
ware’t-dat~ik-aan’t-vinden-ben daar dertig.
……………… . .
en-voorts-zegt-hij: 31
………………………///……..\\…………….| …….\………………………………………………….. .
kijk-hier~dan-toch ik-maak-mij-op om-in-te-brengen naar de-machtiger-mijns,
…………//……………………………//………………………<>… . . . . . .
misschien zijn-er-aan’t-gevonden-worden-! daar twintig;
………………..\\…….|..\…………………………… .
en-voorts-zegt-hij niet ben-ik’t-aan’t-maken,
……<>……………………………. !
ter-oversteking-van de-twintig.
☼……………………………………………||……………………………///…………………………………………|
en-voorts-zegt-hij niet~dan-toch is-‘t-aan’t-ontgloeien voor-de-machtiger-mijns32
……………………\………………………………………………… .
[en-voorts-breng-ik-in-! dusdanig~deze-voetstamp,
…………//……………………………//……………………….<> . . . .
misschien zijn-er-aan’t-gevonden-worden-! daar tien;
………………..\\……..| .\………………………….. .
en-voorts-zegt-hij niet ben-ik’t-aan’t-maken,
………………<>………………….. !
ter-oversteking-van de-tien.
…………………\……………. .
en-voorts-gaat die-JHWH-van-Israël, 33
…………\…………. .
naar-wat hij-al-af-doet-zijn,
……<>………………………………………. . . .
om-in-te-brengen tot~AàBheRáHáM;
………………….<>……//…………………………………………………. !
en-AàBheRáHáM keert-terug voor-de-opstaanplaats-zijner.
SEDER
☼……………………………………..\\………….<>…………\\……………| ……… .
en-voorts-komen andertwee werkboden SeDoM-waarts in-de-avond, 19.1
…….<>………\……………………………………… . . . .
en-LóWTh zittend in-de-poort-van~SeDoM;
…………………………………| ………………….\……………………………………… .
en-voorts-ziet~LóWTh en-voorts-staat-hij-op om-te-treffen-hen, 2
…………………//………………<>….. !
en-voorts-bukt-hij de-neus landwaarts.
………………..\\………………..\……………………………… . .
en-voorts-zegt-hij kijk-hier toch~machtigers-mijner: 3
…\………..☼…………………………….\\……………………………………..<>………..\\…………..|
wijkt-af dan-toch naar-het-huis-van de-heerdienaar-jelieder en-overnacht
……….\…………………………………. .
[en-wast de-voetenbeben-jelieder,
……………………….<>……………………………………………………………
en-voorts-zijn-jullie-de-schouders-eronder-aan’t-zetten
………………………….\…………………………………………………………. . . . . . .
[en-voorts-zijn-jullie-aan’t-gaan voor-de-neemwegen-jelieder;
………………….\…………… .
en-voorts-zeggen-zij nee,
//……………<>…………………………………… !
ja op-de-wijdte zijn-wij-aan’t-overnachten.
………………………………………………………\…… .
en-voorts-zet-hij-zich-schrap~bij-hen machtig, 4
………………….\………………………. .
en-voorts-wijken-zij-af naar-hem,
………………..<>………………………………. . . . . . .
en-voorts-komen-zij naar~het-huis-zijner;
………………….///……………………| ………. .
en-voorts-maakt-hij voor-hen een-drinkmaal,
……………….//…………………..<>……………………… !
en-uitgeduwde (koeken) bakt-hij en-voorts-eten-zij.
………………………¬ ……………………………….. ,
nog-vers-is’t-als zij-aan’t-neerliggen-zijn 5
………\\……………………………./…..///…………………………..| .\………………………. .
en-menselijken-van de-stad menselijken-van SeDoM singelen op~het-huis,
…………………………..<>…………………………….. . . . . .
vandaan-van-de-bonker en-tot~de-baardoude;
……………………<>……………………………………… !
al-af~het-genotenvolk vandaan-van-het-einde.
…………………///…………………………..| ……………….\……………………. .
en-voorts-roepen-zij naar~LóWTh en-voorts-zeggen-zij aan-hem, 5
.\\\………………..//…………………….//………………<> . . . . . . .
waar(zijn)? de-menselijken die~komen naar-jou vannacht;
…………………………\…………. .
doe-uittrekken-hen naar-ons,
………………………………..<>…………………………. !
en-wij-zijn-aan’t-volkènnen-toch enwel-hen.
………………..\\\…………………//…<>………………….. . . . . . .
en-voorts-trekt-uit naar-hen LóWTh naar-de-opening; 6
……………………..<>….//…………………………. !
en-de-bungeldeur sluit-hij laat-achter-zich.
…………….. . . . . . .
en-voorts-zegt-hij; 7
………………..//………………………………….<>………………………. !
niet~dan-toch broederverwanten-mijner zijn-jullie-kwaad-aan’t-doen-zijn.
………………………\\……………..\\…………….\….. . .
kijk-hier~dan-toch voor-mij ondertwee stichtdochters: 8
///………………………|……… .
die niet-volkènnen een-manmenselijke,
………………………………………………………….///…………….|……….. .
ik-ben-aan’t-doen-uittrekken-toch~dan enwel-hen naar-jullie,
………\……………. .
en-maakt aan-hen,
……………..<>……………………………. . . . . . . .
naar-het-goede in-de-wel-ogen-jelieder;
☼……………………..///………………………..|…………………………………….\………….. .
alleen aan-de-menselijken (nl.)deze zijn-jullie-niet~aan’t-maken een-inbreng,
……………//……..<>……………………….//……………………………….. !
ja~om-vastzo komen-zij in-de-schemer-van het-gebint-mijner.
……………\………………………………………… . .
voorts-zeggen-zij > binnen-bereik~verder-ermee: 9
………………………………| …….///……………………………………………………..|
en-voorts-zeggen-zij de-één-enkele komt~om-inklamper-te-zijn
…………………………………….\….. .
[en-voorts-stelt-hij-de-regel regelstellend,
…….||…………………..//…………………………<>……………………………………… . . . . .
welnu wij-zijn-kwaad-aan’t-zijn voor-jou vandaan-van(anders-dan)-hen;
………………………………………………….| ……………….///…………………………| .
en-voorts-zetten-zij-zich schrap bij-de-manmenselijke bij-LóWTh machtig,
…………………..<>………………………//…………. !
en-voort-bereiken-zij om-te-breken de-bungel-deur.
………………..///…………………………………| ……………………….. .
en-voorts-zenden-uit de-menselijken enwel~de-hand-hunner, 10
……………………………..\\\…………………..//………………||…….. . . . . . .. . .
en-voorts-doen-zij-komen enwel~LóWTh naar-hen-toe huiswaarts;
………………………<>……………… !
en-enwel~de-bungeldeur sluiten-zij.
………………………||……………………………………….\……………………….. . .
en-enwel~de-menselijken die(zijn)~in-de-opening-van het-huis: 11
……………|………………… .
slaan-zij met-stekeblindheid,
……………………………<>…………………… . . . . .
vandaan-van-de-kleine en-tot~de grote;
………………..<>……………………………………//…………. !
en-voorts-tobben-zij-zich-af om-te-vinden de-opening.
………………..\\………………/…………………….. . .
en-voorts-zeggen de-menselijken tot~LóWTh: 12
fz…………………….\…. .
nog wie?~voor-jou hier,
………………| …………………………\………………………………………. .
bruidsman en-stichtzonen-jouwer en-stichtdochters-jouwer,
………..//……………………………….<>………… . . . . .
en-de-al-afheid die(is)~voor-jou in—de-stad;
…………..<>……………………………………… !
doe(ze)-uittrekken vandaan-van-de-opstaanplaats.
……………\……………….. .
ja~verdelgend (zijn)wij, 13
………………<>……………………….. . . . .
enwel~de-opstaanplaats (nl.)deze;
……..///………………………………………………| ………………………………………\…………………
ja~groot-is het-aanschreeuwen-hunner enwel~van-de-vertegenwendiging-van
……….. .
[die-JHWH-van-Israël,
…………………………//…………….<>……………………………………………… !
en-voorts-zendt-ons die-JHWH-van-Israël om-te-verdelgen-haar.
…………………\\…………../………………………….\……………………………………………………\…….
en-voorts-trekt-uit LóWTh en-voorts-brengt-hij-in bij~de-bruidsmannen-zijner 14
……….\…………………………………… . .
[die-nemen de-stichtdochters-zijner:
………………..\\…….| fz……………………..|………………………….\………………………….. .
en-voorts-zegt-hij staat-op trekt-uit vandaan-van-de-opstaanplaats (nl.)deze,
…………..//……………………..<>……………………………….. . . . .
ja~verdelgend (is)die-JHWH-van-Israël enwel~de-stad;
………………………..\……………………<>……………..//……………………………………………. !
en-voorts-geschiedt-het als-gelach in-de-wel-ogen-van de-bruidsmannen-zijner.
……………|…………………………………………………\…….. .
en-zó-als het-uitgekozen-vroege-glans-donker opgaat, 15
………………….//………………………..<>…………..\………….. . . . . . .
en-voorts-sporen-aan de-werkboden bij-LóWTh te-zeggen;
………☼ …\\……………………………………………………./……………………………………….///
sta-op neem enwel~de-vrouwmenselijke-jouwer en-enwel~de-andertwee
…\\…………………………….| ……………………… .
[stichtdochters-jouwer die-zich-laten-vinden,
………………………………………….<>…………………………………………………………//………..
afwendend-dat~jij-weggeraapt-aan’t-worden-bent in-de-geontwricht-van
…….. !
[de-stad.
………………….§…………………………………………..\\…………./……………………………………\……
en-voorts-draalt-hij > en-voorts-vatten-hard de-menselijken bij-de-hand-zijner16
…………………………………………………………………. . .
[en-bij-de-hand-van~de-vrouwmenselijke-zijner:
……………………………| ………………..\…………………………… .
en-bij-de-hand-van de-andertwee stichtdochters-zijner,
……………//…………………………….<>……………………….. . . . . .
in-het-medelijden-van die-JHWH-van-Israël over-hem;
………………………………//………………………………………<>………………
en-voorts-doen-zij-uittrekken-hem en-voorts-leiden-zij-hem
………………………………………..//…………………. !
[vandaan-van-het-straatbuiten voor-de-stad.
……………………………☼ ………………………………………………..\\……………………./
en-voorts-geschiedt bij-het-doen-uittrekken-door-hen enwel-van-hen 17
……… . .
[straatbuitenwaarts:
………………..\\………..| ……….\…………………………………. .
en-voorts-zeggen-zij ontsnap om~de-lichaamziel-jouwer,
………………………………..\……………………….. .
niet~ben-jij-aan’t-kijken laat-achter-jou,
…………………………………….<>……………………………………… . . . . . . .
en-niet~ben-jij-aan’t-staan-blijven in-al-af~het-omringende;
………….//………………………..<>…………………………………………………….. !
het-gebergte-waarts ontsnap afwendend-dat~jij-aan’t-weggeraapt-worden-bent.
………………..//…<>…………. . . . .
en-voorts-zegt LóWTh tot-hen; 18
………………<>……………………… !
nee~dan-toch machtiger-mijns.
………………………..☼ ..\\………………………………..\……………..¬ ………………………… ,
kijk-hier-dan-toch vindt de-heerdienaar-jouwer gratie in-de-wel-ogen-jouwer 19
……………………………..\………………………………………. . .
en-voorts-doe-jij-groot-zijn de-goede-gunst-jouwer:
///………\\…| ……………….. .
die jij-maakt genoot-met-mij,
……………………<>……………………………………… . . . . . .
om-te-doen-leven enwel~de-lichaamziel-mijner;
… . .
en-ik:
///………………………………………..|…………………\…………………….. .
niet ben-ik’t-aan’t-aankunnen om-te-ontsnappen het-gebergte-waarts,
…………………………………..//………………………………..<>..
afwendend-dat~aan’t-aankleven-is-mij het-kwaad
………………………………………… !
[en-voorts-ben-ik-een-gestorvene-aan’t-worden.
…………………………..☼……….\\…………….\\\…//…………………//………..<>………………\
kijk-hier~dan-toch een-stad (als-)deze lijfna om-te-vluchten daarheen en-zij 20
……. . . . . . . . . . .
[iets-onbeduidends;
…………………………..\\…………………./… . .
ik-ben-aan’t-ontsnappen-toch dan daarheen:
.<>……………………//…………….<>…………………//………………………………….. !
niet? iets-onbeduidends (is)zij en-aan’t-leven-is de-lichaamziel-mijner.
………………..\………………. .
en-voorts-zegt-hij tot-hem, 21
………….| ……..\………………………………………………………….. .
kijk-hier ik-draag-hoog-heen de-vertegenwendiging-jouwer,
.<>……………….\………………… . . . . .
ook voor een-inbreng (als-)deze;
………………..//……//…………………………….<>..//……. !
zonder-dat-ik ik-omdraai enwel~de-stad die jij-inbrengt.
…………|………\……. .
beijl-je ontsnap daarheen, 22
.\…<>……………………………………..| ……………\………….. .
ja niet ben-ik-aan’t-aankunnen om-te-maken een-inbreng,
……………………………….<>. . . . . . . .
tot~het-komen-van-jou daarheen;
………//………//…………………………………………<>…… !
om~vastzo roept-men de-naam-van~de-stad TsóWNgàR[87].
……<>……\…………………… . . . . .
de-zon trekt-uit op~het-land; 23
……<>……….//………….. !
en-LóWTh komt TsoNgàR-waarts.
…………… . .
en-die-JHWH-van-Israël: 24
…………….\\\…………………..//……………………….<>…….\…………. . . . .
hij-doet-regenen op~SeDoM en-op~NgæMoRáH zwavel en-vuur;
……………………..//………..<>…………………………………………….. !
vandaan-van-bij die-JHWH-van-Israël vandaan-van~de-zon.
…………………………………..| ………………….\…………… .
en-voorts-draait-hij-om enwel~de-steden (nl.)deze, 25
………..<>……………………. . . . . . . .
en-enwel al-af~het-omringende;
…………..| …………………\………………………… .
en-enwel al-af~de-inzittenden-van de-stad,
…………………..<>…………………… !
en-het-uitspruitsel-van het-roodlingse.
………………..//…………………………………….<>………………………………………………….. . . . .
en-voorts-kijkt de-vrouwmenselijke-zijner vandaan-van-het-achter-late-zijner;26
………………………<>……………………………….//…………….. !
en-voorts-geschiedt-zij (tot)een-geplaatste-van zout.
………………………………..//………………………………..<>………… . . . . . . .
en-voorts-zet-de-schouder-eronder AàBheRáHáM in-de-ochtend; 27
……………………………. .
naar~de-opstaanplaats,
…………………//…………….<>………………………………………….//……………….
waar hij-staan-blijft daar samen-met-de-vertegenwendiging-van
………….. !
[die-JHWH-van-Israël.
………………………… . .
en-voorts-signaleert-hij: 28
………………………………………………………….| …………. .
op~de-vertegenwendiging-van SeDoM en NgoMoRáH,
……………………………………….<>…………………………\…………………. . . . . . . .
en-op~al-af~de-vertegenwendiging-van het-land dat-(hen)omringt;
……………… . .
en-voorts-ziet-hij:
…………..///…………..| ………….\……………………… .
en-kijk-hier op-gaat de-verwalming-van het-land,
……………….<>………………………….. !
als-de-verwalming-van de-verwalkingsplaats[88].
…………………….. . .
en-voorts-geschiedt: 29
…………………///…………………| …………………………\………………………… .
bij-het-verdelgen-door gods enwel~van-de-steden-van het-omringveld,
…………………//………….<>……………………………… . . . . .
en-voorts-haakt-aan gods enwel~bij-AàBheRáHáM;
………………..///……………………………| …………………………….\………………………… .
en-voorts-zendt-hij enwel~LóWTh vandaan-van-het-midden-van de-omdraaiing,
…………………………………| …………………… .
bij-het-omdraaien-van enwel~de-steden,
………//………….<>… !
daar~inzit in-hen LóWTh.
…………………………☼ ..\\……………………………………./………………….\……………… . .
en-voorts-gaat-op LóWTh vandaan-van-TsoNgàR en-voorts-zit-hij 30
[op-het-gebergte:
………………///……………………………………..| ……………….. .
en-andertwee de-stichtdochters-zijner genoot-mèt-hem,
//………<>…………………………..\……………… . . . . .
ja ontzag-heeft-hij om-te-zitten in-TsoNgàR;
………………\\……| ……….. .
en-voorts-zit-hij in-de-grot,
.<>………………..//……………………………… !
hij en-andertwee de-stichtdochters-zijner.
………………..\\\………..//…………………………..<>…………………….\……………………… . . . .
en-voorts-zegt de-voorste tot~de-onbeduidende[89] de-omvamende-onzer 31
[(is)baardoud;
…………….\\………………………….///………………….\\…| ………….\…………. .
en-een-manmenselijke (is)geenszins in-het-land om-te-komen op-ons,
………………….<>………………………………… !
volgens-de-neemweg-van al-af~het-land.
……………\\………………..\\\……………………………………..…………………//……………<>…
aan-de-gang aan’t-drenken-zijn-wij enwel~de-omvamende-onzer met-wijn 32
…………………………………………\……………………… . . . .
[en-wij-zijn-aan’t-liggen-toch genoot-met-hem;
………………………..//………………………………………………..<>………………………….. !
en-aan’t-doen-leven-zijn-wij vandaan-van-de-omvamende-onzer een-kiem.
………………………………………..\\\………………………………………………..//……………<>…
en-voorts-zijn-zij-aan’t-drenken-! enwel~de-omvamende-hunner met-wijn 33
…………..\………… . . . .
[in-de-nacht (nl.)die;
………………..///………………..| ……………..\……………………………………………………. .
en-voorts-komt de-voorste en-voorts-ligt-zij samen-met~de-omvamende-harer,
…………………..//…………………………………………………<>..
en-niet~volkènt-hij’t bij-het-nederliggen-van-haar
……………………………………….. !
[en-bij-het-opstaan-van-haar.
……………………………..| ………………………… .
en-voorts-geschiedt vandaan-van-de-morgen, 34
………………..///………………| ………………….. .
en-voorts-zegt de-voorste tot~de-onbeduidende,
…………………..//……………….<>……………………………………………. . . . . . .
kijk-hier~ik-lig verleden-keer samen-met~de-omvamende-mijner;
………………………..\\…………………………/……………. . .
wij-zijn-aan’t-drenken-hem met-wijn ook~vannacht:
……\\..| ……\……………………… .
en-kom en lig genoot-met-hem,
…………………………………….//……………………………………<>……………………
en-wij-zijn-aan’t-doen-leven vandaan-van-de-omvamende-onzer
…….. .
[een-kiem.
…………………\\…………………\…………\\\……………//……………………………………..<>…….. . . . .
en-voorts-drenken-zij-! ook de-nacht (nl.)die enwel~de-omvamende-hunner 35
[met-wijn;
………………….///……………………………….| ……………..\………………………….. .
en-voorts-staat-op de-onbeduidende en-voorts-ligt-zij genoot-met-hem,
………………….//…………………………………………………<>………………………………………… !
en-niet~volkènt-hij’t bij-het-neerliggen-van-haar en-bij-het-opstaan-van-haar.
………………………//…………………..//……………………………………<>……………………………. !
en-voorts-ontvangen andertwee de-stichtdochters-van~LóWTh 36
[vandaan-van-de-omvamende-hunner.
………………..///………………..|………. .
en-voorts-baart de-voorste een-stichtzoon, 37
…………………//………………………..<>…….. . . . . .
en-voorts-roept-zij de-naam-zijner MóAáBh[90];
.//…………………………………………….<>……………….. !
hij (is) de-omvamende-van~MóAáBh tot~vandaag.
………………….///…………………| ……..\…………….. .
en-de-onbeduidende ook~zij zij-baart een-stichtzoon, 38
…………………//………………………..<>………………… . . . . . .
en-voorts-roept-zij de-naam-zijner BèN~NgàMMieJ[91];
.//………….//………………………………………………………………<>…………………….. !
hij de-omvamende-van de-stichtkinderen-van~NgàMMóWN[92] tot~vandaag.
=
SEDER
………………..\\ ……………………………..///…………………|………………..\…………… .
en-voorts-rukt-los vandaan-van-daar AàBheRáHáM naar-het-land-van 20.1
[de-zuidwoestijn,
………………..//……………………………………<>…………………………………. . . . . . .
en-voorts-zit-hij onderscheidend~QáDéSh en-onderscheidend-ShuWR;
………………….<>………………………. !
en-voorts-klampt-hij-in in-GéRáR.
………………..\\\……………….//…………………………..//………………………………….<>…….
en-voorts-zegt AàBheRáHáM aangaande~SsáRáH de-vrouwmenselijke-zijner
……..\…………………………………….. . . .
[de-zusterverwante-mijner (is)zij;
………………. . .
en-voorts-zendt-hij:
…………….\\…….| .\……………….. .
AæBhieMèLèKh koning-van GéRáR,
…………………<>………………………….. !
en-voorts-neemt-hij enwel~SsáRáH.
……………….\\\……//………………………..<>……………………..\………. . . . . . .
en-voorts-komt gods naar~AæBhieMèLèKh in-een-droom ’s nachts; 3
………………..\……………….. .
en-voorts-zegt-hij aan-hem,
………………//…………….…..\\……………………….\…………………………………… .
kijk-hier-jij(bent) een-gestorvene om-de-vrouwmenselijke die~jij-neemt,
…….<>…………………//…………………………………….. !
en-zij(is) de-in-bezit-genomene-van een-bezitter[93].
………………….||……….//..<>…………………….. . . . .
en-AæBhieMèLèKh niet lijfnadert-hij tot-haar; 4
………………..||…………………………….||……………//……………………………<>………
en-voorts-zegt-hij machtiger-mijns ?een-natie ook~een-rechtvaardige
…………………………….. !
[ben-jij-aan’t-vermoorden.
..\\…fz……………………………| ..\………………………………….. .
niet? hij hij-zegt~aan-mij zusterverwant-mijner (is)zij, 5
………………….//…….<>………\…………………………………… . . . .
en-zij~ook~zij zij-zegt broederverwant-mijner (is)hij;
…………………………………………………..//………………………………….//…………….
met~de-gaafheid-van~het-hart-mijner en-met-de-straffeloosheid-van
…………………………<>……..//……… !
[de-handzolen-mijner maak-ik dit.
…………………….☼ ……..\\……/……………… . .
en-voorts-zegt tot-hem gods in-de-droom: 6
…….//…………\\ |///………………………………………………………….| ..\……… .
ook ik ik-volkèn ja met-de-gaafheid-van~het-hart-jouwer maak-jij dit,
………………………………\\\……………….//…………..<>
en-voorts-houd-ik-terug-jou ook~ik enwel-jou
……………………………………………………….. . . .
[vandaan-van het-verwaarden~voor-mij;
………//………………<>…………………………//……………… !
om~vastzo niet~geef-ik-jou om-te-tasten naar-haar.
…. . .
en-nu: 7
…………///………………………………………………………………………………| …………………\….
doe-terugkeren de-vrouwmenselijke-van~de-manmenselijke ja~een-profeet
….. .
[(is)hij,
……………………………….//…………………..<>………… . . . . . .
en-hij-is-zich-aan’t-uitspreken om-jou en-het-leven;
………………………..\……………………………………………………. . .
en-ware’t-dat~jij-geenszins (bent) een-die-doet-terugkeren:
…….<>……………\………………………………… .
volkèn ja~te-sterven ben-jij-een-gestorvene-aan’t-zijn,
……………………………… !
en-al-af~wat~aan-jou (is).
………………………………….\\…………………………………/………………… . .
en-voorts-zet-de-schouder-eronder AæBhieMèLèKh in-de-ochtend: 8
……………………………|………………………………………….. .
en-voorts-roept-hij om-al-af~de-heerdienaren-zijner,
………………….//………………………………………//……………………<>…
en-voorts-brengt-hij-in enwel~al-af~de-inbrengen (nl.)deze
……………….. . . . . . .
[in-de-oren-hunner;
…………………………………. – ……….<>………………. !
en-voorts-hebben-ontzag de-menselijken machtig.
………………..\\…………………./…………………………… . .
en-voorts-roept AæBhieMèLèKh om-AàBheRáHáM: 9
………………..\\…………………/……………..///……………….| …………………..\………..
en-voorts-zegt-hij aan-hem wat?~maak-jij aan-ons en-wat~verwaard-jij
……… .
[aan-ons,
………………….\\\……………….//……………………………………….<>
ja~jij-doet-komen over-mij en-over~het-koninkrijk-mijner
………………\……… . . . . . .
[een-verwaarding groot;
……………|…\………………………… .
maaksels die niet~aan’t-gemaakt-worden-zijn,
..<>…………………………… !
maak-jij genoot-met-mij.
………………..//……………..<>………………………… . . . . .
en-voorts-zegt AæBhieMèLèKh tot~AàBheRáHáM; 10
..\….. .
wat? zie-jij,
//……….<>……………………..//………………… !
ja jij-maakt en-wel~een-inbreng (als)deze.
………………..\\.|…………… .
en-voorts-zegt AàBheRáHáM, 11
\………. . .
ja ik-zeg:
fz………………………\………….. .
alleen geen~ontzag-voor gods,
………….<>……………………….. . . . .
op-een-opstaanplaats (als)deze;
…………………………………………….<>…………………………/………………………………… !
en-voorts-zijn-zij-aan’t-vermoorden-mij op~de-inbreng-van
[de-vrouwmenselijke-mijner.
………………………….. . .
en-ook~is-zij-betrouwbaar: 12
………………………….///……………………………………………………………………| … .
zuster-verwant-mijner stichtdochter-van de-omvamende-mijner (is)zij,
<>……\……………………………………………………………….. . . . . . .
dus niet een-stichtdochter-van~de-moederende-mijner;
……………………………………………..<>……….. !
en-voorts-geschied-zij~voor-mij tot-vrouwmenselijke.
……………………….||………..\\\………………….\…………………….. . .
en-voorts-geschiedt’t zoals hij-doet-tuimelen[94] enwel-mij: 13
…..¬ …………………………….\……………………………………. ,
gods vandaan-van-het-huis-van de-omvamende-mijner
……………………..\………… .
en-voorts-ik-zeg aan-haar,
//…………………………………. .
dit (is) de-goede-gunst-jouwer,
.//………………..<>………………………………. . . . .
die jij-aan’t-maken-bent genoot-met-mij;
///……………………………….| ..\……………………\………………………… .
naar al-af~opstaanplaats waar wij-aan’t-komen-zijn heenwaarts,
………………<>……………………………..//………… !
zeg~voor-mij broederverwant-mijner (is)hij.
…………………\\……………………./…………………\……………. . .
en-voorts-neemt AæBhieMèLèKh voorttrekvee en-rundvee: 14
……………………….| ……… .
en-heerdienaren en-familie-diensters,
………………..<>………………………………….. . . . . .
en-voorts-geeft-hij (die) aan-AàBheRáHáM;
………………………………….\…………………… .
en-voorts-doet-hij-terugkeren voor-hem,
…………………//………………………………….. !
enwel~SsáRáH de-vrouwmenselijke-zijner.
…………………\……………….. .
en-voorts-zegt AæBhieMèLèKh, 15
………//………………….<>………………………………………………… . . . . . .
kijk-hier het-land-mijner voor-de-vertegenwendiging-jouwer;
……………………//……………………………..<>…….. !
volgens-het-goede in-de-welogen-jouwer zit(er).
…………………\… . .
en-aan-SsáRáH zegt-hij: 16
……….\\………./…………..<>…………\\…| ………………………………………. .
kijk-hier ik-geef een-kuddetal zilver aan-de-broederverwant-jouwer,
………///………………….| …………..\………………………… .
kijk-hier hij~voor-jou een-verhulling-van de-wel-ogen,
…………..<>……………\……………………. . . . . . .
voor-de-al-afheid die samen-met-jou(is);
…………//……………………………<>……………………………… !
en-enwel (in)de-al-afheid-zijner[95] ben-jij-een-terechtgebrachte.
……………………//………………………………<>………… . . . . .
en-voorts-spreekt-zich-uit AàBheRáHáM naar~gods; 17
………………………\\……/……………………………\\\……..
en-voorts-herstelt gods enwel~AæBhieMèLèKh
…………………………………………………….//…………………………………………<>…..
[en-enwel~de-vrouwmenselijke-zijner en-de-heerdienaressen-zijner
……………….. !
[en-voorts-baren-zij.
………///……………| ….. .
ja~versperrend verspert die-JHWH-van-Israël, 18
//……………<>………………………\……………. . . . . . . .
tot-bij al-af~moederschoot[96] voor-het-huis-van AæBhieMèLèKh;
…………//………………………<>………….//………………………………………… !
om~de-inbreng-van SsáRáH de-vrouwmenselijke-van AàBheRáHáM.
=
SEDER
………………//…………………………//………………………………….<>…………..\……… . . . .
en-die-JHWH-van-Israël bemoeit-zich enwel~met-SsáRáH naar-wat-hij-zegt; 21.1
…………………\\\………………//………………………………..<>…………..//…… !
en-voorts-maakt die-JHWH-van-Israël voor-SsáRáH naar-wat hij-inbrengt.
…………………………..☼ …………………\\………….\\\………………………….//………..<>………..
en-voorts-ontvangt en-voorts-baart SsáRáH voor-AàBheRáHáM een-stichtzoon 2
…………………………………….. . . . . .
[voor-de-baardouderdom-zijner;
……………………………||…………………//………………..<>…. !
ter-gemeenschapsordening die~inbrengt bij-haar gods.
………………..\\……………………/…………………………………………………………….\\\….
en-voorts-roept AàBheRáHáM enwel~de-naam-van de-stichtzoon-zijner 3
………………………………….//……………………………..//………<>……………….. !
die-gebaard-is~voor-hem die~baart~-voor-hem SsáRáH JieTseCháQ[97].
…………………….///…………………….| ……………………..\………………………….. .
en-voorts-besnijdt AàBheRáHáM enwel~JieTseCháQ de-stichtzoon-zijner, 4
……………………………..<>… . . . . .
een-stichtkind-van~acht dagen;
…………//……..//……………..<>… !
naar-wat gebiedt enwel-hem gods.
………………….<>………………………………………….\………….\…………………………\…………….. .
en-AàBheRáHáM(is) een-stichtzoon-van~honderd jaarandering 5
[bij-het-doen-baren voor-hem,
……<>…………….//………………………….. !
enwel JieTseCháQ de-stichtzoon-zijner.
………………..\……….. .
en-voorts-zegt SsáRáH, 6
………||…………//……<> . . . .
een-lachen maakt mij gods;
……………………………..<>………………………………………………………. !
de-al-afheid~wie-hoort is-aan’t-lachen(JieTseCháQ)~om-mij.
……………….. . .
en-voorts-zegt-zij: 7
.///………………|…………………… .
wie? bewoordt aan-AàBheRáHáM,
………………//………<>………………….. . . . .
?is-aan’t-zogen stichtkinderen SsáRáH;
…………//………….<>…………………………………………………… !
ja~ik-baar een-stichtzoon voor-de-baardouderdom-zijner.
……………………………..//……..<>……………………………………….. . . . . . . . . . . .
en-voorts-wordt-groot de-boreling en-voorts-wordt-hij-klaar-gemaakt[98]; 8
…………………///……………………..|……….//…………. .
en-voorts-maakt AàBheRáHáM een-drinkmaal groot,
………….<>…………………//……………………………………………………… !
op-de-dag-van het-klaar –genaakt-zijn-van enwel~JieTseCháQ.
………………..\\……………|………………………………………………\\\…………………..//………
en-voorts-ziet SsáRáH enwel~de-stichtzoon-van~HáGáR de-MieTseRieTische 9
………………//…………………………<>…… !
[die~zij-baart voor-AàBheRáHáM lachend(MeTsàChéQ)[99].
………………..\\…….| ……………………. .
en-voorts-zegt-zij aan-AàBheRáHáM, 10
………//………..//…………………….<>……………………………………….. . . . . . .
verdrijf de-heerdienares (nl.)deze en-enwel~de-stichtzoon-harer;
.\….///…………………………….| ……………………………………\………………………. .
ja niet aan’t-wegvangen-is[100] de-stichtzoon-van de-heerdienares (nl.)deze,
……………………………………………<>……………………………………… !
genoot-met~de-stichtzoon-mijner genoot-met~JieTseCháQ.
………………………\\\………..//………..<>……………….\……………………….. . . . .
en-voorts-is-kwaad de-inbreng machtig in-de-ogen-van AàBheRáHáM; 11
<>………//……………………………………… !
om de-oorzaak-van de-stichtzoon-zijner.
…………………\\……./…………………….. . .
en-voorts-zegt gods tot~AàBheRáHáM: 12
…………………….///…………………………….\\……………………| ……………\……….
niet~is-het-kwaad-aan’t-zijn in-de-wel-ogen-jouwer om~de-bonker
……………………………………….. .
[en-om-de-heerdienares-jouwer,
……☼ ..\\……………//…………………//……..<>…..\……………………. . . . . .
al-af wat aan’t-zeggen-is tot-jou SsáRáH hoor op-de-stem-harer;
.\…………………… .
ja met-JieTseCháQ,
…………………//……………………………<>…. !
is-aan’t-geroepen-worden voor-jou kiemsel.
……//……………………………………………………………..<>………………….\……
en-ook enwel~de-stichtzoon-van~de-dienstmaagd tot-een-natie 13
……………………………… . . . . .
[ben-ik-aan’t-stellen-hem;
.\………………..<>………… !
ja kiemsel-jouwer (is)hij.
…………………………………\……………………………………\……………..||………
en-voorts-zet-de-schouder-eronder AàBheRáHáM in-de-ochtend 14
………………………………………….☼ ……………\\………../………………………\……………..
[en-voorts-neemt-hij~brood en-een-vulzak water en-voorts-geeft-hij(‘t)
………☼……………\\\…………………………………//…………………………<>………..
[aan-HáGáR stelt(‘t) op-de-schouder-harer en-enwel~de-boreling
………………………………………. . . . .
[en-voorts-zendt-hij-weg-haar;
…………………\………………………… .
en-voorts-gaat-zij en-voorts-tuimelt-zij,
………..<>…………………………..//…………. !
in-het-inbrengveld-van BeAéR ShèBhàNg.
……………………….//………<>…………………………….. . . . . .
en-voorts-is-al-af het-water vandaan-van-de-vulzak; 15
………………….\………………………………….. .
en-voorts-werpt-zij-weg enwel~de-boreling,
…………..<>………………//……………………………. !
op-de-drukplek-van één-enkele-van de-struikgewassen.
…………………………☼ ………………..\\………………/……………………….. . .
en-voorts-gaat-zij en-voorts-zit-zij voor-zich vandaan-van-voorgelegd-daaraan:16
……………| …………………\……………………………… .
de-verte naar-een-schot-afstand-van een-boog,
.\… .
ja zegt-zij,
…………………………….<>………………..\………………… . . . . . . . .
niet~ben-ik-aan’t-zien bij-het-sterven-van de-boreling;
………………..\……………………………. .
en-voorts-zit-zij vandaan-van-voorgelegd-daaraan,
……………………//…………………………………………<>………………………. !
en-voorts-draagt-zij-hoog-heen de-stem-harer en-voorts-weent-zij.
…………………\………….¬ …………………\………………. ,
en-voorts-hoort gods enwel~de-stem-van de-bonker 17
……………………..☼ …….\\………………………………………..///
en-voorts-roept de-werkbode-van gods naar~HáGáR
…………………………… .
[vandaan-van-de-helftenhemel,
………………..//………………<>……………………\…….. . . .
en-voorts-zegt-hij aan-haar wat?~aan-jou HáGàR;
…………………….. .
niet-aan’t-ontzien-jezelf(ben)-jij,
……..\\\…..//…………………//………………<>…………….//……………. !
ja~hoort gods naar~de-stem-van de-bonker bij-wat hij(is)~daar.
fz…………..\……………………………………… .
sta-op draag-hoog-heen enwel~de-bonker, 18
……………//……………………………..<>……….. . . . .
en-vat-hard enwel~-de-hand-jouwer bij-hem;
………………….//………<>………………………. !
ja~tot-een-natie groot ben-ik-aan’t-stellen-hem.
……………………..///…….| ……………………. .
en-voorts-ontsluit gods enwel~de-wel-ogen-harer, 19
………………..<>……………….\………. . . . . . . .
en-voorts-ziet-zij een-bron-van wateren;
…………………//…………………………………….///………………………..\\…………| .
en-voorts-gaat-zij en-voorts-doet-zij-vol-zijn enwel~de-vulzak-van wateren,
…………………<>………………………….. !
en-voorts-drenkt-zij enwel~de-bonker.
………………………\\\…….//……………………………<>…………………………………….. . . . . .
en-voorts-geschiedt gods samen-met~de-bonker en-voorts-wordt-hij-groot; 20
……………….\\……| ……… .
en-voorts-zit-hij in-het-inbrengveld,
……………………….<>……………………//…………………. !
en-voorts-geschiedt-hij (als)schutter-van de-boog.
……………….<>………………..\…………………………… . . . .
en-voorts-zit-hij in-het-inbrengveld-van PáARáN; 21
…………………………………….//…………………………….//…………….<>……………………
en-voorts-neemt~voor-hem de-moederende-zijner een-vrouwmenselijke
…………………………….//……………. !
[vandaan-van-het-land MieTseRáJieM.
~
……………………………..| …………\……… .
en-voorts-geschiedt in-het-tij (nl.)dit, 22
………………..\……………… . .
en-voorts-zegt AæBhieMèLèKh:
……………….|…………………………………… .
en-PieKhoL vorst-van~de-scharen-zijner,
……………………<>……. . . . . . .
tot~AàBheRáHáM te-zeggen;
..\…………………………… .
gods (is)genoot-met-jou,
……//…………………… !
bij-al-af wat~jij maakt.
…. . .
en-nu: 23
……\\…………….///…………| .
bezeven aan-mij bij-gods hier,
………………………..\…………… .
ware’t-dat~jij-liegt voor-mij,
…………………………………………<>………………………………………….. . . . . . .
en-voor-de-voortplanting-mijner en-voor-het-nageslacht-mijner;
………………………..\\…………………\\\…………………………..|………………………\…….
naar-de-goede-gunst die~ik-maak genoot-met-jou ben-jij-aan’t-maken
………………….. .
[genoot-met-mij,
………………………………..<>…………………//…………… !
en-genoot-met~het-land aldus~jij-inklampt daarin.
………………..\\.| ……………. .
en-voorts-zegt AàBheRáHáM, 24
<>……………………….. !
ik ik-ben-aan’t-bezevenen.
………..//………………………….<>…………………………. . . . . . . .
en-terecht-wijst AàBheRáHáM enwel~AæBhieJMèLèKh; 25
………………………..|…….\………………. .
ter~oorzake-van de-bron-van de-wateren,
.//..<>…………………..//…………………………………… !
die wegroppen de-heerdienaren-van AæBhieJMèLèKh.
………………..\………………… .
en-voorts-zegt AæBhieJMèLèKh, 26
..\…….. .
niet volkèn-ik,
.//….<>……………………\……………….. . . . . .
wie maakt enwel~de-inbreng (nl.)deze;
……………||……………………\………….. . .
en-ook~jij niet~leg-jij-voor aan-mij:
……\\\…//…//…<>……………………//……………………… !
en-ook ik niet hoor-ik(‘t) afgezonderd-van vandaag.
…………………///……………………..| ………\…………….. .
en-voorts-neemt AàBheRáHáM voorttrekvee en-rundvee, 27
……………….<>………………………….. . . . . . . .
en-voort-geeft-hij aan-AæBhieJMèLèKh;
……………………//…………………………..<>…………. !
en-voorts-scheiden-af zij-andertwee een-zuivergang.
…………………..\……………….. . .
en-voorts-plaatst AàBheRáHáM: 28
…………..//………//…………………………………….<>…………… !
en-wel~zeven lammerenm-van het-voorttrekvee afzonderlijk.
…………………//………………..<>………………………… . . . .
en-voorts-zegt AæBhieJMèLèKh tot~AàBheRáHáM; 29
..\.. . .
wat hier:
///………………….| .
zeven lammeren deze,
.//………<>………… !
die jij-plaatst afzonderlijk.
………………..||……..fz…………….\…….. .
en-voorts-zegt-hij ja enwel~zeven lammeren, 30
……………………..<>………………………………………. . . . . . .
ben-jij-aan’t-nemen vandaan-van-de-hand-mijner;
…………………………………………..| ………………………………………………..\………… .
ter-oversteking-daarvan-dat het-aan’t-geschieden-is~voor-mij tot-verordening,
//………<>………………………..//……… !
ja ik-woel-op enwel~de-bron (nl.)deze.
…… . .
om~vastzo: 31
.//……………………//…………………………..<>……….\………. . . . . .
roept-hij tot-de-opstaanplaats (nl.)deze BeAéR ShèBhàNg[101];
//…//…….<>……………………..!
ja daar bezevenen-zich zij-andertwee.
…………………….//………………………<>……………………..\……… . . . . ..
en-voorts-scheiden-zij-af een-zuivergang in-BeAéR ShèBhàNg; 32
…………………..\……………………. . .
en-voorts-staat-op AæBhieJMèLèKh:
…………………| ………………………………….. .
en-PieJKhoL vorst-van~de-scharen-zijner,
………………..<>………………………………….//…………………………….. !
en-voorts-keren-zij-terug naar~het-land-van de-PeLieSheTijnen.
…………………//……………………….<>…………..\……… . . . . . .
en-voorts-plant-hij een-tamarisk in-BeAéR ShèBhàNg; 33
…………………\\………….. .
en-voorts-roept-hij~daar,
………………//…………….<>……………………….//……………… !
met-de-naam die-JHWH-van-Israël de-god-van de-wereldtijd.
…………………\\\………………………..//……………//……………………………..<>……..//……. !
en-voorts-klampt-in AàBheRáHáM in-het-land-van de-PeLieSheTijnen dagen vele.34
~
SEDER
…………………….. . .
en-voorts-geschiedt: 22.1.
……………….|……\……………………… .
laat-achter de-inbrengen (nl.)deze,
…… .
en-gods,
…….<>………………………….. . . . .
beproeft enwel~AàBheRáHáM;
………………..\……………….. .
en-voorts-zegt-hij tot-hem,
…………….<>…………………..//……………………… !
AàBheRáHáM en-voorts-zegt-hij kijk-hier-mij.
………………..||……………………………..☼ ………………………………………….|
en-voorts-zegt-hij neem~dan-toch enwel~de-stichtzoon-jouwer 2
………………….……. ///……………………\\…| …………………….. .
[enwel~die-ene-jouwer die~jij-bemint enwel~JieTseCháQ,
…………………. .
en-ga~op-jezelf,
………………<>……… . . . . . .
naar~het-land MoRieJáH[102];
…………///…………………………..|……… .
en-doe-opgaan-hem daarheen voor-een-opgaander[103],
fz….\…………………………. .
op één-enkele-van de-bergen,
.<>……//……….. !
die ik-zeg tot-jou.
……………………\\………………………………/…………. . .
en-voorts-schoudert-zich AàBheRáHáM in-de-ochtend: 3
…………………………………..| …………………….. .
en-voorts-bindt-hij-aan enwel~de-ezel-zijner,
…………………||…………………….///……………………………………………..|
en-voorts-neemt-hij enwel~andertwee van-de-bonkers-zijner
…………………. .
[samen-met-hem,
………..<>…………….\………………………… . . . . .
en-enwel JieTseCháQ de-stichtzoon-zijner;
……………………………| ………\…………………………. .
en-voorts-splijt-hij de-houtblokken-van de-opgaander,
…………………..\……………………………. .
en-voorts-staat-hij-op en-voorts-gaat-hij,
……………<>……………………………………………<>….. !
naar~de-opstaanplaats die~zegt-~aan-hem gods.
………….\………. . .
op-de-dag de-derde: 4
…………….\\…………………………………….///………………………………….//….
en-voorts-draagt-hoog-heen AàBheRáHáM enwel~de-wel-ogen-zijner
………………….//……………………..<>………………………………………… !
[en-voorts-ziet-hij enwel~de-opstaanplaats vandaan-van-ver.
………………..\\…………………./………………………… . .
en-voorts-zegt AàBheRáHáM tot-de-bonkers-zijner: 5
…………………………..//……..|……………………… .
zit-neer~op-julliezelf hier genoot-met~de-ezel,
……\………….. .
en-ik en-de-bonker,
………………………..//……. . . . . . . . .
wij-zijn-aan’t-gaan tot~herwaarts;
……………………………………<>………………………………………..//………………….. !
en-wij-zijn-aan’t-neer-bukken en-wij-zijn-aan’t-terugkeren naar-jullie.
………………….\\…………………../…………………….\…………………………. . .
en-voorts-neemt AàBheRáHáM enwel~de-houtblokken-van de-opgaander: 6
………………..\\…….| ………………………..\………………………….. .
en-voorts-stelt-hij(die) op~JieTSeCháQ de-stichtzoon-zijner,
…………………..\…………………………… .
en-voorts-neemt-hij in-de-hand-zijner,
………………….<>…………………… !
enwel~het-vuur enwel~het-etensmes;
………………..//……..<>………………… !
en-voorts-gaan zij-andertwee verenigd.
………………..\\………………../………………………///………………………………….|
en-voorts-zegt JieTseCháQ tot~AàBheRáHáM de-omvamende-zijner 7
…………………\………………………………… .
[en-voorts-zegt-hij omvamende-mijner,
……………….<>………………..\……………………….. . . . . .
en-voorts-zegt-hij kijk-hier-mij stichtzoon-mijner;
…………….. . .
en-voorts-zegt-hij:
………///…………….|………….. .
kijk-hier het-vuur en-de-houtblokken,
………//………………….<>……………. !
en-waar? het-stuk-vee voor-de-opgaander.
………………..\\……………….. .
en-voorts-zegt AàBheRáHáM, 8
..||……………………………….//………………….//……………<>………………… . . . . . .
gods is-aan’t-zien~voor-zich het-stuk-vee voor-de-opgaander
[stichtzoon-mijner;
…………………//……..<>……………….. !
en-voorts-gaan zij-andertwee verenigd.
…………….. . .
en-voorts-komen-zij: 9
…………………………………¬..\……………………\….. ,
naar~de-opstaanplaats die zegt~aan-hem gods
…………………\\………///…………………| ………………. .
en-voorts-sticht daar AàBheRáHáM enwel~de-slachtse,
……………….<>……………………………….. . . . . . . . . . .
en-voorts-rangschikt-hij enwel~de-houtblokken;
…………………………………| ……………………….\………………………….. .
en-voorts-ombandt-hij[104] enwel~JieTseCháQ de-stichtzoon-zijner,
………………..///……………………..| …………. .
en-voorts-stelt-hij enwel-hem op~de-slachtse,
………………………….<>………………………… !
vandaan-van-er-boven-op voor-de-houtblokken.
………………..///…………………….|………………………… .
en-voorts-zendt AàBheRáHáM enwel~de-hand-zijner, 10
………………….<>………………………… . . . . . . .
en-voorts-neemt-hij enwel~het-etensmes;
…………<>……………………………………….. !
om-te-villen enwel~de-stichtzoon-zijner.
………………..\\……………/………..///……………………………………………….|
en-voorts-roept tot-hem de-werkbode-van die-JHWH-van-Israël 11
……………………………………… .
[vandaan-van~de-helftenhemel,
………………..<>……………………..\…………………… . . . . .
en-voorts-zegt-hij AàBheRáHáM < AàBheRáHáM;
……………….<>………………………… !
en-voorts-zegt-hij kijk-hier-mij.
………………. . .
en-voorts-zegt-hij: 12
…………………///…………………………………………..| …………… .
niet~aan’t-zenden(ben)-jij de-hand-jouwer naar~de-bonker,
……………………….//…………………………<>.. . . . . . . . . . .
en-niet~aan’t-maken(ben)-jij aan-hem wat-dan-ook;
.\….\…… . .
ja nu volkèn-ik:
………….///…………………………..| …….. .
ja~ontzag-hebbend-voor gods (ben)jij,
……//…………………….//……………………………………//…….
en-niet houd-jij-terug enwel~de-stichtzoon-jouwer
……………………………<>……………………………. !
[enwel~die-ene-jouwer vandaan-van-mij.
…………………..\\……………………………………./…………………………………. . .
en-voorts-draagt-hoog-heen AàBheRáHáM enwel~de-wel-ogen-zijner: 13
………………………….|~……………………….. .
en-voorts-ziet-hij en-kijk-hiereen-reebok,
…….//………………..<>…………………………………. . . . . . .
gegrepen in-de-vlechtdoorn met-de-horens-zijner;
……………….///……………………| …………………\…………………………….. .
en-voorts-gaat AàBheRáHáM en-voorts-neemt-hij enwel~de-reebok,
……………………………..//………………….. <>…………..
en-voorts-doet-hij-opgaan-hem tot-opgaander
…………….//…………………………………….. !
[op-de-drukplek-van de-stichtzoon-zijner.
………………..\\\………………….//…………………………….//…………………………<>.
en-voorts-roept AàBheRáHáM de-naam-van~de-opstaanplaats (nl.)die 14
…………..\………………………………. . . . .
[die-JHWH-van-Israël is-aan’t-zien;
………|………………….\……………………… .
aldus is-aan’t-gezegd-worden vandaag,
………….//…………………..<>………………………………….. !
op-de-berg-van die-JHWH-van-Israël is-aan’t-gezien-worden.
………………..//…………<>……………………………<>………………………………………. . . . .
en-voorts-roept de-werkbode-van die-JHWH-van-Israël naar~AàBheRáHáM; 15
<>………………………………………. !
andermaal vandaan-van-de-helftenhemel.
………………..||………………//………………………………..<>…………………… . . . . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij bij-mijzelf ben-ik-aan’t-bezevenen 16
[konde-van~die-JHWH-van-Israël;
. .
ja:
fz…………………………………..///.\\……….| ………………\………………….. .
ter-toebuiging-daaraan dat jij-maakt enwel~de-inbreng (nl.)deze,
…….//………………….<>……………………………………..//…………… !
en-niet houd-jij-terug enwel~de-stichtzoon-jouwer
[enwel~die-ene-jouwer.
……\……………………………………………………… . .
ja~inzegenend ben-ik-aan’t-inzegenen-jou: 17
…….\\………………………………………///………………………………………………………….|
en-veel-makend ben-ik-aan’t-veel-doen-zijn enwel~het-kiemsel-jouwer
…………….\…………………… .
[als-de-sterren-van de-helftenhemel,
………………….||…<>………………..\…………… . . . .
en-als-het-zand dat(is) op-de-lip-van de-zee;
………………………………..\………………………………… .
en-voorts-is-aan’t-wegvangen het-kiemsel-jouwer,
…………………\………………………………….. !
enwel de-poort-van de-vijanden-jouwer.
……………………………………….\…………………………………………… .
en-voorts-zijn-zich-aan’t-inzegenen met-het-kiemsel-jouwer, 18
<>………….\…………………… . . . .
al-af de-naties-van het-land;
…………………….||……………//……………………<>………………………… !
om-de-kwetshieligheid daarvan-dat jij-hoort bij-de-stem-mijner.
…………………///……………………………..|………………………… .
en-voorts-keert-terug AàBheRáHáM naar-de-bonkers-zijner, 19
…………………..//…………………………….//………….<>……………………\……….. . . . .
en-voorts-staan-zij-op en-voorts-gaan-zij verenigd naar~BeAéR ShèBàNg;
………………..//…………………|………..//………. !
en-voorts-zit AàBheRáHáM in-BeAéR ShèBàNg.
~
…………………….. . .
en-voorts-geschiedt: 20
……………….|……\…………………….. .
laat-achter de-inbrengen (nl.)deze,
……………………………//………………………………….<>…….. . . . . .
en-voorts-wordt-voor-gelegd aan-AàBheRáHáM te-zeggen;
☼…………………..\\……………..//…………//..<>………………………………//….
kijk-hier zij-baart, MieLeKáH, ook-zij stichkinderen aan-NáChóWR
………………………………… !
[de-broederverwant-jouwer.
………………//………………………<>………………………..\………………………………….. . . . . .
enwel~NguWTs de-voorste-zijner en-enwel~BuWZ de-broederverwant-zijner; 21
……………………………<>…………….//…………………….. !
en-enwel~QeMuWAéL de-omvamende-van AæRáM.
…………………\………………………………… .
en-enwel~KèSssèD en-enwel~ChæZóW, 22
………………………..<>………………………….. . . . .
en-enwel~PieLeDèSh en-enwel~JieDeLáPh;
…………<>…………… !
en-enwel BeTuWAéL.
………………<>……\…………………………. . . . .
en-BeTuWAéL baart enwel~RieBheQáH; 23
//…………..\\.| …\…………….. .
acht (nl.)deze baart MieLeKáH,
……………..<>………//……………………………………….. !
voor-NáChóWR broederverwant-van AàBheRáHáM.
……………………………<>………………………….\……………… . . . . .
en-de-kindvrouw-zijner en-de-naam-harer ReAuWMáH; 24
………………..///………….| ……………\……………………………. .
en-voorts-baart ook-zij enwel~ThèBhàCh en-enwel~GàChàM,
………………..<>……………………………………… !
en-enwel~TàChàSh en-enwel~MàNgæKháH.
=
………………………………|………\…………………. .
en-voorts- geschiedt het-leven-van SsáRáH, 23.1
..//……….//……………………….//…….<>……………………..\……. . . . . . . . . . .
honderd jaarandering en-twintig jaarandering en-zeven jaarandering;
…….<>…………………………………//……………….. !
de-jaaranderingen-van het-leven-van SsáRáH.
…………………………………\……………. . .
en-voorts-is-een-gestorvene SsáRáH: 2
…………….//…………..//……//…………………<>………………..\…….. . . . . . .
in-QieReJàT AàReBhàNg dat(is) ChèBheRóWN in-het-land KeNáNgàN;
………………………|…………… .
en-voorts-komt AàBheRáHáM,
…………..//………………………….<>………………………………….. !
om-te-rouwklagen voor-SsáRáH en-om-te-bewenen-haar.
………………..\\……..| ………….. .
en-voorts-staat-op AàBheRáHáM, 3
…………………..<>……………………..\……………………………………….. . . . . . .
vandaan-van-op de-vertegenwendiging-van de-gestorvene-zijner;
………………….//……………………………………………………….<>…….. !
en-voorts-brengt-hij-in tot~de-stichtzonen-van~ChéT te-zeggen.
…………………………//………………..<>……………….. . . . . .
inklamper~en-inzittende (ben)ik genoot-met-jullie; 4
…………\\………………………………///………………\\……………. | ……………….. .
aan’t-geven-zijn-jullie aan-mij een-omgrijpings~graf genoot-met-jullie,
………………………………………….//……………………………<>…..
en-ik-ben-aan’t-begraven-toch de-gestorvene-mijner
………………………………………………………………….. !
[vandaan-van-voor-de-vertegenwendiging-mijner.
………………..\\\………………………………………………..//……………………………….<>.
en-voorts-buigen-zich de-stichtzonen-van~ChéT toe-naar~AàBheRáHáM 5
……………//…………….. !
[om-te-zeggen aan-hem.
…\……………………………… . .
hoor-ons > machtiger-mijner: 6
………………..\\………………..///………….| …………………………… .
een-hoogdragende-van gods (ben)jij in-het-midden-van-ons,
……………………//…………………………….. .
in-een-uitgekozene-van de-graven-onzer,
…….<>………………………… . . . . . .
begraaf de-gestorvene-jouwer;
.\……………………………… .
iemand vandaan-van-ons,
………………………….//………………………..//……………………………………………<>.
enwel-het-graf-zijner niet-is-hij-al-af-aan’t-houden vandaan-van-jou
…………………………………..//………………………………….. !
[vandaan-van-het-begraven-van de-gestorvene-jouwer.
………………….\\\…………………….//…………………..//…………….
En-voorts-staat-op AàBheRáHáM en-voorts-bukt-hij-zich 7
…………………………………………………<>……………………………………………….. !
[voor-het-genotenvolk-van het-land voor-de-stichtzonen-van~ChëT.
………………….//……………………<>….. . . . . . .
en-voorts-brengt-hij-in bij-hen te-zeggen; 8
……………………\………………………………………………….. . .
ware’t-dat~het-is samen-met~de-lichaamziel-jelieder:
………………..///……………………………………… .
om-te-begraven enwel~de-gestorvene-mijner,
…||…………………………………<>……………………//……………………………… !
hoort-mij en-botst~voor-mij bij-NgèPheRóWN stichtzoon-van~TsoChàR.
………………………………………. . .
en-voorts-geeft-hij~aan-mij: 9
…………………///…………………………| ………………… .
enwel~de-grot-van MàKhePéLáH die(is)~aan-hem,
..<>…………………\…………………………. . . . . .
die(is) bij-het-einde-van het-veld-zijner;
…….\\…………../…………………………..//…………………..//……………………………..<>….
bij-zilver in-volheid is-hij-aan’t-geven-die aan-mij in-het-midden-van-jullie
…………………………… !
[tot-grip-op~een-graf.
……….//…………….<>……………………\………………………………………………. . . . .
en-NgèPheRóWN zittend in-het-midden-van de-stichtzonen-van~ChéT; 10
………………………………| …………………\\……………………..///…………………………|
en-voorts-buigt-zich-toe NgèPheRóWN de-ChieTTiet naar~AàBheRáHáM
…………..\…………………………………………….. .
[bij-de-oren-van de-stichtzonen-van~ChéT,
……………//…………………..//…………………………………………………….<>…………. !
voor-de-al-afheid-van komenden-in de-poort-van~de-stad-zijner te-zeggen.
……………………….. . .
nee~machtiger-mijner: 11
………. .
hoor-mij,
………………………| …….. .
het-veld geef-ik aan-jou,
…………..//…………<>…………………\…………… . . . .
en-de-grot die~daarin(is) aan-jou geef-ik-die;
……………..\\\……………………………………………………………………………….//………….//…….
voor-de-wel-ogen-van de-stichtzonen-van~het-genotenvolk-mijner geef-ik-die
………..<>……..//…………………………….. !
[aan-jou begraaf de-gestorvenen-jouwer.
………………..\\………..|…………… .
en-voorts-bukt-zich AàBheRáHáM, 12
…………………………….<>…………………………….//……………………….. !
voor-de-vertegenwendiging-van het-genotenvolk-van het-land.
…………………..\\………………………………../……………..///………
en-voorts-brengt-hij-in tot~NgèPheRóWN in-de-oren-van 13
………………………………………….\\..| …. .
[het-genotenvolk-van~het-land te-zeggen,
.//…………………………….//……….<>………………… . . . .
dusdanig ware’t-dat~jij(bent) och-toch hoor-mij;
…….\\………..///……………………..| .\…………………………. .
ik-geef het-zilver-van het-veld neem vandaan-van-mij,
………………………………..//……………………………………………….<>…………. !
en-ik-ben-aan’t-begraven-toch enwel~de-gestorvene-mijner aldaar.
………………..\\\………………………………//………………………….<>……………..//……………. !
en-voorts-buigt-zich-toe NgèPheRóWN naar~AàBheRáHáM om-te-zeggen aan-hem.14
…………………..\………………. .
machtiger-mijner hoor-mij, 15
…………..☼ .\\…\\\……………………………….//………………………………..//
het-land vier honderd gewicht-aan~zilver onderscheidend-mij
………………………………..<>…………….. . . .
[en-onderscheidend-jou wat?(is)~dit;
…………………………………………<>…………… !
en-enwel~de-gestorvene-jouwer begraaf(haar).
…………………\……………………….¬ ………………….. ,
en-voorts-hoort AàBheRáHáM naar~NgèPheRóWN 16
…………………..///………………………| ………………….. .
en-voorts-weegt-af AàBheRáHáM voor-NgèPheRóWN,
…………………||……..//……<>…………………..\……………………………. . . . .
enwel~het-zilver dat hij-inbrengt in-de-oren-van
[de-stichtzonen-van~ChéT;
.///…………..| …..\…………. .
vier honderd gewicht-aan zilver,
<>………………………………………………. !
overstekend voor-een-(handels)reizende.
…………………..\…………………..\……………………. . .
en-voorts-staat-op[105] het-veld-van NgèPheRóWN: 17
….|………………………… .
dat (is) bij-MàKhePéLáH,
.<>…………………………………..\…………………………. . . . .
dat(is) voor-de-vertegenwendiging-van MàMeRéA;
……………| ………….\…………. .
het-veld en-de-grot die~daarin(is),
………………………….|..\………………… .
en-al-af~het-hout dat(is) op-het-veld,
.//………………………………………<>………………… !
dat(is) in-de-gebiedsgrens-daarvan in-omsingeling.
……………………..//……………..<>……………………………\……………………………………… . . . . .
voor-AàBheRáHáM tot-verworvenheid voor-de-wel-ogen-van 18
[de-stichtzonen-van~ChéT;
……<>……………..//………………………………………………….. !
bij-al-af de-gekomenen-in de-poort-van~de-stad-zijner.
………………………………☼ ……..\\…………………../…………………..\………………………….. . .
en-laat-achter~aldus begraaft AàBheRáHáM enwel~SsáRáH 19
[de-vrouwmenselijke-zijner:
……………….||………………\\\……………………….//…………………………..//……………….
naar~de-grot-van het-veld-van MàKhePéLáH op-de-vertegenwendiging-van
…………<>…..\……………….. . . . . .
[MàMeRéA dat(is) ChèBheRóWN;
………….<>………. !
in-het-land KeNàNgàN.
…………………\\……………………//……………..\\\………………//……………………………<>..
en-voorts-staat-op[106] het-veld en-de-grot die(is)~daarop voor-AàBheRáHáM 19
…………………………. . . .
[tot-grip-op~een-graf;
……………..<>………………………………….. !
vandaan-bij de-stichtzonen-van~ChéT.
~
SEDER
……………….. . .
en-AàBheRáHáM: 24.1
………. .
baardoud,
.<>……… . . . . . .
komt op-dagen;
……………….//………………….//…………………………………..<>…………. !
en-die-JHWH-van-Israël zegent-in enwel~AàBheRáHáM in-de-al-afheid.
………………..\……………….. . .
en-voorts-zegt AàBheRáHáM: 2
……………………………………….| ………………\…………………………. .
tot~de-heerdienaar-zijner de-baard-oude-van het-huis-zijner,
…….<>…………………………………….. . . . . . . . . .
de-vore-steller[107] bij-al-af~wat~aan-hem(is);
………………//………………….<>………………….//…………………………………… !
stel~dan-toch de-hand-jouwer op-de-drukplek-van het-bekken-mijner.
……………………………………………….. .
en-ik-ben-jou aan’t-je-doen-bezevenen, 3
…………………………………….|…….\……………….. .
bij-die-JHWH-van-Israël de-gods-van de-helftenhemel,
…………<>……………… . . . . .
en-de-gods-van het-land;
.\\………………………..///………………………………………………| ……………………………. .
dat niet~jij-aan’t-nemen-bent een-vrouwmenselijke voor-de-stichtzoon-mijner,
………………………………………………………| …………………… .
vandaan-van-de-stichtdochters-van de-KeNàNgæNiet,
……….//<>…..//………………………………………. !
van-wie ik inzittend-ben in-het-naderlijf-zijner.
\\\…………………………//………………………………………………..<>…………………….. . . . . . .
ja naar~het-land-mijner en-naar~de-geboorteclan-mijner ben-jij-aan’t-gaan; 4
………………………//………………………………..<>…………………………………………………….//….
en-voorts-ben-jij-aan’t-nemen een-vrouwmenselijke voor-de-stichtzoon-mijner
…………………… !
[voor-JieTseCháQ.
………………..///………….| ….. .
en-voorts-zegt tot-hem de-heerdienaar, 5
…………….| …………………….\…………………………………….. .
misschien is-niet~de-behoefte-aan’t-hebben de-vrouwmenselijke,
…………..//……………………..<>……………….\………… . . . .
om-te-gaan laat-achter-mij naar-het-land (nl.)dit;
…………………///…………………………………..|…………………………………. .
terug-doen-kerend? doe-ik-terugkeren enwel~de-stichtzoon-jouwer,
………………<>………………….//……………… !
naar~het-land waar~jij-uittrekt vandaan.
………………..//……….<>…………….. . . . .
en-voorts-zegt tot-hem AàBheRáHáM; 6
……………………..\…………. .
houd-jezelf-waar voor-jou,
………………………………………………..//……………………………………….<>…….. !
afwendend-dat~jij-doet-terugkeren enwel-de-stichtzoon-mijner daarheen.
…………\……………………………\………………. . .
die-JHWH-van-Israël de-gods-van de-hemelhelften: 7
.\\……/………………………………………….\…………………………………………..¬
die neemt-mij vandaan-van-het-huis-van de-omvamende-mijner
………………………………….\………………………………………… ,
[en-vandaan-van-het-land-van de-geboorteclan-mijner
…….\\………………………../…….///……………………………………| …… .
en-die inbrengt~tot-mij en-die zich-bezevent~voor-mij te-zeggen,
…………………………. .
aan-het-kiemsel-jouwer,
…………………….<>………………………\……….. . . . .
ben-ik-aan’t-geven enwel-het-land (nl.)dit;
. .
hij:
…………………..///………………………………….| …………………………………………… .
hij-is-aan’t-zenden de-werkbode-zijner voor-de-vertegenwendiging-jouwer,
……//……………………..//…………………………………………….<>………………… !
en-jij-neemt een-vrouwmenselijke voor-de-stichtzoon-mijner
[vandaan-van-daar.
………………………..\\…………….///……………………………………………………………| …………..\…..
en-ware’t-dat~niet de-behoefte-aan’t-hebben-is de vrouwmenselijke om-te-gaan 8
………………….. .
[laat-achter-jou,
……….||…………………………………………………………………………….<>……. . . . . .
en-straffeloos-ben-jij vandaan-van-de-bezevening-van-mij (nl.)deze;
……\……………………………………… .
alleen enwel~de-stichtzoon-mijner,
..//………………………………………..<>……. !
niet ben-jij-aan’t-doen-terugkeren daarheen.
………………..///………\\…………….|……………………….. .
en-voorts-stelt de-heerdienaar enwel~de-hand-zijner, 9
……………//………………………//…………………………..<>……………………… . . . . . .
op-de-drukplek-van het-bekken-van AàBheRáHáM de-machtiger-zijner;
…………………….\…………………………… .
en-voorts-bezevent-hij-zich voor-hem,
………..<>………………… !
op~de-inbreng (nl.)deze.
…………………\…………..☼ ………………….\\………./……………………………………///…………
en-voorts-neemt de-heerdienaar tien kamelen vandaan-van-de-kamelen-van 10
………………………………| ……………….. .
[de-machtiger-zijner en-voorts-gaat-hij,
………………………//…………………………………<>…………………… . . . . . .
en-al-af~het-goede-van de-machtiger-zijner in-de-hand-zijner;
………………… . .
en-voorts-staat-hij-op:
…………………//……………………………..//……………….<>……………..
en-voorts-gaat-hij naar~het-AæRáM-van het-blikkeringpaar
…………………//……………… !
[naar~de –stad-van NáChóWR.
…………………………….\\\………………………………………//….
en-voorts-doet-hij-inzegenbaar-zijn[108] de-kamelen 11
……………………………………….//……………………<>………………..\………. . . . . . . .
[vandaan-van-het-straatbuiten voor-de-stad bij-een-bron-van wateren;
…………….\………….. .
ten-het-tij-van de-avond,
……..<>……………//………………………… !
ten-tij-van het-uittrekken-van de-uitschepsters.
………………… .
en-voorts-zegt-hij, 12
……. . .
jij-JHWH-van-Israël:
……………| ………………………\…………………… .
gods-van de-machtiger-mijner AàBheRáHáM,
………………………………..<>………………………………………………..<>……
doe-aantreffen~dan-toch voor-de-vertegenwendiging-mijner
….. . . . .
[vandaag;
……………………………||………………..<>…………………………//………………… !
en-maak~goede-gunst genoot-met de-machtiger-mijner AàBheRáHáM.
……….//.//………..<>……………………\………………….. . . . . . . .
kijk-hier ik mij-plaatsend op~de-oogwel-van de-wateren; 13
………………………………………| ……..\…………………………… .
en-de-stichtdochters-van de-menselijken-van de-stad,
<>…………………….//…………………….. !
uittrekkend om-uit-te-scheppen water.
……………………………………….\…………… . .
en-voorts-zij-aan’t-geschieden de-bonkster[109]:
……………..\\………………………..///……………\\………| …………….///..
van-wie-geldt-dat ik-aan’t-zeggen-ben tot-haar rek~dan-toch
………………………..| ………………………… .
[de-kruik-jouwer en-ik-ben-aan’t-drinken,
……………………………………\ ……….. .
en-is-zij-voorts-aan’t-zeggen drink,
…………………………………<>…………………………. . . . . . . .
en-ook~de-kamelen-jouwer ben-ik-aan’t-drenken;
………….///…..\\…………………..| …………………………………\……………………………….. .
enwel-haar breng-jij-terecht voor-de-heerdienaar-jouwer en-voor-JieTseCháQ,
…………///………………………….. .
en-in-haar ben-ik-aan’t-volkènnen,
……………//………………<>……………………………………………….. !
ja~jij-maakt goede-gunst genoot-met-de-machtiger-mijner.
…………………………….. . .
en-voorts-geschiedt~dit: 15
…………¬ ………….\……………………… ,
nog-vers het-al-af-doen-zijn om-in-te-brengen
……………\\\…………….\…. . .
en-kijk-hier RieBheQáH uittrekkend:
……………………|……………………\……………………………………. .
die gebaard-is voor BeTuWAéL stichtzoon-van~MieLeKáH,
……….//………………………………..<>….
de-vrouwmenselijke-van NáChóWR
………..\……………………………………… . . . . .
[de-broederverwant-van AàBheRáHáM;
………………….<>……………………………….. !
en-de-kruik-harer op~de-schouder-harer.
………….. . .
en-de-bonkster[110]: 16
.///…………………..| .
goed-van aanzien machtig,
…||…………………<>…………………….\……………… . . . . .
maagd en-een-manmenselijke niet volkènt-haar;
………………….\…………………….. .
en-voorts-daalt-zij-af oog-wel-waarts,
………………………………//……………………..<>…………………….. !
en-voorts-doet-zij-vol-zijn de-kruik-harer en-voorts-gaat-zij-op.
………………..//………………..<>…………………………………… . . . . .
en-voorts-loopt-snel de-heerdienaar om-te-treffen-haar; 17
…………………||………………..//……………………//……………………..<>…..
en-voorts-zegt-hij doe-slurpen-mij dan-toch een-weinig~water
…………………………………….. !
[vandaan-van-de-kruik-jouwer.
……………………….<>…\………………………. .
en-voorts-zegt-zij drink machtiger-mijner; 18
……………….. . . . . . . . . .
en-voorts-beijlt-zij-zch:
……………………………….\\\………………………..//………………………..<>…
en-voorts-doet-zij-neerdalen de-kruik-harer op~de-hand-harer
…………………………………. !
[en-voorts-drenkt-zij-hem.
…………………………………..<>………………………. . . . .
en-voorts-maakt-zij-al-af om-te-drenken-hem; 19
…………….. . .
en-voorts-zegt-zij:
///……………………\\……………..| …………………. .
ook voor-de-kamelen-jouwer ben-ik-aan’t-opscheppen,
//…………………<>………………………………………… !
tot dat~zij-al-af-gemaakt-hebben om-te-drinken.
………………… . .
en-voorts-beijlt-zij-zich: 20
……………………..///…………………………….|…………. .
en-voorts-ontnaakt-zij de-kruik-harer in-de-drenkbak,
…………………//………………..//……………………….<>…………… . . . . . . . .
en-voorts-loopt-zij-snel nogmalig naar-de-bron om-te-scheppen;
…………………..<>……………………………………………… !
en-voorts-schept-zij voor-al-af~de-kamelen-zijner.
…………..//………………..<>……………………. . . . .
en-de-manmenselijke acht-slaande op-haar; 21
….||…………………….. . .
zwijgend om-te-volkènnen:
…………\\\………………………..//……………………………………….<>…………. !
doet-doorzetten? die-JHWH-van-Israël de-neemweg-zijner of~niet.
……………………… . .
en-voorts-geschiedt: 22
………..\\……///……………………….| …………. .
naar-wat al-af-zijn de-kamelen om-te-drinken,
………………..///………………………………| ……….\……………….. .
en-voorts-neemt de-manmenselijke een-neusring van-goud,
…………….<>…………………………………….. . . . . .
een-gespleten(sikkel) (is)het-gewicht-zijner;
………………..///……………………..| ………………….. .
en-andertwee juk-armbanden op~de-hand-harer,
.//………………..<>………………………. !
tien (sikkels) goud het-gewicht-hunner.
……………….\\………| ………………………………\…………. .
en-voorts-zegt-hij stichtdochter~van-wie? (ben)jij, 23
………//………..<>………. . . . .
leg-voor dan-toch aan-mij;
\\\……………………………………….//……………………………//………………………….<>…
is-er? een-huis-van~ de-omvamende-jouwer een-opstaanplaats voor-ons
……………….. !
[om-te-overnachten.
………………………..\……… .
en-voorts-zegt-zij tot-hem, 24
…………………………………………<>……… . . .
stichtdochter-van~BeTuWAéL (ben)ik;
……………………………………||.//…….<>……………………. !
stichtzoon-van~MieLeKáH die zij-baart voor-NáChóWR.
………………………..\………. .
en-voorts-zegt-zij tot-hem, 25
…………..//……….<>……….\…………………… . . . .
ook~stroo ook~voeder veel genoot-met-ons;
…………….<>…………………………………….. !
ook~een-opstaanplaats om-te-overnachten.
…………………\……………….. .
en-voorts-nijgt-zich de-manmenselijke, 26
………………..<>…………………………………. !
en-voorts-bukt-hij-zich voor-die-JHWH-van-Israël.
………………. . .
en-voorts-zegt-hij: 27
///……………………………………………|…………………|………………………..\…….
ingezegend die-JHWH-van-Israël de-gods-van de-machtiger-mijner
……………. .
[AàBheRáHáM,
☼………………………….//…………………………..//………………………..<>……
van-wie niet~verlaat de-goede-gunst-zijner en-de-trouw-zijner
……………………………………\………………………… . . . . . .
[vandaan-van-genoot-met de-machtiger-mijner;
. .
ik:
…………….\\……..| …\…………………………… .
op-de-neemweg voert-mij-toe die-JHWH-van-Israël,
……….<>……………….//………………………………………………… !
het-huis-van de-broederverwant-van de machtiger-mijner.
………………..\\…………| ….. .
en-voorts-loopt-snel de-bonkster[111], 28
…………………………………..<>………………..\……………………………………. .
en-voorts-legt-zij(‘t)-voor aan-het-huis-van de-moederende-harer;
……………<>……………………. !
naar-de-inbrengen (nl.)deze.
………………………//………………..<>…………………………………………\………… . . . . .
en-aan-RieBheQáH (is)een-broederverwant en-de-naam-zijner LáBháN; 29
…………………………..\\……….\\\…………………//……………………………………….<>…………
en-voorts-loopt-snel LáBháN naar~ de-manmenselijke naar-het-straatbuiten
…………………….. !
[naar-de oog-wel.
………………………..\………………….\……………………… . .
en-voorts-geschiedt bij-het-zien-van enwel~neusring: 30
…………………………………………¬ ……………\……………………………………………… ,
en-enwel~de-jukarmbanden op-de-handen-van de-zusterverwant-zijner
…………………………………….. . .
en-naar-het-horen-door-hem:
……………………..||……………………………..///.
enwel-van~de-inbrengen-van RieBheQáH
…………………………………….| …. .
[de-zusterverwant-zijner te-zeggen,
……………….//………<>…… . . . . . . . . . . . .
zo~brengt-in tot-mij de-manmenselijke;
……………………………| …………….. .
en-voorts-komt-hij naar~de-manmenselijke,
……………..//…………//…………………………………………….<>……………………………. !
en-kijk-hier-hij staande-blijvend op-tegen-de-kamelen en-op~de-oog-wel.
………………..||……….<>….\………………………………… . . . . . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij kom ingezegende-van die-JHWH-van-Israël; 31
………..///……………………………..|……………………. .
voor-wat? ben-jij-aan’t-staan op-het-straatbuiten,
……..| ……………\…………. .
en-ik ik-wend-aan het-huis,
………….<>……………………………………… !
en-een-opstaanplaats voor-de-kamelen.
………………..///…………………………….|.. .
en-voorts-komt de-manmenselijke huiswaarts, 32
………………………………..<>…………. . . . . . .
en-voorts-maakt-hij-open de-kamelen;
………………….\\………….///……………….|…………….. .
en-voorts-geeft-hij stroo en-voeder aan-de-kamelen,
……..\\…| ………………..\……………………………………… .
en-water voor-het-wassen-van de-voetebenen-zijner,
…………………..//………………………….<>………………//……………………………… !
en-van-de-voete-benen-van de-menselijken die (zijn) samen-met-hem.
………………..///………………………………………………………….| … .
en-voorts-stelt-hij voor-de-vertegenwendiging-zijner tot-eten, 33
………………..\\…….| ..\…………………….. .
en-voorts-zegt-hij niet ben-ik-aan’t-eten,
//……………//……………………………. . . . . . .
tot dat~ik-inbreng de-inbrengen-mijner;
………………..<>………………. !
en-voorts-zegt-hij breng-in.
…………….. . . . . . .
en-voorts-zegt-hij; 34
..//………………………………….<>………… !
heerdienaar-van AàBheRáHáM (ben)ik.
…………||…………………………….\\\……………………………………..//…..<>………
die-JHWH-van-Israël zegent-in enwel~de-machtiger-mijner machtig 35
………………………… . . . .
[en-voorts-is-hij-groot;
……………………………………….||………….///………………………| ……\……………. .
en-voorts-geeft-hij~aan-hem voorttrekvee en-rundvee en-zilver en-goud,
……………………….| ……………………… .
en-heerdienaren en-familiedienaressen,
…………<>……….. !
en-kamelen en-ezels.
………………..||…………..☼ ……..\\………………………………………………………\…….
en-voorts-baart SsáRáH de-vrouwmenselijke-van de-machtiger-mijner 36
………………………| …………………………….. .
[een-stichtzoon voor-de-machtiger-mijner,
..>…………………. . . . . . . . . .
laat-na-dat zij-baardoud-is;
………………………………………<>………………………………………………………….. !
en-voorts-geeft-hij~aan-hem enwel~de-al-afheid-van~wat~aan-hem(is).
…………………………………………//…………………………………<>……….. . . . . . .
en-voorts-doet-mij-me-bezevenen de-machtiger-mijner te-zeggen; 37
…………………………….///……………………………………..| …………………………….. .
niet~ben-jij-aan’t-nemen een-vrouwmenselijke voor-de-stichtzoon-mijner,
………………………………………………………| ……………………. .
vandaan-van-de-stichtdochters-van de-KeNàNgæNiet,
………//.<>………….//……………………………………. !
van-wie ik een-inzittende(ben) in-het-land-zijner.
…………………..\\\…………………………………………………………..<>……………………<>…………
ware’t-dat~niet naar~het-huis-van~de-omvamende-mijner jij-aan’t-gaan-bent 38
…………………………….. . . . . . .
[en-naar-de-familie-mijner;
……………………..//………………………………<>………………………………………………………. !
en-voorts-ben-jij-aan’t-nemen een-vrouwmenselijke voor-de-stichtzoon-mijner.
……………….<>……………………………….. . . . . . .
en-voorts-zeg-ik tot~de machtiger-mijner; 39
………..//…………………………//………..<>……………………………………….. !
misschien is-niet~aan’t-gaan de-vrouwmenselijke laat-achter-mij.
……………….<>…………… . . . .
en-voorts-zegt-hij tot-mij; 40
………….||………………………………………………………………………\………………………. . .
die-JHWH-van-Israël voor-wie~ik-mijzelf-aan’t-doen-gaan-ben
[voor-de-vertegenwendiging-zijner:
…………………..\\…………………………………<>…………………………..|
hij-is-aan’t-zenden de-bodewerker-zijner samen-met-jou
………………………………………\…………………………………… .
[en-voorts-is-hij-aan’t-doorzetten de-neemweg-jouwer,
…………………….///……………………………………………………..| ……….. .
en-voorts-ben-jij-aan’t-nemen een-vrouwmenselijke
[voor-de-stichtzoon-mijner,
……………………………………….<>………………………………………..//……..
vandaan-van-de-familie-mijner en-vandaan-van-het-huis-van
………………………….. !
[de-omvamende-mijner.
///……………………………………………..| …………………………………………………. .
dan ben-jij-straffeloos-aan’t-zijn vandaan-van-de-bezwering-aan-mij, 41
//…………<>…………………………………………… . . . . . .
ja aan’t-komen-ben-jij naar~de-familie-mijner;
……………………….///………………………………| …….. .
en-ware’t-dat~niet zij-aan’t-geven-zijn aan-jou,
…………………………………..//……….<>……………………………………………….. !
en-jij-bent-aan’t-geschieden straffeloos van-de-bezwering-aan-mij.
SEDER
………………..//……………<>………………. . . . . . .
en-voorts-kom-ik vandaag naar~de-oogwel; 42
……………… . .
en-voorts-zeg-ik:
…………………………….| ………….| ……………………….\…………………… .
jij-JHWH-van-Israël gods-van de-machtiger-mijner AàBheRáHáM,
…………………………………………………| …\……………………………………… .
ware’t-dat~jij-er-bent~dan-toch doorzettend de-neemweg-mijner,
………………//………..<>…//………………. !
waarvan-geldt-dat ik gaande(ben) daarop.
………//…//………..<>…………………………..\…………….. . . . . .
kijk-hier ik mij-plaatsend op~de-oogwel-van het-water; 43
…………………………………….///……………………………..| ………\……………………….. .
en-voorts-is-aan’t-geschieden de-niet-weetster[112] die-uittrekt om-te-scheppen,
……………………..\……………………………… .
en-voorts-ben-ik-aan’t-zeggen tot-haar,
………………………….//…………………………….<>………………………………… !
drenk-mij~dan-toch (met)een-weinig-water
[vandaan-van-de-kruik-jouwer.
………………………………….///……………….|………\… .
en-voorts-is-zij-aan’t-zeggen tot-mij ook-jij drink, 44
……//……………………………….<>…………………………. . . . . . . .
en-ook voor-de-kamelen-jouwer ben-ik-aan’t-scheppen;
.\…………….. .
zij(is) de vrouwmenselijke,
…………..//………………………<>……………………………………………………………. !
die~terechtbrengt die-JHWH-van-Israël
[voor-de-stichtzoon-van~de-machtiger-mijner.
..| \\…………………………//……………………………….\……………………………………….. . .
ik vers-nog ben-ik-al-af-aan’t-doen-zijn om-in-te-brengen tot-het-hart-mijner: 45
……………\\……………..///…………………| ……………………\……………………………….. .
en-kijk-hier RieBheQáH uittrekkend en-de-kruik-harer op~de-schouder-harer,
…………………//………………………………..<>……………… . . . . . . . .
en-voorts-daalt-zij-af-naar de-oogwel en-voorts-schept-zij;
………………..//……………<>…..//………………… !
en-voorts-zeg-ik tot-haar drenk-mij dan-toch.
……………….. . .
en-voorts-beijlt-zij-zich: 46
……………………….///…………………………………| ………………………….. .
en-voorts-doet-zij-afdalen de-kruik-harer vandaan-van-op-haar,
………………………..\.. .
en-voorts-zegt-zij drink,
…………………………………<>…………………………. . . . . . . .
en-ook~de-kamelen-jouwer ben-ik-aan’t-drenken;
………………….||……………//………….<>……… !
en-voorts-drink-ik en-ook de-kamelen drenkt-zij.
…………………\………………………….. . .
en-voorts-wens-ik enwel-van-haar: 47
……………………..¬ ……………………………………\……………. ,
en-voorts-zeg-ik de-stichtdochter-van~wie? (ben)jij
………………. . .
en-voorts-zegt-zij:
…………………………………………….| …………………………….. .
stichtdochter-van~BeTuWAéL stichtzoon-van~NáChóWR,
.//…………………<>…………. . . . .
die baart~aan-hem MieLeKháH;
………………..///………..\\………| ……………………….. .
en-voorts-stel-ik de-neusring op-de-walgneus-harer,
…………<>………………………………………….. !
en-de-jukarmbanden op-de-handen-harer.
…………………//……………………..<>……………………………. . . . . . . . . . . .
en-voorts-nijg-ik en-voorts-buk-ik-mij voor-die-JHWH-van-Israël; 48
……………… . .
en-voorts-zegen-ik-in:
………………………………………….| ……………….| ………………………\…………………… .
enwel~die-JHWH-van-Israël de-gods-van de-machtiger-mijner AàBheRáHáM,
///…\\……….| ……………\…………………….. .
die voert-mij op-een-neemweg-van trouw,
………….//…….
om-te-nemen
………………………………………………………..//……………………….
[enwel~de-stichtdochter-van~de-broederverwant-van
………………………..<>……………………………………. !
[de-machtiger-mijner voor-de-stichtzoon-zijner.
☼…………………………………\\…………………../………………….\\\…………..//…
en-welnu ware’t~dat-jullie-er-zijn makend goede-gunst en-trouw 49
………………………………..<>…….\……………………… . . . .
[met-de-machtiger-mijner legt(‘t)-voor aan-mij;
………………….||…..\………………………. .
en-ware’t~niet legt(‘t)-voor aan-mij,
………………………………….//……………………………………………<>……//
en-ik-ben-mij-aan’t-wenden op-tegen~het-rechter-zuiden of
…………………………………. !
[op-tegen~het-linker-noorden.
…………………\\………………………///…………………….| ……………….. .
en-voorts-buigt-zich-toe LáBháN en-BeTuWAéL en-voorts-zeggen-zij, 50
……………………………….<>…………………….\…………… . . . . . .
vandaan-van-die-JHWH-van-Israël trekt-uit de-inbreng;
.//…//……………………………..//…………………………..<>….//………… !
niet kunnen-wij’t-aan om-in-te-brengen naar-jou kwaad of~goed.
………………………….//…………………………………………………<>………\………. . . .
kijk-hier~RieBheQáH voor-de-vertegenwendiging-jouwer neem en-ga; 51
……………………………….//……………………………………..| …………………………… .
en-zij-is-aan’t-geschieden (als)vrouwmenselijke
[voor-de-stichtzoon-van~de-machtiger-jouwer,
………..<>.//……………………. !
naar-wat inbrengt die-JHWH-van-Israël.
……………………….||……………//….//…………//…………………………………..<>..
en-voorts-geschiedt naar-dat hoort de-heerdienaar-van AàBheRáHáM 52
……………………………….. . . . . . .
[enwel~de-inbrengen-hunner;
…………………//………………<>………………………………… !
en-voorts-bukt-hij-zich landwaarts voor-die-JHWH-van-Israël.
……………………..\\………………………./……………………………………..\\……
en-voorts-doet-uittrekken de-heerdienaar het-gerei-van~zilver 53
……………..///…………….|………… .
[en-het-gerei-van goud en-kostuums,
………………….<>………………………………. . . . .
en-voorts-geeft-hij(die) aan-RieBheQáH;
…….\\……. .
en-lekkernijen,
..//………………………………………………..<>…………………………………………. !
geeft-hij aan-de-broederverwant-harer en-aan-de-moederende-harer.
………………\…………………………….. . .
en-voorts-eten-zij en-voorts-drinken-zij; 54
//……………..//……………………………………….<>……………………………….. . . . . . . . . .
hij en-de-menselijken die~genoot-met-hem(zijn) en-voorts-overnachten-zij;
………………….\…………………….. .
en-voorts-staan-zij-op in-de-ochtend,
……………….<>…………………..//…………………………………….. !
en-voorts-zegt-hij zend-heen-mij tot-de-machtiger-mijner.
……………….///…………\\………………………….| ……………………………… .
en-voorts-zegt de-broederverwant-harer en-de-moederende-harer, 55
…………\\…………………..//…………….<>……….. . . . .
aan’t-zitten(zij) de-bonkster[113] dagen of tien;
……………..<>………………………… !
laat-daarachter is-zij-aan’t-gaan.
………………..///………………| …………………………………..\…………………………………………. .
en-voorts-zegt-hij tot-hen niet~zijn-jullie-aan’t-laat-achter-doen-zijn enwel-mij,56
………………<>…………………………………\…………………………………. . . . . . .
en-die-JHWH-van-Israë is-aan’t-doorzetten de-neemweg-mijner;
…||…………………………………………….<>…………………………………… !
zendt-heen-mij enik-ben-aan’t-gaan –! tot-de-machtiger-mijner.
……………….<>……………………………………..\………………… . . . . . . .
en-voorts-zeggen-zij wij-zijn-aan’t-roepen om-de-bonkster[114]; 57
…………………………….<>…………………….……………. !
en-wij-zijn-aan’t-wensen-! enwel~de-mond-harer.
………………..///………………………………| ……………….\…………………… .
en-voorts-roepen-zij om-RieBheQáH en-voorts-zeggen-zij tot-haar, 58
………………………<>……………………………….\…………………………. . . . . .
ben-jij-aan’t-gaan? genoot-met~de-manmenselijke (nl.)deze;
………………..<>…………………………….. !
en-voorts-zegt-zij ik-ben-aan’t-gaan.
…………………//…………………………………………….//………………………………<>………
en-voorts-zenden-zij-heen enwel~RieBheQáH de-zusterverwant-hunner 59
…………………………………. . . . . .
[en-enwel~die-zoogde-haar;
………………………//……………………………………<>………………………………………….. !
en-enwel~de-heerdienaar-van AàBheRáHáM en-enwel~de-menselijken-zijner.
………………..///…………………………………………..|………………..\…………………….. .
en-voorts-zegenen-zij-in enwel~RieBheQáH en-voorts-zeggen-zij- aan-haar, 60
……………….||……………//……….<>………….\……………………………. . . . . .
zusterverwant-onzer jij geschied tot-kuddetallen-van zeer-velen;
………………..\………………………………………. .
en-aan’t-wegvangen-is het-kiemsel-jouwer,
………………..//…………………………………….. !
enwel de-poort-van wie-beweigeren-hem.
…………………\\……………………./……………………………. . .
en-voorts-staat-op RieBheQáH en-de-bonksters-harer: 61
……………….\\………………| …………….. .
en-voorts-rijden-zij-op op-de-kamelen,
………………..<>…………\………………… . . . . . . . . . . . .
en-voorts-gaan-zij laat-achter de manmenselijke;
…………………//…………..//…………………………………..<>………………….. !
en-voorts-neemt de-heerdienaar enwel~RieBheQáH en-voorts-gaat-hij.
…………………….|..\……………………………….. .
en-JieTseCháQ komt vandaan-van-het-komen, 62
………………//………………..<>.. . . . . .
naar-de-bron-bvan LàChieJ RoAieJ;
…….//.<>………………….//……………… !
en-hij zittend in-het-land-van de zuidwoestijn[115].
…………………//…………………….//…………………….//………………<>….
en-voorts-trekt-uit JieTseCháQ om-te-overwegen in-het-veld 63
………………..\…………………… . . . . .
[voor-het-wenden-van de-avond;
………………….///……………………………………………………..| …………….. .
en-voorts-draagt-hij-hoog-heen de-wel-ogen-zijner en-voorts-ziet-hij,
………..//……<>……. !
kijk-hier kamelen komende.
…………………///…………………………………….|……………………………….. .
en-voorts-draagt-hoog-heen RieBheQáH enwel~de-wel-ogen-harer, 64
………………..<>………………………… . . . . .
en-voorts-ziet-zij enwel~JieTseCháQ;
…………………<>………………………….//…………… !
en-voorts-valt-zij vandaan-van-op de-kameel.
………………. \…………………… . .
en-voorts-zegt-zij tot-de-heerdienaar: 65
……………..///………………………………………| ……///……………………..|
wie?~de-manmenselijke de-zwenkende de-gaande in-het-veld
…………………….. .
[om-te-treffen-ons,
………………..//……….<>……………..\……………………………… . . . . . .
en-voorts-zegt de-heerdienaar hij (is) de-machtiger-mijner;
…………………//………………..<>………………………….!
en-voorts-neemt-zij de-sluier en-voorts-omhult-zij-zich.
………………….//…………<>……………………………. . . . . .
en-voorts-staaft de-heerdienaar aan-JieTseCháQ; 66
……………………….<>……………..//…….. !
enwel al-af~de-inbrengen die hij-maakt.
…………………………\………………………… . .
en-voorts-doet-komen-haar JieTseCháQ: 67
…………….\\………| ………\…………………………….. .
naar-de-tent-van SsáRáH de-moederende-zijner,
………………..\\\………………………………………..//.
en-voorts-neemt-hij-aan enwel~RieBheQáH
………………………………………………..//………….<>……………………
[en-voorts-geschiedt-zij~voor-hem tot-vrouwmenselijke
………………….. . . . . . . . . . .
[en-voorts-bemint-hij-haar;
…………………………………//……………..<>…..//……………………………………… !
en-voorts-wordt-getroost JieTseCháQ laat-achter de-moederende-zijner.
~
SEDER
…………………\\\………………………..//…………………..//…………………<>…………………….
en-voorts-voegt-toe AàBheRáHáM en-voorts-neemt-hij een-vrouwmenselijke 25.1
……………………..//……………….. !
[en-de-naam-harer QeThuWRáH.
………………..\…………………. . .
en-voorts-baart-zij~voor-hem: 2
………………………..| ………………… .
enwel~ZieMeRáN enwel~JåQeSháN,
…………………….<>………………………… . . . .
en-enwel~MeDáN en-enwel~MieDeJáN;
………………………….<>…………………………. !
en-enwel~JieSheBáQ en-enwel~ShuWàCh.
………………\…… .
en-JåQeSháN baart, 3
………………….<>…………………….. . . . .
enwel~SheBháA en-enwel~DeDáN;
…………….\…………………………… . .
en(als)stichtkinderen-van DeDáN:
………..//…………………………..//…………………………………<>……………………… !
geschieden de-AàShShuWRieten[116] en-de-LeThuWShieten en-LeAoeMieten.
…………….\…………………………………. . .
en-de-stichtkinderen-van MieDeJáN: 4
…………///……….\\……..| …………. .
NgéJPháH en-NgéPhèR en-ChæNoKh,
………………….<>…………………… . . . . .
en-AæBhieJDáNG en-AèLeDáNgáH;
…………<>………………//……………………………………… !
al-af~deze (zijn) stichtkinderen-van QeThuWRáH.
…………………\\\…………………..//……………………………………………..<>…………………………. !
en-voorts-geeft AàBheRáHáM enwel~de-al-afheid~die~aan-hem(is) 5
[aan-JieTseCháQ.
…………………///………………………………………………..| \………………………………… .
en-aan-de-stichtkinderen-van de-kindvrouwen die (zijn) aan-AàBheRáHáM, 6
..//……… . . . . .
geeft-hij giften;
…………………………………………||……………..\\……………..///……………………………..|
en-voorts-zendt-hij-weg-hen vandaan-op JieTseCháQ de-stichtzoon-zijner
…………….\………………………. .
bij-het-nog-zijn-van-hem levend,
.<>………………………………………………….. !
oostenvroeg-waarts naar~een-land oostenvroeg.
…… . .
en-deze(zijn): 7
……..//……………………………………………………….//…………………………<>……. . . . .
de-dagen-van de-jaaranderingen-van~het-leven-van AàBheRáHáM
[die~hij-leeft;
..//………..//…………………….//………..<>…………………….//… !
honderd jaarandering en-zeventig jaarandering en-vijf jaarandering.
………………………….\\………………………………….\\\………………………//..
en-voorts-blaast-uit en-voorts-is-een-gestorvene AàBheRáHáM 8
……….//………………….<>……………//………… . . . . . .
[in-grauwharigheid goed baardoud en verzadigd;
………………………………….<>…………………………………………………………………….. !
en-voorts-is-hij-aan’t-samengehaald-worden naar~het-genotenvolk-zijner.
……………………..\\…………………/……………….///………………………/………………………… .
en-voorts-begraven enwel-hem JieTseCháQ en-JieSheMáNgéAL 9
[de-stichtzonen-zijner,
………….<>……………………. . . .
in-de-grot-van MàKhePéLáH;
………….||…………………..///……………………………\\……..|…………….. .
in-het-veld-van NgèPheRoN stichtzoon-van~TsoChàR de-ChieTTiet,
.<>…………………………………//………………………… !
die(is) op~de-vertegenwendiging-van MàMeRéA.
……..//………………..//……………….<>………………………..\……………………………….. . . . .
het-veld dat~verwerft AàBheRáHáM vandaan-van-bij de-stichtzonen-van~ChéT;10
.//………….…..//……………………<>……………………..//…………………………………. !
daar(is) het-graf-van AàBheRáHáM en-van-SsáRáH de-vrouwmenselijke-zijner.
…………………….. . .
en-voorts-geschiedt: 11
……………….| ………….\…………………………………… .
laat-achter het-gestorven-zijn-van AàBheRáHáM,
…………………//………….<>…………………………..\………………………. . . . . . .
en-voorts-zegent-in gods enwel~JieTseCháQ de-stichtzoon-zijner;
…………………\…………….. .
en-voorts-zit JieTseCháQ,
…………………………..//……………..<>……. !
genoot-met~de-bron-van LàChieJ RoAieJ.
=
……..//……………….//…………………………………….<>……………………………………… . . . .
en-deze(zijn) de-baringen[117]-van JieSheMáNgéL stichtzoon-van~AàBheRáHáM; 12
.\\……./……….\\\………………….//………………//…………………………….<>…………………. !
die baart HáGáR de-MietseRiet[118] de-familiebediende-van SsáRáH
[aan-AàBheRáHáM.
…… . .
en-deze: 13
…………………….|………//…………………………………. .
de-namen-van de-stichtzonen-van JieSheMàNgéL,
…………………………<>………………………………… . . . . . .
met-de-namen-hunner voor-de-baringen-hunner;
……..///………………………………….| …….. .
de-voorste[119]-van JieSheMàNgéL NeBhóWT,
…………//………………….<>…………………… !
en-QéDáR en-AáDeBeAéL en-MieBheSháM.
………………..//………………..<>………………. !
en-MieSheMáNg en-DuWMáH en-MàSsSsáA. 14
……..\……………….. .
HæDáD en-TéJMáA, 15
………//………….<>………………….. !
JeThuWR NáPhieJSs en-QéDeMáH.
..\…….||………………///……………………………………..|………\…………………….. .
deze zij(zijn) de-stichtzonen-van JieSheMàNgéL en-deze de-namen-hunner, 16
…………………………..<>…………………………………………… . . . . .
in-de-grashoven-hunner en-in-dekasseienringen-hunner;
…..//……………………..<>……………………………………… !
twaalf hoog-heen-dragers voor-de-groepringen-hunner.
….. . .
en-deze: 17
………………………………….| ……..\……………………………. .
de-jaaranderingen-van het-leven-van JieSheMàNgéL,
..//………..//…………………….//…….<>……………………..\…… . . . . . . . . . .
honderd jaarandering en-dertig jaarandering en-zeven jaarandering;
………………………………..\……………………………………….. .
en-voorts-blaast-hij-uit en-voorts-is-hij-een-gestorvene,
………………………………..<>…………………………………………………….. !
en-voorts-wordt-hij-samengehaald naar-het-genotenvolk-zijner.
……………………………………|……………………………………/………… . .
en-voorts-wonen-zij-voort vandaan-van-CháWieJLáH tot~ShuWR: 18
…..| ………………………………\……………………………… .
dat (is) op~de-vertegenwendiging-van MieTseRàJieM,
…………….<>……….. . . . . . . . . . . . .
bij-het-komen AàShShuWR-waarts;
………………………….//………………………………………………………………<>……. !
op~de-vertegenwendiging-van al-af~de-broederverwanten-zijner valt-hij-neer.
~
SEDER
…….//…………//………………………………<>……………………………………….. . . . .
en-deze de-baringen[120]-van JieTseCháQ stichtzoon-van~AàBheRáHáM; 19
…………….<>……………//………………………….. !
AàBheRáHáM doet-baren enwel~JieTseCháQ.
………………………///…………………..| ………………………………..\……… .
en-voorts-geschiedt JieTseCháQ een-stichtzoon-van~veertig jaarandering, 20
………………………………………..\……………………………. . .
bij-het-aannemen~door-hem-van enwel~RieBheQáH;
……………………………………………| ………………. .
stichtdochter-van~BeTuWAéL de-AæRàMeeër,
…………………………..<>…… . . . .
vandaan-van-PàDDàN AæRáM;
……..//………………………………//………………….<>……………….//………… !
de-zusterverwant-van LáBháN de-AæRàMeeër voor-zich tot-vrouwmenselijke.
………………..\\………………….///………………………………………|……….\………………………
en-voorts-bidt-af JieTseCháQ tot-die-JHWH-van-Israël om-terecht-te-brengen 21
…………………………………. .
[de-vrouwmenselijke-zijner,
// <>……………….. . . .
ja ongeschikt (is)zij;
……………………………..///……………………..| ……… .
en-voorts-laat-zich-afbidden voor-hem die-JHWH-van-Israël,
…………………….<>……………….//………………………………….. !
en-voorts-ontvangt RieBheQáH de-vrouwmenselijke-zijner.
………………..///……………………………………………………| ……………………….. .
en-voorts-beuken-tegen elkaar de-stichtkinderen in-het-naderlijf-harer, 22
………………..\…………………….. .
en-voorts-zegt-zij ware’t~vast-zo,
………..//….<>……. . . . .
voor-wat? dit (heb)ik;
………………..<>………………………….//…………………………. !
en-voorts-gaat-zij om-na-te-vragen enwel~die-JHWH-van-Israël.
……………….\\………………./………………………… . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël aan-haar: 23
………….///……….|…………………. .
andertwee naties in-de-buik-jouwer,
………………………….. .
en-andertwee groeperingen,
……………………………………………….<>……
vandaan-van-de-ingewanden-jouwer
………………………………………… . . . . . . . .
[zijn-zij-zich-vaneen-aan’t-scheiden;
…………………………………..| ………………………………………………………………….\……..
en-(de-ene-)groepering vandaan-van(anders-dan)-(de-andere)groepering
……. .
[is-stevig-aan’t-zijn,
………….<>……………………..//……………………….. !
en-die-veel-is is-aan’t-heerdienen de-onbeduidende.
……………………….//………………..<>…………… . . . . . .
en-voorts-zijn-vol de-dagen-harer om-te-baren; 24
……………//…………….<>……………………….. !
en-kijk-hier een-tweeling in-de-buik-harer.
………………..///………………………| …….. .
en-voorts-trekt-uit de-eerdere een-roodachtige, 25
……………………<>……………………..\…………… . . . . .
de-al-afheid-zijner als-een-tooi-van beharing;
…………………//………………………….<>…………… !
en-voorts-roepen-zij de-naam-zijner NgéSsáW[121].
……………………………||………..\…………………………………. . .
en-laat-achter~alzo trekt-uit de-broederverwant-zijner: 26
………………….///……………\\………| …………….\……………………… .
en-de-hand-zijner vastgrijpend bij-de-kwetshiel-van NgéSSáW,
………………..//………………………….<>…………….. . . . .
en-voorts-roepen-zij de-naam-zijner JàNgæQoBh[122];
………………..//………………………………………..//…….<>…………………………….//….
en-JieTseCháQ (is) een-stichtzoon-van~zestig jaarandering bij-het-baren
………………… !
[enwel-van-hen.
……………………………..| …. .
en-voorts-zijn-groot de-bonkers, 27
……………………….\………….. . .
en-voorts-geschiedt NgéSsáW:
……….//……………………….//……………..<>……………….….\…………………………
een-manmenselijke volkènnend het-inkooien[123] een-manmenselijke-van
…… . . . . .
[het-veld;
………………………| ……….\………………………… .
en-JàNgæQoBh een-manmenselijke volgaaf,
.<>…………… !
zittend-in tenten.
…………………….//………………//…………………….<>………………\……………………….. . . . . . .
en-voorts-bemint JieTseCháQ enwel~NgéSSáW ja~ingekooids Iis) 28
[naar-de-mond-zijner;
……………….<>…………..//……………………………… !
en-RieBheQáH (is)beminnend enwel~JàNgæQoBh.
…………………………//……………………<>………… . . . . . . . .
en-voorts-doet-borrelen JàNgæQoBh een-borreling; 29
………………..//…………//……………………………….<>…………….. !
en-voorts-komt NgéSáW vandaan-van~het-veld en-hij(is) afgetobd.
………………..\\……………/………………….. . .
en-voorts-zegt NgéSsáW tot~JàNgæQoBh: 30
……………………..///……………| ………………………. ///…………………| …….. .
doe-lebberen[124]-mij dan-toch vandaan-van-het-rode[125] het-rode (nl.)dat,
//………<>…………. . . .
ja afgetobd (ben-)ik;
…………….//…………………………………<>…………. !
om~vastzo roept-men~de-naam-zijner AêDóWM.
…………………\……………… . . . .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh; 31
……………..//…………………//……………………<>……………………………………… !
verkoop-toch naar-de-dag enwel~ het-voorste-schap-jouwer aan-mij.
…………………\………….. .
en-voorts-zegt NgéSSáW, 32
………//…..//…<>…………….. . . . . . . .
kijk-hier mij gaande om-te-sterven;
……………………..//…………<>………… !
en-voor-wat?~dit voor-mij een-voorste-schap.
………………..\…………….. . .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh: 33
…..///…………………..| ……………. .
bezeven[126]-je voor-mij naar-de-dag,
…………………..<>………………………….. . . . .
en-voorts-bezevent-hij-zich voor-hem;
………………………//…………………………………………………..<>……………………… !
en-voorts-verkoopt-hij enwel~het-voorste-schap-zijner aan-JàNgæQoBh.
…………………||……\………………….. . .
en-JàNgæQoBh geeft aan-NgéSSáW: 34
..///…………….\…………………. .
brood en-de-borreling-van linzen,
………………..\…………………………. .
en-voorts-eet-hij en-voorts-drinkt-hij,
…………………<>…………………………… . . . . . . .
en-voorts-staat-hij-op en-voorts-gaat-hij;
…………………//………………<>………………………. !
en-voorts-minacht NgéSsáW enwel~het-voorste-schap.
~
………………………///……………| ……….. .
en-voorts-geschiedt honger in-het-land, 26.1
………………………..| ……\……………. .
afgezonderd-van de-honger de-eerdere,
.//……….<>………………\………………………… . . . . .
die geschiedt in-de-dagen-van AàBheRáHáM;
…………………\\\………………//………………………..//……………………………………………….<>…
en-voorts-gaat JieTseCháQ naar~AæBhieJMèLèKh koning-van~de-PeLieSheTieJM
…… !
[GeRáR-waarts.
……………………………….///……………|………… .
en-voorts-laat-zich-zien aan-hem die-JHWH-van-Israël, 2
……………….<>……………………………………….\…………………. . . . . . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij niet~ben-jij-aan’t-afdalen MieTseRáJieM-waarts;
…..\……………………… .
woon-voort in-het-land,
.<>………………..//…………………. !
dat ik-aan’t-zeggen-ben tot-jou.
………///………………………..\………… .
wees-inklamper in-het-land (nl.) dit, 3
………………………………….//…………………………<>…………………………………… . . . .
en-ik-ben-aan’t-geschieden genoot-met-jou en-voorts-zegen-ik-in-jou;
…………….\…………………………………. . .
ja~aan-jou en-aan-het-kiemsel-jouwer:
……………………………| …………………………………………….\……………… .
ben-ik-aan’t-geven enwel~de-al-afheid-van~de-landen (nl.)deze,
………………………………………………………..| …………………… .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-opstaan enwel~de-verzevening,
.//………………<>……………………………//……………………………. !
die ik-mij-bezeven voor-AàBheRáHáM de-omvamende-jouwer.
………………….///……………………………………………….| …………..\………………….. .
en-veel-doe-ik-zijn enwel~het-kiemsel-jouwer als-de-sterren-van 4
[de-helftenhemel,
……\…………………………………….. .
en-ik-geef aan-het-kiemsel-jouwer,
……//…………………………………..<>…………. . . . . .
enwel de-al-afheid-van~de-landen (nl.)deze;
…….\………………………………………………….. .
en-in-zegenen-zich met-het-kiemsel-jouwer,
<>…………..//………………… !
al-af de-naties-van het-land.
……………..||………………………………………//………………..<>…………………… . . . . . .
om-de-kwetshieligheid[127] waarvan~hoort AàBheRáHáM bij-de-stem-mijner; 5
……………………………………..|………………………………………….. .
en-voorts-houdt-hij-waar het-waar-te-houdene-van-mij,
…………………….<>………………………………..//………………………………….. !
de-geboden-mijner de-ingriffingen-mijner en-de-uitleggingen-mijner.
……………….//……………<>…………… !
en-voorts-zit JieTseCháQ in-GeRáR. 6
…………………||……………///………………………………………………| ……………………… .
en-voorts-wensen de-menselijken-van de-opstaanplaats 7
[aangaande-de-vrouwmenselijke-zijner,
……………….<>………….\………………………………… . . . .
en-voorts-zegt-hij zusterverwant-mijner (is)zij;
///……………………| …………..\……………………………………. .
ja hij-ontzag-zich om-te-zeggen vrouwmenselijke-mijner,
…………………………………\\……………………..///…………………………………………….|
afwendend-dat~vermoorden-mij de-menselijken-van de-opstaanplaats
………………… .
[om~RieBheQáH,
……..//………..<>……………. !
ja~goed-van aanzien (is)zij.
……………………. . .
en-voorts-geschiedt: 8
.\………………………………………..//………| … .
ja uit-strekken-zich~voor-hem daar de-dagen,
……………………….. . .
en-voorts-signaleert-hij:
……………\\……..| …….\…………………………………. .
AæBhieMèLèKh de-koning-van de-PeLieSheTieJM,
…….<>……. . . . . . .
tot-bij het-venster;
…………..///…………………| .
en-kijk-hier JieTseCháQ lachend[128],
……………<>…………….//………………………………….. !
samen-met RieBheQáH de-vrouwmenselijke-zijner.
…………………\\…………………./……………………….. . .
en-voorts-roept AæBhieMèLèKh om-JietseCháQ: 9
………………..\\……..| .\………..///…………………………………………….| …. .
en-voorts-zegt-hij dus kijk-hier de-vrouwmenselijke-jouwer (is)zij,
…………….//………..<>….\…………………………………. . . . .
en-voorwaar jij-zegt zusterverwant-mijner (is)zij;
………………..///………….| ………….. .
en-voorts-zegt tot-hem JieTseCháQ,
.\……. .
ja ik-zeg(‘t),
………………………………………….<>…………………….. !
afwendend-dat~ik-een gestorvene-ben om-haar.
…………………\……………….. .
en-voorts-zegt AæBhieMèLèk, 10
………<>…..\…………….. . . . .
wat~dit maak-jij aan-ons;
☼ ……………………….||…………///…………………………………………| ………………… .
op-een-weinig-na ligt een-één-enkele-van het genotenvolk
[samen-met~de-vrouwmenselijke-jouwer,
…….//………………….<>………….. !
en-jij-doet-komen op-ons schuld.
……………………..\………………… .
en-voorts-gebiedt AæBHieMèLèKh, 11
………………………………………………….<>………………….. . . . . . .
enwel~de-al-afheid-van~het-genotenvolk om-te-zeggen;
………\\……………….//…………………………..//…………………………………………<>……
wie-aantast de-manmenselijke (nl.) deze en-de-vrouwmenselijke-zijne
….//…………………………….. !
[stervend is-hij-een-gestorvene.
…………………………….///…………………|…………..\…………. .
en-voorts-legt-te-kiem JieTseCháQ in-het-land (nl.)dat, 12
………………..//…………………..//……………………..<>…\……………. . . . . . . . . .
en-voorts-vindt-hij in-de-jaarandering (nl.)die honderd inschattingen;
……………….<>…………………………….. !
en-voorts-zegent-in-hem die-JHWH-van-Israël.
…………………………….<>……… . . . . . . . . . . .
en-voorts-wordt-groot de-manmenselijke; 13
…………………///……………….| ……………………………….. .
en-voorts-gaat-hij gaande en-voorts-wordt-hij-groot,
.//………<>……………. !
tot ja~groot-is-hij machtig.
………………………………………..///……………………………………………………|
en-voorts-geschiedt~aan-hem een-verworvenheid~voorttrekvee 14
……………………\……………… .
[en-een-verworvenheid runderen,
……..<>………………… . . . . .
en-heerdienstschap veel;
……………….//………………………….<>…………………. !
en-voorts-ijveren samen-met-hem PeLieSheTieJM.
………………… . .
en-al-af~de-putten: 15
///…………………..| …….\…………………………………………………… .
die op-woel(d)en de-heerdienaren-van de-omvamende-zijner,
…………<>…………………………….\…………………………. . . . . . .
in-de-dagen-van AàBheRáHáM de-omvamende-zijner;
……….\……………………………….. .
op-stoppen-ze de-PeLieSheTieJM,
…………………………………<>……………… !
en-voorts-maken-zij-vol-ze met-stof.
…………………//……………….<>……………………. . . . . .
en-voorts-zegt AæBhieMèLèKh tot~JieTseCháQ; 16
///…………………………………….. .
ga vandaan-van-genoot-met-ons,
………//………………………………………………………….<>…… !
ja~bothard-ben-jij vandaan-van(anders-dan))ons machtig.
………………..//…………………<>…………. . . . . .
en-voorts-gaat daar-vandaan JieTseCháQ; 17
………………………………………//………………………….<>………………….//……… !
en-voorts-laat-hij-zich-neer bij-de-beek~GeRáR en-voorts-zit-hij daar.
………………….\\…………………………/……………………….\………………………………\……………..
en-voorts-keert-weer JieTseCháQ en-voorts-woelt-hij-op > enwel~bronnen-van 18
. .
[water:
.///……………………………..\\……………………………….| ………………………. .
die opwoel(d)en in-de-dagen-van AàBheRáHáM de-omvamende-zijner,
…………………………….\……………………….. .
en-voorts-stoppen-op-hen PeLieSheTieJM,
.<>……………………..\………………………….. . . . .
laat-achter het-sterven-van AàBheRáHáM;
………………..///…………………| .
en-voorts-roept-hij tot-hen namen,
……………..||…………….//…………<>…………………………… !
naar-de-namen die~roept tot-hen de-omvamende-zijner.
…………………..//……………………………………………………….<>………….. . . . . .
en-voorts-woelen-op de-heerdienaren-van~JieTseCháQ bij-de-beek; 19
………………………………… .
en-voorts-vinden-zij~daar,
……….<>…………//…………….. !
een-bron-van wateren (nl.)levende.
………………….\\………..\…………………. . .
en-voorts-twisten weiders-van GeRáR: 20
…………………………..//………………………..//………<>…………….\…………….. . . . . .
genoot-met~de-weiders-van JieTseCháQ te-zeggen aan-ons(is) het-water;
……………….///…………………………………………..| .
en-voorts-roept-hij de-naam-van~de-bron NgéSsèQ,
//……..<>…………………………… !
ja zij-ruziën[129]genoot-met-hem.
…………………………….\\………………\………. .
en-voorts-woelen-zij-op een-bron er-laat-achter, 21
………………….<>………………………. . . . .
en-voorts-twisten-zij ook~over-haar;
…………………//……………………….<>……………….. !
en-voorts-roept-hij de-naam-harer SsieTheNáH.
………………….\………………………….. . .
en-voorts-klimt-hij-op daarvandaan: 22
…………………………………….| ……….\……… .
en-voorts-woelen-zij-op een-bron er-laat-achter,
………//….<>……………….. . . . . .
en-niet twisten-zij over-haar;
……………….\\\………………………………..| …………. .
en-voorts-roept-hij de-naam-harer ReChoBhóWT,
…………….. . .
en-voorts-zegt-hij:
…….||……………<>……………………….//……………………….<>…
ja~nu doet’t-wijd-zijn[130] die-JHWH-van-Israël voor-ons
……….//…………………………………… !
[en-vruchtbaar-zijn-wij in-het-land.
………………….//………………………..<>……………….//……….. !
en-voorts-gaat-hij-op daarvandaan naar-BeAéR SháBhàNg. 23
………………………………..\\………..///……………//…………………………….\………….. .
en-voorts-laat-zich-zien aan-hem die-JHWH-van-Israël in-de-nacht (nl.)die, 24
………………..||……..||…….<>………………………..\………………………….. . . . . . .
en-voorts-zegt-hij ik de-gods-van AàBheRáHáM de-omvamende-jouwer;
…………………………………………….| ……………………….\………. .
niet~ben-jij-je-aan’t-ontzien ja~samen-met-jou (ben)ik,
…..\\……………………| ………\…………………………………………………….. .
en-in-zegen-ik-jou en-wijd-doe-ik-zijn enwel~het-kiemsel-jouwer,
…………..<>…………………………………..//…………………………… !
om-het-oversteken-van AàBheRáHáM de-heerdienaar-mijner.
………………..\\\…………..\…………. .
en-voorts-sticht-hij daar een-slachtse, 25
…………………………….| ……………\……………….. .
en-voorts-roept-hij met-de-naam die-JHWH-van-Israël,
………………………………<>…………….. . . . . .
en-voorts-rekt-hij-daar de-tent-zijner;
……………………………..//……………………………………………….<>……….. !
en-voorts-graven~daar de-heerdienaren-van~JieTseCháQ een-bron.
…………………..||……..//………….<>…………………………. . . . .
en-AæBhieJMèLèQ gaat naar-hem vandaan-van-GeRáR; 26
……………………….|………………………. .
en-AæChoeZZàT de-medegezel-zijner,
……………..<>…………………………………….. !
en-PhieJKhoL vorst-van~de-schare-zijner.
……………….///…………..|…………. .
en-voorts-zegt tot-hen JieTseCháQ, 27
……………………<>……//……………………… . . . .
bekend-met-wat? komen-jullie naar-mij;
…………..| \……………………………………. .
en-jullie jullie-beweigeren enwel-mij,
………………………………………<>…………………………… !
en-voorts-zenden-jullie-mij vandaan-van-bij-jullie.
……………… . .
en-voorts-zeggen-zij: 28
……..\……………¬ ……………..\………………..\…………………………………………. ,
te-zien zien-wij ja~geschiedt die-JHWH-van-Israël > genoot-met-mij
……………….. . .
en-voorts-zeggen-wij:
………………….\\…………………..//……………….//……………………………….<>.
aan’t-geschieden-zij dan-toch een-bezwering onderscheidend-ons
…………………………<>………………………………… . . . .
[onderscheidend-ons en-onderscheidend-jou;
……………….//………………………….<>………………………………….. !
en-wij-scheiden-af-toch een-zuivergang genoot-met-jou.
……………………………..\\………………………../…… . .
ware’t-dat~jullie-maken genoot-met-ons kwaad: 29
……………|……….\………………….. .
naar-wat wij-niet aantasten-jou,
……………..\\………..///…………………………..| …………. .
en-naar-wat wij-maken genoot-met-jou alleen~goeds,
……………………………………<>………….. . . . . .
en-voorts-zenden-wij-jou-heen in-vrede;
//..<>………………………….//…………………………. !
jij nu (bent) een-ingezegende-van die-JHWH-van-Israël.
………………..///…………………….| ……. .
en-voorts-maakt-hij voor-hen een-drinkmaal, 30
……………..<>…………………………… !
en-voorts-eten-zij en-voorts-drinken-zij.
…………………….\………………………………. .
en-voorts-schouderen-zij-zich in-de-ochtend, 31
……………………\…………………………..\……………………………………………….. . . . . . .
en-voorts-bezevenden-zij-zch iedermenselijke
[voor-de-broederverwant-zijner;
…………………………………….\……………. .
en-voorts-zendt-heen-hen JieTseCháQ,
………………….//………………………………….<>………. !
en-voorts-gaan-zij vandaan-van-bij-hem in-vrede.
………………………..\…………………..\………. . .
en-voorts-geschiedt > op-de-dag (nl.)die: 32
……………….\\……..| …….\………………………………….. .
en-voorts-komen de-heerdienaren-van JieTseCháQ,
………………………………….\………… .
en-voorts-leggen-zij-voor aan-hem,
………………//…………………………………<>…..\……. . . . . . .
over~de-machtskwesties-van de bron die zij-graven;
………………..//………………….<>…………//………. !
en-voorts-zeggen-zij aan-hem wij-vinden water.
…………………//……………….<>…………… . . . . .
en-voorts-roept-hij tot-haar ShieBheNgáH; 33
………///……………………….|…….\………… .
om~vastzo daar~de-stad BeAéR ShèBhàNg,
<>………//……….. !
tot de-dag (nl.)deze.
=
……………………….///………………| ……………………………………….\………. .
en-voorts-geschiedt NgéSsáW (als)een-stichtzoon-van~veertig jaarandering, 34
………………….///……………………………………………….| ……………………. .
en-voorts-neemt-hij-aan een-vrouwmenselijke enwel~JeHuWDieJT,
………………………………………<>……………… . . . . .
stichtdochter-van~BeAéRieJ de-ChieTTiet;
………………………… .
en-enwel~BáSseMàT,
…………………………………..<>……………….. !
stichtdochter-van~AéJLoN de-ChieTTiet.
………………………..<>……….\…………………………… . . . . . . .
en-voorts-geschieden-! bitter-makend de-beluchting; 35
…………………..<>…………………………. !
voor-JieTseCháQ en-voor-RieBheQáH.
=
SEDER
……………………………..|…………….\…………………….. .
en-voorts-geschiedt ja~baardoud (is) JieTseCháQ, 27.1
……………………//……………….<>………………………………………… . . . . .
en-voorts-kwijnen de-wel-ogen-zijner vandaan-van-het-zien;
…………………||…………………………….\………………………………\……………. . .
en-voorts-roept-hij enwel~NgéSSàW > de-stichtzoon-zijner de-grotere:
……………….///…………………|…………………. .
en-voorts-zegt-hij tot-hem stichtzoon-mijner,
………………..//……………..<>……………….. !
en-voorts-zegt-hij tot-hem kijk-hier-mij.
………………..||……………………………..<>………… . . . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij kijk-hier~dan-toch baardoud-ben-ik; 2
.//…………………………..<>…………………………………………………….. !
niet ben-ik-aan’t-volkènnen de-dag-van het-sterven-van-mij.
………| ……………………………\…………………… .
en-nu draag-hoog-heen-toch het-gerei-jouwer, 3
……………………………….<>……………………… . . . . . . .
de-(pijlen-)ophang-jouwer en-de-boog-jouwer;
……………….| .
en-trek-uit veld-waarts,
…………………….//…………<>………… !
en-breng-te-kooi voor-mij opgekooids.[131]
………………………..\\……/…………………………….//………….//…………….//…………….
en-maak~voor-mij smakelijkheden naar-wat ik-bemin en-doe-komen-toch 4
………..<>………. . . . . . . . .
[voor-mij en-ik-eet-toch;
………….….//……………………………………………………………//………………………….<>……
ter-oversteking-daarnaar-dat aan’t-inzegenen-is-jou de-lichaamziel-mijner
…………………..//……………………. !
[bij-het-nog-vers-zijn-dat ik-sterf.
………………..\…… .
en-RieBheQáH hoort, 5
……………\………………………………. .
bij-het-inbrengen-van JieTseCháQ,
…………….<>……………………….. . . . . .
tot~NgéSsàW de-stichtzoon-zijner;
………………..///…………….| .
en-voorts-gaat NgéSsàW veld-waarts,
…………..//………………………………..<>…………………………. !
om-te-kooi-te-brengen een-opkooiing om-te-doen-komen.
……………………. .
en-RieBheQáH zegt, 6
…………………//…………………………..<>……… . . . . . . .
tot~JàNgæQoBh de-stichtzoon-harer te-zeggen;
………///..\\…….| …………………………………… .
kijk-hier ik-hoor enwel~de-omvamende-jouwer,
//………………………………//……………………………………<>………….. !
inbrengende tot~NgéSsàW de-broederverwant-jouwer te-zeggen.
……….\\………………………..//………..//……………………………………..//…<>…………………
doe-komen-toch voor-mij opgekooids en-maak-toch~voor-mij smakelijkheden 7
…….. . . . . . . .
[en-ik-eet-toch;
……………………………………//………………………………………//………………..
en-voorts-zegen-ik-in-jou-toch voor-de-vertegenwendiging-van
……………<>………………………………………………//…………………………………………… !
[die-JHWH-van-Israël voor-de-vertegenwendiging-van het-sterven-van-mij.
…….//…………………<>……….\…………………….. . . . . . .
en-nu stichtzoon-mijner hoor bij-de-stem-mijner; 8
……..//.<>…….//…………………………. !
om-wat ik gebiedend(ben) enwel-jou.
………………..| ……………………….. .
ga~dan-toch naar~het-voorttrekvee, 9
………………………..\………………………. . .
en-neem~voor-mij vandaan-van-daar:
……………//…//………………<>…………… . . . . . . . .
andertwee bokken-van geiten (die)goed(zijn);
………………….\\…………………\\\……………//……………………………………<>……………………..
en-voorts-maak-ik enwel-die (tot)smakelijkheden voor-de-omvamende-jouwer
…………//…………. !
[naar-wat hij-bemint.
…………………//………………………………………..<>…………….. . . . . .
en-doe-(‘t)komen voor-de-omvamende-jouwer en-hij-eet; 10
……………..//……………………..//…………………………………….<>..
ter-oversteking daarnaar-dat hij-aan’t-inzegenen-is-jou
……………………………..//…………………………………….. !
[voor-de-vertegenwendiging-van het-sterven-zijner.
………………..\………………. .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh, 11
………………..<>………………………… . . . . . .
tot~RieBheQáH de-moederende-zijner;
………..\………..///………………………………………….| …….…….\………………………… .
kijk-hier NgéSsàW de-broederverwant-mijner(is) een-manmenselijke behaard,
…..<>…………….//………………… !
en-ik(ben) een-manmenselijke effen.
……….///……………………\\………….| ………………………… .
misschien is-aan’t-bevoelen-mij de-omvamende-mijner, 12
………………………………………………//………………………………<>….
en-voorts-ben-ik-aan’t-geschieden in-de-wel-ogen-zijner
……………………………… . . . . . . . . .
[als-een-die-voor-de-gek-houdt;
………………………//…………………………………….//…………….<>……
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-komen op-mij een-kleinering
………//……… !
[en-niet een-inzegening.
………………..///……………| ………………………… .
en-voorts-zegt aan-hem de-moederende-zijner, 13
………//…………………………..<>………………. . . . . . . .
op-mij de-kleinering-van-jou stichtzoon-mijner;
.//…//……………………….<>…………//………………….. !
dus hoor op-de-stem-mijner en-ga neem~voor-mij.
…………………//…….|……………….. .
en-voorts-gaat-hij en-voorts-neemt-hij, 14
………………………………<>……………………………………… . . . . . .
en-voorts-doet-hij-komen voor-de-moederende-zijner;
…………………///…………………………………….| … .
en-voorts-maakt de-moederende-zijner smakelijkheden,
………..<>…….<>……………………………. !
naar-wat bemint de-omvamende-zijner.
…………………\………☼……………………………………….\\……………………../…
en-voorts-neemt RieBheQáH enwel~de-kostuums-van NgéSSàW 15
………………………..///………………..| ……… .
[de-stichtzoon-harer de-grotere die-begeerlijk-zijn,
.//……………………………..<>…………. . . . .
die (zijn) samen-met-haar in-het-huis;
………………………//……………………………….<>……………………………//…………… !
en-voorts-bekleedt-zij enwel~JàNgæQoBh de-stichtzoon-harer de-kleinere.
…. . .
en-enwel: 16
……………………| ……\………………. .
de-vellen-van de-bok-van de-geiten,
…………………..<>………………………… . . . . . .
doet-zij-bekleden op-de-handen-zijner;
…………….<>…………………………………….. !
en-op de-effenheid-van-de-armen-zijner.
………………..\\\…………………………….//………………………………………….<>……\..
en-voorts-geeft-zij enwel~de-smakelijkheden en-enwel~het-brood dat 17
…. . . . . . .
[zij-maakt;
…………<>……………………..//…………………………. !
in-de-hand-van JàNgæQoBh de-stichtzoon-harer.
………………..//…………………………………………..<>………………………\………..
en-voorts-komt-hij naar~de-omvamende-zijner en-voorts-zegt-hij 18
………………….. . . . . . .
[omvamende-mijner;
…………………\………………………. .
en-voorts-zegt-hij kijk-hier-mij,
.//…<>………………….. !
wie? jij stichtzoon-mijner.
………………..\\………………./…………………………………. . .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh tot~de-omvamende-zijner: 19
..| …….\……………………………. .
ik NgéSsàW voor-voorste-jouwer,
………||…………..//……<>……………… . . . .
ik-maak naar-wat jij-inbrengt tot-mij;
……………………\…. . .
sta-op~dan-toch zit-toch:
…………………|…………………………………… .
en-eet-toch vandaan-van-het-opgekooide,
………………<>…………………………………………………………..//……………… !
ter-oversteking-daarnaar-dat aan’t-inzegenen-is-mij
[de-lichaamziel-jouwer.
……………….///…………………| ………………………….. .
en-voorts-zegt JieTseCháQ tot-de-stichtzoon-zijner, 20
………..//…………..//……………………..<>……………………… . . . . . .
wat?~dit doe-jij-ijlings om(‘t)-te-vinden stichtzoon-mijner;
………………..||……..//…//………………………..//………………………………..<>……
en-voorts-zegt-hij ja treffen-doet die-JHWH-van-Israël de-gods-jouwer
…………………………………………….. !
[voor-de-vertegenwendiging-mijner.
……………….///…………………| ……………….. .
en-voorts-zegt JieTseCháQ tot~JàNgæQoBh, 21
…………………….//…………………………………………<>……………….. . . . . . .
bereik(mij)~dan-toch en-voorts-bevoel-ik-jou stichtzoon-mijner;
//….//………………………….//…………..<>………. !
jij? hier de-stichtzoon-mijner NgéSsàW of~niet.
………………..\\\……………..//……………………….//……………………………<>……
en-voorts-reikt JàNgæQoBh naar~JieTseCháQ de-omvamende-zijner 22
………………… . . . . . . . . . . .
[en-voorts-bevoelt-hij-hem;
……………… . .
en-voorts-zegt-hij:
………….| ………\…………………….. .
de-stem de-stem-van JàNgæQoBh,
………….<>……………..//………………….. !
en-de-handen de-handen-van NgéSsàW.
……..\……………………………… .
en-niet neemt-hij-waar-hem, 23
…………….\……………………….. . .
ja~geschieden de-handen-zijner:
…………..//……………………..//…………………………………<>……… . . . . . .
als-de-handen-van NgéSsàW de-broederverwant-zijner behaard;
……………………………….. !
en-voorts-zegent-hij-in-hem.
………………..||……….//.<>……………….\….……………………… . . . . .
en-voorts-zegt-hij jij hier (bent) de-stichtzoon-mijner NgéSSàW; 24
……………..<>………. !
en-voort-zegt-hij ik.
………………. . .
en-voorts-zegt-hij: 25
……………………….///………………………| ………………………………|
doe-binnen-bereik-komen voor-mij en-ik-ben-aan’t-eten
………………………………………\……………………………………. .
[vandaan-van-het-opgekooide-van de-stichtzoon-mijner,
………//………………………………………………….<>……………………… . . . . . . .
ter-toebuiging-dat aan’t-inzegenen-is-jou de-lichaamziel-mijner;
………………………………………………………………………………….| ……………. .
en-voorts-doet-hij’t-binnen-bereik-komen~voor-hem en-voorts-eet-hij,
…………………………….\\\………………..+ ….<>…………………….. !
en-voorts-doet-hij-komen voor-hem wijn en-voorts-drinkt-hij.
………………..//……….<>……………….\………………………….. . . . . .
en-voorts-zegt tot-hem JieTseCháQ de-omvamende-zijner; 26
…………………………………//…………………………………………..<>…………………… !
kom-binnen-bereik~dan-toch en-geef-een-kus~aan-mij stichtzoon-mijner.
…………………………………………………..| ……………………………………………………. .
en-voorts-komt-hij-binnen-bereik en-voorts-geeft-hij-een-kus~aan-hem, 27
……………………………………..//…………………..//………………………………..<>….
en-voorts-krijgt-hij-de-lucht enwel~de-lucht-van de-kostuums-zijner
…………………………………….. . . . .
[en-voorts-zegent-hij-in-hem;
……………… . .
en-voorts-zegt-hij:
….| ……//…………………………………… .
zie de-lucht-van de-stichtzoon-mijner,
…………..\………………… .
als-de-lucht-van het-veld,
.//..//……………………. !
dat in-zegent die-JHWH-van-Israël.
SEDER
…………………………………………| .
en-aan’t-geven-is~aan-jou gods, 28
………………………………………..| ……………… .
vandaan-van-de-dauw-van de-helftenhemel,
……………………………<>…………………. . . . . .
en-vandaan-vande-oliën-van het-land;
………//..<>…………… !
en-veel vis en-wegvangst.
…………..\…………………………….. . .
aan’t-heerdienen-zijn-jou genotenvollken: 29
………………///………………………….|……. .
en-aan’t-bukken-zijn~voor-jou groeperingen,
………///…………………….| ……………………………………… .
geschied (als)manbaas voor-de-broederverwant-jouwer,
……………..///………………………………..| ……..\……………………….
en-aan-’t-bukken-zijn-zich voor-jou de-stichtkinderen-van
………………………… . . . . . .
[de-moederende-jouwer;
………………………..\…………………. .
die-vervloekt-jou wordt-vervloekt,
………………………….<>…………. !
en-die-inzegent-jou wordt-ingezegend.
…………………….. . .
en-voorts-geschiedt: 30
…………\\……..\………………………………..¬ ……..\…………………………………………. ,
naar-dat al—af-doet-zijn JieTseCháQ om-in-te-zegenen enwel~JàNgæQoBh
……………………… . .
en-voorts-geschiedt:
///…………………………| ………… .
uittrekkend trekt-uit JàNgæQoBh,
……..//……………………………………<>……………………………… \..
vandaan-van-bij de-vertegenwendiging-van JieTseCháQ
………………………. . . . . . .
[de-omvamende-zijner;
…………….\…………………………………… .
en-NgéSsàW de-broederverwant-zijner,
.<>………………………………………………………… !
komt vandaan-van-het-inkooiien-door-hem.
…………………///…………….|.. .
en-voorts-maakt ook~hij smakelijkheden, 31
………………………………..<>…………………………………….. . . . . . .
en-voorts-doet-hij’t-komen voor-de-omvamende-zijner;
…………………\………………………………………… . .
en-voorts-zegt-hij aan-de-omvamende-zijner:
……….///……………………………………………..| …………………..|
aan’t-opstaan-is de-omvamende-mjner en-aan’t-eten
…………………………….\……………………………..……………… .
[vandaan-van-het-ingekooide-van de-stichtzoon-zijner,
……<>………………………………………………………………………//………..…… !
ter-oversteking-daarnaar-dat aan’t-inzegenen-is-mij
[de-lichaamziel-jouwer.
…………………//………….//…………….//……………………………<>……………….. . . . .
en-voorts-zegt aan-hem JieTseCháQ de-omvamende-zijner wie?~(ben)jij; 32
…………………||……..//………………………..//………………………<>……………….. !
en-voorts-zegt-hij ik de-stichtzoon-jouwer de-voorste-jouwer NgéSsáW.
………………\\……………………\…………………………¬ …\………………… ,
en-voorts-huivert JieTseCháQ een-huivering groot totter~macht 33
………………..||……………………….||……..\………………………………………☼
en-voorts-zegt-hij wie?~danwel(is) hij die-inkooit~een-inkooiing
………………………………….\\…………………./…………………//…..
[en-voorts-doet-hij’t-komen voor-mij en-voorts-eet-ik
………………………….//……………………………….//……………..
[vandaan-van-de-al-afheid bij-het-nog-vers-zijn-dat
……………….<>……………………………………………….. . . . . .
[jij-aan’t-komen-bent en-voorts-zegen-ik-in-hem;
…………….<>…………………………………………… !
ook~(als)ingezegende is-hij-aan’t-geschieden.
……///……………….……….| ……………….\…………………………………………….. .
als-horende(is) NgéSSáW enwel~de-inbrengen-van de-omvamende-zijner, 34
……………………..\………………………….. .
en-voorts-schreeuwt-hij een-schreeuw,
…//………<>……………… . . . . . .
groot en bitter totter~macht;
…………………\………………………………………… .
en-voorts-zegt-hij aan-de-omvamende-zijner,
…………//……………..<>……………………… !
zegen-in-mij ook~mij omvamende-mijner.
………………..||………..//………………………………….<>………………. . . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij komt de-broederverwant-jouwer met-bedriegerij; 35
…………………<>…………………………………… !
en-voorts-neemt-hij de-inzegening-jouwer.
………………..||…………☼ …………/…………………….\\……………… . .
en-voorts-zegt-hij ja? men-roept de-naam-zijner JàNgæQoBh: 36
…………………………………………….\\……………| .\………………………. .
en-voorts-pakt-hij-bij-de-kwetshiel-mij dit voetstampen-paar,
……………………………………………..\ … .
enwel~het-voorste-zijn-van-mij neemt-hij,
……………//…<>….\………………………………… . . . . . . .
en-kijk-hier nu neemt-hij de-inzegening-mijner;
………………..||………………………………..//……………<>…….. !
en-voorts-zegt-hij niet?~leg-jij-terzijde voor-mij een-inzegening.
………………..\\………………………………./……………………\……………………….. . .
en-voorts-buigt-zich-toe JieTseCháQ en-voorts-zegt-hij aan-NgéSsáW: 37
………\……………………||………..//………………….|
kijk-hier (als)manbaas stel-ik-hem voor-jou
…………………………………………………………….. . .
[en-enwel~al-af~de-broederverwanten-zijner:
..\…………………..| ……. .
geef-ik aan-hem tot-heerdienaren,
……………//…………..<>…………………………… . . . . .
en-met-koren en-wegvang ondersteun-ik-hem;
……………..\…….. .
en-voor-jou danwel,
..//……………………….<>……………………… !
wat? ben-ik-aan’t-maken stichtzoon-mijner.
………………..\\…………./………………………………….. . .
en-voorts-zegt NgéSsáW tot~de-omvamende-zijner: 38
……..\\……………………..///…………………………….| …………………. .
?een-inzegening een-één-enkele hij~aan-jou omvamende-mijner,
……………….//…….. . . .
zegen-in-mij ook~mij;
……………………//……………………………//………………….<>…………………….. !
en-voorts-draagt-hoog-heen NgéSsáW de-stem-zijner en-voorts-weent-hij.
…………………//……………………………..//……………<>………………………………………\……….
en-voorts-buigt-zich-toe JieTseCháQ de-omvamende-zijner en-voorts-zegt-hij 39
….. . . . . .
[tot-hem;
………||…………………………..///…………………\\..| …………………….\………………… .
kijk-hier vandaan-van-de-oliën-van het-land is-aan’t-geschieden
[de-zitplek-jouwer,
…………………………………//……………….<>…………………………………….. !
en-vandaan-van-de-dauw-van de-helftenhemel vandaan-van-boven.
……………………………….\……………………………. .
en-op~het-zwaard-jouwer ben-jij-aan’t-leven, 40
………………………………………………..<>………………………….. . . . . . . . . .
en-enwel~de-broederverwant-jouwer ben-jij-aan’t-heerdienen;
……………………………………………..| ………..\………………….. .
en-voorts-is-aan’t-geschieden naar-dat jij-aan’t-regeren-bent,
………………//……………..<>…………………………//……………….. !
en-af-ruk-jij het-juk-zijner vandaan-van-op de-hals-jouwer.
……………………///……………………..| …………………… .
en-voorts-verlastert[132] NgéSsáW enwel~JàNgæQoBh, 41
……..\\… .
om~de-inzegening,
…………//………………..<>…………………………. . . . . .
waarmee inzegent-hem de-omvamende-zijner;
……………….<>…………../………………….. . .
en-voorts-zegt NgéSsáW in-het-hart-zijner:
………………………………..| …………………| …………….\………………………………. .
zijn-aan’t-lijfnaderen de-dagen-van het-betreuren-van
[de-omvamende-mijner,
………………………………………………<>…………………………..//…………… .
en-ik-ben-aan’t-vermoorden-toch enwel~JàNgæQoBh
[de-broederverwant-mijner.
……………………………….\……………………………… .
en-voorts-wordt’t-voorgelegd aan RieBheQáH, 42
………………..//………………………..<>………………………….\………… . . . . .
enwel~de-inbrengen-van NgéSsáW de-stichtzoon-harer de-grote;
…………………||………………………….///………………………………| …………………….. \…..
en-voorts-zendt-zij en-voorts-roept-zij om-JàNgæQoBh de-stichtzoon-harer
…….. .
[de-kleine,
………………..\……………….. .
en-voorts-zegt-zij tot-hem,
…………..| ………\……………………………….. .
kijk-hier NgéSsáW de-broedevrwant-jouwer,
……………………..//……………….<>………………………………. !
(is)een-zich-wrekende aan-jou om-te-vermoorden-jou.
…….//…………………..<>……..\……………………. . . . . ..
en-nu stichtzoon-mijner hoor op-de-stem-mijner; 43
……\\\……………………………………….//………………..//………………………………….<>…..
en-sta-op schiet-heen~voor-jezelf naar~LáBháN de-broederverwant-mijner
……… !
[CháRáN-waarts.
………………………//………………………………………………….<>…..\…. . . . . . .
en-voorts-ben-jij-daar-aan’t-zitten genoot-met-hem dagen latere; 44
.//………………….<>……………..//………………………………………….. !
tot dat~aan’t-keren-is de-hitte-van de-broederverwant-jouwer.
…………….\\……………………./………………………………………………………../
tot~het-keren-van de-neuswalging-van de-broederverwant-jouwer 45
……………………. . .
[vandaan-van-jou:
……………………| …………….<>………….. .
en-hij-vergeet wat~jij-maakt aan-hem,
……<>…………….\……………………………………… . . . . .
en-ik-zend en-ik-neem-jou vandaan-van-daar;
…………//……………………………..//…………………………………………………..<>….
voor-wat? ben-ik-aan’t-ontkinderd-worden ook-van-andertwee-jullie
………..//……….. !
[een-dag een-één-enkele.
……………….///…………………|……………….. .
en-voorts-zegt RieBheQáH tot~JieTseCháQ, 46
…….\………………………………………….. .
geprikkeld-ben-ik in-het-leven-mijner,
…………………………………………………………<>……………….
vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-van
……….\……………………… . . . . . .
[de-stichtdochters-van ChéT;
…………………….\…….☼……………………………\\………………………
ware’t-dat~neemt JàNgæQoBh een-vrouwmenselijke
……………………………………………………………///…………..\\…………|
[vandaan-van-de-stichtdochters-van~ChéT zoals-deze(zijn)
…………………………….\……………………………….. .
[vandaan-van-de-stichtdochters-van het-land,
.//…………………………<>… !
voor-wat? (is)voor-mij leven.
………………..//………………//………………………<>…………………………………….\..
en-voorts-roept JieTseCháQ naar~JàNgæQoBh en-voorts-zegent-hij in 28.1
……….. . . . . .
[enwel-hem;
…………………….\\………………| ………………..\……………….. .
en-voorts-gebiedt-hij-hem en-voorts-zegt-hij aan-hem,
……………………………..//……………….<>………………………………….//………………………
niet~ben-jij-aan’t-nemen een-vrouwmenselijke-van de-stichtdochters-van
……. !
[KeNáNgáN.
..//……..| ……………..\………. .
sta-op ga naar-PaDDáN AæRáM, 2
……………….//……………………<>……………..\………………………………………….. . . . . . .
naar-het-huis-van BheTuWAéL de-omvamende-van de-moederende-jouwer;
……………………….///………………………….| ………. .
en-neem~voor-jou vandaan-van-daar een-vrouwmenselijke,
……………………………//……………………………<>…………………………..//………
vandaan-van-de-stichtdochters-van LáBáN de-broederverwant-van
…………………………… !
[de-moederende-jouwer.
…….///…………………………….| ………….\……………………….. .
en-god de-overweldigende is-aan’t-inzegenen enwel-jou, 3
………………………………………………………<>……………………………………… . . . .
en-aan’t-vruchtbaar-maken-is-hij-jou en-aan’t-veel-doen-zijn-jou;
……………………..<>………………………………..//……………………….. !
en-aan’t-geschieden-ben-jij voor-de-afstemming[133]-van genotenvolken.
………………………………………………| ………………\…………………………………… .
en-hij-is-aan’t-geven~aan-jou enwel~de-inzegening-van AàBheRáHáM, 4
………<>……………………………………\……………………….. . . . .
aan-jou en-aan-het-kiemsel-jouwer samen-met-jou;
……………………………………………|………………….\…………………………………………… .
om-weg-te-doen-vangen-jou enwel~het-land-van de-inklamping-van-jou,
………..//….<>……………………… !
dat~geeft gods aan- AàBheRáHáM.
…………………………..///…………………| ………………….. .
en-voorts-zendt-heen JieTseCháQ enwel~JàNgæQoBh, 5
………………..<>……………………….\……… . . . .
en-voorts-gaat-hij naar-PàDDáN AæRáM;
……………..///………………………………………..| ……………. .
naar~LáBháN stichtzoon-van~BeTuWAéL de-AæRàMeeër,
………………………..\…………………….. .
de-broederverwant-van RieBheQáH,
……….//………………………………<>………………… !
de-moederende-van JàNgæQoBh en-NgéSSàW.
…………………\…………. . .
en-voorts-ziet NgéSsáW: 6
…….\…………………………….¬ ……………………. ,
ja~in-zegent JieTseCháQ enwel~JàNgæQoBh
………….///…………………..|……………..\………. .
en-hij-zendt enwel-hem naar-PàDDáN AæRáM,
………………………………..//……………………….<>……… . . . . . . . . . . . . .
om-te-nemen~voor-zich vandaan-van-daar een-vrouwmenselijke;
………………………………………\……………………….. .
bij-het-inzegenen-door-hem en-wel-van-hem,
…………………….///……………………| …. .
en-voorts-gebiedt-hij over-hem te-zeggen,
…………………..//…………………………..<>………….
niet~aan’t-nemen-jij een-vrouwmenselijke
……………………………..//……………………………….. !
[vandaan-van-de-stichtdochters-van KeNáNgáN.
………………….\……………… .
en-voorts-hoort JàNgæQoBh, 7
………………………………….<>………………………………………….. . . . . . .
naar~de-omvamende-zijner en-naar~de-moederende-zijner;
………………..<>………………………//…….. !
en-voorts-gaat-hij naar-PàDDáN AæRáM.
………………..\…………. .
en-voorts-ziet NgéSsáW, 8
//…..<>………………….\…………………………… . . . . . . .
ja kwaad(zijn) de-stichtdochters-van KeNáNgàN;
………….<>…………………………..//………………………….. !
in-de-welogen-van JieTseCháQ de-omvamende-zijner.
……………….//………….<>………………………. . . . . .
en-voorts-gaat NgéSsáW naar~JieSheMáAéL; 9
………………….||………………………………….\…………………………………………..\\……
en-voorts-neemt-hij enwel~MàChæLàT stichtdochter-van~JieSheMáAéL
…………………………………………\………………….\\\……………………..//
[stichtzoon-van~AàBheRáHáM zusterverwant-van NeBháJóWT
……………………………………………..<>…………….//………… !
[over~de-vrouwmenselijken-zijner voor-zich tot-vrouwmenselijke.
SEDER
=
………………….//………………….<>………………………………\……… . . . . . .
en-voorts-trekt-uit JàNgæQoBh vandaan-van-BeAéR SháBhàNg; 10
………………..<>…………….. !
en-voorts-gaat-hij CháRáN-waarts.
…………………\\……………………../……………………………………………///……………..|
en-voorts-botst-hij op-een-opstaanplaats en-voorts-overnacht-hij daar 11
………………\…………. .
[ja~neer-komt de-zon,
……………………………..| ………………………….\………………… .
en-voorts-neemt-hij vandaan-van-de-stenen-van de-opstaanplaats,
…………………<>……………………………………….. . . . . .
en-voorts-stelt-hij(die) tot-een-eerstdeelplek;
……………….<>………………..//…………………………. !
en-voorts-ligt-hij op-de-opstaanplaats (nl,)die.
……………….. . .
en-voorts-droomt-hij: 12
…………..///…………………….| ……\……… .
en-kijk-hier een-opzetting geplaatst land-waarts,
……………………………<>……..\…………………. . . . . . . . . . . .
en-het-eerstdeel-zijner tastend helftenhemel-waarts;
……………….| .\……………………….. .
en-kijk-hier bodewerkers-van gods,
//……………….<>……………… !
opgaande en afdalende daarop.
…………….\\……………./………………………………\……………………¬ ………………. ,
en-kijk-hier die-JHWH-van-Israël zich-plaatsend op-hem en-voorts-zegt-hij 13
\…………………. . .
ik(ben) die-JHWH-van-Israël:
………………..| …………….\…………………………….. .
de-gods-van AàBheRáHáM de-omvamende-jouwer,
…………<>………………… . . . . . .
en-de-gods-van JieTseCháQ;
……. . .
het-land:
///…………..| \…………………… .
dat-waar jij liggend(bent) daarop,
……….//……………………<>……………………………………………… !
aan-jou ben-ik-aan’t-geven-dat en-aan-het-kiemsel-jouwer.
……………………………………///…………………………………..| ……………\………………. .
en-voorts-is-aan’t-geschieden het-kiemsel-jouwer als-het-stof-van het-land, 14
………………………//…………………………………..//……………………………..<>………….
en-voorts-ben-jij-(‘t)aan’t-openrijten zee-waarts en-oostenvroegwaarts
………………….\………………………………. . . . . . . . . . . .
[en-opbergnoord-waarts en-zuidwoestijn-waarts;
………………………………………..//…………………….//………………….//…………
en-voorts-zijn-zich-aan’t-inzegenen met-jou al-af~de-families-van
……….<>…………………………………………….. !
[het-roodlingse en-met-het-kiemsel-jouwer.
…………….\\…/……………………………. . .
en-kijk-hier ik(ben) genoot-met-jou: 15
………………………………………\\…………………….| …………..\……………… .
en-voorts-ben-ik-aan’t-waar-houden-jou in-de-al-afheid
[waar~jij-aan’t-gaan-bent,
…………………… .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-terugkeren-jou,
……………….<>……………….. . . .
naar~het-roodlingse (nl.)dit;
///..\…………………………………… .
ja niet ben-ik-aan’t-verlaten-jou,
///.//……………….. .
tot dat ware’t-dat~ik-maak,
…….//…………..<>………………… !
enwel wat~ik-inbreng voor-jou.
……………………\………………………….¬ ………………………………….. ,
en-voorts-beëindigt JàNgæQoBh vandaan-van-de-slaap-zijner 16
……………… .
en-voorts-zegt-hij,
…………..| \…………………… .
voorwaar is-hier die-JHWH-van-Israël,
……….<>……………………… .. . . . .
op-de-opstaanplaats (nl.)deze;
…..<>..//…….. !
en-ik niet volkèn-ik(’t).
………………………………………..| …………….. .
en-voorts-heeft-hij-ontzag en-voorts-zegt-hij, 17
…………….<>……………………\………………………… . . . . .
wat~ontzagwekkend de-opstaanplaats (nl.)deze;
….\…………….. . .
geenszins(is) dit:
///…………………..\…………. .
ja ware’t~een-huis-van gods,
…..<>……………..//…………………………. !
en-dit en-een-poort-van de-helftenhemel.
…………………….\\……………………………/…………… . .
en-voorts-schoudert-zich JàNgæQoBh in-de-ochtend: 18
…………………///……………………………\\..| ………\……………………………………. .
en-voorts-neemt-hij enwel~de-steen die~daar(is) de-eerstdeelplek-zijner,
………………….//…………………<>……………… . . . . . . . .
en-voorts-stelt-hij enwel-hem tot-een-plaatspaal;
………………..//…….<>……………………………….. !
en-voorts-giet-hij olie op-het-eerstdeel-daarvan.
………………..//………………………………………………..//………………………..<>……………. . . . .
en-voorts-roept-hij enwel~de-naam-van~de-opstaanplaats (nl.)die 19
[huis-van~god;
…………..//…………//…………………………………<>…. !
daarentegen (is)LuWZ de-naam-van~de-stad eerder.
…………………//……………………<>………………….\…………… . . . . . .
en-voorts-zegt-toe JàNgæQoBh een-toezegging te-zeggen; 20
………………………………………\\…………../……………………. . .
ware’t-dat~ aan’t-geschieden-is gods genoot-met-mij:
………………………\\………| ………….///……………………| ..\…\….. .
en-hij-houdt-waar-mij op-de-neemweg (nl.)deze die ik gaande(ben),
…………………………….//….//……………<>……………………….//…………. !
en-hij-geeft~aan-mij brood om-te-eten en-een-kostuum
[om-mij-te-kleden.
……//……………………….<>……………………\…………………………………. . . . . . .
en-ik-keer-terug in-vrede naar~het-huis-van de-omvamende-mijner; 21
……………\\\………………//…………………………..<>……… !
zo-geschiedt die-JHWH-van-Israël voor-mij tot-gods.
…………….\………… . .
en-de-steen (nl.)deze: 22
…….\\…….| ……………… .
die~ik-stel tot-een-plaatspaal,
……………………<>………………\…………. . . . .
is-aan’t-geschieden (tot)huis-van gods;
………………………|..\…………………………………………. .
en-de-al-afheid die jij-aan’t-geven-bent-aan-mij,
……….<>…………………………………//…………………………… !
een-tiende ben-ik-aan’t-vertienden-daarvan voor-jou.
…………………//………………………………….<>…………………………… . . . . . .
en-voorts-draagt-hoog-heen JàNgæQoBh de-voete-benen-zijner; 29.1
………………..<>………………………//……………………………………………… !
en-voorts-gaat-hij naar-het-land-van de-stichtkinderen-van~oostenvroeg.
…………………||……………..\\\………….\……………… .
en-voorts-ziet-hij kijk-hier een-bron in-het-veld, 2
……………………..||…///…………………………………….| ……….\……………………… .
en-kijk-hier~daar drie uithalingen[134]~voortrekvee zich-legerend boven~haar,
///…………………………..\……… .
ja vandaan-van-de-bron (nl.)die,
……………………….<>………… . . . . . . . . .
zijn-zij-aan’t-drenken de-uithalingen;
…………….//………….<>………………//………………… !
en-de-steen een-grote op~de-mond-van de-bron.
……………………………………………….\…………………………… . .
en-samen-gehaald-worden~daarheen al-af~de-uithalingen: 3
………….///……………………………….\\..| ……………………..| ……..\………………… .
en-af-wentelen-zij enwel~de-steen vandaan-van-op de-mond-van de-bron,
…………..<>………………………………. . . . . . . .
en-zij-drenken enwel~het-voorttrekvee;
………………\\\………………………………<>……………….//………………..<>………….. !
en-doen-weerkeren enwel~de-steen op~de-mond-van de-bron
[ter-opstaanplaatse-harer.
……………….///…………..| ………. .
en-voorts-zegt tot-hen JàNgæQoBh, 4
……………………………….<>…………………………….\…………… . . . . .
broederverwanten-mijner vandaan-van-waar? (zijn)jullie;
………………. .
en-voorts-zeggen-zij,
………………………….<>………….. !
vandaan-van-CháRáN (zijn)wij.
………………..\………………. .
en-voorts-zegt-hij tot-hen, 5
………………..<>……………………….\………………………………. . . . . . .
volkènnen-jullie? enwel~LáBháN stichtzoon-van~NáChóWR;
………………..<>…………………….. !
en-voorts-zeggen-zij wij-volkènnen-hem.
………………..//……………<>…….\………………… . . . .
en-voorts-zegt-hij tot-hen vrede?(is) voor-hem; 6
…………………\……………… .
en-voorts-zeggen-zij vrede,
……………….| ……..\…………………………….. .
en-kijk-hier RáChéL de-stichtdochter-zijner,
.<>……………………………………….. !
komende genoot-met~voorttrekvee.
……………… . .
en-voorts-zegt-hij: 7
………//……..| ………….\……. .
kijk-hier nog (is) de-dag groot,
……………..<>…………………………\……………………. . . . . . . . . .
niet~een-tij-van het-samenhalen-van de-verworvenheid;
..//…………………….<>…………….//………. !
drenkt het-voorttrekvee en-gaat en weidt.
…………………………….¬ …\…………………………… ,
en-voorts-zeggen-zij niet kunnen-wij-het-aan 8
.\….<>……………………………………………..| ……………….. .
tot dat aan’t-samen-gehaald-worden al-af~de-uithalingen,
………………………….| ……………….. .
en-zij-afwentelen enwel~de-steen,
…………………..<>………..\……………… . . . . .
vandaan-van-op de-mond-van de-bron;
…………..<>……………………… !
en-zij-drenken het-voorttrekvee.
………………..<>..\…………………………………. . . . . .
en-nog(is)-hij inbrengende genoot-met-hen; 9
……………\…… . .
en-RáChéL (is)komende:
……………………………………………..| .\……………………………………… .
genoot-met~het-voorttrekvee dat(is) aan-de-omvamende-harer,
//…<>……………. !
ja weidster (is)zij.
……………………….||…………☼ ..\\………………/…………………… . .
en-voorts-geschiedt zodra ziet JàNgæQoBh enwel~RáChéL: 10
………………………………………..| ……..\…………………………………………………… .
stichtdochter-van~LáBháN de-broederverwant-van de-moederende-zijner,
………………………………..//…………………..<>…………\…………………………..
en-enwel~het-voorttrekvee-van LáBháN de-broederverwant-van
………………………. . . . . . .
[de-moederende-zijner;
……………………..\……………………….. . .
en-voorts-bereikt(haar) JàNgæQoBh:
………………..///…………………………………..\\.| ……………………..| …….\
en-voorts-wentelt-hij-af enwel~de-steen vandaan-van-op de-mond-van
…… .
[de-bron,
…………………..||……………………………………//…………………<>…
en-voorts-drenkt-hij enwel~hetvoorttrekvee-van LáBháN
……….//…………………………………………………… !
[de-broederverwant-van de-moederende-zijner.
…………………………………//……………<>…………… . . . . .
en-voorts-geeft-een-kus JàNgæQoBh aan-RáChéL; 11
…………………..//……………………………………………………<>……………………….. !
en-voorts-draagt-hij-hoog-heen enwel~de-stem-zijner en-voorts-weent-hij.
………………..\\………………………./……………… . .
en-voorts-legt-voor JàNgæQoBh aan-RáChéL: 12
.\…………..///…………………………………\\…………………..| .. .
ja een-broederverwant-van de-omvamende-harer (is)hij,
……//……………………………………………<>……. . . .
en-ja een-stichtzoon-van~RieBheQáH (is)hij;
…………………<>…………………………………//…………………………………………………….. !
en-voorts-loopt-zij-snel en-voorts-legt-zij(‘t)-voor aan-de-omvamende-harer.
…………………………….☼ ………….\\……………………./………………………\…………………….
en-voorts-geschiedt zodra-horende(is) LáBháN enwel~het-hoorbericht-van 13
…………….\……………………………………………………………….. . .
[JàNgæQoBh de-stichtzoon-van~de-zusterverwant-zijner:
………………..///…………………………………………..|
en-voorts-loopt-hij-snel om-te-treffen-hem
……………………………………………………………………….|
[en-voorts-slaat-hij(de armen)-heen~om-hem
…………………………………………………….. .
[en-voorts-geeft-hij-een-kus~aan-hem,
…………………………………………<>………………………… . . . . . .
en-voorts-doet-hij-komen-hem naar~het-huis-zijner;
…………………..\………………………………. .
en-voorts-boekstaaft-hij voor-LáBháN,
……………………….<>…………………… !
enwel al-af~de-inbrengen (nl.)deze.
………………..//…………….| …… .
en-voorts-zegt aan-hem LáBháN, 14
.//……………………//…………………….<>………….. . . .
dus harde-bot-mijner en-vlees-mijner (ben)jij;
……………….//………………………….<>……………//……………………………… !
en-voorts-zit-hij genoot-met-hem een-maandvernieuwing-van dagen.
……………….///…………..|………………… .
en-voorts-zegt LáBháN aan-JàNgæQoBh, 15
…………………………………………..\……………. .
wel-aan~broederverwant-mijner (ben)jij,
…………………………..<>. . . . . .
en-jij-heerdient-mij gratis;
.//………………..<>………………………………………….. !
leg-voor aan-mij wat?(is)~de-beloning-voor-jou.
…………………<>……………..……\………….. . . . . . . .
en-aan-LáBháN (zijn)andertwee stichtdochters; 16
……..///……………………….|… .
de-naam-van de-grotere LéAáH,
…………..//………………..<>……………. !
en-de-naam-van de-kleinere RáChéL.
…………..//…………………..<>………. . . . . .
en-de-wel-ogen-van LéAáH zijn-zacht[135]; 17
……………..| ……. .
en-RáChéL geschiedt,
…………………<>………………//………… !
mooi~van-aanzien en-mooi-van aanzicht.
…………………….//……………..<>……………….. . . . . .
en-voorts-bemint JàNgæQoBh enwel~RáChéL; 18
…………….. . .
en-voorts-zegt-hij:
…………………………………………..| .\…….. .
ik-ben-aan’t-heerdienen-jou zeven jaaranderingen,
………………//…………………………….<>…………… !
met-RáChéL de-stichtdochter-jouwer de-kleinere.
………………..\………. . .
en-voorts-zegt LáBháN: 19
.///…………..\…………………………………………\………….. .
goed(is) het-geven-door-mij enwel-van-haar aan-jou,
……………………………………………….//………………………………………<>..
vandaan-van(anders-dan)-het-geven-door-mij enwel-van-haar
………………..\………………………. . . . . . .
[aan-een-manmenselijke een-latere;
……..<>…………………….. !
zit-toch genoot-met-mij.
………………..//……………………..//………………..<>…\…….. . . . . . . . . . . .
en-voorts-heerdient JàNgæQoBh met-RáChéL zeven jaaranderingen; 20
………………………///…………………………………………..| ……..\………!
en-voorts-geschieden-zij in-de-wel-ogen-zijner als-dagen één-enkele,
…………………………………….<>…………………….. !
bij-het-beminnen-door-hem enwel-van-haar.
……………….\\………………///…………………..| …….\……………………………………. .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh tot~LáBháN wel-aan 21
[op-met~de-vrouwmenselijke-mijner,
//.<>…………………….. . . . . . .
ja vol-zijn de-dagen-mijner;
…………………………<>……………………… !
en-ik-ben-aan’t-komen-toch naar-haar.
…………………………//……………..//……………………………//……………………
en-voorts-haalt-binnen LáBháN enwel~al-af~de-menselijken-van 22
……<>……………………………………..//…………………… !
[de-opstaanplaats en-voorts-maakt-hij een-drinkmaal.
………………………..\………………….. .
en-voorts-geschiedt-het in-de-avond, 23
……………………………..| ………………\………………………………. .
en-voorts-neemt-hij enwel~LéAáH de-stichtdochter-zijner,
……………………………..//………………….<>………… !
en-voorts-doet-hij-komen enwel-haar naar-hem.
………………..///…………..| ……. .
en-voorts-geeft LáBháN aan-haar, 24
…………………..<>……………………………. . . . . .
enwel~ZieLePáH de-familiedienster-zijner;
………….//………………………………<>……………….. !
aan-LéAáH de-stichtdochter-zijner tot-familiedienster.
……………………….\…………………… .
en-voorts-geschiedt-het in-de-ochtend, 25
…………………..<>………. . . . .
en-kijk-hier~zij (is) LéAáH;
………………..\…………………… . .
en-voorts-zegt-hij tot~LáBháN:
…………..| ..\………………. .
wat?~dit maak-jij aan-mij,
.///…………………| …………….<>………………….. .
niet? met-RáChéL heerdien-ik genoot-met-jou,
…………….<>………………. !
en-voor-wat? bedrieg-jij-mij.
……………….\……….. .
en-voorts-zegt LáBháN, 26
………………………….//………………….<>…………………………………… . . . . . .
niet~is-aan’t-gemaakt-worden vastzo in-de-opstaanplaats-onzer;
………….//…………………..<>……………………………………..//………………………. !
om-te-geven de-onbeduidende voor-d-evertegenwendiging-van de-voorste.
……….<>………..\………….. . . . . .
maak-vol de-zeven (nl.)deze; 27
………………………………\\……………../…………………. . .
en-voorts-wordt-gegeven aan-jou ook~enwel~deze:
…………………………..| .\………………….\………………………………………….. .
met-de-heerdienst die jij-aan’t-heerdienen-bent genoot-met-mij,
.<>…………..\………//…………………. !
nogmalig zeven jaaranderingen later.
………………….///………………./….. . .
en-voorts-maakt’t JàNgæQoBh vastzo, 28
………………………………..<>………\…………… . . . . .
en-voorts-maakt-hij-vol de-zeven (nl.)deze;
……………………………………..<>……………………..//……………………………<>……
en-voorts-geeft-hij~aan-hem enwel~RáChéL de-stichtdochter-zijner
………..//…………. !
[voor-hem tot-vrouwmenselijke.
………………..///…………..| …………..\……………………………… .
en-voorts-geeft LáBháN aan-RáChéL de-stichtdochter-zijner, 29
…………………..<>…………………………….. . . . . .
enwel~BieLeHáH de-familiedienster-zijner;
………<>……………. !
aan-haar tot-familiedienster.
…………………………….| \…………….. .
en-voorts-komt-hij ook tot~RáChéL, 30
……………………..//………………………………<>…………………………………….. . . . . . . .
en-voorts-bemint-hij ook~enwel~RáChéL
[vandaan-van(anders-dan)-LéAáH;
………………….\…………………………………… .
en-voorts-heerdient-hij genoot-met-hem,
.<>……………………….//………………. !
nogmalig zeven~jaaranderingen later.
……………….///……………………………….| ………..\………………………… .
en-voorts-ziet die-JHWH-van-Israël ja~beweigerd[136]-wordt LéAáH, 31
………………<>…………………………………………………….. . . . . . .
en-voorts-opent-hij enwel~de-moederschoot[137]-harer;
…………<>……….. !
en-RáChéL (is)ongeschikt[138].
…………………….///…………..| ………………\…………………… .
en-voorts-ontvangt LéAáH en-voorts-baart-zij een stichtzoon, 32
………………..//………………………<>……………. . . . . .
en-voorts-roept-zij de-naam-zijner RauWBéN[139];
.\.. . .
ja zegt-zij:
…………..///………………………………| ……………………………… .
ja~(zo)ziet die-JHWH-van-Israël op-de-gebogenheid-mijner,
//.<>………………………………<>………………………………… !
ja nu is-aan’t-beminnen-mij de-manmenselijke-mijner.
………………………\……………………..¬ ………………..\…………………. ,
en-voorts-ontvangt-zij nogmalig en-voorts-baart-zij een-stichtzoon 33
……………… . .
en-voorts-zegt-zij:
…………..///………………………………..| …………\…………….. .
ja~(zo)hoort die-JHWH-van-Israël ja~beweigerd (ben)ik,
………………………………………<>…………………… . . . . .
en-voorts-geeft-hij~aan-mij ook~enwel~deze;
…………………//……………………….<>………………….. !
en-voorts-roept-zij de-naam-zijner ShieMeNgóWN[140].
………………………\……………………..¬ …………………\………………….. ,
en-voorts-ontvangt-zij nogmalig en-voorts-baart-zij een-stichtzoon 34
…………… . .
en-voorts-zegt-zij:
///………………….\\………..| …………………………….///……..
nu (is-het) de-voetstamp(dat) zich-aan’t-geleiden-is
……………………………………….| ……… .
[de-manmenselijke-mijner naar-mij,
…………\……………<>……..\.. . . . . . . . . .
ja~ik-baar voor-hem drie stichtzonen;
………//……………………………………….<>……………. !
om~vastzo roept-men~de-naam-zijner LéWieJ[141].
……………………..\\……………/…………………………….\……………….. . .
en-voorts-ontvangt-zij nogmalig en-voorts-baart-zij een-stichtzoon: 35
………………..\\…….| ………..\\………….| ………………………..\…………………
en-voorts-zegt-zij de(ze)voetstamp ben-ik-aan’t-behandklpappen
……………………. .
[enwel~die-JHWH-van-Israël,
……..//……….//………………………<>…………….. . . . .
om~vastzo roept-zij de-naam-zijner JeHuWDáH[142];
………………………………………<>…………………………….. !
en-voorts-komt-zij-tot-staan vandaan-van-het-baren.
………………..\……… . .
en-voorts-ziet RáChèL: 30.1
\….///……………| ………………… .
ja niet baart-zij voor-JàNgæQoBh,
…………………..//………………………………………………… . . . . . .
en-voorts-beijvert-zij-zch bij-de-zusterverwant-harer;
………………………///………………………..|………………………\…. .
en-voorts-zegt-zij tot~JàNgæQoBh wel-aan~voor-mij stichtkinderen,
…………………..<>…………………….//…………….. !
en-ware’t~geenszins een-gestorvene (ben)ik.
……………………………………….\…………………………….<>…………. . . . . .
en-voorts-ontgloeit~de-walgneus-van JàNgæQoBh bij-RáChéL; 2
……………… . .
en-voorts-zegt-hij:
…………..///……………………| ……. .
?op-de-drukplek-van gods (ben)ik,
…………//………………………<>…………………………………. !
die~belet vandaan-van-jou vrucht-van~de-buik-jouwer.
……………… . .
en-voorts-zegt-zij: 3
………//……………………………….//……………..<>….\………. . . . . .
kijk-hier de-heerdienares-mijner BieLeHáH kom tot-haar;
……………………………| ………………………………….. .
en-voorts-baart-zij op~de-inzegenknieën-mijner,
………………………………..//……………………………….<>……………………… !
en-voorts-ben-ik-gesticht-aan’t-worden ook~ik vandaan-van-haar.
……………………………………..//………………………//………………………………….<>…..
en-voorts-geeft-zij~aan-hem enwel~BieLeHáH de-familiebediende-harer 4
……………… . . . . . . . . .
[tot-vrouwmenselijke;
………………..//………..<>…………….. !
en-voorts-komt tot-haar JàNgæQoBh.
………………………\…………….. .
en-voorts-ontvangt BieLeHáH, 5
…………………//……………………………<>…………… !
en-voorts-baart-zij voor-JàNgæQoBh een-stichtzoon.
………………///…………..| ……..\………… .
en-voorts-zegt RáChéL mij-oordeelt gods, 6
……….| ..\……………………………… .
en-ook hoort-hij bij-de-stem-mijner,
………………………………………<>……… . . . . . . . . .
en-voorts-geeft-hij~aan-mij een-stichtzoon;
………//………//………………………..<>……. !
om~vastzo roept-zij de-naam-zijner DáN[143].
……………………..\…………. .
en-voorts-ontvangt-zij nogmalig, 7
…………………||…………..<>…………..\……………………………. . . . . .
en-voorts-baart BieLeHáH de-familiebediende-van RáChéL;
..//………….<>……………………………….. !
stichtzoon andertwee voor-JàNgæQoBh.
………………..\……….. . .
en-voorts-zegt RáChéL: 8
…\\……………………\\\……..||………………………………………………………..<>…..
wringingen-van gods wring-ik genoot-met~de-zusterverwant-mijner
……… . . . . . . . . . . . .
[ook~kan-ik-het-aan;
………………..//……………………….<>……………………. !
en-voorts-roept-zij de-naam-zijner NàPheTtáLieJ[144].
………………..\……….. .
en-voorts-ziet LéAáH, 9
//….<>……………………………………………… . . . . . .
ja staande-blijft-zij vandaan-van-het-baren;
……………………………..|…………………..\…………………………………… .
en-voorts-neemt-zij enwel~ZielePáH de-feamiliebediende-harer,
………………..//……………………//…………………….<>………….. !
en-voorts-geeft-zij enwel-haar aan-JàNgæQoBh tot-vrouwmenselijke.
…………….. . .
en-voorts-baart-zij: 10
………..//……………………….//………………<>………………………//……………. !
ZieLePáH de-familiebediende-van LéAáH voor-JàNgæQoBh een-stichtzoon.
……………….//……..<>……. .. . . . .
en-voorts-zegt LéAáH met-bof; 11
………………..//…………………………………..<>……. !
en-voorts-roept-zij enwel~de-naam-zijner GáD[145].
……………… . .
en-voorts-baart-zij: 12
……………|…………..\…………………………….. .
ZieLePáH de-familiebediende-van LéAáH,
..//………..<>……………………………….. !
stichtzoon andertwee voor-JàNgæQoBh.
……………….\………. .
en-voorts-zegt LéAáH, 13
………….||………………//……<>……………………. . . . . . . . . . .
met-geluk-voor-mij ja geluk-wensen-mij stichtdochters;
……………….//……………………………………<>………….. !
en-voorts-roept-zij enwel~de-naam-zijner AáShéR[146].
………………..\\………………./…………….\……………………………………………. . .
en-voorts-gaat RAuWBhéN in-de-dagen-van het-knotten-van de-tarwe: 14
……………..///……………………………|…………. .
en-voorts-vindt-hij liefjesappels in-het-veld,
……………………………..\………………….. .
en-voorts-doet-hij-komen enwel-hen,
…………..<>………………………….. . . . . . .
naar~LéAáH de-moederende-zijner;
……………….///………….| ………….. .
en-voorts-zegt RáChéL tot~LéAáH,
…………\………………….. .
geef~dan-toch aan-mij,
……………………………..<>…………………………………………….. !
van(-daan-van)-de-liefjesappels-van de-stichtzoon-jouwer.
………………..\……………… . .
en-voorts-zegt-zij aan-haar: 15
……………………..| …….\………………………………………………… .
(te)weinig?-dat jij-neemt enwel~de-manmenselijke-mijner,
……………||……//………………….<>………………………………………….. . . . . . . .
en-jij-neemt ook enwel~de-liefjesappels-van de-stichtzoon-mijner;
………………..\……… . .
en-voorts-zegt RáChéL:
……………..| ……………….///……………………………..|…. .
om-vastzo is-hij-aan’t-liggen genoot-met-jou de-nacht,
…………..<>…………………….//……………………………………………… !
op-de-drukplek-van de-liefjesappels-van de-stichtzoon-jouwer.
………………..\\……………… . .
en-voorts-komt JàNgæQoBh: 16
………………………………..¬ …….. ,
vandaan-van~het-veld in-de-avond
………………..\\………………/……………………….. . .
en-voorts-trekt-uit LéAáH om-te-treffen-hem:
……………….\\……..| …….\………………………… .
en-voorts-zegt-zij tot-mij ben-jij-aan’t-komen,
<>……\……………………….. .
ja belonend beloon-ik-jou,
…………….<>………………………………………….. . . . . . .
met-de-liefjesappels-van de-stichtzoon-mijner;
……………….//……………………………<>……………//………….. !
en-voorts-ligt-hij genoot-met-haar in-de-nacht (nl.)die.
…………………//…..<>……………. . . . . .
en-voorts-hoort gods naar~LéAáH; 17
………………………//………………………….//…………………<>……………….. !
en-voorts-ontvangt-zij en-voorts-baart-zij een-stichtzoon de-vijfde.
……………….\……… . .
en-voorts-zegt LéAáH: 18
………///………| …………………………. .
(nu)geeft gods de-beloning-van-mij,
………//……………………………………<>…………………………………………. . . . . . .
die~geef de-familiebediende-mijner aan-de-manmenselijke-mijner;
………………..//……………………….<>………………………….. !
en-voorts-roept-zij de-naam-zijner JieShSháSheKháR[147].
……………………..//……<>……………… .
en-voorts-ontvangt nogmalig LéAáH, 19
………………..//………………………….<>……………………. !
en-voorts-baart-zij stichtzoon~zes voor-JàNgæQoBh.
………………..\……… . .
en-voorts-zegt LéAáH: 20
……………..\\…..//………………¬ ………………..//…….. ,
mij-verstrekt gods enwel-mij een-verstrekking goed
………..\\…………| …………………….\…………………………………………………. .
deze-voetstamp is-mij-aan’t-ruimte-maken de-manmenselijke-mijner,
………….\…………….<>…\….. . . . . . . . .
ja~ik-baar voor-hem zes stichtzonen;
…………………//…………………………………..<>……………… !
en-voorts-roept-zij enwel~de-naam-zijner ZeBoeLuWN[148].
SEDER
……..<>…………………\………………… . . . . . . . . . . .
en-laat-er-achter baart-zij een-stichtdochter; 21
………………..//……………………….<>……………. !
en-voorts-roept-zij de-naam-harer DieJNáH[149].
…………………//…………..<>……………………. . . . . .
en-voorts-haakt-aan gods enwel~bij-RàChéL; 22
……………….///…………………| .
en-voorts-hoort naar~haar gods,
……………..<>…………………………………………………….. !
en-voorts-opent-hij enwel~de-moederschoot-harer.
……………………..<>………………………….\……………….. . . . . . . . .
en-voorts-ontvangt-zij en-voorts-baart-zij een-stichtzoon; 23
…………………||………//………..<>…………………………….. !
en-voorts-zegt-zij in-haalt gods enwel~de-hoon-mijner.
………………..\\\……………………………………//…………..<>………… . . . . . . .
en-voorts-roept-zij enwel~de-naam-zijner JóWSèPh[150] te-zeggen; 24
..\\\……………………//…………………………..<>………..//…………………. !
toe-voegt die-JHWH-van-Israël voor-mij een-stichtzoon een-latere.
……………………….||………..//..//……….<>………………… . . . . .
en-voorts-geschiedt zodra baart RáChéL enwel~JóWSéPh; 25
………………///……………………| …………. .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh tot~LáBháN,
..\\……………….| …………………………..\………………………………………….<>…..
zend-heen-mij en-ik-ben-aan’t-gaan naar~de-opstaanplaats-mijner
………………………….. !
[en-tot-het-land-mijner.
..||…………………………………………………………..\……………………………………….. . .
geef-toch enwel~de-vrouwmenselijken-mijner enwel~de-borelingen-mijner: 26
….//…….\\\…………………….//……….///……………………….. . . . . . . . . .
zoals ik-heerdien enwel~jou met-hen en-ik-ben-aan’t-gaan-toch;
///\…………. .
ja jij jij-volkènt,
…………………………………………<>….//…………………………….. !
enwel~de-heerdienst-van-mij waarmee ik-heerdien-jou.
………………///……………..| … .
en-voorts-zegt tot-hem LáBháN, 27
………………….//……………..//…<>…………………………….. .
ware’t-dantoch-dat ik-vind gratie in-de-welogen-jouwer;
…………………..||………………………………..//…………………………………<>………………….
ik-doe-aan-waarzeggerij[151] en-aan’t-inzegenen-is-mij die-JHWH-van-Israël
…………………………………… !
[bij-het-gewentel-van-jou.
…………….. . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij; 28
.\\\…………………………………//…………..<>………………………………. !
boor-uit[152] de-beloning-jouwer op-mij en-ik-ben’t-aan’t-geven.
………………..\…………….. .
en-voorts-zegt-hij tot-hem, 29
.\………….. .
jij jij-volkènt,
……<>….\…………………… . . . .
enwel wat ik-heerdien-jou;
…………/…………………………..//………………………………..<>…………………………. !
en-enwel (als)wat~geschiedt de-verworvenheid-jouwer samen-met-mij.
||……………☼ ………………\\…………….///……………………………………………………..|
ja weinig(is) wat~geschiedt voor-jou voor-de-vertegenwendiging-mijner 30
………………..\……………………….. .
[en-voorts-rijt-het-open tot-veel,
…………………………///………….//…………………………..<>……………………….. . . . . . .
en-voorts-zegent-in die-JHWH-van-Israël enwel-jou
[voor-de-voetebenen-mijner;
… . .
en-nu:
………//………………………….//………….<>……………………….. !
wanneer? ben-ik-aan’t-maken ook~ik voor-het-huis-mijner.
………….<>………\………………………… . . . .
en-voorts-zegt-hij wat? ben-ik-aan’t-geven~aan-jou; 31
…………///…………….|…………………………………\.. .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh niet~ben-jij-aan’t-geven~aan-mij wat-dan-ook,
………………………………….|……..\……….. .
of~jij-bent-aan’t-maken-voor-mij een-inbreng als-deze,
……………….//………………….//……………………….<>…
ik-ben-aan’t-terugkeren en-aan’t-weiden het-voorttrekvee-jouwer
……… !
[aan’t-waar-houden.
…………………….\\……………………………………………………………/………….. . .
ik-ben-aan’t-oversteken in-al-af~het-voorttrekvee-jouwer vandaag: 32
……………..\\………………………………/………………\……………….\……………. . .
doende-wijken vandaan-van-daar al-af~kleinvee gestippeld en-lapperig:
……………………………………………………| ………… .
en-al-af~het-kleinvee~bruinzwart bij-de-lammeren,
…….//…………………..<>………………… . . . . . .
en-lapperig en gestippelds bij-de-geiten;
…………………..<>……………………………….. !
en-het-geschiedt (als)beloning-van-mij.
……………………………………///……………………………………..|…………//……….. .
en-toebuigt-zich~naar-mij de-gerechtigheid-mijner op-de-dag-van morgen, 33
………………//……………………………………………………..<>…………………………. . . . . . . .
ja~aan’t-komen-is-die over~de-beloning-van-mij
[voor-de-vertegenwendiging-jouwer;
\……………………………☼ …….\\……………../…………………………… . .
al-af wat~geenszins gestippeld en-lapperig (is) bij-de-geiten:
…………………….| ………. .
en-bruinzwart bij-de-lammeren,
……..//……….<>……… !
gestolen(is) dat bij-mij.
……………….//……….<>……… . . . . .
en-voorts-zegt LáBháN kijk-hier; 34
<>………….//……………………………… !
och geschiede naar-de-inbreng-jouwer.
……………………………….\……………………..☼……..\\……………………/……..
en-voorts-doet-hij-wijken op-de-dag (nl.)die enwel~de-bokken 35
…………..\……………..……….. . .
[de-ombandenen[153] en-de-lapperigen:
………………………………………| ……..\…………… .
en-enwel al-af~de-geiten gestippeld en lapperig,
///………………| … .
al-af waar~wit[154] aan-is,
………………………<>…………………….. . . . . . . . .
en-al-af~het-bruinzwarte bij-de-lammeren;
………………..<>…………………………………………………………………… !
en-voorts-geeft-hij(die) in-de-hand-van~de-stichtzonen-zijner.
………………. . .
en-voorts-stelt-hij: 36
…….fz……………………..\….. .
een-neemweg-van drie dagen,
…………………………<>……………………….\………………… . . . . .
onderscheidend-hem en-onderscheidend JàNgæQoBh;
…………….. . .
en-JàNgæQoBh:
..//……………………………………//…………………..<>…………… !
weidend enwel~het-voorttrekvee-van LáBháN dat-strak[155]-gebleven-is.
……………………………………..\…………… . .
en-voorts-neemt~voor-zich JàNgæQoBh: 37
..//……………………….//………………………<>…………………….\…………
stok(ken)-van de-wit-pappel[156] nog-klam en-van-de-hazelaar
……………….. . . . . . .
[en-van-de-plataan;
………………………..///………………..| ……….\………….. .
en-voorts-ontschorst-hij daarop ontschorsingen wit,
………………..| …… .
vrij-leggend het-wit,
<>…………………… !
dat(is) op~de-stokken.
………………………. . .
en-voorts-deponeert-hij: 38
…………………………..| \………………… .
enwel~de-stokken die hij-ontschorst,
………….<>…………………..\………………………….. . . . . .
in-de-troggen in-de-drenkbakken-van het-water;
…….☼…………..\\…………………………///…………………………..| …\……………………………
waar aan’t-komen-is het-voorttrekvee om-te-drinken terechtgebracht-voor
……………… .
[het-voorttrekvee,
…………………………………<>…………………//………………….. !
en-voorts-wordt-het-hitsig bij-het-komen om-te-drinken.
………………………………….//……………………..<>………………… . . . . . . .
en-voorts-worden-zij-hitsig het-voorttrekvee naar~de-stokken; 39
…………………\……………………….. .
en-voorts-baart-! het-voorttrekvee,
…….//………………<>………………… !
ombandenen, gestippelden en-lapperigen.
………………………¬ …………………..\……………… ,
en-de-lammeren scheidt-vaneen JàNgæQoBh 40
☼………………………………………………….\\………………………………………\\\……..
en-voorts-geeft-hij de-vertegenwendigingen-van het-voorttrekvee
…………………….//………………………………<>…………….
[naar-het-ombandene en-al-af~het-bruinzwarte
………………………\…………………… . . . .
[bij-het-voorttrekvee-van LáBháN;
…………………………………….///………………………| …… .
en-voorts-zet-hij~voor-zich de-uithalingen[157] in-afzondering,
……..//……………<>………………………..//…………………… !
en-niet-zet-hij-hen op~het-voorttrekvee-van LáBháN.
……………….. . .
en-het-geschiedt: 41
…………………………………………………………¬ ……………….\…………….
bij-al-af~het-hitsig-aan’t-worden-van het-voorttrekvee-van
…… ,
[de-aangeknoopten[158]
……..\\……………..\\\…………………….//…………………….//………………
zo-stelt JàNgæQoBh enwel~de-stokken voor-de-welogen-van
………………..<>………………. . . . . . .
[het-voorttrekvee bij-de-troggen;
………<>………………………………………….. !
om-hitsig-te-worden-toch bij-de-stokken.
…………………..//……………………….<>………………………..\………….. . . . . . .
en-bij-het-weke-van het-voorttrekvee is-hij(ze)-niet aan’t-stellen; 42
…………………..///………………| …………….. .
en-het-geschiedt de-weken voor-LáBháN,
…………<>………………………………………… !
en-de-aangeknoopten voor-JàNgæQoBh.
……………….//…………….<>……\………. . . . . . .
en-voorts-rijt-uit de-man machtig machtig; 43
………………………………………………| ………..\………. .
en-voorts-geschiedt~voor-hem voorttrekvee veel,
………………………………| ….. .
en-familiebedienden en-heerdienaren,
…………<>……….. !
en-kamelen en-ezels.
……………….. . .
en-voorts-hoort-hij: 31.1
………………///……………………………………………………………..| … .
enwel~de-inbrengen-van de-stichtzonen-van~LáBháN te-zeggen,
…\…………………. .
neemt JàNgæQoBh,
…..<>……………\………………… . . . . . . . . . . . . . .
enwel al-af~wat aan-de-omvamende-onzer(is);
…………………………….\……………………………………. .
en-vandaan-van-wat(is) aan-de-omvamende-onzer,
….||…………….//……………………<>………….. !
maakt-hij enwel al-af~de-zwaarte (nl.)deze.
………………..//……………<>…………………………………….\………………… . . . . . . .
en-voorts-ziet JàNgæQoBh enwel~de-vertegenwendiging-van LáBháN; 2
……………//…..//……………………………………..<>…………//……….. !
en-kijk-hier geenszins(is)hij genoot-met-hem als-gisteren (en)eergisteren.
SEDER
……………….///……………………………….| ………………. .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot~JàNgæQoBh, 3
fz………………………………\…………………………………………<>…….
keer-terug naar~het-land-van de-omvamenden-jouwer
…………………………………….. . . . . . .
[en-tot-de-geboorteplek-jouwer;
…………………………………<>……………………….. !
en-ik-ben-aan’t-geschieden genoot-met-jou.
………………..//………………………. .
en-voorts-zendt-heen JàNgæQoBh, 4
………………..<>………………………\………………… . . . . .
en-voorts-roept-hij om-RáChéL en-om-LéAáH;
……………..<>……………………………………….. !
naar-het-veld naar~het-voorttrekvee-zijner.
………………..\…………….. . .
en-voorts-zegt-hij aan-hen: 5
..///……………| ……………………………….\………………………………………………. .
ziende(ben) ik enwel~de-vertegenwendiging-van de-omvamende-jelieder,
………//…………………………..<>………\…………….. . . . . . . . . .
ja~geenszins(is)die naar-mij als-gisteren (en)eergisteren;
………….\……………………………………. .
en-de-gods-van de-omvamende-mijner,
……….\…………………………. !
geschiedt genoot-met-mij.
…….<>………………. . . . . . . . .
en-jullie jullie-volkènnen’t; 6
///……………………………….. .
ja met-al-af~de-kracht-mijner,
..<>…………………………………………………….. !
heerdien-ik enwel~de-omvamende-jelieder.
…………………………………………| .\………….. .
en-de-omvamende-jelieder dolt met-mij, 7
…………..//…………………………………………………..<>…//…… . . . . . . . . . .
en-hij-wisselt-af en-wel~het-belonen-van-mij tien besommingen;
……………..\……………….. .
en-niet~geeft’t-hem gods,
…………<>…………………………………….. !
om-kwaad-te-doen genoot-met-mij.
……………..\. . .
ware’t-zo zegt-hij: 8
………| ……………………….…….\………………………….. .
gestippelden zijn-aan’t-geschieden de-beloning-jouwer,
………………..//…………………………….<>………… . . . . . . . .
en-voorts-baart al-af~het-voorttrekvee gestippelden;
………………….\………………….. . .
en-ware’t~zo is-hij-aan’t-zeggen:
…….|…………………………..……\…………………………… .
ombandenen zijn-aan’t-geschieden de-beloning-jouwer,
………………..//……………………………<>…………… !
en-voorts-baart al-af~het-voorttrekvee ombanden.
………………………\\\……..//…………………………//……………
en-voorts-ontsleept- gods enwel~de-verworvenheid 9
…………………………………….<>…………………………………………………… !
[aan-de-omvamende-jelieder en-voorts-geeft-hij(die)~aan-mij.
…………………….. . .
en-voorts-geschiedt: 10
…………………..| ……///………………………………………. .
in-het-tij-van het-hitsig-worden-van het-voorttrekvee,
…………………<>…………………………………………………//…………………….<>…..
en-voorts-draag-ik-hoog-heen de-wel-ogen-mijner en-voorts-zie-ik
……… . . . . . . .
[in-de-droom;
…………..///……………….| …..\……………………………… .
en-kijk-hier de-bokken die-opgaan op~het-voorttrekvee,
…….//……………….<>………………… !
ombandenen, gestippelden en-hagelvlekkigen.
……………….\\……………/………..\\\…………………….<>……………..<>………………… . . . . . .
en-voorts-zegt tot-mij een-bodewerker-van gods in-de-droom “JàNMgæQoBh”;11
………………..<>………………….. !
en-voorts-zeg-ik kijk-hier-mij.
……………… . .
en-voorts-zegt-hij: 12
……………………………\\………………………….///……………..| ……………………..|
draag-hoog-heen~toch de-wel-ogen-jouwer en-zie al-af~de-bokken
……..\………………………………… .
[die-opgaan op~het-voorttrekvee,
…….//…………….<>………………. . . . . . . . . . . .
ombandenen gestippelden en-hagelvlekkigen;
.\……. .
ja ik-zie,
……//…………..//……..<>….//………………….. !
enwel al-af~wat LáBháN makend(is) voor-jou.
///………………………| …….. .
ik(ben) de-god-van BéJT~AéL, 13
..\\……….///……….|……….. .
waar jij-zalft daar een-plaatspaal,
..\\…………//……………..//……… . . . . . . . . .
waar jij-toezegt aan-mij een-toezegging;
…. . .
welnu:
……//…………..| ……………………………\…………. .
sta-op trek-uit vandaan-van-een-land (als)dit,
…….<>……………………………//…………………………………….. !
en-keer-terug naar~het-land-van de-geboorteplek-jouwer.
………………..///………………………..| ……….. .
en-voorts-buigt-zich-toe RáChéL en-LéAáH, 14
……………….<>……………….. . . . . .
en-voorts-zeggen-zij aan-hem;
…………//………….//……………//……………………..<>………………………..//……..
(is-er)nog? voor-ons een-vereffening en een-eigendom in-het-huis-van
……………………… !
de-omvamende-onzer.
.\\\………………………//…………………………………….//……………..<>…..\…………. . . . . . . . .
niet? (als)waargenomenen[159] worden-wij-gerekend voor-hem ja hij-verkoopt-ons;15
……………….//………………….<>………………………………………. !
en-voorts-eet-hij-op ook~op-etend enwel~het-zilver-onzer.
.\…………….. . .
ja al-af~de-rijkdom: 16
.\\…………///……….| ……………………………………………. .
die wegsleept gods vandaan-van-de-omvamende-onzer,
………//……….<>……………………………………….. . . . . . .
voor-ons (is)die en-voor-de-stichtkinderen-onzer;
…….. . .
enwelnu:
……☼ ..\\…\\\…..//……….<>….. !
al-af wat zegt gods tot-jou maak(‘t).
……………………….<>………… . . . . . .
en-voorts-staat-op JàNgæQoBh; 17
………………….//………………………………………………………………………//….
en-voorts-draagt-hij-hoog-heen enwel~de-stichtkinderen-zijner
…………………………………………………….<>………………….. !
[en-enwel-de-vrouwmenselijken-zijner op-de-kamelen.
…………………..\……………………………………………………………………. . .
en-voorts-drijft-hij-heen enwel~al-af~de-verworvenheid-zijner: 18
…………………………………………………………….| .\……………… .
en-enwel~al-af~het-gehechte-aan-hem dat hij-vasthecht,
………………………….| ……………………….. .
de-verworvenheid het-verworvene-zijner,
.//……………..<>……………….\……. . . . . .
dat hij-vasthecht in-PàDDàN AæRáM;
………….//…………………………….//…………………………..<>…………………..//………. !
om-te-komen naar~JieTseCháQ de-omvamende-zijner naar-het-land KeNáNgàN.
……………….. .
en-LáBháN gaat-heen, 19
……………..<>…………………………………………. . . . . . .
om-te-scheren enwel~het-voorttrekvee-zijner;
…………………..\……….. .
en-voorts-steelt RáChéL,
…………………….<>………………..//………………………………. !
en-wel~de-schimgoden[160] die aan-de-omvamende-harer (behoren).
………………….\……………… .
en-voorts-steelt JàNgæQoBh, 20
…………………//………………<>………………… . . . . . .
enwel~het-hart-van LáBháN de-AæRàMMeeër;
…………………………| …………\……………….. .
want~zonder-dat hij’t-voorlegt aan-hem,
//…………..<>…………… !
ja heenschietend (is)hij.
……………………//…………….| ………………………….. .
en-voorts-schiet-heen hij en-al-af~wat~aan-hem(is), 21
………………….<>……………………………….\………………………………….. . . . . . . .
en-voorts-staat-hij-op en-voorts-steekt-hij-over en-wel~de-blikkering[161];
…………………//……………………………………………………….<>………………………..//……..
en-voorts-stelt-hij enwel~de vertegenwendiging-zijner naar-het-gebergte
……….. !
[GieLeNgáD.
…………………………..//………………………..<>………..\.. . . . .
en-voorts-wordt-voorgelegd aan-LáBháN op-dag drie; 22
//……………<>…………….. !
ja heen-schiet JàNgæQoBh.
…………………///……………………………………………………………….| ………………… .
en-voorts-neemt-hij enwel~de-broederverwanten-zijner genoot-met-hem, 23
…………………\…………………………….. .
en-voorts-volgt-hij laat-achter-hem,
……….<>…………………..\…….. . . . . .
een-neem-weg-van zeven dagen;
………………….//…………………….<>……………………//………………… !
en-voorts-kleeft-hij-aan bij-hem bij-het-gebergte GieLeNgáD.
……………….\\\…….//……………….//…………………..<>………………\………. . . . . . . .
en-voorts-komt gods tot~LáBháN de-AæRàMMeeër in-de-droom ’s nachts; 24
………………..\……………… . .
en-voorts-zegt-hij aan-hem:
……….\\\……………………………//…………………………………………//……………………
doe-waar-houden aan-jezelf afwendend-dat~jij-aan’t-inbrengen-bent
………………………………..<>…………………………//………….. !
[genoot-met~JàNgæQoBh vandaan-van-goed tot~kwaad.
……………………//………..<>……………………… . . . . .
en-voorts-bereikt LáBháN enwel~JàNgæQoBh; 25
……………. . .
en-JàNgæQoBh:
………..///……………………………………….| ………… .
hij-stoot-vast en-wel~de-tent-zijner op-de-berg,
………….//…….//………………………………………………………..<>……
en-LáBháN stoot-vast enwel~de-broederverwanten-zijner
………….//……………. !
[op-de-berg GieLeNgàD.
………………..///…………| ……………….. .
en-voorts-zegt LáBháN aan-JàNgæQoBh, 26
.\…….. .
wat? maak-jij,
………………….<>…………………………….. . . . . . .
en-voorts-steel-jij enwel~het-hart-mijner;
…………………………………..| ………………………………………. .
en-voorts-drijf-jij-heen enwel~de-stichtdochters-mijner,
…………<>…………………………… !
als-gevangenen-van het-zwaard.
……….///…………\\………….| …………………….. .
voor-wat? verschuil-jij-je om-heen-te-schieten, 27
…………..<>…………………………. . . . .
en-ontsteel-jij-voorts enwel-mij;
……………………………..\…………. .
en-niet~leg-jij(‘t)-voor aan-mij,
………………………………………//……………//…………………..<>………………………………//
en-voorts-zend-ik-heen-jou met-vreugde en-met-zangen en-met-handpauk
…………… !
[en-met-cister.
……..\………………………… .
en-niet gooi-jij-heen-mij, 38
……………..//………………………………………………..<>………………………………….. . . . . . .
om-een-kus-te-geven aan-de-stichtzonen-mijner
[aan-de-stichtdochters-mijner;
…….<>………//………………………… !
welnu slaplendig-ben-jij (dit)makende.
…………………………….\………………………………… .
het-is~in-het-vooruitzicht-van de-hand-mijner, 29
……………//…………………………<>…. . . . . . .
om-te-maken genoot-met-jullie kwaad;
……………………..| ……………………………./…………..\……………..\\\……………….\…….. . .
en-de-gods-van de-omvamende-jelieder verleden-keer zegt-hij tot-mij te-zeggen:
…………\\\………//…………………………….//…………………………………………….<>….
houd-waar jezelf vandaan-van-het-inbrengen genoot-met~JàNgæQoBh
……………………………..//…………….. !
[vandaan-van-het-goede ten~kwade.
…………….|..\…….. .
en-welnu gaande ga-jij, 30
……………..//……………………………..<>……………………………………\…………
ja~zilverlust-hebbend verzilverlustig-jij-je-toch om-het-huis-van
……………………….. . . . . . .
[de-omvamende-jouwer;
………..//……<>………………………………. !
voor-wat? steel-jij enwel~de-gods[162]-mijner.
…………………//……………………………<>………………………\……………… . . . . . . .
en-voorts-buigt-zich-toe JàNgæQoBh en-voorts-zegt-hij aan-LáBháN; 31
.\……… .
ja ontzag-heb-ik,
.\……. .
ja ik-zeg,
…………………………………………//……………………
afwendend-dat~jij-aan’t-wegroppen-bent[163]
………………………………………….<>……………………………………………….. !
[enwel~de-stichtdochters-jouwer vandaan-van-genoot-met-mij.
☼…………\\………………….\………………………………………………… ¬ ..\……………………. ,
ware’t dat jij-aan’t-vinden-bent enwel~de-gods-jouwer niet is-hij-aan’t-leven 32
..\……………………………………………………………\\\……………………………………//
voor(-gelegd-aan) de-broederverwanten-onzer neem-waar~voor-jou
.//……………………………<>…………………………….. . . . .
[wat (is) genoot-met-mij en-neem(‘t)~voor-jou;
…………………..\……………… .
en-niet~volkènt JàNgæQoBh,
//……..<>……. !
ja RáChéL steelt-hen.
……………….\\……………/………………………………………..\…………………..\…………….. . .
en-voorts-komt LáBháN in-de-tent-van~JàNgæQoBh en-in-de-tent-van LéAáH: 33
……………..//………..//……………………………………<>……………\…. . . . . . . .
en-in-de-tent-van andertwee de-heerdienaressen en-niet vindt-hij;
…………………………………| …………………………..\…………… .
en-voorts-trekt-hij-uit vandaan-van-de-tent-van LéAáH,
……………….<>…………………….//……………. !
en-voorts-komt-hij in-de-tent-van RáChéL.
…………..||………..\……………. . .
en-RáChéL zij-neemt de-schimgoden: 34
………………….//…………………………//……………………………<>…………………..\……..
en-voorts-stelt-zij-hen in-het-ringzadel-van de-kameel en-voorts-zit-zij
….. . . . .
[op-hen;
……………………..//……….//…………………………..<>…………//…. !
en-voorts-bevoelt LáBháN enwel~al-af~de-tent en-niet vindt-hij.
…………………………\……………….. . . . . . . . . . . . .
en-voorts-zegt-zij tot~de-omvamende-harer: 35
…………………\\……………………..| …………\……………………………………………… ,
niet~aan’t-ontgloeien-is-het in-de-welogen-van de machtiger-van-mij
.\..///……………………………..| …….\………………………………………………… .
ja niet ben-ik’t-aankunnen om-op-te-staan
[vandaan-voor-de-vertegenwendiging-jouwer,
…………..//………………….<>………………………………… . . . .
ja~de-neemweg-van vrouwmenselijken (is)voor-mij;
…………………..||……………..//…<>……………………………… !
en-voorts-speurt-hij en-niet vindt-hij enwel~de-schimgoden.
……………………….//……………………………<>………………………\…………………… . . . . .
en-voorts-ontgloeit-het aan-JàNgæQoBh en-voorts-twist-hij met-LáBháN; 36
………………..///………………………………..| ………………\…………………….. .
en-voorts-buigt-zich-toe JàNgæQoBh en-voorts-zegt-hij aan-LáBháN,
……………………………………………….| ..\……………………………… .
wat?(is)~de-afvalligheid-mijner wat? de-verwaarding-mijner,
…………<>……………………………………….. !
ja verzengend-ben-jij laat-achter-mij.
………………\………………………………………………………. .
ja~jij-bevoelt enwel~al-af~de-gereistukken-mijner, 37
…………\\……..| ………………….\……………………………………………………… .
wat?~vind-jij vandaan-van-al-af de-gereistukken-van~het-huis-jouwer,
..\…….. .
stel(‘t) hier,
..//………………………………………………………..<>………… . . . . . .
voor-gelegd-aan de-broederverwanten-mijner
[en-aan-de-broederverwanten-jouwer;
………………………………<>……………………………….//……………………….. !
en-zij-zijn-terecht-aan’t-brengen onderscheidend andertwee-ons.
……☼ ….\\……..///………………………| …………………. .
deze twintig jaarandering (ben)ik genoot-met-jou, 38
…….//………………………………<>…………………………..\……… . . . . . . .
de-ooien[164]-jouwer en-de-geiten-jouwer zijn-niet ontkinderd;
………….//……………………………………………….<>………..//… !
en-de-reebokken-van het-voorttrekvee-jouwer niet eet-ik.
……………………..| …………………..\……………… .
het-vervretene niet~ doe-ik-komen naar-jou, 39
\……………. .
ik ik-verwaard-het,
…………………………………….<>……………………….. . . . . . . . . .
vandaan-van-de-hand-mijner ben-jij-aan’t-zoeken-het;
………\………….. .
gestolen des-daags,
………….<>…………. !
en-gestolen des-nachts.
……….\\\…………….//………..//fz…………………………….\…………………….. . . . . .
geschied-ik overdag eet-mij schroeidroogte en-kaal-koude in-de-nacht; 40
……..//………………………………..<>………………………………………………… !
en-wegpakt-zich de-slaap-mijner vandaan-van-de-wel-ogen-mijner.
……………………||……\………<>…………………………………… ,
dit(is)~voor-mij twintig jaarandering in-het-huis-jouwer 41
…….\\………………..///………………………..| …..\………………………………… .
ik-heerdien-jou veer-tig jaarandering bij-andertwee
[de-stichtdochters-jouwer,
……//…<>……………………………………………….. . . . . . .
en-zes jaarandering bij-het-voorttrekvee-jouwer;
…………………//…………………………………………………….<>..//……. !
en-voorts-wissel-jij-af enwel~het-belonen-van-mij tien besommingen.
……||……………………….\…………………………………………….☼ ……..\\…………………………/
oh-als-toch-niet de-gods-van de-omvamende-mijner de-gods-van AàBheRáHáM 42
……………///………………………..| ……….\……………. .
[en-de-vrees[165]-van JieTseCháQ geschiedt voor-mij,
//.<>…\……………………….. . . . .
ja nu loos zend-jij-heen-mij;
……………………………………….||…………………………\\\……………………………………….//……
enwel~de-gebogenheid-mijner en-enwel~de-arbeid-van de-handzolen-mijner
.//….<>……………………………………………….//……… !
[ziet gods en-voorts-brengt-hij(’t)-terecht verleden-keer.
………………..\\………………………../……………………\…………………………. . .
en-voorts-buigt-zich-toe LáBháN en-voorts-zegt-hij tot~JàNgæQoBh: 43
……..\\…………………………………………………………../………………..///…………
de-stichtdochters(zijn) de-stichtdochters-mijner en-de-stichtzonen
………………………………….| …………………..\…………………………………… .
[de-stichtzonen-mijner en-hetvoorttrekvee het-voorttrekvee-mijner,
……………//………………………/….<>………………………………… . . . .
en-de-al-afheid-van wat~jij ziende(bent) aan-mij(is)~dat;
……………………………………………||……………………………………///…….\\…………| …… .
en-voor-de-stichtdochters-mijner wat?~ben-ik-aan’t-maken voor-deze vandaag,
//……………………………………..<>………//……… !
of voor-de-stichtkinderen-hunner die zij-baren.
………. . .
en-welnu: 44
……………//……………..//………………..<>……………\…… . . . .
aan-de-gang wij-scheiden-af een-zuivergang ik en-jij;
…………………//…………………<>………………………………………..//……………………………….. !
en-die-geschiedt tot-nogmaligsteller onderscheidend-mij en-onderscheidend-jou.
………………….//………………<>…………. . . . . .
en-voorts-neemt JàNgæQoBh een-steen; 45
…………………….<>………………….. !
en-voorts-verheft-hij een-plaatspaal.
………………..\\……………..<>……………………………………………………..| ..\………….. .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh aan-de-broederverwanten-zijner leest-op stenen, 46
………………..//…………….<>………………………………………….. . . . . . . . . .
en-voorts-nemen-zij stenen en-voorts-maken-zij~een-wentelhoop;
………………//………….<>……………… !
en-voorts-eten-zij daar op~de-wentelhoop.
…………………………………\……… .
en-voorts-roept~tot-die LáBháN, 47
…..<>………………… . . . .
JeGàR SsáHæDuWTáA[166];
……………… .
en-JàNgæQoBh,
……..//…………<>…………. !
hij-roept tot-die GàLeNgéD[167].
……………….\…………. .
en-voorts-zegt LáBháN, 48
……..\\……………………..//………………..//……………………………………………….//.
de-wentelhoop (nl.)deze (is) een-nogmaligstelling onderscheidend-mij
……………………………….<>………. . . . .
[en-onderscheidend-jou vandaag;
………//…………………………………….<>……………… !
om-vastzo roept-hij~de-naam-zijner GàLeNgéD.
……………………| ..\… .
en-MieTsePáH[168] wat zegt, 49
……………//…………………..<>……………………………………………..\………… . . . . .
aan’t-spieden-is die-JHWH-van-Israël onderscheidend-mij
[en-onderscheidend-jou;
//……..<>……………………….//……………………………………………………………… !
ja verstoken-wordt een-manmenselijke vandaan-van-de-metgezel-zijner.
…………………………………..\………………………………………………………………… . .
ware’t-dat~jij-aan’t-neerbuigen-bent enwel~de-stichtdochters-mijner: 50
……………………………………..///………………………………………..| ……………………… .
en-ware’t-dat~jij-aan’t-nemen-bent vrouwmenselijken
[op-tegen~de-stichtdochters-mijner,
☼……//………………..<>………………………………………..//……………………………….. !
zie gods een-nogmaligsteller onderscheidend-mij en-onderscheidend-jou.
………………..//……….<>………………… . . . . .
en-voorts-zegt LáBháN aan-JàNgæQoBh; 51
……….\…………\……………………… . .
kijk-hier de-wentelhoop (nl.)deze:
……………….| …….. .
en-kijk-hier de-plaatspaal,
.//……<>………………………………….//……………………………….. !
die ik-uit-leg onderscheidend-mij en-onderscheidend-jou.
…………….///………………………..\…………………….. .
een-nogmaligsteller(is) de-wentelhoop (nl.)deze, 52
………………….<>……………………….. . . . . . . . .
en-een-nogmaligstelling(is) de-plaatspaal;
……… . .
of-dat~ik:
…………………..///………………………………..| …………………\……………………. .
ik-niet~aan’t-oversteken-ben naar-jou enwel~de-wentelhoop (nl.)deze,
………………☼ …………………………\\…………………………………../…………………..//…………..
en-of-dat~jij jij-niet~aan’t-oversteken-bent naar-mij enwel~de-wentelhoop
……….//…………………………….//…………………<>…………… !
[(nl.)deze en-enwel~de-plaatspaal (nl.) deze om-kwaad-te-doen.
……………….☼ ……………..\\……………..///…………………….| ………………\…………………………
de-gods-van AàBheRáHáM en-de-gods-van NáChóWR zijn[169]-de-regel-aan’t-stellen53
………………………. .
[onderscheidend-ons,
…….<>………………………………….. . . . . . .
de-gods-van de-omvamenden-hunner;
…………………….\………………………….. .
en-voorts-bezevent-zich JàNgæQoBh,
…………..<>…………………………………….//………………. !
bij-de-vrees-van de-omvamende-zijner JieTseCháQ.
…………………\\…………………//……………\\…………| ………… .
en-voorts-slacht JàNgæQoBh een-slachtgave op-de-berg, 54
………………..//…………………………………………………..<>………………………. . . . . .
en-voorts-roept-hij tot-de-broederverwanten-zijner om-te-eten~brood;
………………..\…………… .
en-voorts-eten-zij brood,
………………………<>……………………….. !
en-voorts-overnachten-zij op-de-berg.
……………………\\………………………./…………. . .
en-voorts-schoudert-zich LáBháN in-de-ochtend: 32.1[170]
……………………………………..\\\……………………………………//..
en-voorts-geeft-hij-een-kus aan-de-stichtzonen-zijner
……………………………………<>………………………\…………………………. . . . . .
[en-de-stichtdochters-zijner en-voorts-zegent-hij-in enwel-hen;
…………………//…………………….//…………………<>……………………………………. !
en-voorts-gaat en-voorts-keert-terug LáBháN tot-de-opstaanplaats-zijner.
………………..<>………….\……………………………… . . . . . .
en-JàNgæQoBh hij-gaat voor-de-neemweg-zijner; 2[171]
……………………………………..<>…….//……………….. !
en-voorts-botsen[172]~op-hem werkboden van gods.
…………………///…………………|…\……………….. .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh zodra hij(ze)-zag, 3[173]
…….///………….<>… . . . . .
een-neerlating-van gods (is)dit;
…………..///……………………..///……………….<>……….. !
en-voorts-roept-hij de-naam-van~de-opstaanplaats (nl.)die MàChæNáJieM.[174]
~
SEDER
………………..\\…………………///………………..| …………………………………………. .
en-voorts-zendt JàNgæQoBh werkboden voor-de-vertegenwendiging-zijner, 4[175]
……………….<>………………………………. . . . . . .
naar~NgéSsáW de-broederverwant-zijner;
……………….//…………<>……………//……… !
naar-het-land SséNgieJR het-veld AêDóWM.
……………………///……………………….| … .
en-voorts-gebiedt-hij enwel-hen te-zeggen, 5[176]
\……………………………. .
zo zijn-jullie-aan’t-zeggen-!,
………………………………<>……………….. . . . . .
aan-de-machtiger-mijner aan-NgéSsáW;
///…..| …………………………..\……………….. .
zo zegt de-heerdienaar-jouwer JàNgæQoBh,
…………………………..\………….. .
genoot-met~LáBháN ben-ik-inklamper,
……………………..<>………………… !
en-voorts-verlaat-ik-mij tot~nu.
…………………………………………..| \…… .
en-voorts-geschiedt~aan-mij os en-ezel, 6[177]
………..<>……………..\………………………..<>………………………………………………………|
voorttrekdier en-heerdienaar en-familie-bediende en-voorts-zend-ik-toch
………..\………………………………………………… .
[om-voor-te-leggen aan-de-machtiger-mijner,
…………………………<>…………………………… !
om-te-vinden~gratie in-de-welogen-jouwer.
………………..\\…………….| …. .
en-voorts-keren-terug de-werkboden, 7[178]
…………………..<>…………….. . . . . .
naar~JàNgæQoBh om-te-zeggen;
///……………………………\\……………………………… |…………….. .
komen-wij naar~de-broederverwant-jouwer naar~NgéSsáW,
……….| ………..\…………………………….. .
en-ook(hij) gaande om-te-treffen-jou,
……………..//………..<>……………………………………… !
en-vier~honderd manmenselijke genoot-met-hem.
………………………………\\\……………..//…..<>…………………………………\…………… . . . . .
en-voorts-heeft-ontzag JàNgæQoBh machtig en-voorts-is-het-eng~voor-hem; 8[179]
……………………..\\………………………………..\…………………………………………….. . .
en-voorts-halveert-hij enwel~het-genotenvolk dat~(is)~samen-met-hem:
…………………………..\\\……………………………….//………………………<>…….
en-wel~het-voorttrekvee en-enwel~het-rundvee en-de-kamelen
……..//……………. !
[tot-andertwee neerlatingen.
……………….||……………………………………..//…………………//………………….//………..
en-voorts-zegt-hij ware’t-dat~aan’t-komen-is NgéSsáW naar~de-neerlating 9[180]
……..<>…………………….. . . . . . . . .
[de-een-enkele en-hij-slaat-hem;
……………..//………….//……………………..<>………………….. !
dan-geschiedt de-neerlating die-resteert om-te-ontkomen.
…………………..¬ …….. ,
en-voorts-zegt JàNgæQoBh 10[181]
……………|…………………………….\ ……………..…. .
gods-van de-omvamende-mijner AáBheRáHáM,
…….<>……………………………………..\…………….. . . . . .
en-gods-van de-omvamende-mijner JieTseCháQ;
…………||………………………….\………… .
jij-JHWH-van-Israël die-zegt tot-mij,
…\\\…………………………………//……………………………………………..<>……..
keer-terug tot-het-land-jouwer en-tot-de-geboorteplek-jouwer
……………………………….//…………………………………….. !
[en-ik-ben’t-aan’t-goed-doen-zijn genoot-met-jou.
…\\……………………………………………………….///………………………………………|
klein-ben-ik vandaan-van(vanwege)-de-al-afheid-van goede-gunsten 11[182]
…………………………………………………………. .
[en-vandaan-van(vanwege)-al-af~de-trouw,
//……….<>……………………………………… . . . . . .
die jij-maakt met~de-heerdienaar-jouwer;
………………….. . .
met-de-stok-mijner;
…\\…………….| ……………………… \………. .
steek-ik-over enwel~de-JàReDéN (nl.)deze,
……//……….<>……………//…………….. !
en-nu geschied-ik tot-andertwee neerlatingen.
……………………………//….//……………………………………//……….
doe-eruit-slepen-mij dan-toch vandaan-van-de-hand-van 12[183]
………………………………….<>…………………………………\……………….. . . . . .
[de-broederverwant-mijner vandaan-van-de-hand-van NgéSsáW;
………………………………………….\…………………………… .
afwendend-dat~hij-aan’t-komen-is en-aan’t-slaan-is-mij,
………..<>…………………………….. !
een-moederende optegen~stichtzonen.
……\…….. .
en-jij jij-zegt, 13[184]
…….//…………………………………….<>………………………………………………. . . . .
‘t-goed-doende-zijn ben-ik’t-goed-aan’t-doen-zijn genoot-met-jou;
……………………………………..///…………………………………………….| …………….\………. .
en-voorts-ben-ik-aan’t-stellen enwel~het-kiemsel-jouwer als-het-zand-van
[de-zee,
.//……………………….<>………………………………………………………………………… !
dat niet~aan’t-geboekstaafd-worden-is vandaan-van(vanwege)-de-veelheid.
………………………..//…………<>……………..\………. . . . . .
en-voorts-overnacht-hij daar in-de-nacht (nl.)die; 14[185]
…………………||………………………………..\\\………………………………//………….<>….
en-voorts-neemt-hij vandaan~het-komende in-de-hand-zijner een-cijns
………………..//…………………………………… !
[voor-NgéSsáW de-broederverwant-zijner.
……….\……………….. .
aan-geiten twee-honderd, 15[186]
…………….<>…… . . . . . .
en-aan-bokken twintig;
……….//……………..<>…………………………//…………. !
aan-reeën twee-honderd en-aan-reebokken twintig.
……………\\\…………..//…………………………………….<>…….. . . . . .
aan-kamelen die-zogen en-de-stichtjongen-hunner dertig; 16[187]
………///…………………..| …………..\……… .
aan-varkoeien veertig en-aan-varren tien,
……………\………… .
aan-ezelinnen twintig,
…………………….<>……… !
en-aan-ezelsveulens tien.
…………………………..| …………………………………………………… .
en-voorts-geeft-hij in-de-hand-van~de-heerdienaren-zijner, 17[188]
//……………….<>…………… . . . . . . . .
uithaling (na)uithaling[189] afzonderlijk;
……………….///………………………………………………..| ………..\…………………………… .
en-voorts-zegt-hij tot~de-heerdienaren-zijner steekt-over
[voor-de-vertegenwendiging-mijner,
…………\………………………………………………….. .
en-beluchtingsruimte zijn-jullie-aan’t-stellen,
…………….//………<>…………………………….//………. !
onderscheidend uithaling en-onderscheidend uithaling.
…………………….//……………………….<>………………… . . . . . . .
en-voorts-gebiedt-hijenwel~de-eerdere om-te-zeggen; 18[190]
.\………………………………………||………..\…………………………………… . .
ja aan’t-tegen-komen-is-jou NgéSSáW de-broederverwant-mijner:
…………………………………………………………..| … .
en-voorts-is-hij-aan’t-wensen-van-jou te-zeggen,
………………………….| ……..\…………………………………… .
aan-wie?~(ben)jij en-waarheen? ben-jij-aan’t-gaan,
……………<>……….//……………………………………………….. !
en-aan-wie? (is)deze voor-de-vertegenwendiging-jouwer.
………………|…..……………………………….\…………………………. .
en-jij-zegt aan-de-heerdienaar-jouwer aan-JàNgæQoBh, 19[191]
………//……………| …. .
een-cijns (is) dit gezonden,
………………………………<>……………….. . . . .
aan-de-machtiger-mijner aan-NgéSsáW;
…….//………………<> …………………. !
en-kijk-hier ook-laat-hij-achter-ons.
……………………||…………\……………………………………….. . .
en-voorts-gebiedt-hij ook enwel~aan-de-andertweede: 20[192]
///……………………….. .
ook enwel~aan-de-derde,
///…………………………… .
ook enwel~al-af~de-gaanden,
..//……………….<>………………… . . . . . .
laat-achter de-uithalingen te-zeggen;
……………///…………………….| …………………………\……………………………… .
zoals-de-inbreng (nl.)deze zijn-jullie-aan’t-inbrengen-! tot~NgéSSáW,
………………………………..<>…………………….. !
bij-het-vinden-door-jullie enwel-van-hem.
…………………………………………..||…. . .
en-voorts-zijn-jullie-aan’t-zeggen ook: 21[193]
……….//……………………………//………………….<>…………………… . . . .
kijk-hier de-heerdienaar-jouwer JàNgæQoBh laat-achter-ons;
………….||…………………………….\………………………………………………………… . . . . . .
ja~hij-zegt ik-ben-aan’t-betegenen[194]-toch de-vertegenwendiging-zijner:
…………………| ………\……………………………………………….. .
met-de-cijns die-gaat voor-de-vertegewendiging-mijner,
…………………………………| …………………….\………………………………………… .
en-laat-achter~vastzo ben-ik-aan’t-zien de-vertegenwendiging-zijner,
……….<>………………………………………….//…..
misschien is-hij-hoog-heen-aan’t-dragen
…………………………………….. !
[de-vertegenwendiging-mijner.
………………………//…………<>……………………………………………… . . . . . .
en-voorts-stak-over de-cijns voor~de-vertegenwendiging-zijner; 22[195]
…….//…………….//……………………………….<>………….. !
en-hij hij-overnacht in-de-nacht~(nl.)die in-de-neerlating.
…………………\…………………………..\……….. . .
en-voorts-staat-hij-op in-de-nacht (nl.)die: 23[196]
…………………||…………………………………///…………………………………………..|
en-voorts-neemt-hij enwel~andertwee de-vrouwmenselijken-zijner
…………………………….\……………………………………… .
[en-enwel~andertwee de-familiebedienden-zijner,
……………….//…………………….<>………………… . . . . . .
en-enwel~één-enkele (en)tien borelingen-zijner;
……………………………….||…………………..<>…………………………………… !
en-voorts-steekt-hij-over enwel de-oversteekplaats-van de-JàBoQ.
………………………………. .
en-voorts-neem-hij-hen, 24[197]
………………………………………………….<>……………….. . . . .
en-voorts-doet-hij-oversteken-hen enwel~de-beek;
……………………………<>………………………………………… !
en-voorts-doet-hij-oversteken enwel~wat~aan-hem(is).
…………………………..//……………<>……… . . . . . . . . . .
en-voorts-blijft-strak JàNgæQoBh in-afzondering; 25[198]
…………………..//…………………………………………| …………………. .
en-voorts-schurkt-zich[199] een-manmenselijke genoot-met-hem,
<>………//…………………………………………………….. !
tot het-opgaan-van het-uitgekozen-vroege-glansdonker.
…………….. . .
en-voorts-ziet-hij: 26[200]
\…///……………………………………| .
ja niet is-hij-aan’t-aankunnen hem,
………………<>……………………………………….………………… . . . . . .
en-voorts-tast-hij-aan bij-de-zool-van~het-bekken-zijner;
………………….\\…………..| ……………………….…\…..………………….. .
en-voorts-stoot-hij-uit de-zool-van~het-bekken-van JàNgæQoBh,
…………………………………..<>………………….. !
bij-het-schurken-van-hem genoot-met-hem.
………………..\………………………….. .
en-voorts-zegt-hij zend-heen-mij, 27[201]
//<>……………………………………………. . . . . . . . . . .
ja op-gaat het-uitgekozen-vroege-glans-donker;
……………….\\………| ..\………………………………………….. .
en-voorts-zegt-hij niet ben-ik-aan’t-heenzenden-jou,
<>……………………………………… !
ja ware’t-dat~jij-inzegent-mij.
………………..//…………….<>…………………………….. . . . . . .
en-voorts-zegt-hij tot-hem wat?~(is)de-naam-jouwer; 28[202]
……………….<>………………….. !
en-voorts-zegt hij JàNgæQoBh.
……………… . .
en-voorts-zegt-hij: 29[203]
///………………….| ………………..//…………………..|…………………….. .
niet JàNgæQoBh is-aan’t-gezegd-worden nog (als)de-naam-jouwer,
<>………………………. . . . .
ja ware’t-JieSseRáAéL;
…………………\\\……………………………..//…………………………..<>…………….
ja~jij-bent-vorst[204] genoot-met~gods en-genoot-met-menselijken
…………………………….. !
[en-voorts-kun-jij’t-aan.
………………….\……………… . .
en-voorts-wenst JàNgæQoBh: 30[205]
……………….\\………| ……………………..\…………………… .
en-voorts-zegt-hij leg-voor~dan-toch de-naam-jouwer,
…………………||……………..//…<>…………………………\………………
en-voorts-zegt-hij om-wat? dit-dat jij-aan’t-wensen-bent
………………….. . . . . . . .
[om-de-naam-mijner;
………………..//………………………….<>……. !
en-voorts-zegent-hij-in enwel-hem daar.
…………..\\\………..///……..///……….<>………………. . . . . . .
en-voorts-roept JàNgæQoBh de-naam-van de-opstaanplaats PeNieJAéL[206]; 31[207]
……….///…….|……………….\…………………………………. .
ja~ik-zie gods vertegenwendiging naar vertegenwendiging,
………………………………….<>……………………………… !
en-voorts-is-eruit-gesleept de-lichaamziel-mijner.
………………………………………\………. .
en-voorts-rijst-op~voor-hem de zon, 32[208]
…….//….///…………………………….. . . . . .
zodra hij-oversteekt enwel~PeNuWAéL[209];
…….//……………..<>……………………………… !
en-hij hij-gaat-kantig op~het-bekken-zijner.
………||……………………………..\\…………………………………………………………./.
om~vastzo zijn-niet aan’t-eten de-stichtkinderen-van~JieSseRáAéL 33[210]
………………….\……………………. . .
[enwel~de-zenuw-van de-flank[211]:
……….| ………….\………………… .
die(is) op~de-zool-van het-bekken,
<>………\………. . . . . . .
tot de-dag (nl.)deze;
///………………| ………………………………..\………………………… .
ja hij-tast-aan bij-de-zool-van~het-bekken-van JàNgæQoBh,
…………<>…………………… !
bij-de-zenuw-van de flank.
……………………\\………………………………../……………………… . .
en-voorts-draagt-hoog-heen JàNgæQoBh de-welogen-zijner: 33.1
…………….\…………..\…. .
en-kijk-hier NgéSsáW komt,
…………………………||….//….<>…….. . . . . . . . . . . . .
en-genoot-met-hem vier honderd manmenselijken;
……………………….\………………………. . .
en-voorts-halveert-hij enwel~de-borelingen:
…………..<>……………………. .
over~LéAáH en-over~RáChéL,
…..<>………………..//……………………. !
en-over andertwee de-familiebedienden.
………………..\\\………………………………………..//……………………………………………….<>……
en-voorts-stelt-hij enwel~de-familiebedienden en-enwel~de-borelingen-hunner2
. . . . .
[eerst;
…………………..///………….\\……………………..| .
en-enwel~LéAáH en-de-borelingen-harer laat-er-achter,
……………………..//………………………..<>………. !
en-enwel~RáChéL en-enwel~JóWSéPh er-laat-achter.
……<>..\………………………………………………………………… . . . . . . .
en-hij over-steekt-hij voor-de-vertegenwendiging-hunner; 3
……………….///……………….\\………….| ..\…… .
en-voorts-bukt-hij-zich landwaarts zeven voetstampen,
………………….<>………………………………………… !
tot-dat~hij-reikt tot~de-broederverwant-zijner.
…………………\\………………….///………………………………| ………………………………… .
en-voorts-loopt-snel NgéSsáW om-te-treffen-hem 4
[en-voorts-slaat-hij(de-armen)heen-om-hem,
…………………//………………………..<>………………………/…/…/……… . . . . .
en-voorts-valt-hij op~de-hals-zijner en-voorts- k u s t[212]-hij-hem;
………………… !
en-voorts-wenen-zij.
…………………\…………………………………………………………… . .
en-voorts-draagt-hij-hoog-heen enwel~de-welogen-zijner: 5
………………..///………………………………………………..| ………………… .
en-voorts-ziet-hij enwel~de-vrouwmenselijken en-enwel~de-borelingen,
……………….<>…………………………..\…………. . . . .
en-voorts-zegt-hij wie?~(zijn)deze voor-jou;
………………..||……………..||…………………………….//………………….. <>…………….. !
en-voorts-zegt-hij de-borelingen waarmee~gratie-verleent gods
[enwel~de-heerdienaar-jouwer.
……………………………………………\\\………………..//………………//
en-voorts-komen-binnen-bereik de-familiebedienden zij 6
……………………………..<>……………………… !
[en-de-borelingen-hunner en-voorts-bukken-zij-zich-!.
……………………………………………\\\……………..//…………………………….<>……
en-voorts-komen-binnen-bereik ook~LéAáH en-de-borelingen-harer 7
……………. . . . . . . . . .. . . .
[en-voorts-bukken-zij-zich;
… . .
en-later:
…………………………..//……..//…………….<>…………………. !
komen-binnen-bereik JóSéPh en-RáChéL en-voorts-bukken-zij-zich.
………………..||……….//………………..//……………….//…………………..<>….\..
en-voorts-zegt-hij wat?(is) voor-jou al-af~de-neerlating (nl.)deze die 8
….. . . . . . . . . .
[ik-tegen-kom;
……………….||………………………………..<>………………//…………………………………….. !
en-voorts-zegt-hij om-te-vinden~gratie in-de-welogen-van de-machtiger-mijner.
……………….//………….<>…………………..\. . . . .
en-voorts-zegt NgéSsáW er-is~aan-mij veel; 9
…………………………….||………………………//……………………<>…………………….. !
broederverwant-mijner aan’t-geschieden(zij) voor-jou wat(is)~aan-jou.
………………..\………………… . .
en-voorts-zegt JàNMgæQoBh: 10
…………………..| ………………….\\…………………///……..| ………………………. .
nee~dan-toch ware’t~dan-toch-dat ik-vind gratie in-de-welogen-jouwer,
…………..//…………………………<>……………………………………….. . . . . . .
en-dat-jij-neemt de-cijns-mijner vandaan-van-de-hand-mijner;
.\….||……..\…………………………………………… . .
ja vastzo zie-ik de-vertegenwendiging-jouwer:
………………//……………………//………………….<>………………………….. !
zoals-ik-zie de-vertegenwendiging-van gods en-voorts-begenadig-jij-mij.
………………..///………………………………………………………..|..\……..\………………….. .
neem~dan-toch enwel~het-inzegengeschenk-mijner dat gekomen-is voor-jou, 11
………//………………………..<>……….\…………………………….. . . . . . . . .
ja~gratie-verleent-mij gods en-ja er-is~aan-mij-een-al-afheid;
……………………………………………………..<>…………………….. !
en-voorts-zet-hij-zich-schrap~bij-hem en-voorts-neemt-hij(‘t).
……………….<>……………………………….\…………………………. . . . . .
en-voorts-zegt-hij wij-zijn-aan’t-losrukken en-aan’t-gaan; 12
………………………….<>……………………………. !
en-ik-ben-aan’t-gaan voorgelegd-aan-jou.
………………..\…………….. . .
en-voorts-zegt-hij tot-hem: 13
………………………..///……….\\……………| ………..\……………………… .
de-machtiger-mijner (is)volkènnend ja~de-borelingen (zijn)zacht,
……………………..\…………………….<>…………………\………………………. . . . . .
en-het-voorttrekvee en-het-rundvee dat-spijzigt[213] (drukt)op-mij;
……………………………….| ………\…………. .
en-bonzen-zij-op-hen een-dag een-één-enkele,
…………………………………<>…………………………………… !
en-voorts-zijn-zij-gestorvenen al-af~het-voorttrekvee.
………………………………………..//…………………………<>……
aan’t-oversteken-is~dan-toch de-machtiger-mijner 14
………………………………\………………………………………….. . . . . .
[voor-de-vertegenwendiging-van de-heerdienaar-zijner;
…………………………………………………………\…… . .
en-ik-ben-mij-aan’t-heen-brengen-toch langzaam:
………………..\\……………………………///……….
voor-het-voete-been-van het-bodewerk
…………………………………………………………………..|
[dat(is)~voor-de-vertegenwendiging-mijner
………………………\…………………………. .
[en-voor-het-voete-been-van de-borelingen,
//……………………….//…………………………………………….<>…………….. !
tot dat~ik-aan’t-komen-ben naar~de-machtiger-mijner SséNgieR-waarts.
………………..\………… .
en-voorts-zegt NgéSsáW, 15
…………………………………….\……………………….. .
ik-doe-uittrekken~dan-toch genoot-met-jou,
……………………………….<>…………….\……………………….. . . . .
vandaan-van~het-genotenvolk dat(is) samen-met-mij;
………………..\\……..|……….\… .
en-voorts-zegt-hij voor-wat? dit,
…………………………………..<>……………..//……………………………………… !
ik-ben-aan’t-vinden~gratie in-de-welogen-van de-machtiger-mijner.
…………………<>………………………\\…………..//……….//……………………………..<>…..
en-voorts-keert-terug op-de-dag (nl.)die NgéSsáW tot-de-neemweg-zijner 16
………… !
[SséNgieJR-waarts.
…………………….|………\………… .
en-JàNgæQoBh hij-rukt-los SoeKKoT[214]-waarts, 17
…………………//………………..<>………. . . . .
en-voorts-sticht-hij voor-zich een-huis;
………………………..\\……………………..| ..\………… .
en-voor-de-verworvenheid-zijner maakt-hij vlechthutten,
……….//……..//…………………………………..<>………………………… !
om~vastzo roept-hij de-naam-van~de-opstaanplaats SoeKKóWT.
=
SEDER
…………………….☼ …………..\\…………../…………………….\…………. . .
en-voorts-komt JàNgæQoBh vervredigd naar-de-stad SheKhèM: 18
………| …………..\………. .
die(is) in-het-land KeNàNgàN,
……………<>……………………………………\…….. . . . .
bij-zijn-komen vandaan-van-PàDDàN AæRáM;
………………………………………<>…………………………….//……………………… !
en-voorts-laat-hij-zich-neer bij~de-vertegenwendiging-van de-stad.
……………………..//………………………………\………………………… . .
en-voorts-verwerft-hij enwel~de-vereffening-van het-veld: 19
.///……………….| ……………. .
waar hij-uitrekt de-tent-zijner,
…………………………..//………………………………………………..<>
vandaan-van-de-hand-van de-stichtzonen-van~ChéMóWR
……………\………………………. . . . . .
[de-omvamende-van SheKhèM;
………..<>…………………. !
met-honderd echte-munt.
…………………………………….<>…….. . . . . . . .
en-voorts-plaatst-hij~daar een-slachtse; 20
………………………………. .
en-voorts-roept-hij~daaraan,
.<>……………//……………………….. !
god(is) de-gods-van JieSseRáAéL.
=
…………………///…………………| …………………………………….. .
en-voorts-trekt-uit DieJNáH de-stichtdochter-van~LéAáH, 34.1
//……….<>……………………. . . . . .
die zij-baart voor-JàNgæQoBh;
………….<>……………….//……………………………. !
om-te-zien bij-de-stichtdochters-van het-land.
………………..\\………………/………….\\\……………………………………//……………………..<>..
en-voorts-ziet enwel-haar SheKhèM stichtzoon-van~ChæMóWR de-ChieWWiet 2
…………………………….\……………………… . . . . .
[een-hoog-heen-dragende-van het-land;
…………………//………………………//……………………….//………………..<>…
en-voorts-neemt-hij enwel-haar en-voorts-beligt-hij enwel-haar
……………………!
[en-voorts-buigt-hij-haar.
…………………..\……………………………. .
en-voorts-kleeft de-lichaamziel-zijner, 3
……………..<>……………………………………….. . . . . .
aan-DieJNáH stichtdochter-van~JàNgæQoBh;
……………………………..| …………….. .
en-voorts-bemint-hij enwel~de-bonkster,
…………………<>……………………………//……………… !
en-voorts-brengt-hij-in op~het-hart-van de-bonkster.
………………..\…………. .
en-voorts-zegt SheKhèM, 4
………………//……………………………..<>………. . . . . . .
tot~ChæMóWR de-omvamende-zijner te-zeggen;
…………………………..//………………..//………………..<>……………. !
neem-aan~voor-mij enwel~de-borelinge (nl.)deze tot-vrouwmenselijke.
………………..\…….. . .
en-JàNgæQoBh hoort: 5
///…………….| ………………….\……………………………….. .
ja hij-besmet enwel~DieJNáH de-stichtdochter-zijner,
………………………………//…………….//……………………………………………………<>……
en-de-stichtzonen-zijner geschieden samen-met~het-verworvene-zijner
………. . . . . .
[in-het-veld;
………………//……………..<>…………………………………. !
en(zo)-zwijgt JàNgæQoBh tot~het-komen-van-hen.
…………………//………………….//…………………………………………..<>……………………. . . . . .
en-voorts-trekt-uit ChæMóWR de-omvamende-van~SheKhèM naar~JàNgæQoBh;
…………<>………………………… !
om(’t)-in-te-brengen bij-hem.
…………..\\…………………………………/………..///……………………………………….|
en-de-stichtzonen-van JàNgæQoBh zij-komen vandaan-van~het-veld 7
………………….. .
[zodra-zij-(‘t)horen,
……………………………………………….| ……. .
en-voorts-voelen-zich-gekrenkt de-menselijken,
………………………//………………….<>. . . . . . . .
en-voorts-ontgloeit-het voor-hen machtig;
……………………||…………..\………………………….. . .
ja ~een-verslaptheid maakt-hij in-JieSseRáAéL:
……………………..| ……………………………………………………….. .
om-te-beliggen enwel~de-stichtdochter-van~JàNgæQoBh,
……<>…………..//………………. !
en-vastzo is-niet aan’t-gemaakt-worden.
………………….//…………………….<>…………..\……. . . . . . . .
en-voorts-brengt-(‘t)in ChæMóWR bij-hen te-zeggen; 8
……….\………………………….. . .
SheKhèM de-stichtzoon-mijner:
……///……………………………………………..| ………………………………….. .
aanhankelijk-is de-lichaamziel-zijner aan-de-stichtdochter-jelieder,
..\\…….//…………………….//………..<>…………. !
geeft dan-toch enwel-haar aan-hem tot-vrouwmenselijke.
………………………<>………………………………… . . . .
en-maakt-je-bruidsmannen samen-met-ons; 9
……………………………………….| ……………………………………….. .
de-stichtdochters-jelieder zijn-jullie-aan’t-geven aan-ons,
…………………………………………….<>………………………………..//………………….. !
en-enwel~de-stichtdochters-onzer zijn-jullie-aan’t-aannemen voor-jullie.
……………………..<>………………………….. . . . . .
en-samen-met-ons zijn-jullie-aan’t-zitten; 10
…………..\\..| ……………………\……………………………………………………….. .
en-het-land is-aan’t-geschieden voor-de-vertegenwendiging-jelieder,
…………| ………………. .
zit-neer en-maakt-handelsreizen-daarin,
……………………..<>……. !
en-wordt-omgrepen daarin.
………………///………………| ………………..\………………………………………………….. .
en-voorts-zegt SheKhèM tot~de-omvamende-harer 11
[en-tot-de-broederverwanten-harer,
………………………………….<>…………………………… . . . . . .
ik-ben-aan’t-vinden~gratie in-de-welogen-jelieder;
……..//……………………//……………………<>………………………. !
en-wat jullie-aan’t-zeggen-zijn tot-mij ben-ik-aan’t-geven.
……………\\………///……………|….\………… . . . .
maakt-veel op-mij machtig betaling en gift, 12
……………………….. .
en-ik-ben-aan’t-geven-toch,
………..//……………………<>………………… . . . . .
naar-wat jullie-aan’t-zeggen-zijn tot-mij;
………………………//…………………<>…………………… !
en-geeft~aan-mij enwel~de-bonkster tot-vrouwmenselijke.
…………………\\…………………………………………………………………./………………………………..\\…
en-voorts-buigen-zich-toe de-stichtzonen-van~JàNgæQoBh enwel-naar~SheKhèM13
………………………………….//……………………………..//………………….<>………
[en-enwel~naar-ChæMóWR de-omvamende-zijner met-bedriegeri
…………….. . . . . . . . . . . . . .
[en-voorts-brengen-zij(‘t)-in;
.\…………….. .
dat hij-besmet,
…..<>………..//……………………………… !
enwel DieJNáH de-zusterverwante-hunner.
………………..\………………….. . .
en-voorts-zeggen-zij tot-hen: 14
///…………………………………………..|…………………| …….\……………….. .
niet zijn-wij’t-aan’t-aankunnen om-te-maken een-inbreng (als)deze,
…………………| ……………………………………….. .
om-te-geven en-wel-de-zusterverwante-onzer,
………………<>…………………………..\……………. . . . . . . .
aan-een-manmenselijke aan-wie(is) een-voorhuid;
…….//……….<>……….. !
ja~hoon (is)het voor-ons.
……..<>………………………..\…………………… . . . . .
dus~dit zijn-wij-aan’t-inwilligen voor-jullie; 15
///……………………………………….\……………………… .
ware’t-dat jullie-aan’t-geschieden-zijn zoals-wij[215],
………………..//…………….<>……………. !
om-te-besnijden voor-jullie al-af~aanhaker[216].
…………///……………………….\\…………………………| …… .
en-wij-geven enwel~de-stichtdochters-onzer aan-jullie, 16
………………………………………………..<>……………………………………. . . . .
en-enwel~de-stichtdochters-jelieder nemen-wij-aan~voor-ons;
……………\………………………… .
en-wij-zitten samen-met-jullie,
………………….<>……………………….//………………….. !
en-wij-geschieden tot-een-genotenvolk een-één-enkele.
………………………..\\\……………………..//…………………<>………….. . . . . . . . . . . . . . .
en-ware’t~dat-niet jullie-aan’t-horen-zijn naar-ons om-besneden-te-worden; 17
……….//………………………………………………….<>……………….. !
dan-nemen-wij enwel~de-stichtdochter-onzer en-wij-gaan.
………………………..//………………………..<>…………………\……………………… . . . . . .
en-voorts-zijn-goed de-inbrengen-hunner in-de-wel-ogen-van ChæMóWR; 18
……………..<>…………………………//………………………………….. !
en-in-de-wel-ogen-van SheKhèM stichtzoon-van~ChæMóWR.
……………………..///…………………\\…….| …………..\……….. .
en-niet~blijft-laat-achter de-bonker om-te-maken de-inbreng, 19
//.<>………………………………………..<>……………………………….. . . . . .
ja welgevallen-heeft-hij in-de-stichtdochter-van~JàNgæQoBh;
…….\………………………….. .
en-hij hij-weet-zich-zwaarwichtig,
……………………<>…………….//…………………………………. !
vandaan-van~al-af het-huis-van de-omvamende-zijner.
……………….//…………..//………………….//…………………………<>…………………..\………….
en-voorts-komt ChæMóWR en-SheKhèM de-stichtzoon-zijner naar~de-poort-van 20
………………… . . . . . . .
[van-de-stad-hunner;
…………………//………………………………….//………………………………..<>………….. .
en-voorts-brengen-zij-in naar~de-menselijken-van de-stad-hunner te-zeggen.
……..\\………………………/…………\\\…………………\…………………. . .
de-menselijken (nl.)deze in-vrede-zijnden zij samen-met-ons: 21
…………///………………\\…| ………………………\………………….. .
en-zij-zitten in-het-land en-zij-handelsreizen enwel-daarin,
…………..//…….//…………………………………<>…………………………….. . . . . . .
en-het-land kijk-hier een-wijdte-van handen
[voor-de-vertegenwendiging-hunner;
…………………………………………………| ………………………………………………..\….
enwel~de-stichtdochters-hunner zijn-wij-aan’t-aannemen~voor-ons
…….. .
[tot-vrouwmenselijken,
……………………………………………<>………………………………//………….. !
en-enwel~de-stichtdochters-onzer zijn-wij-aan’t-geven aan-hen.
………☼……………………………..\\………………………..///……………………..| ………….\……..
dus~hierin zijn-aan’t-terwille-zijn-zijn aan-ons de-menselijken om-te-zitten
……………….. .
[samen-met-ons,
……………………….<>……………………….\………………… . . . . . . . . .
en-om-te-geschieden tot-een-genotenvolk een-één-enkel;
…………………..//………………………| …………….. .
bij-het-besneden-zijn voor-ons van-al-af~aanhaker,
….<>..//……. !
zoals zij besnedenen (zijn).
…………………………….///……………………………………………..| ……………………………….. .
de-verworvenheid-hunner en-het-verworvene-hunner 23
[en-al-af~het-gedierte-hunner,
……….//………..<>… . . . . .
zijn-niet? voor-ons deze;
///………………………………\………………… .
dus zijn-wij-aan’t-terwille-zijn aan-hen,
………………………….<>………………………. !
en-zij-zijn-aan’t-zitten samen-met-ons.
………………///………………………………….| …………………….\………………………… .
en-voorts-horen-zij naar~ChæMóWR en-naar~SheKhèM de-stichtzoon-zijner, 24
………………<>…………………………………\………………………. . . . . . .
al-af~de-uittrekkenden-naar de-poort-van de-stad-hunner;
……………………………………….\\…….|…….. .
en-voorts-worden-zij-besneden al-af~aanhaker,
……………..<>…………………………………//……………………….. !
al-af~de-uittrekkenden-naar de-poort-van de-stad-hunner.
…………………………… ☼ …………\\…………………/………………………….\…………………….
en-voorts-geschiedt op-de-dag (nl.)de-derde bij-het-geschieden-van-hen 25
……………………………. . .
[in-de-lijdenspijnen-hunner:
………………..\…………………………………………………………..☼……………….
en-voorts-nemen andertwee~de-stichtzonen-van~JàNgæQoBh
…………….\\…………………./……///………………………………………..|
[ShieMeNgóWN en-LeWieJ broederverwanten-van DieJNáH
..\…………………………………………. .
[iedermenselijke het-zwaard-zijner,
………………..//…………………………..<>……… . . . . . . . .
en-voorts-komen-zij af-op~de-stad (die)veilig(is);
……………………..<>……………………… !
en-voorts-vermoorden-zij al-af~aanhaker.
………………………………| ………………………..\………………………… .
en-enwel~ChæMóWR en-enwel~SheKhèM de-stichtzoon-zijner, 26
……..<>……………………………………………….. . . . . . .
vermoorden-zij aan-de-mond-van~het-zwaard;
………………\\\………………………………..//………………………………//………………<>….
en-voorts-nemen-zij enwel~DieJNáH vandaan-van-het-huis-van SheKhèM
……………….. !
[en-voorts-trekken-zij-uit.
………\………………………………. . .
de-stichtzonen-van JàNgæQoBh: 27
……///…………………… .
zij-komen af-op~de-aangepakten,
……………………<>…………… . . . . .
en-voorts-beroven-zij de-stad;
//…………………..<>……………………………………. !
omdat zij-besmetten de-zusterverwante-hunner.
……………………………………….//………………………………………………<>……………….. . . . . . .
enwel~het-voorttrekvee-hunner en-enwel~-het-rundvee-hunner 28
[en-enwel~de-ezels-hunner;
……….///………………………..//…………………//………………….<>….. !
en-enwel wat(is)~in-de-stad en-enwel~wat(is) op-het-veld nemen-zij.
…………………………………………………///……………………………………………………………………..|
en-enwel~al-af~het-vermogen-hunner en-enwel~al-af~het-trippelkroost-hunner 29
……………………………………………………. .
[en-enwel~de-vrouwmenselijken-hunner,
…………………….<>…………………… . . . . . . . .
nemen-zij-gevangen en-voorts-roven-zij;
…………………<>………….. !
en-enwel~wat(is) in-huis.
………………..\\………………../………………………\……………………………¬
en-voorts-zegt JàNgæQoBh tot~ShieMeNgóWN en-tot~LeWieJ 30
…………………………………………\………………… ,
[in-ontreddering-brengen-jullie enwel-mij
………………\\………………………….| …………….\………………………. .
om-te-schande-te-maken-mij bij-de-inzittende-van het-land,
…………………………<>……………………….. . . . .
bij-de-KeNàNgàNiet en-bij-de-PeRieZiet;
…….| .\……………… .
en-ik lieden-van boekstaving[217],
………….///………………………………………..| ………….. .
en-zij-halen-zich-samen op-tegen-mij en-zij-slaan-mij,
…………………………..<> //……………………………. !
en-verdelgd-word-ik ik en-de-stichtzonen-mijner.
…………….. . . . . . . . .
en-voorts-zeggen-zij; 31
…………….||………………………………..<>……………………………………………… !
als-een-hoer? zijn-zij-zij-aan’t-maken enwel~de-zusterverwante-onzer.
~
……………….///………| ………………. .
en-voorts-zegt gods tot~JàNgæQoBh, 35.1
//………….//……………………<>…………. . . . . .
sta-op ga-op naar~BéJT~AéL en-zit~daar;
…………………\…………… .
en-maak~daar een-slachtse,
………………..|…………………….\……….. . . . .
voor-de-god die-zich-liet-zien aan-jou;
……………………………………… .
bij-het-heenschieten-van-jou,
………………………………………..<>………………………….//…
vandaan-van-de-vertegenwendiging-van NgéSsáW
………………………………….. !
[de-broederverwant-jouwer.
………………///……………………| …………………. .
En-voorts-zegt JàNgæQoBh tot~het-huis-zijner, 2
……<>…………….\……………………….. . . . .
en-tot al-af~wie(is) genoot-met-hem;
…………\\………………………///…………………………………….|…….\………………………….. .
doet-wijken enwel~de-gods-van de-waargenomene[218] die(zijn)
[in-het-midden-jelieder,
……. .
en-reinigt-jullie,
…….<>………………………………… !
en-wisselt de-overjassen-jelieder.
……………………………//………………………<>……………………….. . . . .
en-wij-zijn-aan’t-opstaan en-aan’t-opgaan naar-BéJT~AéL; 3
………………………………………..\………. . . . . . . . .
en-ik-ben-aan’t-maken~daar een-slachtse:
…………….||………………..///………………| ………….\………………………………………. .
voor-de-god die-zich-toebuigt bij-mij op-de-dag-van de-beënging-van-mij,
…………………………………..| ………………… .
en-voorts-geschiedt-hij genoot-met-mij,
…………..<>…………//……. !
op-de-neemweg die ik-ga.
…………………\…………………………….. . .
en-voorts-geven-zij aan~JàNgæQoBh: 4
…….\………………..///……………………………………| ..\………………………….. .
enwel al-af~de-gods-van de-waargenomene die(zijn) de-hand-jelieder,
…………………….<>……………\………………………….. . . . . . .
en-enwel~de-oorringen die(zijn) in-de-oren-hunner;
…………………///……………………….|………….. .
en-voorts-stopt-weg enwel-hen JàNgæQoBh,
…………….//………………….<>……………//…………………………………. !
op-de-drukplek-van de-eikeboom die(is) genoot-met~SheKhèM.
……………. . . . . . . . .
en-voorts-rukten-los; 5
………………………..\…………………..\…………….. . .
en-voorts-geschiedt een-ontsteltenis-van gods:
……………………| ..|……………….. .
op~de-steden die omsingelen-hen,
……..\…………….. .
en-niet achtervolgen-zij,
..<>………………………….//……………………………… !
laat-aan-achter de-stichtzonen-van JàNgæQoBh.
……………….\\…………………/…… . .
en-voorts-komt JàNgæQoBh LuWZ-waarts: 6
………| ………….\………………. .
dat(is) in-het-land KeNàNgàN,
<>…………… . . . . .
dat(is) BéJT~AéL;
<>…………………………..//…………………………………………. !
hij en-al-af~het-genotenvolk dat(is)~genoot-met-hem.
………………..///……………| ………… .
en-voorts-sticht-hij daar een-slachtse, 7
…………………………..| ……….. .
en-voorts-roept-hij tot-de-opstaanplaats,
<>………… . . . .
AéL BéJT~AéL;
\.. . .
ja daar :
……..///……………………………….| … .
ontmantelen-zich[219] aan-hem de-gods,
…………………………………………<>……………………………………………..//………………
bij-het-heenschieten-van-hem vandaan-van-de-vertegenwendiging-van
………………………… .
[broedeverwant-zijner.
………………..///………………| ……..\……………………….. .
en-voorts-sterft DeBoRáH de-zoogster-van RieBheQáH, 8
…………………………………//…………………………………..//……………………………….<>.
en-voorts-wordt-zij-begraven vandaan-van-de-drukplek-van voor-BéJT~AéL
…………….\…………………… . . . . . . .. .
[op-de-drukplek-van de-reuzeneik;
………………..//………………………..<>………………//………….. !
en-voorts-roept-hij de-naam-daarvan AàLLóWN BáKhuWT[220].
~
SEDER
……………………………….\\….///…………………………..| .
en-voorts-laat-zich-zien gods naar~JàNgæQoBh nogmalig, 9
………………………………<>……………………………….\…….. . . . . .
bij-het-komen-van-hem vandaan-van-PàDDàN AæRáM;
………………..///……………………….. !
en-voorts-zegent-hij-in en-wel-hem.
……………………………….//…<>…
en-voorts-zegt~aan-hem gods 10
…………………\……………… . . . . . .
de-naam-jouwer JàNgæQoBh;
………………………………………………☼ ………………………..| /……………………. . .
niet~is-aan’t-geroepen-worden de-naam-jouwer nogmalig JàNgæQoBh:
///…………………………..| ……………………..\……………………… .
ja ware’t~JieSseRáAéL is-aan’t-geschieden de-naam-jouwer,
……………………………….//………………………………..<>……………….. !
en-voorts-wordt-geroepen enwel~de-naam-zijner JieSseRáAéL.
…………………..☼ ……..\\……./
en-voorts-zegt aan-hem gods 11
\\ ///…………………………..| …………..\………………………… .
ik(ben) god de-overweldigende wees-vruchtbaar en-word-veel,
……….<> …………….//………………………<>…………………………..\………
een-natie en-een-afstemming-van naties is-aan’t-geschieden
…………………… . . . .
[vandaan-van-jou;
…….<>……………………………………………………………………….//……..
en-koningen-zijn vandaan-van-de-uitrustingsleden-jouwer
………… !
[aan’t-uittrekken.
…………………… . .
en-enwel~het-land: 12
.//……..//………………………//…………………………<>…………..\…
dat ik-geef aan-AàBheRáHáM en-aan-JieTseCháQ aan-jou
…………………. . . . . . .
[ben-ik-aan’t-geven;
………………………………….//………………………..<>………………………//…
en-aan-het-kiemsel-jouwer laat-achter-jou ben-ik-aan’t-geven
………………… !
[enwel~het-land.
……………………….//…………………………..<> . . . . .
en-voorts-gaat-op vandaan-van-op-hem gods; 13
………..<>…………………………………..//………………………….. !
bij-de-opstaanplaats waar~hij-inbrengt samen-met-hem.
………………….\\…………………./…………… . .
en-voorts-plaatst JàNgæQoBh een-plaatspaal: 14
………..//…………………………………//……………………………….<>……………//……………….
bij-de-opstaanplaats waar~hij-inbrengt- samen-met-hem een-plaatspaal-van
. . . . . .
[steen;
………………///……………………..| ….. .
en-voorts-giet-hij-uit daarop een-uitgieting,
…………………//…………<>…… !
en-voorts-stort-hij daarop olie.
……………….\\…………………./………………………\……………… . .
en-voorts-roept JàNgæQoBh enwel~de-naam-van de-opstaanplaats: 15
………..\\……………………………….<>……//…<>…………….. !
omdat inbrengt samen-met-hem daar gods BéJT~AéL.
……………………………………| ……………………..\….. .
en-voorts-rukken-zij-uit vandaan-van-BéJT AéL, 16
………………………………………..//………………………………<>……………….\………
en-voorts-geschiedt~nogmalig een-menigte-van~land om-te-komen
…………………… . . . . .
[naar-AèPheRáTáH;
………………….//……….<>…………………………//……………………………………… !
en-voorts-baart RáChéL en-voorts-verstijft-zij bij-het-baren-van-haar.
………………………..//…………………………………………….<>……………………………… . . . .
en-voorts-geschiedt(‘t) bij-het-verstijven-van-haar bij-het-baren-van-haar; 17
………………..\\………….<>………..\\……………| ………………………………\ … .
en-voorts-zegt aan-haar de-baarhelpster niet~aan’t-ontzien-jij-jezelf,
…………….//…………<>………….. !
ja~ook-deze voor-jou een-stichtzoon.
………………………..||…………….///………………………………………………….| \.. .
en-voorts-geschiedt bij-het-uittrekken-van de-lichaamziel-harer ja stervende, 18
…………………//……………………….<>………………….. . . . .
en-voorts-roept-zij de-naam-zijner BèN~AóWNieJ[221];
………………………………<>…………………………….//……………… !
en-de-omvamende-zijner hij-roept~tot-hem BieNeJáMieJN[222].
………………………………..<>……….. . . . .
en-voorts-is-een-gestorvene RáChéL; 19
…………………………………………….| ………….\……………………………… . .
en-voorts-wordt-zij-begraven op-de-neemweg-van AèPheRáTáH:
<>………//…. !
dit(is) BéJT LèChèM.
………………….\\\………………..//…………..<>………………………….. . . . . . .
en-voorts-plaatst JàNgæQoBh een-plaatspaal op-het-graf-harer; 20
//……………..//…………………………………………..<>……………….. !
dit(is) de plaatspaal-van het-graf-van~RáChéL tot~vandaag.
……………….<>………………….. . . . .
en-voorts-rukt-uit JieSseRáAéL; 21
………………..\…………………………. .
en-voorts-rekt-hij-uit de-tent-zijner,
.<>……………………………………….. !
verheen voor-MieGeDàL~NgéDáR.
……………………. . .
en-voorts-geschiedt: 22
……………///……………………………………| ………….\…………… .
bij-het-voortwonen-van JieSseRáAéL in-het-land (nl.)dit,
………………..\…………….. .
en-voorts-gaat ReAuWBhéN,
…………………………| ……………………………….| ..\…………………
en-voorts-ligt-hij samen-met~BieLeHáH kindvrouw-van
…………………………. .
[de-omvamende-zijner,
………………..<>………………… . . . .
en-voorts-hoort(‘t) JieSseRáAéL;[223]
~
………………………..//………………………………………………<>……//..!
en-voorts-geschieden de-stichtzonen-van~JàNg-QoBh twaalf.
………\………………………… .
de-stichtzonen-van LéAáH, 23
……..//……………………….<>……………. . . . . .
de-voorste-van JàNgæQoBh ReAuWBhéN;
………………………..| …………\………………….. .
en-ShieMeNgóWN en-LéWieJ en-JeHuWDáH,
…………………<>…………………….. !
en-JieSsáSsKáR en-ZeBhuWLoeN[224].
………\…………………………… .
de-stichtzonen-van RáChéL, 24
……..<>……………………… !
JóWSéPh en-BieNeJáMieJN[225].
………///………………………………|…………\……………………………….. .
de-stichtzonen-van BieleHáH de-familiebediende-van RáChéL, 25
.<>……………………… !
DáN en-NàPheTtáLieJ[226].
…………..//…………………………….//…………………………………………..<>…..\……… . . . . .
en-de-stichtzonen-van ZieLePáH de-familiebediende-van LéAáH GáD 26
[en-AáShèR;
fz……………………\…………………………………. .
deze(zijn) de-stichtzonen-van JàNgæQoBh,
.//………………………………<>……………..//……… !
die gebaard-zijn~voor-hem in-PàDDàN AæRáM.
……………….///……………………| …………………..\……………………………… .
en-voorts-komt JàNgæQoBh naar~JieTseCháQ de-omvamende-zijner, 27
…………..<>………………..\ ………. . . . . .
in-MàMeRéA te-QieReJàT AàReBàNg;
.\………………….. .
dit(is) ChèBheRóWN,
……….//…………………………<>…………………. !
waar~inklampt AàBheRáHáM en-JieTseCháQ.
………………………<>……………..\……………………. . . . . .
en-voorts-geschieden de-dagen-van JieTseCháQ; 28
.//………..<>……………………..//……… !
honderd jaarandering en-tachtig jaarandering.
…………………..\\…………………..///…………………….\\…………………………|
en-voorts-blaast-uit JieTseCháQ en-voorts-is-hij-een-gestorvene 29
……………………….\……………………………………………………….. .
[en-wordt-hij-binnengehaald tot~de-genotenvolken-zijner,
…………<>……………..\……………. . . . . . .
baard-oud en-verzadigd-van dagen;
……………………..\……………………… .
en-voorts-begraven-zij enwel-hem,
……….//………………….<>…………………………….. !
NgéSsáW en-JàNgæQoBh de-stichtzonen-zijner.
~
……..//…………………//……………………….<>….//…………. !
en-deze (zijn) de-baringen-van NgéSsáW hij(is) AêDóWM. 36.1
…||…………//…………………………………………………….<>…..
NgéSsáW neemt enwel~de-vrouwmenselijken-zijner 2
………………………………\……………………………… . . . . . .
[vandaan-van-de-stichtdochters-van KeNáNgáN;
……………….. . .
enwel~NgáDáH:
…………………………………………..| …………….. .
stichtdochter-van~AéJLóWN de-ChieTTiet,
……………………………………….| ………………………………… .
en-enwel~AáHæLieBáMáH stichtdochter-van NgæNáH,
……………………………………………<>…………………….. !
stichtdochter-van~TsieBheNgóWN de-ChieWWiet.
…………………………//………………………………………………..<>……//………………………………… !
en-enwel~BàSseMàT stichtdochter-van~JieSheMáNgéAL zusterverwant-van 3
[NeBháJóWT.
………………..\\\………….//………………..<>…………………….. . . . . .
en-voorts-baart NgáDáH voor-NgéSsáW enwel~AåLieJPháZ; 4
…………….. .
en-BáSheMàT,
……..<>…………………………. !
zij-baart enwel~ReNguWAéL.
………………………………| ……. .
en-AáHåLieJBháMáH zij-baart, 5
…………………//……………………………….<>…………………….. . . . . .
enwel~JeNguWSh en-enwel~JàNgeLáM en-enwel~QoRàCh;
fz……………………..\………………………….. .
deze(zijn) de-stichtzonen-van NgéSsáW.
//……………………………………..<>……………..//……… !
die gebaard-worden~voor-hem in-het-land KeNáNgàN.
…………………\……………….||………………….☼……………………………………
en-voorts-neemt NgéSsáW enwel~de-vrouwmenselijken-zijner 6
……………………………………………\…………………………………………………………..¬
[en-enwel~de-stichtzonen-zijner en-enwel~de-stichtdochters-zijner
……………………………………………..\…………………………. ,
[en-enwel-al-af~de-lichaamzielen-van het-huis-zijner
……………………………………………….\………………………………………………… . .
en-enwel~de-verworvenheid-zijner en-enwel~al-af~de-dieren-zijner:
………………………………………………….. .
en-enwel~al-af~het-verworvene-zijner,
//………..<>……………..\………. . . . . . .
die hij-hecht in-het-land KeNáNgàN;
………………….\………………………. .
en-voorts-gaat-hij naar~een-land,
………………………………………….<>……………………………..//…………………………… !
vandaan-van-de-vertegenwendiging-van JàNgæQoBh de-omvamende-zijner.
……………\\\…………………………..//……..<>………………………………………………\……… . . . . . .
ja~geschiedt het-gehechte-hunner veel vandaan-van(vanwege)-het-zitten 7
[verenigd;
……..\\…………/………..///……………………………………………………………………..|
en-niet kan-aan het-land vandaan-van(vanwege)de-inklamping-hunner
……………………………….\……………….. . .
[om-hoog-heen-te-dragen enwel-hen:
…………………………………………………………<>……………………………………………….. !
vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-van de-verworvenheid-hunner.
……………..///……………| ………………\………………. .
en-voorts-zit NgéSsáW in-het-gebergte SséNgieJR, 8
………<>…..//…………. !
NgéSsáW hij(is) AêDóWM.
…….//…………………//……………………………<>……………..\…………………… . . . . . .
en-deze(zijn) de-baringen[227]-van NgéSsáW de-omvamende-van AêDóWM; 9
……………..<>……………… !
in-het-gebergte SséNgieJR.
.<>………………….\………………………………………………………. . . . . .
deze(zijn) de-namen-van de-stichtkinderen-van~NgéSsáW; 10
…………. . .
AêLieJPhàZ:
……………………………………|………………………………………… .
stichtzoon-van~NgáDáH vrouwmenselijke-van NgéSsáW,
…………….||…………………………………..<>……………………………………………. !
ReNguWAéL stichtzoon-van~BáSseMàT vrouwmenselijke-van NgéSsáW.
……………………….<>……………..\……………………………. . . . .
en-voorts-geschieden de-stichtzonen-van AêLiePhàZ; 11
………\…………… .
TéJMáN AóWMáR,
……….//……………………<>…………. !
TsePhóW en-GàNgeTtáM en-QeNàZ.
………………\……………………\……………. . .
en-TieMeNàNg zij-geschiedt (als)kindvrouw: 12
………………………| ……………………………… .
voor-AêLiePhàZ stichtzoon-van~NgéSsáW,
………………..//…………………………..<>……………………… . . .
en-voorts-baart-zij voor-AêLiePhàZ enwel~NgåMáLèQ[228];
.||………………….//…………………………<>…………………………………………….. !
deze(zijn) de-stichtzonen-van NgáDáH vrouwmenselijke-van NgéSsáW.
……..\\..|……………..\………………………………… .
en-deze(zijn) de-stichtzonen-van ReNguWAéL, 13
.//…………………<>…………….\…………….. . . . .
NáChàT en-ZáRàCh ShàMMáH en-MieZZáH;
..\……………… .
deze[229] geschieden,
………..//……………………………<>…………………………………………….. !
(als)stichtzonen-van BáSseMàT vrouwmenselijke-van NgéSsáW.
……..\………… . .
en-deze geschieden: 14
……..\\……………………………………………\\\………………………………………..//.
de-stichtzonen-van AáHæLieJBháMáH stichtdochter-van~NgæNáH
……………………………………………..<>………\…………………………………. . . . . .
[stichtdochter-van~TsieBheNgóWN vrouwmenselijke-van NgéSsáW;
…………………\………………………….. .
en-voorts-baart-zij voor-NgéSsáW,
………………….//……………………………….<>……………………… !
enwel~JeNguWSh en-enwel~JàNgeLáM en-enwel~QoRàCh.
.<>………………….\……………………………………………………………………… . . . . .
deze(zijn) de-kudde-mannen-van de-stichtkinderen-van~NgéSsáW; 15
……..///………………………………….| …….\…………………….. .
de-stichtzonen-van AêLieJPhàZ de-voorstevan NgéSsáW,
.//……………………..| .\…………………… .
kuddeman TéJMáN kuddeman AóWMáR,
..//………………….<>…..//……………… !
kuddeman TsePhóW kuddeman QeNàZ.
.//……………..<>……….//……………………..<>……\…………………….. . . . .
kudde-man QoRàCh kuddeman GàNgeTáM kuddeman NgæMáLèQ; 16
..\…………………///…………………………………………| …………\………… .
deze(zijn) de-kuddemannen-van AêLieJPhàZ in-het-land AêDóWM,
..<>…………………//……………………………… !
deze(zijn) de-stichtkinderen-van NgáNáH.
….. . .
en-deze: 17
……..///……………………………………….| ……………………………… .
de-stichtkinderen-van ReNguWéAL stichtzoon-van~NgéSsáW,
…\………………….. .
kuddeman NàChàT,
..\……………….. .
kuddeman ZèRàCh,
.//……………………<>…….\………………… . . . . .
kuddeman ShàMMáH kuddeman MieZZáCh;
..\…………………///…………………………………………| …………..\……… !
deze(zijn) de-kuddemannen-van ReNguWAéL in-het-land AêDóWM,
..||………………….//………………………………..<>……\……………………………………… !
deze(zijn) de-stichtkinderen-van BáSseMàT vrouwmenselijke-van NgéSsáW.
….. . .
en-deze: 18
……..///………………………………………………..|…\…………………………………… .
de-stichtkinderen-van AáHåLieJBháMáH vrouwmenselijke-van NgéSsáW,
.//…………………..//……//………………………<>…..\……………… . . . . . .
kuddeman JeNguWSh kuddeman JàNgeLáM kuddeman QoRàCh;
..\…………………..||…………………………………………..//………………………………………….<>…
deze(zijn) de kuddemannnen-van AáHåLieJBháMáH stichtdochter-van~NgæNáH
….//…………………………………… !
[vrouwmenselijke-van NgéSsáW.
.\\\…………………………………………………………//……….//………………………………..<>…….
deze(zijn) de-stichtkinderen-van~NgéSsáW en-deze de-kuddemannen-hunner 19
..//…………. !
[hij(is) AêDóWM.
=
.///………………………………………………………………| …………. .
deze(zijn) de-stichtkinderen-van~SséNGieJR de-ChoRiet, 20
….<>……………………… . . . . .
inzittenden-van het-land;
………..//…………………<>………………………//……………….. !
LóWTháN en-ShóWBháL en-TsieBheNgóWN en-NgæNáH.
……………//………….<>……………….. . . . . .
en-DieShóWN en-AéTsèR en-DieJSháN; 21
.\…………………..\\\…………………………………….<>……………//…………………………………<>….
deze(zijn) de-kuddemannen-van de-ChoRieten de-stichtkinderen-van SséNgieJR
…………..//………. !
[in-het-land AêDóWM.
………………………..//……………………………………………..<>…………\………….. . . . . .
en-voorts-geschieden de-stichtzonen-van~LóWTháN ChoRieJ en-HéJMáM; 22
………….//……………………………..<>……………….. !
en-de-zusterverwant-van LóTháN (is)TieMeNáNg.
……..\\……….| ………\……………………………….. .
en-deze(zijn) de-stichtzonen-van ShóWBháL, 23
………….//…………..<>…………………. . . . . .
NgàLeWáN en-MeNàChàT en-NgéJBháL;
………<>………………. !
ShePhóW en-AéJNáS.
………//…………………………………………………………..<>…………………\…………….. . . . .
en-deze-(zijn) de stichtzonen-van~TsieBheNgóWN en-AàJJáH en-NgæNáH; 24
.\………… . .
hij(is) NgæNóH:
\\…///…………………………….| …………… .
die vindt enwel~de-zeetjes[230] in-het-inbrengveld[231],
…………………………………//………………………..<>…………………………………//…..
bij-het-weiden-door-hem enwel~van-de-ezels[232] voor-TsieBheNgóWN
………………………… !
[de-omvamende-zijner.
……..//………………………………………………………<>………. . . . .
en-deze(zijn) de-stichtkinderen-van~NgæNáH DieShoN; 25
………………………..<>……………………………………………. !
en-AáHæLieBháMáH de-stichtdochter-van~NgæNáH.
…….<>…………………….\………………………… . . . . .
en-deze (zijn) de-stichtzonen-van DieJSháN; 26
………….//……………….<>……………….//………….. !
ChèMeDáN en-AèSheBèN en-JieTeRáN en-KeRáN.
.<>………………………………………… . . . . . . .
deze(zijn) de-stichtzonen-van~AèTsèR; 27
………..//………………….<>……………… !
BieLeHáN en-ZàNgæWáN en-NgæQáN.
.//…………………………………………………….<>…….//………………. !
deze(zijn) de-stichtzonen-van~DieJShoN NguWTs en-AæRáN. 28
.<>………………….\………………………………….. . . . . . .
deze (zijn)de-kuddemannen-van de-ChoRieten; 29
.///………………………| ..\………………………. .
kuddeman LóWTháN kuddeman ShóWBháL,
.//…………………………..<>…….//………………….. !
kuddeman TsieBheNgóWN kuddeman NgæNáH.
.<>…………………..//…//………………<>…………\………………… . . . . .
kuddeman DieSháN kuddemanm AèTsèR kuddeman DieJSháN; 30
..\…………………..\\\…………………………………….//………………………………….<>………
deze(zijn) de-kuddemannen-van de-ChoRieten tot-kuddemannen-hunner
……………//………… !
[in-het-land SséNgieJR.
~
……\…………. .
en-deze(zijn) de-koningen, 31
.//..<>…………………….\……… . . . . . .
die koningen in-het-land AêDóWM;
…………………………….//………………………………………………………….<>…….
voor-de-vertegenwendiging-van[233] het-koningen-van~een-koning
………………..//………………………………….. !
[voor-de-stichtkinderen-van JieSseRáAéL.
…………………\……………….. .
en-voorts-koningt in-AêDóWM, 32
.<>………………………………….. . . . . .
BéLàNg stichtzoon-van~BeNgóWR;
…………..//………………………<>……………… !
en-de-naam-van de-stad-zijner DieNeHáBháH.
………………..<>… . .
en-voorts-sterft BéLàNg; 33
…………………\………………………………….. .
en-voorts-koningt op-de-drukplek-zijner,
……..//………………………….<>……………………………………… !
JóBháB stichtzoon-van~ZèRàCh vandaan-van-BåTseRáH.
…………………<>………… . . . . .
en-voorts-sterft JóWBháB; 34
…………………\…………………………………. .
en-voorts-koningt op-de-drukplek-zijner,
…………<>……………………………….//………………………… !
ChoeSháM vandaan-van-het-land-van de-TéJMáNieten.
…………………<>…………. . . . . .
en-voorts-sterft ChoeSháM; 35
…………………\\…………………………………./…………….\……………………………… . .
en-voorts-koningt op-de-drukplek-zijner HæDàD stichtzoon-van~KeDàR:
………///…………………………| …………..\……………….. .
die-slaat enwel~MieDeJáN in-het-veld-van MóWAáBh,
…………….//………………………<>……………… !
en-de-naam-van de-stad-zijner NgæWieJT.
…………………<>…….. . . . . .
en-voorts-sterft HæDàD; 36
………………..\………………………………… .
en-voorts-koningt op-de-drukplek-zijner,
………..<>……………………………………. !
SsàMeLáH vandaan-van-MàSseRáQáH.
………………….<>……….. . . . .
en-voorts-sterft SsàMeLáH; 37
…………………\…………………………………… .
en-voorts-koningt op-de-drukplek-zijner,
……..<>……………………………………..//………….……. !
SháAuWL vandaan-van-ReChoBhóWT aan-de-blikkering.
………………..<>………. . . . . .
en-voorts-sterft SháAuWL; 38
…………………\…………………………………… .
en-voorts-koningt op-de-drukplek-zijner,
..//…………..<>………………………………………. !
BàNgàL CháNáN stichtzoon-van~NgàKheBóWR.
……………………..¬ .\………………..\……………………………………… ,
en-voorts-sterft BàNgàL CháNáN stichtzoon-van NgàKheBóWR 39
………………..///……………………………………..| ……. .
en-voorts-koningt op-de-drukplek-zijner HæDàR,
…………..//………………………<>………. . . . . .
en-de-naam-van de-stad-zijner PáNguW;
…………..\\…………………………………………….//…………………………….|
en-de-naam-van de-vrouwmenselijke-zijner MeHéJThàBeAéL
………………………………………. .
[stichtdochter-van~MàTheRéR,
..<>………………………//……… !
stichtdochter-van MéJ ZáHáBh.
☼…………………………..||…………………///……………………………………|……………. .
en-deze(zijn) de-namen-van de-kuddemannen-van NgéSsáW 40
[naar-de-families-hunner,
………………………………………..<>………………………………. . . . . . .
naar-de-opstaanplaatsen-hunner naar-de-namen-hunner;
…………………………..//…………………………….<>………………………. !
kuddeman TieMeNáH kuddeman NgàLeWáH kuddeman JeTéR.
.\\\…………………………………..//….//………………<>……//………………… !
kuddeman AáHaoLieJBháMáH kuddeman AéLáH kuddeman PieJNoN. 41
..//……………….//…//………………..<>….//……………………….. !
kuddeman QeNàz kuddeman TéMáN kuddeman MieBheTsáR. 42
..//……………………….<>…..\…………………… . . . .
kuddeman MàGeDieAéL kuddeman NgieJRáM; 43
.\…………………….\…………………………… . .
deze(zijn) de-kuddemannen-van AêDóWM:
…………………………………….| ………….\………………………………… .
naar-de-families-hunner in-het-land-van de-omgrijping-hunner,
.//…………….<>……………..//…………………… !
hij (is) NgéSsáW de-omvamende-van AêDóWM.
SEDER
……………….\…………….. .
en-voorts-zit JàNgæQoBh, 37.1
………….<>………………\…………………………………………….. . . . . . .
in-het-land-van de-inklamping-van de-omvamende-zijner;
………….<>………. !
in-het-land KeNáNgàN.
…\………………….\……………………………….. . .
deze(zijn) de-baringen[234]-van JàNgæQoBh: 2
……..||……………………………………………….///………………….| ………\\….
JóWSéPh[235] een-stichtzoon-van~zeven~tien jaarandering geschiedt
…………///…………………………………………………………………..|
[(als)weider samen-met~de-broederverwanten-zijner
…………………… .
[bij-het-voorttrekvee,
…….\……… . .
en-hij een-bonker:
………………………….//………………………………..|
samen-met~de-stichtzonen-van BieLeHáH
…………………………………//………………………….<>…
[en-samen-met~de-stichtzonen-van ZielePáH
………..\……………………………………………………… . . . . . .
[de-vrouwmenselijken-van de-omvamende-zijner;
…………………………//…………….//……………………………………..//……….<>….
en-voorts-doet-komen JóWSéPh enwel~het-geroddel-hunner kwaad
………………………………….. !
[naar-de-omvamende-hunner.
……………….. . .
en-JieSseRáAéL: 3
…………///………………………..| …………………………………………………………….. .
hij-bemint enwel~JóWSéPh vandaan-van[236]-al-af~de-stichtkinderen-zijner,
………………….………………………….//…………<>……… . . . . .
ja~een-stichtkind-van~baardouden (is)hij voor-hem;
……………//………………..<>…………//……………………………………… !
en-hij-maakt[237] voor-hem een-lijfrok[238]-met enkel-en-polsranden.[239]
…………………\………………………………………. . .
en-voorts-zien de-broederverwanten-zijner: 4
………………..||……..///…………………………………..|
ja~enwel-hem[240] bemint de-omvamende-hunner
……………………………………………………………………… .
[vandaan-van[241]-al-af~de-broederverwanten-zijner,
…………………….<>…………………………. . . . . .
en-voorts-beweigeren[242]-zij enwel~hem;
……..//..<>……………………………….//………………………………………. !
en-niet kunnen-zij-het-aan om-in-te-brengen-bij-hem tot-vrede.
………………….///………………| ………… .
en-voorts-droomt JóWSéPh een-droom, 5
……………………………………..<>………………………………………… . . . . . .
en-voorts-legt-hij(die)-voor aan-de-broederverwanten-zijner;
…………………//……………………..<>…………………………//……………………. !
en-voorts-voegen-zij-toe[243] nogmalig om-te-beweigeren enwel-hem.
………………..\\…………… . . . .
en-voorts-zegt-hij tot-hen; 6
…………………<>………….//………….<>…..//…!
hoort~dan-toch de-droom (nl.)deze die ik-droom.
☼………………….\\..///……………………….| …………..\…………………….. .
en-kijk-hier wij opschovend schoven in-het-midden-van het-veld, 7
……..//………//…………………………..<>……………….. . . . . . . . . . . . .
en-kijk-hier op-staat de-schoof-mijner en-ook~plaatst-hij-zich;
……///………………………\\……………………….| …………………… .
en-kijk-hier aan’t-omsingelen-zijn-hem de-schoven-jelieder,
………………..<>……………………………………………… !
en-voorts-bukken-zij-zch-! voor-de-schoof-mijner[244].
……………….///………………..|………………………………….. .
en-voorts-zeggen aan-hem de-broederverwanten-zijner, 8
……..///………………………………………..| ……. .
(als)koning? ben-jij-aan’t-koningen[245] over-ons,
…….//………………………………………………<>…………………… . . . .
of~vore-stellend[246], ben-jij-je-aan’t-vore-stellen bij-ons;
…………………///……………………………….| ……………….\…………………….. .
en-voorts-voegen-zij-toe[247] nogmalig om-te-beweigeren enwel-hem,
……………………….<>……………………………………… !
om~de-droom-zijner en-om~de-inbrengen-zijner.
…………………..//………………………|…………\……………….. .
en-voorts-droomt-hij nogmalig een-droom laat-er-achter, 9
…………………………//…………………..<>…………………………………………….. . . . . .
en-voorts-boekstaaft-hij enwel-hem voor-de-broederverwanten-zijner;
………………. . .
en-voorts-zegt-hij:
..\\……………….///…………………| .
kijk-hier ik-droom een –droom nogmalig,
…….\\\……………..\……………. . .
en-kijk-hier de-zon en-de-maan:
…………….///……………….| .
en-daar-laat-achter tien sterren,
……….<>………………… !
zich-bukkend voor-mij[248].
………………..\………………………………………………………………¬……………………………………….. ,
en-voorts-boekstaaft-hij’t naar~de-omvamende-zijner 10
[en-naar~de-broederverwanten-zijner
……………………………………\……………………………… .
en-voorts-scheldt~tot-hem de-omvamende-zijner,
……………….\………………… .
en-voorts-zegt-hij aan-hem,
.//……………….//………….<>……\……. . . . . . .
wat?(is) de-droom (nl.)deze die jij-droomt;
..\………… . .
komend? komen-wij:
.| ……………………………….\………………………………………………… .
ik en-de-moederende-jouwer en-de-broedverwanten-jouwer,
…………………//………………..<>.. !
om-ons-te-bukken voor-jou landwaarts[249].
………………………………………………..<>……………………………………… . . . . .
en-voorts-zijn-ijverzuchtig~op-hem de-broederverwanten-zijner; 11
……………..<>………………………………………..//………………. !
en-de-omvamende-zijner hij-houdt-waar enwel~de-inbreng.
………………..<>……………………………………. . . . . .
en-voorts-gaan de-broederverwanten-zijner; 12
……………//………………………………….//……………………………………….<>…………… !
om-te-weiden enwel~het-voorttrekvee-van de-omvamende-hunner
[in-SheKhèM.
……………….\\…………………./……………. . .
en-voorts-zegt JieSseRáAéL tot~JóWSéPh: 13
…………///…………………………………………….| ..\………………………… .
(zijn)niet? de-broedeverwanten-jouwer weidenden bij-SheKhèM,
<>……………………\………………………….. . . . .
ga en-ik-ben-jou-aan’t-zenden tot-hen;
………………..//……………….<>………… !
en-voorts-zegt-hij aan-hem kijk-hier-mij.
………………..\………………. . .
en-voorts-zegt-hij aan-hem: 14
……………\\……../…………………///…………………..\\……………………………….|
ga~dan-toch zie enwel~de-vrede-van de-broederverwanten-jouwer
…………………………\…………………………… .
[en-enwel~de-vrede-van het-voorttrekvee,
………………..||…………………………. . . . . . . .
en-doe-terugkeren-aan-mij een-inbreng;
…………………\\……………….|…………………………… \……………………….. .
en-voorts-zendt-hij-hem vandaan-van-de-diepte-van ChèBheRóWN,
……………….<>………………… !
en-voorts-komt-hij SheKhèM-waarts.
…………………\…………………… .
en-voorts-vindt-hem een-manmenselijke, 15
…………….//…………<>………………….. . . . . .
en-kijk-hier een-tuimelende in-het-veld;
…………………\\\……………………………//……………………..<>……………………………. !
en-voorts-wenst-van-hem de-manmenselijke te-zeggen
[wat~ben-jij-aan’t-zoeken.
……………….||………………………………………………………..<>……………..\ . . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij enwel~de-broederverwanten-mijner (ben)ik zoekende; 16
………………\…………………… .
leg-vóór~dan-toch aan-mij,
..<>……………………….//… !
waar-en-hoe? (zijn)zij weidende.
……………….///…………………………….| .\……………………………………….. .
en-voorts-zegt de-manmenselijke los-rukken-zij vandaan-van-hier, 17
///…..\\ | .
ja ik-hoor zeggen[250],
……………………….<>……… . . . . . . . . .
wij-zijn-aan’t-gaan DoTáJN-waarts;
…………………///……………|…\……………………………………………………//……
en-voorts-gaat JóWSéPh laat-achter de-broederverwanten-zijner
………………………………..<>…………….. !
[en-voorts-vindt-hij-hen bij-DóWTáN.[251]
…………..//…………..<>…………… . . . . . .
en-voorts-zien-zij enwel-hem vandaan-van-verre; 18
……………….\\…………|…………..\……………….. .
en-bij-het-nog-vers-zijn-dat hij-aan’t-lijfnaderen-is naar-hen,
………………..//……………………..<>..
en-voorts-verzwendelen-zij-zich enwel-hem
………………………………………. !
[om-tot-een-gestorvene-te-doen-zijn-hem.
……………….<>……………\……………………………………………. . . . . .
en-voorts-zeggen-zij ieder tot-de-broederverwant-zijner; 19
……. . .
kijk-hier:
………..//……………………//…………..<>….. !
de-bezitter[252]-van de-dromen die-daar komt.
……..\………………\………………………………………………….. . .
welnu aan-de-gang enwij-zijn-aan’t-vermoorden-hem: 20
……………………………..\\…………………..|……\………………………….. .
en-wij-zijn-aan’t-wegwerpen-hem in-één-enkele-van de-bakken,
………………………………………..||……………..//…………….<>…………… . . . . .
en-voorts-zijn-wij-aan’t-zeggen een-wildleven kwaad vereet-hem;
…………………………………………||…………………………..<>……………………………… !
en-voorts-zijn-wij-aan’t-zien hoe~aan’t-geschieden-zijn de-dromen-zijner[253].
…………………\……………….. .
en-voorts-hoort RAuWBhéN, 21
…………………<>……………………………………………………………….. . . . . . .
en-voorts-sleept-hij-eruit-hem vandaan-van-de-handen-hunner;
…………………||………..//…………..<>…………………….. !
en-voorts-zegt-hij niet aan’t-slaan[254]-zijn-wij een-lichaamziel.
………………..\\…………//………………..¬ ………………………………………… ,
en-voorts-zegt tot-hen RAuWBhéN niet~aan’t-storten-jullie~roods 22
……………\…………… . .
werpt-weg enwel-hem:
…………..///………………..| .\………………. .
in-een-bron[255] (als)deze die(is) in-het-inbrengveld,[256]
……………\\……………………………………………………….. . . . . .
en-een-hand zijn-jullie-niet~aan’t-zenden~op-hem;
…… . .
ter-toebuiging-daaraan-dat:
……….///………………………….| ………………………………… .
hij-eruit-sleept enwel-hem vandaan-van-de-hand-hunner,
………………………………………<>……………………………………… !
om-te-doen-terugkeren-hem naar~de-omvamende-zijner.[257]
………………………..||……………..//…………<>…………………………………………….. . . . . . .
en-voorts-geschiedt zodra~komt JóWSéPh naar~de-broederverwanten-zijner; 23
………………………..///……………………………….| ………………………………….. .
en-voorts-ontschillen-zij enwel~JóWSéPh enwel~-van-de-lijfrok-zijner[258],
………………..//……………………………………….<>……….//…….. !
enwel~de-lijfrok-met de-enkel-en-polsranden die op-hem(is).
………………. .
en-voorts-nemen-zij-hem, 24
…………………//………………………………<>……………… . . . . .
en-voorts-werpen-zij-weg enwel-hem naar-de-bron;
…………….\……… .
en-de-bron (is)loos,
..//………………<>…. !
geenszins daarin water.
…………………………..¬ ……………………… ,
en-voorts-zitten-zij om-te-eten~brood 25
…………………///………………………………………………………….| ……………… .
en-voorts-dragen-zij-hoog-heen de-wel-ogen-hunner en-voorts-zien-zij,
………………..| …………..\……………………………………………………… .
en-kijk-hier een-op-pad-zijnde-groep-van JieSheMeNgéALieten,
.<>………………………………… . . . . .
komt vandaan-van~GieLeNgáD;
…………………………..\…………………………… . .
en-de-kamelen-hunner (zijn)hoog-heen-dragend:
…….| ………..\………….. .
gom[259] en-mastix en-hars,
.<>…………………………….//…………………… !
gaanden om-te-doen-afdalen MieTseRàJieM-waarts.
………………..//…………….<>………………………………………… . . . . . .
en-voorts-zegt JeHuWDáH tot~de-broedeverwanten-zijner; 26
………….. . .
wat-een-brok:
///……………………………………….|……………………………………….. .
ja wij-zijn-aan’t-vermoorden enwel~de-broederverwant-onzer,
…………………………………………….<>………………………………………………. !
en-voorts-zijn-wij-aan’t-verhullen enwel~de-roods(storting)-zijner.
…………….||…………………………………….\…………………………………………………. . .
aan-de-gang en-wij-zijn-aan’t-verkopen-hem aan-de-JieSheMeNgéALieten: 27
…………..\\………….| …………………………………………….. .
en-de-hand-onzer is-niet~aan’t-geschieden~op-hem,
……………..//…………………………………………<>……………… . . . .
ja~de-broederverwant-onzer en-het-vlees-onzer (is)hij;
…………………<>………………………………………… !
en-voorts-horen de-broederverwanten-zijner.
…………………………………| …..\\………………………………/………………….. . .
en-voorts-steken-over de-menselijken MieDeJáNieten[260] handelsreizigers: 28
………………………………………| …………………///……………………………….| ……… .
en-voorts-voeren-zij-mee en-doen-zij-opgaan enwel~JóWSéPh
[vandaan-van-de-bron,
…………………….\\\……………………………..//……………………………………….<>….
en-voorts-verkopen-zij enwel~JóWSéPh aan-de-JieSheMeNgéALieten
………….\…… . . . . . . . . . .
[met-twintig zilverstukken;
……………………………….//……………………<>………………. !
en-voorts-doen-zij-komen enwel~JóSéPh MieTseRáJiem-waarts.[261]
………………….///………………………….| ……………. .
en-voorts-keert-terug RAuWBhéN naar~de-bron, 29
…………….//…………………<>………… . . . . .
en-kijk-hier geen~JóWSéPh in-de-bron;
…………………..<>…………………………………………… !
en-voorts-scheurt-hij enwel~het-kostuum-zijner.
………………..//………………………………………………………………..<>…………………. . . . . . . .
en-voorts-keert-hij-terug naar~de-broederverwanten-zijner en-voorts-zegt-hij;30
………\…………………………… .
de-boreling geenszins(is)hij-er,
….<>…..//………………………..!
en-ik waarheen? (ben)ik~komende[262].
………………..<>……………………………\……………….. . . . . .
en-voorts-nemen-zij enwel~de-lijfrok-van JóSéPh; 31
……………………………|………..\……………… .
en-voorts-villen-zij een-bok-van de-geiten[263],
…………………//………………………………..<>………………… !
en-voorts-dompelen-zij enwel~de-lijfrok in-het-roods-daarvan.
…………………||………………………………………\……………………………………. . .
en-voorts-zenden-zij-heen enwel~de-lijfrok-met de-enkel-pols-randen: 32
…………………………\\………………..| ………………………………… .
en-voorts-doen-zij(die)komen naar~de-omvamende-hunner,
…………………<>……………\.. . . . . . . . .
en-voorts-zeggen-zij dit vinden-wij;
…………. . .
neem-waar~toch:
…….\\\……………………………………..//…………<>……… !
de-lijfrok-van de-stichtzoon-jouwer (is)dit of~niet.
…………………………………..///………………………..\\………|…..\……………………………… .
en-voorts-neemt-hij-waar-hem en-voorts-zegt-hij de-lijfrok-van 33
[de-stichtzoon-mijner,
………..//……….<>.. . . . . . . .
wild(leven) kwaad eet-hem;
………//…………….<>……………. !
vervreten vervreten (is)JóSéPh.
……………………///…………………..| …………………. .
en-voorts-scheurt JàNgæQoBh het-gewaad-zijner, 34
…………………//………………<>…………………….. . . . . . .
en-voorts-stelt-hij een-zak op-de-heupen-zijner;
………………….//………………………………………..<>……..//……. !
en-voorts-treurt-hij over~de-stichtzoon-zijner dagen vele.
…………………………..☼ ……………….\\……………………..
en-voorts-staan-op al-af~de-stichtzonen-zijner 35
………………………/…………………………………………. . .
[en-al-af~de-stichtdochters-zijner om-te-troosten-hem:
…………………………….|………………………….. . .
en-voorts-belet-hij om-zich-te-laten-troosten:
……………….||………………………\\\………………………………………………………//…..
en-voorts-zegt-hij ja~aan’t-afdalen-ben-ik naar~de-stichtzoon-mijner
…<>…………. . . . . . . . . . . . . .
[treurende oergroeve-waarts;
…………………….//………………<>……………………………… !
en-voorts-beweent enwel-hem de-omvamende-zijner.[264]
………………….. .
en-de-MieDeNieten, 36
………….//……………….<>…………………… . . . . . . .
zij-verkopen enwel-hem naar~MieTseRáJieM;
……………………………| ………\…………………… .
aan-PóWThieJPhàR castraat[265]-van PàReNgoH,
.<>…………………… !
vorst-van de-afslachtbazen[266].
~
SEDER
………………………………|………..\……… .
en-voorts-geschiedt in-het-tij[267] (nl.)dit, 38.1
…………………//………………….<>…………………………\………………………………….. . . . . .
en-voorts-daalt-af JeHuWDáH vandaan-van-bij de-broederverwanten-zijner;
………………..//…………………………………….//………………………………………..<>..
en-voorts-rekt-hij-uit[268] tot-bij~een-manmenselijke-van NgæDoeLLáM
……………………..//……………. !
[en-de-naam-zijner ChieJRáH.
………………………….\\\…………..//……………………………………………….//…………………
en-voorts-ziet~daar JeHuWDáH een-stichtdochter-van~een-manmenselijke 2
……………………….<>……………………..\…… . . . . . . . .
[een-KeNàNgæNiet en-de-naam-zijner ShuWàNg;
………………………………….<>…………………..//………………. !
en-voorts-neemt-hij-haar en-voorts-komt-hij tot-haar[269].
……………………..<>…………………………..\…………….. . . . . . . . . .
en-voorts-ontvangt-zij en-voorts-baart-zij een-stichtzoon; 3
………………….//…………………………………..<>…….. !
en-voorts-roept-hij enwel~de-naam-zijner NgéR[270].
……………………..//…………<>……………………………\…………………. . . . . . . . .
en-voorts-ontvangt-zij nogmalig en-voorts-baart-zij een-stichtzoon; 4
………………..//……………………………………….<>…………… !
en-voorts-roept-zij[271] enwel~de-naam-zijner AóWNáN[272].
…………………<>……………………………| ………………..\…………………. .
en-voorts-voegt-zij-toe nogmalig en-voorts-baart-zij een-stichtzoon, 5
………………..//……………………………………<>……….. . . . .
en-voorts-roept-zij enwel~de-naam-zijner ShéLáH;
…………………..//……………<>………………………………………..//…………………… !
en-hij-geschiedt in-KeZieJBh[273] bij-het-baren-door-haar enwel-van-hem.
………………..\\\………………..//…………..<>………………………………\………………… . . . . . .
en-voorts-neemt JeHuWDáH een-vrouwmenselijke voor-NgéR 6
[de-voorste-zijner;
……………………<>………… !
en-de-naam-harer TáMáR[274].
……………………. . .
en-voorts-geschiedt: 7
..///……….\………………………… .
NgéR de-voorste-van JeHuWDáH,
…………<>………………\…………………………… . . . . . . . . . .
een-kwade in-de-wel-ogen-van die-JHWH-van-Israël;
…………………………………….<>…………………………………. !
en-voorts-doet-een-gestorvene-zijn-hem die-JHWH-van-Israël.
………………..///………………| …………… .
en-voorts-zegt JeHuWDáH aan-AóWNáN, 8
.//………………..//…………………………………..<>……………………………..
kom tot~de-vrouwmenselijke-van de-broederverwant-jouwer
……………………………..\…………………………………. . . . .
[en-ga-aan-het-schoonhuwelijk[275] samen-met-haar;
…………..//………….<>………………………………………………… !
en-doe-opstaan kiemsel voor-de-broederverwant-jouwer.
……………………..\………… .
en-voorts-volkènt AóWNáN, 9
//..//…………<>…………………………\……………… . . . . . .
ja niet voor-hem is-aan’t-geschieden het-kiemsel;
………………………………………||……………………………….\\……………\\\…………………………..
en-voorts-is-aan’t-geschieden ware’t-dat~hij-komt tot~vrouwmenselijke-van
………………………………………..|……………………………………………..\………. .
[de-broederverwant-zijner en-voorts-is-hij(’t)-aan’t-verderven[276] landwaarts,
.//……………………………..<>………………………………………………. !
zonder-dat hij-geeft~kiemsel voor-de-broederverwant-zijner.
……………………….//…………….//………………………..<>……………………\……… . . . . . .
en-voorts-is-kwaad in-de-welogen-van die-JHWH-van-Israël wat hij-maakt; 10
…………………………………………..||………………………………… !
en-voorts-doet-hij-een-gestorvene-zijn ook~enwel-hem.
………………..\…………………..☼ ………….\\……………/…………………………….\\\…….
en-voorts-zegt JeHuWDáH aan-TáMáR de-bruidsdochter-zijner keer-om 11
………….\……………………………………………………………….. . .
[(als)weduwe naar-het-huis-van~de-omvamende-jouwer:
…………………………………………….| …….\………………………….. .
totdat~aan’t-groot-worden-is ShéLáH de-stichtzoon-mijner,
.\……… .
ja hij-zegt,
…………………………………………….//……………………………………<>
afwendend-dat~hij-een-gestorvene-aan’t-zijn-is ook~hij
………………………………………… . . . . . .
[als-de-broederverwanten-zijner;
………………….\…….. .
en-voorts-gaat TáMáR,
………………….<>………………………………//…………………………………. !
en-voorts-keert-zij-om naar-het-huis-van de-omvamende-harer.
………………………………….|……. .
en-voorts-worden-veel de-dagen[277], 12
………………………………..<>……………………………………………..//……..
en-voorts-is-een-gestorvene de-stichtdochter-van~ShuWàNg
…………………………………………………… . . . .
[de-vrouwmenselijke-van~JeHuWDáH;
……………………………..\…………….. . .
en-voorts-zoekt-troost JeHuWDáH:
……………………….||…………………….///………………………………………………….| . .
en-voorts-gaat-op op-naar~de-snijders-van~het-voorttrekvee-zijner hij:
…………….//…………//…………………………………………….<>……………………. !
en-ChieJRáH de-metgezel-zijner de-NgæDoeLLáMiet TieMeNáH-waarts.
………………………//………………………..<>…… . . . . . .
voorts-wordt-voorgelegd aan-TáMáR te-zeggen; 13
..//……………………………………//……//………………………………..<>………………………//…………
kijk-hier de-schoonvader-jouwer opgaande TieMeNáH-waarts voor-het-snijden-van
……………………………. !
[het-voorttrekvee-zijner.
………………………………………☼ ……………\\…………………………………………/
en-voorts-doet-zij-wijken de-kostuums-van het-weduwschap-harer 14
………………………… . .
[vandaan-van-op-haar:
…………………///………………………………| ………………….. .
en-voorts-hult-zij-zich in-een-sluier en-voorts-omwindt-zij-zich[278],
……………….\\…..| …………\………………………. .
en-voorts-zit-zij bij-de-opening-van het oogwellenpaar[279],
.<>…………………..\…………………… . . . . . . . . .
die (is) op-de-neemweg TieMeNáH-waarts;
///……….| ………\…………… .
ja zij-ziet ja~groot-is ShéLáH,
……..||………………………..//………………………..<>………….. !
en-zij-is niet~aan’t-gegeven-worden aan-hem tot-vrouwmenselijke[280].
………………………..\……………. .
en-voorts-ziet-haar JeHuWDáH, 15
…………………………………..<>…….. . . . . .
en-voorts-rekent-hij-haar voor-hoer;
//………….<>………………………………………. !
ja zij-verhult de-vertegenwendiging-harer.
……………….\\…………………………………./………………… . .
en-voorts-rekt-hij-zich-uit naar-haar naar~de-neemweg: 16
………………..\\…….| ……………..<>………………………………………….. .
en-voorts-zegt-hij wel-aan~toch ik-ben-aan’t-komen naar-jou,
///.\…….. .
ja niet volkènt-hij,
//…………………………….<>…….. . . . .
ja de-bruidsdochter-zijner (is)zij;
…………………||………………………………………………………. .
en-voorts-zegt-zij wat~ben-jij-aan’t-geven~aan-mij,
//………….<>………………………….. !
ja aan’t-komen-ben-jij naar-mij.
…………………||………//………………………\……………………………………..<>…….
en-voorts-zegt-hij ik ik-ben-aan’t-zenden een-bokje-van~de-geiten[281] 17
…………………………… . . . . . . . . . .
[vandaan-van-het-voorttrekvee;
…………………||………………………………………….//…………………..<>…..//
en-voorts-zegt-zij ware’t-dat~jij-aan’t-geven-bent een-borg tot
…………………………… !
[het-zenden-door-jou.
……………… . .
en-voorts-zegt-hij: 18
.\………… ……¬ .\………………………………………… ,
wat? (is)de-borg die Ik-aan’t-geven-ben~aan-jou
…………….. . .
en-voorts-zegt-zij:
………………………..| …………………… .
het-zegel-jouwer en-de-wrong-jouwer,
………………………<>…………| …………………. . . . . . .
en-de-rekter-jouwer die(is) in-de-hand-jouwer[282];
………………………………………………..//…………………..//…………………<>..
en-voorts-geeft-hij(die)~aan-haar en-voorts-komt-hij naar-haar
………………………..//……….. !
[en-voorts-ontvangt-zij hem[283].
…………………..\…………………………….. .
en-voorts-staat-zij-op en-voorts-gaat-zij, 19
………………………………//…………………….<>…………………………….. . . . . .
en-voorts-doet-zij-wijken de-sluier-harer vandaan-van-op-haar;
………………….<>……………………………………..//………………………………………. !
en-voorts-kleedt-zij-zich-met het-kostuum-van het-weduwschap-harer.
…………………\\…………………/………………………\………………. . .
en-voorts-zendt JeHuWDáH enwel~het-bokje-van de-geiten: 20
…………………….| …………………….\……………………………… .
in-de-hand-van de-metgezel-zijner de-NgæDoeLLáMiet,
…………..//…………..<>………………………………\………………………… . . . . . . . . .
om-te-nemen de-borg vandaan-van-de-hand-van de-vrouwmenselijke;
……..<>……………….. !
en-niet vindt-hij-haar.
………………….||…………………………………///……………………………………………………….|
en-voorts-wenst-hij enwel~van-de-menselijken-van de-opstaanplaats-harer 21
….. .
[te-zeggen,
.\\\……………..//…………//…………….……….<>……………………….. . . . . . . . .
waar(is)? de-heilige[284] zij(was) bij-het-oogwellen-paar aan-de-neemweg;
…………….. . .
en-voorts-zeggen-zij:
……………….//…….<>…………… !
niet~geschiedt daarop een heilige (dame).
………………….\\……………| ………………… .
en-voorts-keert-hij-om naar~JeHuWDáH, 22
………………..<>………..\………… . . . . . .
en-voorts-zegt-hij niet vind-ik-haar;
……\\…………///……………………………………………..| .
en-ook de-menselijken-van de-opstaanplaats zeggen,
………………..//…<>…………….. !
niet~geschied daarop een-heilige(dame).
………………..///……………….| ………………………………………………. .
en-voorts-zegt JeHuWDáH jij-bent(‘t)-aan’t-nemen~voor-haar, 23
…….<>……………………………………….\………………….. . . . . . . . . .
afwendend-dat wij-aan’t-geschieden-zijn tot-minachting;
.///……..\\………| ………\……………. .
kijk-hier ik-zend een-bokje (als)dit,
……<>…//………………. !
en-jij niet vind-jij-haar.
………………………..\………………………………………………………\……… .
en-voorts-geschiedt-het omtrent-vandaan-van-de-derde nieuwmaand: 24
……………………………\\……………………………….///………………| ……………….|…….\
en-voorts-wordt-voorgelegd aan-JeHuWDáH te-zeggen zij-hoereert TáMáR
……………………………. .
[de-bruidsdochter-jouwer,
…….//…………//………………………<>………………….. . . . . . . . .
en-ook kijk-hier zij-heeft-ontvangen voor-de-hoererijen;
…………………\……………… .
en-voorts-zegt JeHuWDáH,
……………………………<>…………………….. !
doet-uittrekken-haar en-zij-is-in-vlammen-aan’t-opgaan[285].
.\ . .
zij uitgetrokken geworden: 25
………….///…………………….\\……………………| … .
en-zij zendt naar~de-schoonvader-harer te-zeggen,
……………………………………| ……….\……………………………… .
voor-de-manmenselijke als~deze(dingen) (zijn)aan-hem,
…….<>………….. . . . . . . . . . . . . .
ben-ik een-ontvangen-hebbende;
………………..\\……..| ……………….. .
en-voorts-zegt-zij neem-waar~toch,
………..||……………….\\\………………..//………………….<>………….. !
aan-wie? (zijn)het-zegel en-de-wrongen en-de-rekter (nl.)deze.
…………………………….\……………. . .
en-voorts-neemt-waar JeHuWDáH: 26
………………..\\……..| ………..\……………………………………………………….. .
en-voorts-zegt-hij rechtvaardig-is-zij vandaan-van(anders-dan)-mij[286],
…………….//……………………….<>……………………….\………………………. . . . . . . .
ja~om~vastzo-dat ik-niet geef-haar aan ShéLáH de-stichtzoon-mijner;
………………..\………………..<>……………………………………… !
en-niet~voegt-hij-toe nogmalig om-te-volkènnen-haar.
……………………….<>…………………….\……………………………… . . . . .
en-voorts-geschiedt-het in-het-tij-van het-baren-van-haar; 27
……..//……………<>………………………….. !
en-kijk-hier tweelingen in-de-buik-harer.
………………………..//……………………………………….<>………………………………………… . . . .
en-voorts-geschiedt-het bij-het-baren-van-haar en-voorts-geeft-hij~een-hand; 28
……………………\………………. . . . . . . . . . .
en-voorts-neemt(die) de-baarhelpster:
…………………..\\………………………………///………………….| …………. .
en-voorts-knoopt-zij op~de-hand-zijner scharlaken om-te-zeggen,
.<>……………//………. !
deze trekt-uit (als)eerdere[287].
………………………..\……………………………………………\………………….. . . . . .
en-voorts-geschiedt-het > als-hij-doet-terugkeren de-hand-zijner: 29
………………..| \………………………………………… .
en-kijk-hier uittrekt de-broederverwant-zijner,
…………………||………………<>…………………………\………. . . . . . . . .
en-voorts-zegt-zij wat~rijt-jij-open over-jou een-open-rijten;
………………..//…………………………..<>……. !
en-voorts-roept-men de-naam-zijner PèRèTs[288].
……………………………..|………..\……………………………….. . . . . .
en-daar-laat-achter trekt-uit de-broederverwant-zijner, 30
………//……………………<>……………. . . . . . . .
bij-wie op-de-hand-zijner het-scharlaken;
…………………//…………………………..<>………!
en-voorts-roept-men de-naam-zijner ZèRàCh[289].
=
SEDER
…………..<>…………………………\……………………. . . . . . . . . . . .
En-JóWSéPh die-men-doet-afdalen MieTseRáJieM-waarts; 39.1
………………………||……………………………….☼ ……….\\………………………//….///………
en-voorts-verwerft-hem PóWThieJPhàR castraat[290]-van PàReNgoH vorst-van
…………………….| ……….\……………………………………… .
[de-afslachters een-manmenselijke een-MieTseRiet,
………………………………………| ………………………. .
vandaan-van-de-hand-van de-JieSseMàNgéLieAten,
.//……………..<>…………… !
die doen-afdalen-hem daarheen.
………………………///………………………………….|………………………. .
en-voorts-geschiedt die-JHWH-van-Israël samen-met~JóWSéPh, 2
……………………….<>………………………..\……………………………….. . . . . . . .
en-voorts-geschiedt-hij (als)een-manmenselijke die-zich-doorzet;
………………………..||…………………..//……………………………..<>…………………….. !
en-voorts-geschiedt-hij in-het-huis-van de-machtiger-zijner de-MieTseRiet.
…………………\………………………… .
en-voorts-ziet de-machtiger-zijner, 3
//…………..<>……………………………………… . . . . .
ja die-JHWH-van-Israël (is)samen-met-hem;
…………………………….|………..\.. .
en-de-al-afheid-van wat~hij makende(is),
…………….<>………………………………….//…………………………….. !
(is)die-JHWH-van-Israël doende-doorzetten in-de-hand-zijner.
………………..\\………….//……..//………………………….<>……………………………\………..
en-voorts-vindt JóWSéPh gratie in-de-welogen-zijner en-voorts-bedient-hij 4
……….. . . . .
[enwel-hem;
……………………………….\\………………………… | ………………….. .
en-voorts-geeft-hij-hem-de-bemoeienis over het-huis-zijner,
…………………………………<>…….//………………………….. !
en-al-wat~er-is~aan-hem geeft-hij in-de-hand-zijner.
……………………….||……………………………☼ ……………………..\\……………………../..
en-voorts-geschiedt vandaan-van-dan geeft-hij-bemoeienis enwel-hem 5
……………….. . . . . . .
[in-het-huis-zijner:
………..| ………..\…………………… .
en-over al-af~wat er-is~aan-hem,
……………….\\\……………………..//……………………………………//……….
en-voorts-zegent-in die-JHWH-van-Israël enwel~het-huis-van
………………..<>…………………..\……………….. . . . . .
[de-MieTseRiet bij-het-gewentel-van JóSéPh;
……………………….||…………..///……………………………………………. |
en-voorts-geschiedt de-inzegening-van die-JHWH-van-Israël
…………………………………..\…………………. .
[bij-de-al-afheid-van~wat er-is~aan-hem,
………….<>……………….. !
in-het-huis en-in-het-veld.
…………………………….\………………………………………….| …………………………….. ,
en-voorts-laat-hij-achter al-af~wat~aan-hem(is) in-de-hand-van JóWSéPh 6
…………………///………………..| …………… .
en-niet-volkènt-hij bij-hem wat-dan-ook,
//……………………..<>………..\. . . . . . . . .
ja ware’t~het-brood dat~hij etende(is);
……………………….\…………… .
en-voorts-geschiedt JóWSéPh,
………………………….<>…………………………//……….. [291]
hij-is-mooi-van~aanzicht en-hij-is-mooi-van-aanzien.
……………………. . .
en-voorts-geschiedt-het: 7
……………….| ……\…………………… .
laat-achter de-inbrengen (nl.)deze,
………………….\\\……………………
en-voorts-draagt-hoog-heen
………………………………………………………………….//…………………….<>…………………
[de-vrouwmenselijke-van~de-machtiger-zijner enwel~de-welogen-harer
……………. . . . . .
[naar~JóWSéPh;
……………….<>……………………….//…………………….. !
en-voorts-zegt-zij lig-neer-toch genoot-met-mij.
…………………….§…………………………….\\……..| ………………\…………………………..
en-voorts-belet-hij(‘t) en-voorts-zegt-hij tot~de-vrouwmenselijke-van 8
……………………… .
[de-machtiger-zijner,
..\…………………………………. .
kijk-hier de-machtiger-mijner,
………………//……………<>………………………. . . . .
niet~volkènt-hij bij-mij wat(is)~in-het-huis;
…………//…………………………………………..<>……//…………………………… !
en-de-al-afheid-van wat~er-is~aan-hem geeft-hij in-de-hand-mijner.
…\\………………../………………\……………………………………………………….. ,
geeneen (is)groot in-het-huis (nl.)dit vandaan-van(anders-dan)-ik 9
………………///………………………..\\…………….| …………….. .
en-niet~houdt-hij-terug vandaan-van-mij wat-ook-maar,
//……………………….<>………….\……………………………………………….. . . . . . .
ja ware’t~enwel-jou naar-dat jij(bent)~de-vrouwmenselijke-zijner;
……..\\………………………../………………///………..|…….. .
en-hoe ben-ik-aan’t-maken het-kwade groot (als)dit,
……………………………………………<>……………….. !
en-ben-ik-voorts-aan’t-verwaarden voor-gods.
……………………………………| ………………………….//……..\…….. . . .
en-voorts-geschiedt-het naar-de-inbreng-harer dag na-dag; 10
………………//………………….//……………………..//……………………<>……………………….//…..
en-niet~hoort-hij naar-haar om-neer-te-liggen ter-zijde-harer om-te-geschieden
……………………. !
[genoot-met-haar.
……………………………….| …………….\………… .
en-voorts-geschiedt’t als-een-dag (als)deze, 11
…………………//…………<>…………………………..\………………………….. . . . . . .
en-voorts-komt-hij huis-waarts om-te-maken het-bodewerk-zijner;
……..\\…………………../…………………………………//…………………………….//……….<>….. !
en-geenszins een manmenselijke-van de-menselijken-van het-huis (is)daar
[in-het-huis.
……………….\\\…………………………………………..//………………<>…………………….\
en-voorts-vat-zij-hem bij-het-kostuum-zijner om-te-zeggen lig-neer-toch 12
………………… . . . . .
[genoot-met-mij;
…………………………..///…………………………………..|…………………. .
en-voorts-laat-hij-achter het-kostuum-zijner in-de-hand-harer,
…………………<>…………………………….//…………………….. !
en-voorts-vlucht-hij en-voorts-trekt-hij-uit straatbuitenwaarts.
……………………….\\…………………… .
en-voorts-geschiedt als-hij-ziet-haar, 13
…………………//…………………………….<>………………….. . . . . . .
ja~hij-laat-achter het-kostuum-zijner in-de-hand-harer;
…………………<>…………………….. !
en-voorts-vlucht-hij straatbuitenwaarts.
………………..||………………………\…………………………………. . .
en-voorts-roept-zij om-de-menselijken-van het-huis-harer: 14
………………………///………….| ….. .
en-voorts-zegt-zij aan-hen te-zeggen,
. .
ziet:
……………..//…………….//…………..//……………………….<>……………
hij-doet-komen voor-ons een-manmenselijke een-oversteker[292]
……………\……………… . . . . .
[om-te-lachen[293] bij-ons;
…….///…………….| ………\………………………………………… .
hij-komt naar-mij om-neer-te-liggen genoot-met-mij,
………………..<>……………………..//….. !
en-voorts-roep-ik met-een-stem groot.
……………………….\…………………………… .
en-voorts-geschiedt-het zodra-hij-hoort, 15
…………………….//……………………………<>…………………… . . . . . . .
ja~ik-doe-verheven-zijn de-stem-mijner en-voorts-roep-ik;
………………………….///……………………………………| ………………….. .
en-voorts-laat-hij-achter het-kostuum-zijner terzijde-van-mij,
…………………<>…………………………..//………………………. !
en-voorts-vlucht-hij en-voorts-trekt-hij-uit straatbuitenwaarts.
……………………………..//………………………….<>……………………….. . . . . .
en-voorts-doet-zij-rusten het-kostuum-zijner terzijde-van-haar; 16
…………….//………………………………….<>…………………………….. !
tot~het-komen-van de-machtiger-zijner naar~het-huis-zijner.
………………….\……………………. .
en-voorts-brengt-zij-in tot-hem, 17
……………//……………………<>…….. . .
naar-de-inbrengen (nl.)deze te-zeggen;
..\……………..||……..\\\…………………//……………………………………//…………..<>
komt naar-mij de-heerdienaar de-oversteker die jij-doet-komen voor-ons
…………..//………… !
[om-te-lachen-bij-ons.
……………………….||…………………..//…………………………………………….<>……………… . . . . . .
en-voorts-geschiedt-het zodra-ik-verheven-doe-zijn de-stem-mijner 18
[envoorts-roep-ik;
…………………………..//……………………………..//………………………….<>
en-voorts-laat-hij-achter het-kostuum-zijner terzijde-van-mij
………………….//…………………… !
[en-voorts-vlucht-hij straatbuitenwaarts.
…………………………………..☼ …………..\\…………………………..//….
en-voorts-geschiedt-het zodra-hoort de-machtiger-zijner 19
………………..\…………………………………………………….. . .
[enwel~de-inbrengen-van de-vrouwmenselijke-zijner:
.\\…….///……………………..| …. .
die zij-inbrengt naar-hem te-zeggen,
…………….\…………………… .
naar-de-inbrengen (nl.)deze,
..//……………<>………………………… . . . . . . .
maakt voor-mij de-heerdienaar-jouwer;
………………………<>……………………….. !
en-voorts-ontgloeit de-walgneus-zijner[294].
……………………….☼ ………\\…………………../………………….. . .
en-voorts-neemt de-machtiger-van JóWSéPh enwel-hem: 20
………………..\\………………| ………………..\……………… .
en-voorts-geeft-hij-hem naar~het-huis-van de-breideling,[295]
……||………………………………………..//…………………………<>…….
de-opstaanplaats waar~de-geknevelenden-van de-koning
….. . . . . . . . . . . .
[geknevelden(zijn);
……………………………………….<>………………//……………….. !
en-voorts-geschiedt-hij~daar in-het-huis-van de-breideling.
………………………///………………………………….| …………………… .
en-voorts-geschiedt die-JHWH-van-Israël samen-met~JóSéPh, 21
………………..//…………………….<>.. . . . . . . . . . .
en-voorts-rekt-hij-toe naar-hem goede-gunst;
…………………\…………………………. .
en-voorts-geeft-hij de-gratie-zijner,
……………..<>………………….//……………………………………… !
in-de-wel-ogen-van de-vorst-van het-huis-van~de-breideling.
…………………||………..///…………………………………….\\………..|……………………… .
en-voorts-geeft de-vorst-van het-huis-van~de-breideling 22
[in-de-hand-van~JóWSéPh,
fz………………………….. .
enwel al-af~de-geknevelden,
<>………………………\…………….. . . . . . . . .
die(zijn) in-het-huis-van de-breideling;
…………\\………………….///……………………….| .
en-enwel (als)al-af~die makenden(zijn) daar,
<>…………//………… !
hij geschiedt-hij makende.
….\………………………\……………………………………… . .
geenszins (is) de-vorst-van het-huis-van~de-breideling: 23
.///………………………….\\………………| ………………… .
ziende enwel~al-af~wat-ook-maar in-de-hand-zijner,
………..//………….<>…………………………… . . . . . . . . . .
naar-dat die-JHWH-van-Israël samen-met-hem(is);
……………//…<>………………………………..//…………………. !
en-wat~hij makende(is) (is)die-JHWH-van-Israël doorzettend[296].
=
SEDER
……………………… . .
en-voorts-geschiedt: 40.1
……………….|……\…………………….. .
laat-achter de-inbrengen (nl.)deze,
……………..…//……………..…//…………………….……………………………….<>………
(daar)verwaarden een-drankmaker-van de-koning-van~MieTseRáJieM
……….. . . . . . .
[en-een-bakker;
……………………………….<>……………………//……………………… !
voor-de-machtiger-hunner voor-de-koning-van MieTseRáJieM.
…………………\………………. .
en-voorts-toornt PàReNgoH, 2
……\…………………………………… . . . . . .
op andertwee de-castraten-zijner;
fz……….\…………………………. .
op de-vorst-van hen-die-drank-maken,
….<>……….//………………………. !
en-op de-vorst-van hen-die-bakken.
………………..\\……………………../………. . .
en-voorts-geeft-hij enwel-hen in-waar-houding: 3
………//………………//………………<>………………………………..\……………. . . . . . . . .
het-huis-van de-vorst-van~de-afslachters naar~het-huis-van de-breideling;
……||…………………….//………<>………./…………….. !
de-opstaanplaats waar JóSéPh gekneveld (is) daar.
☼………………………………………………….\………………\\\……………………………….//………….<>..
en-voorts-geeft-bemoeienis de-vorst-van de-afslachters enwel~JóSéPh met-hen 4
………………………\…………………… . . . .
[en-voorts-bedient-hij enwel-hen;
………………………..//………….<>………….. !
en-voorts-geschieden-zij dagen in-waarhouding.
………………………………☼ …………\\…….<>………………..///…………………………………………|
en-voorts-dromen-zij een-droom zij-andertwee elkmenselijke de droom-zijner 5
……………\…………. .
[in-een-nacht een-één-enkele,
<>………………………………………………\……. . . . . . . . . .
elkmenselijke naar-de-duiding-zijner[297] dromen-zij;
………\……………………….. . .
de-drankmaker en-de-bakker:
………….| ………………\……………………… .
die(zijn) voor-de-koning-van MieTseRáJieM,
.//……..<>………………………………//……………….. !
die geknevelden(zijn) in-het-huis-van de-breideling.
………………..\\\…………..//……….<>…………. . . . . . . .
en-voorts-komt naar-hen JóWSéPh in-de-ochtend; 6
………………..\…………………. .
en-voorts-ziet-hij enwel-hen,
……………<>………. !
en-kijk-hier-zij razenden.
…………………..||………………………………………\…………………….. . .
en-voorts-wenst-hij enwel~van-de-castraten-van PàReNgoH: 7
.\\……………………………\\\………..//………………………..//……………………………..<>….
die(zijn) samen-met-hem in-waarhouding het-huis-van de-machtiger-zijner
…. . . . . .
[te-zeggen;
……………………//………………………………………………………….//……..<>……….. !
bekend-met-wat?(zijn) de-vertegenwendigingen-jelieder kwaad vandaag.
………………..\………………….. .
en-voorts-zeggen-zij tot-hem, 8
………..\…….. .
een-droom dromen-wij,
……..<>…………….\……… . . . . . . . .
en-duiding (is)geenszins daarmee;
……………….\\…………./……… . .
en-voorts-zegt tot-hen JóWSéPh:
……….///………………| …… .
(zijn)niet? aan-gods de-duidingen,
………………….<>………………… !
boekstaaft~dan-toch voor-mij.
………………..\\\………………………………………..<>………………………………………….<>…..
en-voorts-boekstaaft de-vorst-van~de-drankmakers enwel~de-droom-zijner 9
………… . . . . . .
[aan-JóWSéPh;
………………..\………………. .
en-voorts-zegt-hij aan-hem,
………………………||…………………………………<>………………………………………………… !
in-de-droom-mijner en-kijk-hier~een-rank voor-de-vertegenwendiging-mijner.
………………<>……..\.. . . . . . . . .
en-op-de-rank drie kringelaars; 10
…….///……………………\\………| \………………………………… .
en-die(is) als-een-bloeiende op-gaat het-gefonkel-daarvan,
..//…………………………………………..<>…………. !
gaar-doen-worden de-druiven-daarvan rozijnen.
………….//…………………….<>………………….. . . . . . .
en-de-beker-van PàReNgoH in-de-hand-mijner; 11
…………………\……………………………. . .
en-voorts-neem-ik enwel~de-rozijnen:
………………///…………………| ………………\………………………. .
en-voorts-vil-ik enwel-hen naar~de-beker-van PàReNgoH,
…………………//………………………<>…………………\…………………………… !
en-voorts-geef-ik enwel~de-beker op~de-handzool-van PàReNgoH.
……………….///…………….| ……… .
en-voorts-zegt aan-hem JóWSéPh, 12
<>…………………….. . . . . . .
dit (is)de-duiding-daarvan;
……| .
drie kringelaars,
.//….<>……………. !
drie dagen (zijn)zij.
…….\……………..\ . .
in-nogmalig drie dagen: 13
…………………………………///………………..| ………………………………… .
is-aan’t-hoog-heen-dragen PàReNgoH en-wel~het-eerstdeel-jouwer,
………………………………………………………………<>………………………… . . . . . . .
en-voorts-is-hij-aan’t-doen-terugkeren-jou op~de-vastheid-jouwer;
………………………///…………………………………………………………| ………………… .
en-voorts-ben-jij-aan’t-geven de-beker-van~PàReNgoH in-de-hand-zijner,
…………………………| …… .
naar de-stelregel de-eerdere,
…//……………………..<>…………………………………… !
waarnaar jij-geschiedt (als)de-drankmaker-zijner.
\\\…………………………………\…………………………………………. . .
ja ware’t-toch-dat~jij-aanhaakt-bij-mij samen-met-jou: 14
…………..|……….\…………………………………… .
naar-wat het-goed-aan’t-doen-is voor-jou,
……………………………………………………………….//…………………… . . . .
en-voorts-ben-jij-(‘t)aan’t-maken~dan-toch genoot-met-mij;
……………………….\\……………………………………| ………………….. .
en-voorts-ben-jij-aan’t-aanhaken-bij-mij heen-bij~PàReNgoH,
………………………………………………………………….<>……………………………..//………. !
en-voorts-ben-jij-aan’t-doen-uittrekken-mij vandaan-van-een-huis (als)dit.
…………..\………… .
ja~gestolen gestolen-ben-ik, 15
……………………………<>………………………….. .
vandaan-van-het-land-van de-NgieBheRieten[298];
………………..| ………..\………. .
en-ook~hier niet~maak-ik wat-ook-maar,
……………<>………………..<>…………… !
ja~zij-stellen enwel-mij in-de-bronput[299].
…………………//…………………………….<>……….\………………….. . . . . . .
en-voorts-ziet de-vorst-van~de-bakkers ja goed(is) de-duiding; 16
………………..\\……..|……….. .
en-voorts-zegt-hij tot~JóSéPh,
………………..|…………………… .
dusdanig~ik in-de-droom-mijner,
…………… . .
en-kijk-hier:
..//.//………………………………//…………………………………… !
drie opzetbladen-van gebleekts[300] op~het-eerstdeel-mijner.
………………..\……………… . . .
en-op-het-opzetblad de-opperst: 17
…………………………//………………………..//………………….<>…….\………………. . . . . . .
vandaan-van-de-al-afheid-van het-eten-van PàReNgoH maaksel-van
[de-bakker;
……………. . .
en-het-gevogelte:
//…………………//……………………………<>………………………………….//…………. !
etend enwel-die vandaan-van~het-opzetblad vandaan-van-op
[het-eerstdeel-mijner.
……………….///……………………………..| ……………. .
en-voorts-buigt-zich-toe JóWSéPh en-voorts-zegt-hij, 18
<>………………….. . . . . . .
dit(is) de-duding-ervan;
.\\.| .
drie opzetbladen,
.//…<>………………. !
drie dagen (zijn)het.
……\……………..\… . .
in-nogmalig drie dagen: 19
………………………………..\\……………….///…………………………………………..|
is-aan’t-hoog-heen-dragen PàReNgoH enwel~het-eerstdeel-jouwer
………………………….. .
[vandaan-van-op-jou,
………….//…………………….<>………….. . . . . . . . .
en-hij-hangt-op enwel-jou op~een-houtboom;
…………..//…………..//……………………………………<>………………………………… !
en(dan)eet het-gevogelte enwel~het-vlees-jouwer vandaan-van-op-jou.
………………………..\………………..\…………….. . .
en-voorts-geschiedt op-de-dag (nl.)de-derde: 20
……///………………….//………………………………………. .
de-dag-van het-geboren-zijn-van enwel~PàReNgoH,
…………………//…………………..<>…………………………………………………….. . . . . .
en-voorts-maakt-hij een-drinkmaal voor-al-af~de-heerdienaren-zijner;
……………………||……………………………………………..\…………………………//………..
en-voorts-draagt-hij-hoog-heen enwel~het-eerstdeel-van de-vorst-van
….. . .
[de-drankmakers:
……………………….//………………………//………………<>……………..//……………
en-enwel het-eerstdeel-van de-vorst-van de-bakkers te-midden-van
…………………………… !
[de-heerdienaren-zijner.
………………………………………//………………………//………………..<>…………….
en-voorts-doet-hij-terugkeren enwel~de-vorst-van dr-drankmakers
…………………………………. . . . . . .
[op~de-drankmaakplek-zijner;
………………….//…………….<>…………………//…………………………. !
en-voorts-geeft-hij de-beker op~de-handzool-van PàReNgoH.
…………//…………………………..<>…….. . . . . . . . . .
en-enwel de-vorst-van~de-bakkers hangt-hij-op[301];
………..//….//…………<>…….. !
naar-wat duidt aan-hen JóSéPh[302].
………………\\\…………………….//………………………<>..
en-niet~haakt-aan de-vorst-van~de-drankmakers enwel~bij-JóSéPh 23
………………………. !
[en-voorts-vergeet-hij-hem[303].
~
SEDER
………………………..||……………………………………<>………….
en-voorts-geschiedt-het vandaan-van-het-einde-van 41.1
…………\…………………………………… . . . . .
[een-jaaranderingen-paar-van dagen;
……………….\….. .
en-PàReNgoH dromende,
…………….<>…..//………………………………. !
en-kijk-hier staan-blijvend aan~de-rivier.
…………….\……………………………….. . .
en-kijk-hier vandaan-van~de-rivier: 2
……………| .\……… .
opgaande zeven varren,
..||…………<>………………….\…………… . . . . .
mooi-van aanzien en-volzuiverd-van vlees;
…………………<>………………………… !
en-voorts-weiden-zij in-het-gras.
…………….||..\\\…….\…….. . .
en-kijk-hier zeven varren latere: 3
///………………………………….| ………………………….. .
opgaande laat-achter-hen vandaan-van~de-rivier,
….//…………<>……………………..\……………… . . . . .
kwaad-van aanzien en-vermolmd[304]-van vlees;
……………………………………//…………//………………..<>……………….//………………..!
en-voorts-blijven-zij-staan ter-zijde-van de-varren op~de-lip-van de-rivier.
………………..\……….. . .
en-voorts-eten de-varren: 4
….///…………………..| ………….\……………… .
kwaad-van aanzien en-vermolmd-van vlees,
fz……………..\……… .
enwel de-zeven varren,
..//…………<>……………….. . . . . . .
mooi-van aanzien en-volzuiverd;
…………………………….<>……………………… !
en-voorts-wordt-waak-warm PàReNgoH.
…………………..||………….<>………. . . . . . . . . .
en-voorts-slaapt en-droomt-hij andermaal; 5
……………..\….//…… . .
en-kijk-hier zeven halmen:
//………………………….//……………<>……………………//……………. !
opgaande in-een-stengel een-één-enkele volzuiverd en-goed.
……………….| .\……. .
en-kijk-hier zeven halmen, 6
……..<>………………..\…….. . . . . . . . . .
vermolmd en-geblakerd oostenvroeg;
<>………………………………….. !
uitspruitend laat-achter-hen.
……………………………….| ……\……………………. .
en-voorts-verslinden de-halmen de-vermolmde, 7
fz……………..\……… .
enwel de-zeven halmen,
…….<>………… . . . . . . . . . .
volzuiverd en-volgeworden;
…………………………….//……………………..<>……………….//………… !
en-voorts-wordt-waak-warm PàReNgoH en-kijk-hier een-droom[305].
………………………..//………………….\\……….|…………………………\………………………….. .
en-voorts-geschiedt-het in-de-ochtend en-voorts-stampvoet 8
[de-beluchting-zijner,
……………… . .
en-voorts-zendt-hij-heen:
………………….//…………………………………..//…………………………….<>……
en-voorts-roept-hij enwel~al-af~de-tovenaars-van MieTseRàJieM
……………………………… . . . . . . . . . .
[en-enwel~al-af~de-wijzen-harer;
…………………\\……………………….///……………| ………………………… .
en-voorts-boekstaaft PàReNgoH voor-hen enwel~de-droom-zijner[306],
……………………………….//…………………<>……………………….. !
en-geenszins~een-duider enwel-daarvan aan-PàReNgoH.
…………………………….| ……..\………………… .
en-voorts-brengt-in de-vorst-van de-drankmakers, 9
……………….<>…………. . . . . . .
bij~PàReNgoH om-te-zeggen;
………………………………………………..||…………..<>..//…………………….. !
enwel~bij-de-verwaardingen-mijner[307] (ben)ik aanhakende vandaag.
………..<>……\………………………………………………. . . . . . .
PàReNgoH toornig-is-hij op~de-heerdienaren-zijner; 10
…………………\\………………………./………. . .
en-voorts-geeft-hij enwel-mij in-bewaring:
…….fz…………………\………………… .
het-huis-van de-vorst-van de afslachters,
……………||……………………//……………….. !
enwel-mij enenwel~de-vorst-van de bakkers.
………………….//………………………<>……………….//………….<>…………….\…… . . . .
en-voorts-dromen-wij een-droom in-een-nacht een-één-enkele ik en-hij; 11
.//……………………//……………………………..<>…….. !
ieder naar-de-duiding-van de-droom-zijner dromen-wij.
……..\\……………………../…………..\……………………….. . .
en-daar samen-met-ons een-bonker een-NgieBeRiet: 12
fz………………………………\……………… .
heerdienaarvoor-de-vorst-van de-afslachters,
\\………………………………………………. .
en-voorts-boekstaven-wij~voor-hem,
……………………………………….<>……………………………. . . . . . .
en-voorts-duidt-hij~voor-ons enwel~de-dromen-onzer;
//……………………………..<>……… !
ieder naar-de-droom-zijner duidt-hij.
………………………..//…………..//………………………<>……..\………. . . . . . .
en-voorts-geschiedt naar-wat hij-duidt~voor-ons vastzo geschiedt; 13
……………//………………….//…………………………………..<>……………………..//….. !
enwel-mij doet-hij-terugkeren op~de-vastheid-mijner en-enwel-hem hangt-hij[308].
……………….///…………………| ………………..\……………………….. .
en-voorts-zendt PàReNgoH en-voorts-roept-hij enwel~JóSéPh[309], 14
………………………………<>…………………………………… . . . .
en-voorts-doen-zij-lopen-hem vandaan-van-de-put[310];
………………………………| …………….………..\……………………………………… .
en-voorts-knipt-men(hem) en-voorts-wisselde-men het-gewaad-zijner,
………………………<>……………………………… !
en-men-deed-komen(hem) naar~PàReNgoH.
……………….///………………| ………… .
en-voorts-zegt PàReNgoH tot~JóSéPh, 15
……… . .
een-droom:
.
droom-ik,
……………<>…………………\…………………… . . . . . . .
en-een-duider (is-er)geenszins enwel-daarvan;
.. . .
en-ik:
……/// //………| .
ik-hoor over-jou zeggen,
…………..//………………………..<>……………….//………………. !
aan’t-horen-ben-jij een-droom om-te-duiden enwel-hem.
………………..\\……………………..\\\…………………….//…….<>…………………… . . . .
en-voorts-buigt-zich-toe JóSéPh bij~PàReNgoH te-zeggen zonder-mij; 16
..||……………….<>………………………………//………………….. !
gods is-aan’t-toebuigen enwel~de-vrede-van PàReNgoH.
………………….//…………………<>………….. . . . . .
en-voorts-brengt-in PàReNgoH naar~JóSéPh; 17
………………………||……………………//….<>…………………………….//…………….. !
in-de-droom-mijner kijk-hier-mij staan-blijvend op~de-lip-van de-rivier.
……………||………………………………. . .
en-kijk-hier vandaan-van~de-rivier: 18
…………….| \……… .
opgaande zeven varren,
……..//……………..<>………..\………….. . . . . .
volzuiverd-van vlees en mooi-van gezicht;
…………………<>………………………… !
en-voorts-weiden-zij in-het-gras.
……………||…………….///…………….| \………………………………. .
en-kijk-hier zeven~varren latere opgaande laat-achter-hen, 19
…………\\……………//………………//…….<>……………………\………….. . . . . .
armetierig en-kwaad-van gezicht machtig en-vermolmd-van vlees;
……….\\\…………..//………………………//……………..<>……………….. !
niet~zie-ik als-deze in-al-af~het-land MieTseRàJieM aan-kwaadheid.
………………\\……|…… .
en-voorts-eten de-varren, 20
………….<>………………….. . . . . . .
de-vermolmden en de-kwaden;
……..\…….\\\………//…………..<>………………… !
enwel de-zeven varren de-eersten de-volzuiverden.
…………………\……………………………………… . .
en-voorts-komen-zij in~het-naderlijf-hunner: 21
…….///…………………….| …………\……….………………………… .
en-niet wordt-volkènd ja~zij-komen in-het-naderlijf-hunner,
……………\……….. . .
en-het-aanzien-hunner:
.
(is)kwaad,
…<>………… . . . . . .
zoals in-de-droom;
……………………………….. !
en-voorts-wordt-ik-waak-warm.
……………….<>……………………… . . . . . .
en-voorts-zie-ik in-de-droom-mijner; 22
……………\……..\……. . .
en-kijk-hier zeven halmen:
//………………………..<>……………<>……………….//……… !
opgaande in-een-stengel een-één-enkele vol en-goed.
……………….|..\……. .
en-kijk-hier zeven halmen, 23
..//……….<>…………..……………\…….. . .. . . . . . . .
stugge[311] pulverachtige vermolmd oostenvroeg;
<>………………………………….. !
uitspruitend laat-achter-hen.
………………………………..| …….\……………. .
en-voorts-verslinden-! de-halmen de-pulverachtige, 24
……//………<>…………. . . . . . .
enwel de-halmen de-goede;
…………………………….| …………. .
en-voorts-zeg-ik(‘t) tot~de-tovenaars,
………//…………………<>………………………. !
en-geenszins een-voorleggende aan-mij.
……………….///…………….| ……………. .
en-voorts-zegt JóWSéPh tot~PaReNgoH, 25
………//…………………….<>…………\…………………. . . . .
de-droom-van PaReNgoH een-één-enkele (is)die;
……\….\\\…..//…..<>…………………..//……………….. !
enwel wat gods maakt legt-hij-voor aan-PaReNgoH.
…….\……..☼……………… . .
de-zeven varren de-goede: 26
.///…………………………| …….. .
zeven jaaranderingen (zijn)zij,
………….///…………….| …. .
en-de-zeven halmen de-goede,
.//……<>………………………… . . . .
zeven jaaranderingen (zijn)zij;
………..<>………..//………………….. !
de-droom een-één-enkele (is)die.
………….\……..☼……………..\…………………../…..\……………………………… . .
en-de-zeven varren de-loze en-de-kwade opgaande laat-achter-hen: 27
///…………………………..| …….. .
zeven jaaranderingen (zijn)zij,
………..///……………..|….. .
en-de-zeven halmen de-loze,
………….<>………. . . . . . . . . .
en-vermolmden oostenvroeg;
………………………..||…………….<>……..//………………………… !
zijn-aan’t-geschieden (als)zeven jaaranderingen-van honger.
.\……….. .
dit(is) de-inbreng, 28
//……<>………………………… . . . . .
die ik-inbreng naar~PaReNgoH;
.\\\….//…..<>……………………………..//…………………………….. !
wat gods makende(is) doet-hij-zien enwel~aan-PaReNgoH.
………//….//……..<>……………………….. . . . . . . . .
kijk-hier zeven jaaranderingen (zijn)komende; 29
……..//………..<>………………………..//…………………. !
verzadiging groot in-al-af~het-land-van MieTseRáJieM.
☼…………………………………………….\\……..///………………………………….| …………………. .
en-voorts-zijn-aan’t-opstaan zeven jaaranderingen-van honger laat-achter-hen,30
…………………………………..//…………………………………..<>…………………….\……. !
en-voorts-is-aan’t-vergeten-worden al-af~de-verzadiging in-het-land
[MieTseRáJieM;
………………………………..//…………………<>………………………… !
en-voorts-is-aan’t-al-af-maken de-honger enwel~het-land.
………………………………..///…………………………………..| ……….. .
en-niet~is-aan’t-volkènd-worden de-verzadiging in-het-land, 31
………………………………………….//…………….<>………………… . . . . . . . . .
vandaan-van(vanwege)-de-honger (nl.)die laat-achter~vastzo(is);
……….//………<>…. !
ja~zwaar-is die machtig.
……\\…………………..\\\……………………….…………//…………………….<>………….. . . . . . .
en-over het-doen-andermaal-zijn-van de-droom aan~PàReNgoH dubbelstampig;32
……..///………………………|…………………………..\…………. .
ja~vast-zo-is de-inbreng vandaan-van-genoot-met gods,
………………………………………..//…..<>………………….. !
en-voorts-is-zich-aan’t-beijlen gods om(‘t)te-maken.
………….\\……………\……………….. .
en-welnu aan’t-zien-is PàReNgoH, 33
……….<>……………………\……………. . . . .
een-manmenselijke vast-zo en-wijs;
………………<>………………………………………..\……………. !
en-aan’t-zetten-is-hij-hem over~het-land MieTseRáJieM[312].
……………\……………………….. .
aan’t-maken-is(‘t) PàReNgoH, 34
………………………………//……………………<>…………………… . . . . .
en-aan’t-doen-bemoeien-is-hij bemoeiers over~het-land;
……………………………………………….|…………………\……………… .
en-hij-is-in-vijven-aan’t-delen enwel~het-land MieTseRáJieM,
…………<>……..//……………………………………!
in-de-zeven jaaranderingen-van de-verzadiging.
………………………………. . .
en-zij-zijn-aan’t-verzamelen: 35
…………………………\\…..| …….\…………………………. .
enwel~al-af~het-eten de-jaaranderingen de-goede,
.<>………………. . . . . .
komende (zijn)deze;
…………………………………………………||…………………….\\\……………..
en-zij-zijn-aan’t-opstapelen~gezuiverds op-de-drukplek-van
………………………………..//..//……….<>…….
[de-hand-van~PaReNgoH eten in-steden
…………………………………………… !
[en-voorts-zijn-zij(‘t)-aan’t-waarhouden.
……………………………………..\\…………..///………………………..| ……………. .
en-voorts-is-aan’t-geschieden het-eten ter-bemoeienis voor-het-land, 36
…………….\\…..| ..\……………………………….. .
voor-de-zeven jaaranderingen-van de-honger,
.//………………….<>………………………….\……………. . . . . . . .
die aan’t-geschieden-zijn-! in-het-land MieTseRáJieM;
………………………….//…………………………………….<>……….. !
en-niet~is-aan’t-uitgescheiden-worden het-land in-honger.
………………………//…….<>…………………..\………………………. . . . . .
en-voorts-is-goed de-inbreng inde-wel-ogen-van PàReNgoH; 37
………………<>………………………………………………………. !
en-in-de-wel-ogen-van al-af~de-heerdienaren-zijner.
SEDER
…………………//…………..<>………………………………… . . . . . .
en-voorts-zegt PàReNgoH tot~de-heerdienaren-zijner; 38
……………………….\…………………………. .
zijn-wij-aan’t-vinden? een-zoals-deze[313],
………..||…………………………………//……………………..//……………….<>……….. !
een-manmenselijke van-wie-geldt-dat[314] de-beluchting-van gods op-hem(is).
………………..///……………..| …….. .
en-voorts-zegt PàReNgoH tot~JóWSéPh, 39
……………….| …………..\\\………..//……………<>……………………. . . .
laat-na-dat doet-volkènnen gods enwel~jou enwel~al-af~dit;
……………………//……….<>………… !
geen(is)~zo-vast en-wijs zoals-jij.
…|……………………………….//……………………………. .
jij jij-bent-aan’t-geschieden over~het-huis-mijner, 40
…………………………<>……………………..\………………………………………….. . . . . . .
en-op-de-mond-jouwer is-aan’t-kussen al-af~het-genotenvolk-mijner;
…..//………………..<>………………………….//………………………………… !
alleen-maar de-troon ben-ik-aan’t-groot-maken vandaan-van(vanwege)-jou[315].
……………….//……………<>…………….. . . . . .
en-voorts-zegt PàReNgoH tot~JóWSéPh; 41
…| …….\……………… .
zie ik-geef enwel~jou,
<>…………………..//………………… !
over al-af~het-land MieTseRáJieM.
………………………….\\………………///…………………………………………….| ……………………\..
en-voorts-doet-wijken PàReNgoH enwel-de-stempelring-zijner vandaan-van-op 42
……………. .
[de-hand-zijner,
…………………//……………………<>……………….\…………… . . . . . .
en-voorts-geeft-hij enwel-haar op~de-hand-van JóWSéPh;
…………………///…………………………| ……………………………… .
en-voorts-kleedt-hij en-wel-hem met-kostuums-van~batist[316],
…………………//………………//…………….<>……………………… !
en-voorts-stelt-hij een-keten-van goud op~de-hals-zijner.
………………………………\…………………….. . .
en-voorts-doet-hij-oprijden enwel-hem: 43
………….///……………………..| ……………. .
op-een-oprijtuig de andere die~aan-hem(is),
…………………//……………………………………………………….<>…….
en-voorts-roepen-zij voor-de-vertegenwendiging-zijner
………….. !
[ik-aan’t-zegenen[317];
……..\……………………. .
en-gevende enwel-hem,
<>…………………….//………….. !
over al-af~het-land MieTseRáJieM.
……………….\\\…………….//……………<>….\………………… . . . . .
en-voorts-zegt PàReNgoH tot~JóSéPh ik (ben) PàReNgoH; 44
………………. . .
en-zonder-jou:
…………………………..\\……………………………..\\\…………………………………………//…..
is-niet~aan’t-verheven-doen-zijn een-menselijke enwel~een-hand-zijner
………………………………………….<>………………………….//……………. !
[en-enwel~een-voetebeen-zijner in-al-af~het-land MieTseRáJieM[318].
…………………\\………………..\…………………………………..¬ ……………..\…………….. ,
en-voorts-roept PàReNgoH de-naam-van~JóWSéPh TsaoPheNàT PàNgeNéàCh[319]45
………………………………………\………………………… . .
en-voorts-geeft-hij~aan-hem enwel~AaoSeNàT:
………………………………//…………..//………….//……………<>
stichtdochter-van~PóWthieJ PhèRàNg priester-van AoN
…… . . . . . . . . . . . . .
[tot-vrouwmenselijke;
………………………..//………<>…………………..//……………… !
en-voorts-trekt-uit JóWSéPh over~het-land MieTseRáJieM.
………………..| ……………………………………….\…… .
en-JóWSéPh (is) een-stichtzoon-van~dertig jaarandering, 46
……………….||…………………………………………………………….<>……………………………\….
bij-het-staande-blijven-van-hem voor-de-vertegenwendiging-van PàReNgoH
………………………………… . . . . . . .
[de-koning-van~MieTseRáJieM;
………………………///……………| …………………………………………………<>………………….. .
en-voorts-trekt-uitJóWSéPh vandaan-van-voor-de-vertegenwendiging-van
[PàReNgoH,
………………….<>……………………………………..//……………. !
en-voorts-steekt-hij-over in-al-af~het-land MieTseRáJieM[320].
…………………..\………… .
en-voorts-maakt het-land, 47
……<>………\……………………………….. . . . . . .
in-zeven jaaranderingen-van verzadiging;
………. !
voor-vulhanden.
…………………….\\…………………………………………\……..\…….. . .
en-voorts-verzamelt-hij enwel~al-af~het-eten zeven jaaranderingen: 48
///……………….| ………….\……………… .
die geschieden in-het-land MieTseRáJieM,
……………………………..<>……………. . . . . .
en-voorts-geeft-hij~eten in-de-steden;
\\\………………………………………..//..//…………………..<>…//……………………….. !
eten-van het-veld-van~de-stad dat omsingelt-haar geeft-hij
[in-het-midden-van-haar.
………………..\\…………………..//……….//……………………//……………….<>…..\.. . . . . . .
en-voorts-stapelt-op JóWSéPh gezuiverds[321] als-het-zand-van de-zee veel machtig;49
.//……………//………………<>…………………….//…. !
tot ja~hij-stopt om-te-boekstaven ja~geen boekstaven-aan.
………………..///………………………| \……………… .
en-voor-JóSéPh wordt-gebaard andertwee stichtzonen, 50
………………………..\…………………………..<>…………………..\………………………… . . . . . .
en-bij-het-nog-vers-zijn-dat aan’t-komen-is een-jaarandering-van
[de-honger;
.///……………………………|…….. .
waarin baart~voor-hem AáSeNàT,
……………………………..//……………<>………….//……………. !
stichtdochter-van~PóWThieJ PhèRàNg priester-van AóWN.
…………………//……….//……………………..//……………….<>……….. . . . . . . . .
en-voorts-roept JóSéPh enwel~de-naam-van de-voorste MeNàShShèH; 51
……..///…………………………………..|…………………………………….. .
ja~kwijt-doet-raken-mij[322] gods enwel~al-af~de-moeite-mijner,
…………<>………………….//…………………………………… !
en-enwel al-af~het-huis-van de-omvamende-mijner.
………..//……….//…………….<>………….\…………………. . . . . . .
en-enwel de-naam-van de-andere roept-hij AèPheRàJieM; 52
………//………………………………..<>…………….//…………………….. !
ja~vrucht-doet-dragen-mij gods in-het-land-van het-me-buigen[323].
………………………….||…….<>………\…………………………………… . . . . . . .
en-voorts-zijn-al-af de-zeven jaaranderingen-van de-verzadiging; 53
.//………..<>……………..//…………….. !
die geschiedt in-het-land MieTseRáJieM.
…………………//……………………\……….///……………………………………..| ………. .
en-voorts-pakken-aan de-zeven jaaranderingen-van de honger om-te-komen, 54
………..<>….\……. . . . .
naar-wat zegt JóSéPh;
……………………….<>…………………| ……………….. .
en-voorts-geschiedt-er honger in-al-af~de-landen,
…………………………//……………..<>…………….//……. !
en-in-al-af~het-land MieTseRáJieM geschiedt brood.
………………………….| ……………….\…………….. .
en-voorts-hongert al-af~het-land MieTseRáJieM, 55
………………………//………………..//…………………………..<>……. . . . . . .
en-voorts-schreeuwt het-genotenvolk tot~PàReNgoH om-brood;
…………………\\…………….///………………………\\………………| ..\…………….. .
en-voorts-zegt PàReNgoH aan-al-af~de-MieTseRáJieM gaat naar~JóSéPh,
……………………….//…………………<>……………………………….. !
wat~hij-aan’t-zeggen-is aan-jullie zijn-jullie-aan’t-maken.
…………..\……………. .
en-de-honger geschiedt, 56
<>…………………………………\………………………. . . . .
op al-af~de-veretegenwendiging-van het-land;
……………….\\……………../……………………………………///……………..|
en-voorts-opent JóWSéPh enwel~de-al-afheid-die bij-hen(is
……………………………………\……………………………… .
[en-voorts-heeft-hij-breeksel[324] voor-MieTseRáJieM,
……………………//……….<>…………………//……………… !
en-voorts-is-hard de-honger in-het-land MieTseRáJieM.
…………………….\\..| ……\…………………… .
en-al-af~het-land zij-komen MieTseRáJieM-waarts, 57
………..<>…………………………………. . . . . .
om-breeksel-te-hebben naar~JóSéPh;
……..//…………..<>………………………… !
ja~hard-is de-honger in-al-af~het-land.
…………………\……………… .
en-voorts-ziet JàNgæQoBh, 42.1
//…………..<>………………….. . . . . . .
ja er-is~breeksel in-MieTseRáJieM;
………………..///…………………| …………………………….. .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh aan-de-stichtzonen-zijner,
………..<>…………………………………………. !
voor-wat? zijn-jullie-elkaar-aan’t-aanzien.
………………..||……………….\………. .
en-voorts-zegt-hij kijk-hier ik-hoor, 2
//……………<>…………………… . . . . . .
ja er-is~breeksel in-MieTseRáJieM;
………………..\\……..|……………………………….\……………………….. .
daalt-af~daarheen hebt-breeksel~voor-ons vandaan-van-daar,
……………………………<>……………………. !
en-wij-zijn-aan’t-leven en-niet gestorvenen-aan’t-zijn.
………………..<>……………………………………………………………….<>… . . . .
en-voorts-dalen-af van-de-broederverwanten-van~JóSéPh tien; 3
………..//………………………………….<>………………………………………… !
om-breeksel-te-hebben van-gezuiverds vandaan-van-MieTseRáJieM.
……………………………………| ………..\……………………………….. .
en-enwel~BieNeJáMieJN de-broederverwant-van JóWSéPh, 4
………..//……………..<>……………………………………………………….. . . . . . .
niet~zendt JàNgæQoBh samen-met-de-broederverwanten-zijner;
.\………. .
ja hij-zegt,
…………………………………….<>…………………………. !
afwendend-dat~aan’t-treffen-is-hem een-verongelukking.
…………………\\…..| ……..\………………………………… .
en-voorts-komen de-stichtzonen-van JieSseRáAéL, 5
……….<>……………………………………..\……………….. . . . . . . . . .
om-breeksel-te-hebben in-het-midden-van de-komenden;
…………….…//……<>…………………./……….. !
ja~er-geschiedt honger in-het-land KeNáNgæN.
………… . .
en-JóWSéPh: 6
///……..\…………………………………. .
hij de-solbevoegde[325] over~het-land,
.//……………..<>……………………………………………\………………………… . . . . .
hij(is) die-breeksel-heeft voor-al-af~het-genotenvolk-van het-land;
………………..\\…..| ………\…………………………………….. .
en-voorts-komen de-broederverwanten-van JóWSéPh,
……………………………………………………//………..<>……………… !
en-voorts-bukken-zij-neer~voor-hem de-walgneuzen land-waarts.
………………..//……….//…………………………………………………..<>……………………….. . . . .
en-voorts-ziet JóWSéPh enwel~de-broederverwanten-zijner 7
[en-voorts-neemt-hij-waar-hen;
………………………………………………………….\\……………………………/……….
en-voorts-houdt-hij-zich-voor-een-waargenomene naar-hen-toe
……………………\\\……………………\……. !
[en-voorts-brengt-hij-in bij-hen stijfheden:
………………..///……………….| ………………………\……………… .
en-voorts-zegt-hij tot-hen vandaan-van-waar? komen-jullie,
……………… .
en-voorts-zeggen-zij,
……………………………//……….<>………………………………………….. !
vandaan-van-het-land KeNàNgàN
[om-breeksel-te-hebben~voor-eten.
…………………………….//………..<>……………………………………………….. . . . . . .
en-voorts-neemt-waar JóWSéPh enwel~de-broederverwanten-zijner; 8
…….<>..//………………….. !
en-zij niet nemen-zij-waar-hem[326].
…………………\………………….. .
en-voorts-haakt-aan JoWSéPh, 9
fz………………… .
enwel bij-de-dromen,
.//………..<>………… . . . . .
die hij-droomt voor-hen;
……………….///………………..| .\……………………….. .
en-voorts-zegt-hij tot-hen voetebeners(zijn) jullie,
…………..//………..//………………………<>……………… !
om-te-zien de-naaktheid[327]-van het-land komen-jullie.
………………..//…………………<>……\…………………. . . . . . .
en-voorts-zeggen-zij tot-hem nee machtiger-mijner; 10
…………………………………//………<>…………………………………………………… !
en-de-heerdienaren-jouwer komen om-breeksel-te-krijgen~voor-eten.
…………………….||…….//…………………………………………………………………<>………………. . . . .
de-al-afheid-onzer stichtkinderen-van een-manmenselijke~een-één-enkele 11
[(zijn)wij;
..\…………………………….. .
vast-zo-zijnden (zijn)wij,
………………..//………………………………..<>…………….. !
niet~geschieden de-heerdienaren-jouwer (als)voetebeners.
………………..\……………. . . . .
en-voorts-zegt-hij tot-hen; 12
.||……………..//………………………<>……………….//…… !
niet ja~de-naaktheid-van het-land komen-jullie zien.
…………….. . .
en-voorts-zeggen-zij: 13
….\………….☼ ……………………………\\…………..\\\……………………………….//
twaalf(zijn) de-heerdienaren-jouwer broederverwanten (zijn)wij
…//………………………………………………………………..<>……………..
[stichtkinderen-van een-manmenselijke~een-één-enkele
……………\……… . . . . . . .
[in-het-land KeNàNgàN;
……………\\…………///………………………………………\\…………………..| ….. .
en-kijk-hier de-kleine(is) samen-met~de-omvamende-onzer vandaag,
………..<>………………………………….. !
en-de-één-enkele geenszins(is)hij(er-nog).
……………….//………..<>…. . . . . . .
en-voorts-zegt tot-hen JóWSéPh; 14
. .
dat[328](is):
.\\………\\\………………//…………<>………..//…………………….. !
wat ik-inbreng tot-jullie te-zeggen voetebeners (zijn)jullie.
..<>………………………………. . . . . . . . . . .
hierin zijn-jullie-aan’t-getest-worden; 15
///……………….| ………………………………………\……………………………………………. .
leve PàReNgoH ware’t-dat~jullie-aan’t-uittrekken-zijn vandaan-van-hier,
\\………………………….//………………………………………………….//…………<>…….. !
ja ware’t-bij-het-komen van-de-broederverwant-jelieder de-kleine hierheen.
…\\……………………………….\……………………………¬ …………………..\…………………………. ,
zendt-af vandaan-van-jullie een-één-enkele en-voorts-neemt-hij 16
[enwel~de-broederverwant-jelieder
…………..| ……………… .
en-jullie weest-geknevelden,
…………………………………….| ………………………… .
en-wij-zijn-aan’t-testen de-inbrengen-jelieder,
………<>…….. . . . . .
de-trouw bij-jullie;
……………….…||…\……………… .
en-ware’t~niet leve PàReNgoH,
//…<>……………………… !
ja voetebeners (zijn)jullie.
………………….//………………………………//…………<>…………………//… !
en-voorts-haalt-hij-binnen enwel-hen tot~waarhouding drie dagen. 17
SEDER
………………..\\………..///……………| ………….\……………… .
en-voorts-zegt tot-hen JóWSéPh op-de-dag (nl.)de-derde, 18
.//…<>……………. . . . .
dit maakt(‘t) en-leeft;
……………………<>…………..//…… !
enwel~voor-gods (ben)-ik ontzag-hebbende.
…………….\…………………………… .
ware’t~vast-zo-zijnden (zijn)jullie, 19
……………………………………..\………….. .
een-broederverwant-jelieder een-één-enkele,
………………………..<>………………………………\………………………………. . . . . .
hij-is-aan’t-gekneveld-worden in-het-huis-van
[de-waarhouding-van-jullie;
…………..| .\………………………… .
en-jullie gaat-heen en-doet-komen,
…<>………………………//…………………………………………. !
breeksel-voor de-hongersnood-van de-huizen-jelieder.
……………………………………………………///………………..| ………………………………….\…….
en-enwel~de-broederverwant-jelieder de kleine zijn-jullie-aan’t-doen-komen 20
………. .
[naar-mij,
…………………….//……………………………………………………………………….<>……
en-aan’t-betrouwbaar-gemaakt-worden-zijn de-inbrengen-jelieder
………\……………………… . . . . . . . . . . . . . . . . . .
[en-niet zijn-jullie-gestorvenen-aan’t-worden;
………………………………………. !
en-voorts-maken-zij~vastzo.
……………….||…………….\…………………………………………………………….. . .
en-voorts-zeggen-zij iedermenselijke tot~de-broederverwant-zijner: 21
………¬ ……\……………………..¬ …………………………………… ,
echter schuldigen (zijn)wij om~de-broederverwant-onzer
………\\…………./………….//………………………………………..//….
van-wie wij-zien de-beënging-van de-lichaamziel-zijner
………………………………………………….//………<>…………\… . . . . . . . .
[bij-het-om-gratie-vragen-van-hem aan-ons en-niet horen-wij;
……………….| .\………. .
om~vast-zo komt tot-ons,
……..<>………………. !
de-beënging (nl.)deze.
…………………………………..☼ …………..\\………../……. . .
en-voorts-buigt-zich-toe RuWABhéN bij-hen te-zeggen: 22
……☼ ..\\…………..\\\…………//……………………………………..//……………………..
niet? zeg-ik tot~jullie te-zeggen niet~je-aan’t-verwaarden(zijn)jullie
……………<>………………..\ . . . . . . . . . . .
[aan-de-boreling en-niet horen-jullie;
…………………………….<>……………..//…………. !
en-ook~het-roods-zijner kijk-hier wordt-nagevraagd.
……….|.\…….. .
en-zij niet volkènnen-zij, 23
//..<>……………….. . . . . .
ja horende(is) JóWSéPh;
…………<>…………………………………………… !
de-geheimraad (is) onderscheidend-hen.
…………………//…………………………………….<>……………….. . . . . . . . .
en-voorts-singelt-hij vandaan-van-op-hen en-voorts-weent-hij; 24
………………..///…………………………….| …………………\……………………….. .
en-voorts-keert-hij-terug naar-hen en-voorts-brengt-hij-in naar-hen,
………………..///………………………………………..| ………………….. .
en-voorts-neemt-hij vandaan-van-bij-hen enwel~ShieMeNgóWN,
………………….//…………………….<>………………………………. !
en-voorts-knevelt-hij enwel-hem voor-de-wel-ogen-hunner.
…………………….\………… . .
en-voorts-gebiedt JóWSéPh: 25
………………………………….\…………………………………….¬ …………. ,
en-voorts-maken-zij-vol enwel~het-gerei-hunner met-gezuiverds
…………………………..///………………………………………………| .\……………………..
en-om-te-doen-terugkeren de-zilver(stukken)hunner iedermenselijke
……………………. .
[naar~de-zak-zijner,
………………..//…………..//…<>…………………… . . . . . . . .
en-om-te-geven aan-hen teerkost voor-de-neemweg;
………………….//…………………<>…. !
en-voorts-maakt-hij voor-hen vast-zo.
………………….//……………………………………………..<>…………………………. . . . . . .
en-voorts-dragen-zij-hoog-heen enwel~de-breeksels op~de-ezelshunner; 26
………………..<>………. !
en-voorts-gaan-zij daar-van-daan.
………………\\………………/………………………………….. . .
en-voorts-opent de-één-enkele enwel~de-zak-zijner: 27
…………..//…….//…………………………<>……………… . . . . . . . . . . .
om-te-geven voeder aan-de-ezel-zijner in-het-nachtverblijf;
………………………..| ………………………… .
en-voorts-ziet-hij enwel~het-zilver-zijner,
……………………<>…………….//……………………………….. !
en-kijk-hier~dat in-de-mond-van de-uitdij-zak-zijner.
………………..///……………………………………………………| …..\…………………………………….. .
en-voorts-zegt-hij tot~de-broederverwant-zijner teruggekeerd-is 28
[het-zilver-mijner,
……<>…..\…………………………………… . . . . . .
en-ook kijk-hier in-de-uitdij-zak-mijner;
…………………\………………………. . .
en-voorts-trekt-uit het-hart-hunner:
…………………//…………….///…………………………………………………………………..| .
en-voorts-huiveren-zij iedermenselijke tot~de-broederverwant-zijner
[te-zeggen,
……….//……//…<>…………. !
wat~dit maakt gods voor-ons[329].
………………..//……………………………….//……………………………..<>…………………\…….. . . . . . .
en-voorts-komen-zij naar~JàNgæQoBh de-omvamende-hunner in-het-land 29
[KeNàNgáN;
……………….\……………………………… .
en-voorts-leggen-zij-voor aan-hem,
…….//……………………..//………………………….<>…….. !
enwel al-af~wat-getroffen-heeft enwel-hen te-zeggen.
☼…………………..\\…………………………..//………………………..//……..<>.. . . . . . . .
in-brengt de-manmenselijke de-machtiger-van het-land bij-ons stijfheden; 30
…………………\……………………………. .
en-voorts-geeft-hij-aan enwel-wij(zijn),
……………..<>…………………………….. !
als-voetebeners-van enwel~het-land.
………………………………//……<>……\……………………………. . . . . .
en-voorts-zeggen-wij tot-hem vast-zo-zijnden (zijn)wij; 31
..//………..<>…………………. !
niet geschieden-wij als-voete-beners.
….//……………//……<>………………………..\…………………………………………….. . . . . .
twaalf (zijn)wij broederverwanten stichtzonen-van de-omvamende-onzer; 32
…….\………………………………….. .
de-één-enkele geenszins(is)hij-er,
…………….//……………….//…………………………………………….<>………………….//….
en-de-kleine(is) vandaag samen-met~de-omvamende-onzer in-het-land
…… !
[KeNáNgàN.
……………….\………………. . .
en-voorts-zegt-hij aan-ons: 33
…….\\……………………………\………………………… .
de-manmenselijke de-machtiger-van het-land,
…\……………………………… .
hierin ben-ik-aan’t-volkènnen,
//….<>……………………….. . . . . .
ja vast-zo-zijnden (zijn)jullie;
……………………………………///……………………………|………………..\…………… .
een-broederverwant-jelieder een-één-enkele doet-(‘m)rusten bij-mij,
……………………………….//……………………………………….<>……..//…………. !
en-wat-betreft~de-hongersnood in-de-huizen-jelieder neemt en gaat-heen.
☼……………………………………………………………………….\……………….…¬ ……. ,
en-doet-komen enwel~de-broederverwant-jelieder de kleine naar-mij 34
………………………….. . .
en-ik-ben-aan’tvolkènnen-!:
.\..///………………….| …. .
ja niet voetebeners (zijn)jullie,
.//<>………………………… . . . . .
ja vastzo-zijnden (zijn)jullie;
……………………………………………………..| ……………………\……………… .
enwel~de-broederverwant-jelieder ben-ik-aan’t-geven aan-jullie,
……………………….<>…………………………………. !
en-enwel~het-land zijn-jullie-aan’t-behandelsreizen[330].
……………………… . .
en-voorts-geschiedt-het: 35
fz….\……………………….. .
zij lozend de-zakken-hunner,
……………………//……………………………………….<>…………………. . . . . . .
en-kijk-hier~ieder het-ingeëngde~zilver-zijner in-de-zak-zijner;
………………..||…………………………….\\\……………………………..//……….//
en-voorts-zien-zij enwel~de-ingeëngde zilver(stukken)hunner zij
………………………………..<>…………………………………………….. !
[en-de-omvamende-hunner en-voorts-hebben-zij-ontzag.
………………///……………| ………..\………………………………… .
en-voorts-zegt tot-hen JàNgæQoBh de-omvamende-hunner, 36
………….<>……. . . . . . . . . . . .
enwel-mij ontkinderen-jullie;
……///……………\\………..| ………………..\……………… .
JóSéPh (is-er)geenszins en-ShieMeNgóWN (is-er)geenszins,
………………………………\………………………………. .
en-enwel~BieNeJáMieN zijn-jullie-aan’t-nemen,
……………….<>…………//…………. !
op-tegen-mij geschieden-zij al-af-dit.
……………….///…………………|………………………………..\………….. .
en-voorts-zegt RAuWBhéN tot~de-omvamende-zijner te-zeggen, 37
…………..///…………………………………………….|………………………………… .
en-wel~andertwee stichtkinderen-mijner ben-jij-aan-t-doen-sterven,
………………………//………………………………………..<>……… . . . .
ware’t~dat-ik-niet aan’t-doen-komen-ben-hem tot-jou;
.///…………………………|………………….. .
geef-toch enwel-hem in-de-hand-mijner,
….<>…………………………………………………..//………… !
en-ik ik-ben-aan’t-doen-terugkeren-hem naar-jou.
………………..||…………………………..//…………………………………<>………………………. . . . . .
en-voorts-zegt-hij niet~is-aan’t-afdalen de-stichtzoon-mijner genoot-met-jullie;38
……………\\…………………………………………………./…………….\\\…….\…………………… . .
ja~de-broederverwant-zijner (is)een-gestorvene en-hij in-afzondering resteert-hij:
……………..///………………….| ………….//……..| …….\………………………………… .
en-treft-hem verongelukking op-de-neemweg terwijl jullie-aan’-t-gaan- [zijn~daarop,
……………………………\\\………………………………………………//……….<>………..
en-afdalen-doen-jullie enwel~het-grauwe-haar-mijner in-kommer
!
[oergroeve-waarts.[331]
………….<>…………….//……………. !
en-de-honger is-zwaar in-het-land. 43.1
……………………. . .
en-voorts-geschiedt-het: 2
………///……………………….| …………\……………………….. .
naar-dat zij-al-af-maken om-te-eten enwel~het-breeksel,
.//………………<>…………………………………….. . . . . . .
dat zij doen-komen vandaan-van-MieTseRáJieM;
………………///……………| ………………………… .
en-voorts-zegt tot-hen de-omvamende-hunner,
..<>…………………………………………………….//………………….. !
keert-terug en-hebt-breeksel[332]~voor-ons een-weinig~eten.
……………….\\\…………//…………….<>…….. . . . . . .
en-voorts-zegt tot-hem JeHuWDáH te-zeggen; 3
……….\……………………………………….☼ \\…………….///………………………………………|
nogmalig-stellend stelt-nogmalig bij-ons de-manmenselijke om-te-zeggen
……………………\…………………………………………………………. .
[niet~aan’t-zien-zijn-jullie de-vertegenwendiging-mijner,
..<>…………………………………………………//………………………. !
zonder-dat de-broederverwant-jelieder samen-met-jullie(is).
……………//………..//……………………………<>……………………………………………… . . . .
ware’t~jij-bent zendend enwel~de-broederverwant-onzer samen-met-ons; 4
……………………..||……………………………//……………………..<> !
wij-zijn-aan’t-afdalen-! en-aan’t-breekselen-! voor-jou eten.
…………………………………//.<>…………\………………………… . . . . . . .
en-ware’t-geenszins-jij zendend niet zijn-wij-aan’t-afdalen; 5
…………..||…………………///…\\……..| ………………………………….\….
ja~de-manmenselijke zegt tot-ons niet~zijn-jullie-aan’t-zien
…………………………………….. .
[de-vertegenwendiging-mijner,
.<>…………………………………………………//……………………….. !
zonder-dat de-broederverwant-jelieder samen-met-jullie(is).
……………….\\..|………….. .
en-voorts-zegt JieSseRáAéL, 5
………..//…………….<>……………………… . . . . .
voor-wat maken-jullie’t-kwaad voor-mij;
………\………………………………… .
om-voor-te-leggen aan-de-manmenselijke,
.//……………………..<>……………. !
nogmalig(is) aan-jullie een-broederverwant.
………………..||…………….\………………………….☼………………………………….\…
en-voorts-zeggen-zij wensend wenst(‘t)~de-manmenselijke om-ons 6
………………………/…………………………… . .
[en-om-de-geboorte-plek-onzer te-zeggen:
.\\……………………………………….//……………| \………………\………. .
nog(is)? de-omvamende-jelieder levend is-er? voor-jullie
[een-broederverwant,
……………….\\………………………………….. .
en-voorts-leggen-wij(‘t)-voor~aan-hem,
…………..<>……………..\…………………… . . . . .
op~de-mond-van de-inbrengen (nl.)deze;
………….\…………………………………….. .
te-volkènnen? zijn-wij-aan’t-volkènnen,
.\………………….. .
ja hij-is-aan’t-zeggen,
………<>……………………………………………………….. !
doet-afdalen enwel~de-broederverwant-jelieder.
………………..\\………………./………………………\…………………………… . .
en-voorts-zegt JeHuWDáH tot~JieSseRáAéL de-omvamende-zijner: 8
.//…………..//………………………..<>……………………………..\…………………………. . . . . .
zend-! de-bonker samen-met-mij en-wij-zijn-aan’t-opstaan-! en-aan’t-gaan-!;
…………………………………..| ……\………………………….. .
en-wij-zijn-aan’t-leven en-niet zijn-wij-aan’t-sterven,
……….//……..<>………………………………….. !
ook~wij ook~jij ook~het-trippelkroost-onzer.
.| …………………………………………….. .
ik ik-ben-aan’t-borg-staan-voor-hem, 9
………………………….<>…………………………………….. . . . . . . . . .
vandaan-van-de-hand-van-mij ben-jij-aan’t-zoeken-hem;
…………………..\\………………………..///…\\……….|……………………..\……………….. .
ware’t-dat-niet ik-doe-komen-hem naar-jou en-deponeer-hem
[voor-de-vertegenwendiging-jouwer,
……………………………..//………………<>………………… !
en-ik-ben-een-verwaarder voor-jou al-af~de-dagen.
<>……………………..\………… . .
ja oh-als-toch-niet wij-dralen; 10
……//..<>……………………..//……………………………. !
ja~nu keren-wij-terug deze twee-voetstamperijen.
………………..\\…………../………………\…………………………… . .
en-voorts-zegt tot-hen JieSseRáAéL de-omvamende-hunner: 11
……………\………………………¬ \…… ,
ware’t-vast-zo dan-maar dit maakt(‘t)
..||……………………………………..///……………………\\..| ………………… .
neemt vandaan-van-het-ontvezelde-van het-land
[in-de-gereistukken-jelieder,
……………//………………………<>…………………. . .
en-doet-afdalen voor-de-manmenselijke cijns;
……….///…………..| ……….\……… .
een weinig mastix een-weinig honing,
..\………. .
gom en-hars,
..<>…………………. !
buikjes[333] en-amandelen.
…….//……………..<>………\…………………………….. . . . . .
en-zilver anderdubbel neemt in-de-hand-jelieder; 12
………………………\\…………………………../…………………..///……….
en-enwel~het-zilver dat-teruggekeerd-is in-de-mond-van
………………………………………| ………………………………………..\………..
[de-uitdij-zakken-jelieder zijn-jullie-aan’t-doen-terugkeren
…………………….. .
[in-de-hand-jelieder,
………..//…………..<>………… !
misschien een-dwaling (is)het.
…………………………………………………….<>… . . . . . . . . .
en-enwel~de-broederverwant-jelieder neemt(‘m); 13
………<>…………………..//……………. .
staat-op en-keert-terug tot~de-manmenselijke.
SEDER
……..\…………….. . .
en-god de-overweldigende: 14
…………………..\\…………….<>………………………………..|
hij-is-aan’t-geven aan-jullie moederschotigheid
………………………………\………………………… .
[voor-de-vertegenwendiging-van de-manmenselijke,
…………………………………..//……………..//….
en-voorts-is-hij-aan’t-zenden aan-jullie
…………………………………………………//………..<>……………
[enwel~de-broederverwant-jelieder de-één-enkele
………………………….. . . . . .
[en-enwel~BieNeJáMieN;
…//……………<>……………………………………. !
zoals ik-ontkinderd-wordt word-ik-ontkinderd.[334]
…………………///…………………………..| ………………\…………… .
en-voorts-nemen de-menselijken enwel~de-cijns (nl.)deze, 15
………………………………………….//……..//…………………………….<>……………….. . . . . .
en-het-anderdubbele~aan-zilver nemen-zij in de hand-hunner
[en-BieNeJáMieN;
…………………\\……………| …………………………….\…………………… .
en-voorts-staan-zij-op en-voorts-dalen-zij-af naar-MieTseRáJieM,
…………………………………….<>………………………………….//……………………. !
en-voorts-blijven-zij-staande voor-de-vertegenwendiging-van JóSéPh.
………………..\\………….\………………………………………………………. ,
en-voorts-ziet JóWSéPh samen-met-hen enwel-BieNeJáMieJN 16
………………..\\…….| ……..\…………………………….. .
en-voorts-zegt-hij tot-wie(is) over~het-huis-zijner,
……..//……………………….<>…………… . . . . . . . . .
doe-komen enwel~de-menselijken huiswaarts;
.///……………………..\\………….| …………………… .
slagerslacht een-slagerslacht en-maakt(‘t)-vastzo,
//…………………..//…………………//…………<>…………………………………….. !
ja samen-met-mij zijn-aan’t-eten de-menselijken in-de-middagglans.
…………………..\………… .
en-voorts-maakt de-manmenselijke, 17
……….<>….\……….. . . . . .
naar-wat zegt JóWSéPh;
…………………………//……………//…………………………………….<>……………….//…………..
en-voorts-doet-komen de-manmenselijke enwel~de menselijken huiswaarts
…………. !
[bij-JóSéPh.
…………………………………..\………. . .
en-voorts-hebben-ontzag de-menselijken: 18
.\………………………………………………………………..¬ ……………\……………….. ,
ja zij-worden-ertoe-gebracht-om-te-komen in-het-huis-van JóWSéPh
…………….. . .
en-voorts-zeggen-zij:
………..///…………………….\\…..| ……..///………
om~de-inbreng-van het-zilver dat-weerkeert
…………\\………………………….| ……….. .
[in-de-uitdij-zakken-onzer bij-de-aanpak,
………..<>……………………………………… . . . . . .
(zijn)wij ertoe-gebrachten-om-te-komen;
……………………….///……..\\………| …………………………\…………… .
om-zich-af-te-wentelen op-ons en-zich-te-doen-vallen op-ons,
……………….\\\…………………//…………<>……………………………………………… !
en-om-te-nemen enwel-ons tot-heerdienaren en-enwel~de-ezels-onzer.
……………………………..| ………….. .
en-voorts-reiken-zij naar~de-manmenselijke, 19
.<>………………………\…………… . . . . .
die(is) over~het-huis-van JóSéPh;
…………………..//……………………….<>………….//………………………. !
en-voorts-brengen-zij-in naar-hem in-de-opening-van het-huis.
…………………<>……………………….\………………… . . . . . .
en-voorts-zeggen-zij alstublieft machtiger-onzer; 20
.//………….//…………………………<>……………………………………. !
afdalend dalen-wij-af bij-de-aanpak om-te-breekselen~eten.
………………………..||……………………..\………………………….. . .
en-voorts-geschiedt-het ja~wij-komen naar~de-overnachtingsplaats: 21
………………………………..|…………………………………… .
en-voorts-openen-wij enwel~de-uitdij-zakken-onzer,
…………….///……………………………………………….| ………….\………….
en-kijk-hier het-zilver-van~iedermenselijke in-de-mond-van
…………………….. .
[de-uitdij-zak-zijner,
……………….<>………………………….. . . . . .
het-zilver-onzer op-het-gewicht-zijner;
…………………………………..//……………………<>……………………. !
en-voorts-doen-wij-terugkeren enwel-het in-de-handen-onzer.
……\\\…………//……………………………..//…………………………….<>………………….. . . . .
en-zilver er-achter-aan doen-wij-afdalen in-de-handen-onzer 22
[om-te-breekselen~eten;
..\……… .
niet volkènnen-wij,
………..//………………..<>…………………………………… !
wie~stelt het-zilver-onzer in-de-uitdij-zakken-onzer.
………………………….☼ …\\……………./………………………………… . .
en-voorts-zegt-hij vrede voor-jullie niet~zijn-jullie-ontzag-aan’t-hebben: 23
…….\\………………| …………///……………………………………………….|..\\………….///..
de-gods-jelieder en-de-gods-van de-omvamenden-jelieder geeft aan-jullie
…………………..|…………………………………. .
[weggestopts in-de-uitdij-zakken-jelieder,
……………………<>…….//……………. . . . .
het-zilver-jelieder komt[335] naar-mij;
…………………………….//…………………………………….. !
en-voorts-doet-hij-uittrekken enwel~ShieMeNgóWN.
…………………………//……………//……………………………………..<>…………..
en-voorts-doet-komen de-manmenselijke enwel~de-menselijken 24
……………//……………. . . . . .
[in-het-huis-van JóWSéPh;
…………………………………\\…| …………………\……………………………………… .
en-voorts-geeft-hij~water en-voorts-wassen-zij de-voetenbenen-hunner,
…………………//………….<>…………………………. !
en-voorts-geeft-hij voeder aan-de-ezels-hunner.
………………….\\…………………..| …………….. .
en-voorts-maken-zij-vastzo enwel~de-cijns, 25
……………..//………………….<>……………. . . . . . . . . .
tot~het-komen-van JóWSéPh in-de-middagglans;
.\…….. .
ja zij-horen,
……..<>………………………//…….. !
ja~daar zijn-zij-aan’t-eten brood[336].
……………….///……………..| .
en-voorts-komt JóWSéPh huis-waarts, 26
……………………………..//……………….//…………………..//…
en-voorts-doen-zij-komen voor-hem enwel~de-cijns
……………………………………<>…… . . . . . . . . .
[die(is)~in-de-handen-hunner huiswaarts;
………………………………………………….<>…. !
en-voorts-bukken-zij-zch~voor-hem land-waarts.
…………………///…………………….|……. .
en-voorts-wenst-hij voor-hen om-vrede, 27
……………… . .
en-voorts-zegt-hij:
…//…………………………………..//…………<>…………………….\…………. . . . . . . .
vrede? de-omvamende-jelieder de-baard-oude van-wie jullie-zeggen;
…………….<>.. !
nog?(is)-hij levend.
…………….. . .
en-voorts-zeggen-zij: 28
..//……………………………………….//……………………………………….<>………………….\…
vrede voor-de-heerdienaren-jouwer voor-de-omvamende-onzer nog(is)-hij
. . . . . . .
[levend;
………………………………………….<>……………………….. !
en-voorts-woren-zij-overmeesterd en-voorts-bukken-zij-zich.
…………………..\………………………………………………. . .
en-voorts-draagt-hij-hoog-heen de-welogen-zijner: 29
………………..||…………………………………\…………………………………………. ¬
en-voorts-ziet-hij enwel~BieNeJáMieJN de-broedeverwant-zijner
………………………………………………………….. ,
[de-stichtzoon-van-de-moederende-zijner
…………….. . .
en-voorts-zegt-hij:
……..| …………………………………..\…………. .
deze? de-broederverwant-jelieder de-kleine,
………//……………<>…………. . . . .
van-wie jullie-zeggen tot-mij;
…………………||………………………………………………<>……………………. !
en-voorts-zegt-hij gods is-aan’t-gratieëren-jou stichtzoon-mijner.
……………….\……………….. . .
en-voorts-ijlt-weg JóWSéPh: 30
……///……………………………………………………………………..|…………………………. .
ja~opgewonden-zijn de-moederschotigheden-zijner
[naar~de-broedeverwant-zijner,
………………..<>………………… . . . . . .
en-voorts-zoekt-hij om-te-wenen;
…………………//…………………………………<>…………………………..//……………. !
en-voorts-komt-hij naar-een-kamerbinnen en-voorts-weent-hij al-daar.[337]
…………………//……………………………………………..<>…………………. . . . . . . . . .
en-voorts-wast-hij de-vertegenwendiging-zijner en-voorts-trekt-hij-uit; 31
…………….. . .
en-voorts-bedt-hij-zich-in,
……………….<>…………//………… !
en-voorts-zegt-hij stelt-op brood.
…………………//………………………..//……………………………..<>……………………\…
en-voorts-stellen-zij op voor-hem inde-afzondering-zijner en-voor-hen 32
…………………………… . . . . . .
[in-de-afzondering-hunner;
………………………………||………..///…………………………..|…………………………… .
en-voor-de-MieTseRieJM die-eten samen-met-hem in-de-afzondering-hunner,
..☼..\\…………………../………………………………………. . .
ja niet zijn-aan’t-aankunnen-toch de-MieTseRieJM:
…………///………………………………………………..| .
om-te-eten samen-met~de-NgieWeRieten brood,
……………..//…………..<>…………………… !
ja~een-gruwel (is-)dat voor-MieTseRieJM.
………………..\……………………………………………………… .
en-voorts-zitten-zij voor-de-vertegenwendiging-zijner, 33
……………………| …………………………………. .
en-de-voorste naar-het-voorste-zijn-zijner,
…………………..<>………………………………………………………. . . . .
en-de-onbeduidendere naar-de-onbeduidendheid-zijner;
……………………………..//…………….<>…………….//…………………………………….. !
en-voorts-zijn-verbijsterd de-menselijken iedermenselijke
[naar~de-metgezel-zijner.
………………….\\………………………………../………………………………….\..
en-voorts-dragen-zij-hoog-heen draaglasten vandaan-van-bij 34
…………………………………………..¬ ……… ,
[de-vertegenwendiging-zijner naar-hen
……………………………\\…………..///…………………………..<>….
en-voorts-wordt-veel de-draaglast-van BieNeJáMieJN
………………………………//……………………………..<>….\. . . . . . . . .
[vandaan-van-de-draaglasten voor-al-af-hen vijf hand-delen;
………………….//……………………………………………….<>…………………………………. !
en-voorts-drinken-zij en-voorts-worden-zij-roesdronken genoot-met-hem.[338]
……………………||………………………\……………………………………..¬ …. .
en-voorts-gebiedt-hij enwel~die (is) over~het-huis-zijner te-zeggen, 44.1
………….||………………..///…………………………………………..| … .
maak-vol enwel~de-uitdijzakken-van de-menselijken met-eten,
…………//……………….||……………………………………………………….. . . . . . .
naar-wat zij-aan’t-aankunnen-zijn-toch om-hoog-heen-te-dragen;
………\…………………………..<>………………………………..//……………………………. !
en-stel het-zilver-van~iedermenselijke in-de-mond-van de-uitdijzak-zijner.
………………………………………..||……………………\……….. . .
en-enwel~de-drinkkom-mijner een-drinkkom van-zilver: 2
………………………..\……………………………..| ….\………………………… .
ben-jij-aan’t-stellen in-de-mond-van de-uitdijzak-van de kleine,
………..<>…………\……………………………….. . . . . .
en-enwel het-zilver-van het breeksel-zijner;
………………….||………………………//…………………….<>……//…….. !
en-voorts-maakt-hij naar-de-inbreng-van JóWSéPh die hij-inbrengt.
…..<>……………….. . . . .
de-ochtend (is-er)licht; 3
…………….\………………………………………. .
en-de-menselijken worden-heen-gezonden,
.<>……………………. !
zij en de-ezels-hunner.
☼….\……………………………………………….¬ .\……………… ,
zij uit-trekken-zij enwel~van-de-stad niet zijn-zij-ver 4
…………..///………….| ……..\……………………………… .
en-JóWSéPh hij-zegt tot-die(is) over~het-huis-zijner,
……//……………<>………………..\…………… . . . . . . . . . .
sta-op achtervolg laat-aan-achter de-menselijken;
………………………….| ……\……………….. .
en-jij-bereikt-hen en-jij-zegt tot-hen,
.//………………………………..//…….<>……………….//…………………….. !
voor-wat? vervredigen-jullie kwaad op-de-drukplek-van het-goede.
…….\…. . .
is-niet? deze: 5
…\\……………………………………///………………………………………..| .
waarvan-geldt-dat aan’t-drinken-is de-machtiger-mijner daarmee,
……………||…//………………………………<>………………….… . . . . . . . .
en-dat-hij waarzeggerijend aan’t-waarzeggereijen-is daarmee;
…………………….<>……………//………….. !
kwaad-doen-jullie-zijn wat jullie-maken.
……………………………….. .. . .
en-voorts-bereikt-hij-hen; 6
………………………………..\…….. .
en-voorts-brengt-hij-in tot-hen,
………………<>………………….. !
enwel~de-inbrengen (nl.)deze.
………………..\………………….. .
en-voorts-zeggen-zij tot-hem, 7
fz…………………………..\……………………………………… .
voor-wat? is-aan’t-inbrengen de-machtiger-mijner,
………………..<>………………… . . . . .
volgens-de-inbrengen (nl.)deze;
………………\\……………|…………………………………… .
een-over-aanpak-is’t voor-de-heerdienaren-jouwer,
..<>…………………………..//……………… !
maaksels volgens-een-inbreng (als)deze.
………\…………. . .
kijk-hier het-zilver: 8
///……….\\…..| …………\…………………………………… .
dat wij-vinden in-de-mond-van de-uitdijzakken-onzer,
………………….//………………….<>……………………………..\……… . . . . . .
doen-wij-terugkeren naar-jou vandaan-van-het-land KeNáNgàN;
…. . .
en-ach-hoe?:
………………………………| ……………………………\………………………………… .
zijn-wij-aan’t-stelen vandaan-van-het-huis-van de-machtiger-jouwer,
.<>………… !
zilver of goud.
……..\\……………….//………………………..//………………………………………………….<>…….
bij-wie aan’t-gevonden-worden-is die vandaan-van-de-heerdienaren-jouwer 9
……………………….. . . . . . . .
[en-hij-is-een-gestorvene;
…………….<>…………………..//…………………………………………………<>….. !
en-ook~wij aan’t-geschieden-zijn-zij voor-de-machtiger-mijner
[tot-heerdienaren.
………………..||…………………..//………………………………………<>……………………… . . . .
en-voorts-zegt-hij ook-welnu volgens-de-inbrengen-jelieder vastzo~(is)het; 10
…….\\……………….///…………………………|………………………………………….\ … .
bij-wie aan’t-gevonden-worden is hij is-aan’t-geschieden~voor-mij heerdienaar,
……<>……………………………………….//……………….. !
en-jullie jullie-zijn-aan’t-geschieden (als)straffelozen.
……………….. . .
en-voorts-beijlen-zij-zich: 11
……………………………//…………..//………………………………………..<>….. . . . . . . . . .
en-voorts-doen-zij-afdalen iedermenselijke de uitdijzak-zijner landwaarts;
……………..<>………………//……………………………………….. !
en-voorts-openen-zij iedermenselijke de uitdijzak-zijner.
…………………..||…………………………\…… .
en-voorts-speurt-hij-na bij-de-grote aanpakkend, 12
……………<>…….. . . . . . . . .
en-bij-kleine al-afmakend;
…………………………..| ……. .
en-voorts-vindt-hij de-drinkkom,
………..<>……………………………… !
in-de-uitdijzak-van BieNeJáMieN.[339]
……………………<>…………………………………. . . . . . .
en-voorts-scheuren-zij de-overjassen-hunner; 13
……………………………| .\………………………………………… .
en-voorts-laden-zij iedermenselijke op~de-ezel-zijner,
…………………………………..<> !
en-voorts-keren-zij-terug stadwaarts.
…………………\\………………///….………………………………………….|
en-voorts-komt JeHuWDáH en-de-broederverwant-zijner 14
……………..\……………… .
[in-het-huis-van JóWSéPh,
…….<>..\…………… . . . .
en-hij nog(is)-hij daar;
…………………//……………………………………………………….<>…….. !
en-voorts-vallen-zij voor-de-vertegenwendiging-zijner landwaarts.[340]
…………………///………………. .
en-voorts-zegt tot-hen JóSéPh, 15
……………………….//…………….<>..\………… . . . . . .
wat?~(is)het-maaksel (nl.)dit dat jullie-maken;
..\……………………. .
niet? volkènnen-jullie,
…………………….///……………………………………//………………<>…………………..//…..
ja~waarzeggerijend is-aan’t-waarzeggerijen[341] een-manmenselijke die(is)
………. !
[zoals-ik(ben).
…………………\……………. . .
en-voorts-zegt JeHuWDáH: 16
…………………………………<>…………………………………….. .
wat?~zijn-wij-aan’t-zeggen aan-de-machtiger-mijner,
………………………………<>…………….
wat?~zijn-wij-aan’t-inbrengen
…………………………………………………… . . . . . . . . . . . .
[en-waarmee?~zijn-wij-ons-aan’t-rechtvaardigen;
. .
gods:
……………| …………………………….\……………………………………….. .
hij-vindt enwel~het-geontwricht-van de-heerdienaren-jouwer,
…………….///……………………| ……………………………… .
kijk-hier-wij heerdienaren voor-de-machtiger-mijner,
.//………………….//………………………..<>……………………. !
ook bij-wie gevonden-is de-drinkkom in-de-hand-zijner.
…………………||……………..\……………………………….. .
en-voorts-zegt-hij een-overaanpak-is’t voor-mij, 17
…<>…………… . . . . .
maaksels (als)deze;
……….||………………………….☼ ……\\…………………………../……………………….. . .
de-manmenselijke bij-wie gevonden-wordt de-drinkkom in-de-hand-zijner:
fz…………………………………………………..\………… .
hij hij-is-aan’t-geschieden~voor-mij (als)heerdienaar,
…….||………//……………..<>……………………………………….. !
en-jullie, gaat-op ter-vrede naar~de-omvamende-jelieder.
~
SEDER
…………………\\……………./…………… . .
en-voorts-reikt naar-hem JeHuWDáH: 18
…………………………¬ …………\……………………….. ,
en-voorts-zegt-hij alstublieft machtiger-mijner
………………………………………\\……………………………….///…………………….|
aan’t-inbrengen-is~dan-toch de-heerdienaar-jouwer een-inbreng
…………\……………………………………. .
[in-de-oren-van de-machtiger-mijner,
………………………………….//……………………………..<>…..
en-niet~is-aan’t-ontgloeien de-walg-neus-jouwer
……………………………… . . . . . .
[bij-de-heerdienaren-jouwer;
//….<>…………………………………… !
ja zoals-jij(bent) zo(is)-PàReNgoH.
………………………..\…….. .
de-machtiger-mijner wenst, 19
……………………………………..<>……… . . . . . . .
enwel~de-heerdienaren-zijner te-zeggen;
…………………//……………….<>…………………………. !
is-er?~aan-jullie een-omvamende of~een-broederverwant.
………………..\\…………..|…………………………… .
en-voorts-zeggen-wij tot~de-machtiger-mijner, 20
………………….|…………….\…………………….. .
er-is~aan-ons een-omvamende baard-oud,
……………//………………………..<>……………… . . . . .
en-een-boreling-van baardoudheid een-kleine;
…………………………………..\\………………………../……………………………………………\\..
en-de-broederverwant-zijner (is)een-gestorvene en-voorts-blijft-hij-strak
.\\\……………………………….//……………………………………….<>…..
[hij in-de-afzondering-zijner voor-de-moederende-zijner
………….…………………….//………… !
[en-de-omvamende-zijner bemint-hem.
………………………\\…………………………………… .
en-voorts-zeg-jij tot~de-heerdienaren-jouwer, 21
……….<>……………………… . . . .
doet-afdalen-hem naar-mij;
……………………………//……………………………..<>…………. !
en-ik-ben-aan’t-stellen-! de-wel-ogen-mijner op-hem.
………………..\\………….| …………………………… .
en-voorts-zeggen-wij tot~de-machtiger-mijner, 22
……………………..//………………..<>……………………….\………………………. . . . . .
niet~is-aan’t-aankunnen de-bonker om-te-verlaten
[enwel~de-omvamende-zijner;
…………..//……………………………………………<>………………………………… !
en-verlaat-hij enwel~de-omvamende-zijner dan-is-hij-een-gestorvene.
……………….\\…….|…………………………………. .
en-voorts-zeg-jij tot~de-heerdienaren-jouwer, 23
……………………//.//……………………………………………..//………….<>…
ware’t-dat~niet af-daalt de-broedeverwant-jelieder de-kleine
………………… . . . . . .
[samen-met-jullie;
.//……………………………..<>……………………………….//……………………………………….. !
niet zijn-jullie-aan’t-toevoegen-toch om-te-zien de-vertegenwendiging-mijner.
……………………………………| \ .
en-voorts-geschiedt-het ja op-gaan-wij, 24
…………………………………..<>……………………………… . . . . . .
naar~de-heerdienaar-jouwer de-omvamende-mijner;
………………..\\…………………………… .
en-voorts-leggen-wij-voor~aan-hem,
………………//………………………………………… !
enwel de-inbrengen-van de-machter-mijner.
………………..<>………………………… . . . . .
en-voorts-zegt de-omvamende-onzer; 25
……………<>…………………………..//………………….. !
keert-terug breekselt~voor-ons een-weinig~eten.
……………………………..||………………………………..<>………………… . . . . . . . . .
en-voorts-zeggen-wij niet zijn-wij’t-aan’t-aankunnen om-af-te-dalen; 26
………………….☼ ………\\……………………………………..///……………….\\…….|
ware’t-dat-is de-broederverwant-onzer de-kleine samen-met-ons
…………………………. .
[en-wij-zijn-aan’t-afdalen,
…….\…………………………… . .
ja~niet zijn-wij’t-aan’t-aankunnen:
……………….| …………………..\……………………….. .
om-te-zien de-vertegenwendiging-van de-manmenselijke,
…………….//……………………………………<>…….//…………………..
en-de-broederverwant-onzer de kleine geenszins(is)-hij
…………………. !
[samen-met-ons.
…………………//……………………………..//……………………………..<>………… . . . . .
en-voorts-zegt de-heerdienaar-jouwer de-omvamende-mijner tot-ons; 27
.\…………………… .
jullie jullie-volkènnen,
//……..<>………………………………………//……………………………………..!
ja een-andertwee-tal baart~voor-mij de-vrouwmenselijke-mijner.
………………..///……………………………| ……………………….. .
en-voorts-trekt-uit de-één-enkele vandaan-van-bij-mij, 28
…………………||…………………\………… . . . . . .
en-voorts-zeg-ik dus vervreten vervreten;
……..//…….<>………………. !
en-niet zie-ik-hem tot~hier-aan-toe.
………………..\\\………………………..//…………………………….//……..
en-nemen-jullie ook~enwel~deze vandaan-van-genoot-met 29
………………………………………<>…………….\……………… . . . . . . . . . .
[de-vertegenwendiging-mijner en-treft-hem verongelukkingl;
…………….\\\……………………………………………………………….//……………….<>..
zo-doen-jullie-afdalen enwel~de-grauwharigheid-mijner met-kwaad
!
[oergroeve-waarts.
……… . .
en-welnu: 30
………………………………….| …………………………………..\………………………………… .
bij-het-komen-van-mij naar~de-heerdienaar-jouwer de-omvamende-mijner,
………….//………..\……………………………………… . . . .
en-de-bonker geenszins(is)-hij samen-met-ons;
……………………………..<>…………………//………………………………… !
en-de-lichaamziel-zijner is-verknoopt in-de-lichaamziel-zijner.
……………….. . .
en-het-geschiedt: 31
……………….//……….//….<>……………………………. . . . . . . .
zodra-hij-ziet ja~geen bonker en-hij-is-een-gestorvene;
……\\…………………………………………………/…………………………………..\…………………
en-afdalen-doen de-heerdienaren-jouwer enwel~de-grauwharigheid-van
……………………………//……………………………….//………….<>…………..
[de-heerdienaar-jouwer de-omvamende-onzer in-kommernis
!
[oergroeve-waarts.
///…………………………………| ………..\…………………………….. .
ja de-heerdienaar-jouwer staat-borg enwel~voor-de-bonker, 32
…………………………..//…………………………………..<>……… . . . . . .
vandaan-van-genoot-met de-omvamende-mijner te-zeggen;
…………………..///……………………………..\\……………| …… .
ware’t-dat~niet ik-ben-aan’t-doen-komen-hem tot-jou,
……………//…………………………………………..<>…………………….. !
zo-verwaard-ik voor-de-omvamende-mijner al-af~de-dagen.
……. . .
enwel-nu: 33
………………………..///…………………………………….| …………..\…………………… .
doe-zitten~dan-toch de-heerdienaar-jouwer op-de-drukplek-van de-bonker,
………..<>…………………………………………. . . . . . .
een-heerdienaar voor-de-machtiger-mijner;
………….<>…………………………//…………………………………………………………………. !
en-de-bonker hij-is-aan’t-opgaan genoot-met~de-broederverwanten-zijner.
………………..| ……………………\………………………………………………. .
ja~ach-hoe? ben-ik-aan’t-opgaan naar~de-omvamende-mijner, 34
………….<>…………………………….\…………………. . . . .
en-de-bonker geenszins(is)-hij samen-met-mij;
///…………………………………..\……………………….. .
afwendend-dat ik-aan’t-zien-ben op-het-kwaad,
.//…………..<>………………………………………………. !
dat aan’t-vinden-is enwel~de-omvamende-mijner.[342]
………………………….\\……………………../……………….. . .
en-niet~is-aan’t-aankunnen JóWSéPh om-zich-in-te-bedden: 45.1
……..///…………………………| ……. .
voor-al-af de-geplaatsten op-hem,
………………..||…………………//……………………….<>……………………….. . . . .
en-voorts-roept-hij doet-uittrekken al-af~menselijke
[vandaan-van-op-mij;
……………………….///………….\\……………………………… .
en-niet~blijft-staan een-menselijke samen-met-hem,
…………………………//……………………………..<>……………………………………………… !
bij-het-zich-volkènnen-laten-van JóWSéPh aan-de-broederverwanten-zijner.
………………..//……………………………………………………… . . . . . . . . . . . . . .
en-voorts-geeft-hij enwel~de-stem-zijner bij-het-wenen[343]-van-hem; 2
………………….\………………………….. .
en-voorts-horen-toe de-MieTseRieJM,
…………………<>…………………//…………………. !
en-voorts-hoort-toe het-huis-van PàReNgoH.
………………..\\………///…………………………………………………..| \…………….. . .
en-voorts-zegt JóSéPh tot~de-broederverwanten-zijner ik(ben) JóWSéPh, 3
…….//…………………………….<>………….. . . . . . .
(is)nog? de-omvamende-mijner een-levende;
…………………………..///……………………………………………| ……………..\…………………
en-niet~kunnen’t-aan de-broederverwanten-zijner om-zich-toe-te-buigen
………………….. .
[en-wel~naar-hem,
//………..<>………………………………………………….. !
ja verschrikt-zijn-zij vandaan-van(vanwege)-hem.
…………………\\………..\\\………………………………………………..//…………………..//………….<>.
en-voorts-zegt JóWSéPh tot~de-broederverwanten-zijner reik~dan-toch naar-mij4
……………… . . . . . . . .
[en-voorts-reiken-zij;
…………….. . .
en-voorts-zegt-hij:
..| …………….\…………………………………………. .
ik(ben) JóWSéPh de-broederverwant-jelieder,
………….//………………………………<>………….. !
zoals~jullie-verkopen enwel-mij MieTseRáJieM-waarts.
………….\…………………… . .
en-welnu niet~aan’t-krenken-zijn-jullie-jezelf: 5
……………………………….\\…..| ………………………… .
en-niet~is’t-aan’t-gloeien in-de-wel-ogen-jelieder,
…….//……………………………….<> . . . . . . . .
ja~jullie-verkopen enwel-mij hier-heen;
.\…………………… .
ja om-te-doen-leven,
…//………….<>…………………………………………………. !
zendt-mij gods voor-de-vertegenwendiging-jelieder.
…….//……………..//…………………..<>…………………//…………………….. . . . .
ja~dit(is) de-tweede[344]-van de-honger in-het-naderlijf-van het-land; 6
…………………….| ..\… .
en-nog(zijn-er) vijf jaaranderingen,
..//…………………..<>……………. !
waarin geen~bewerking en-knotting(is).
………………………….///…….|………………………………………………. .
en-voorts-zendt-mij gods voor-de-vertegenwendiging-jelieder, 7
……………//……………..//…………..<>…………….…. . . . .
om-te-stellen voor-jullie een-resteren in-het-land;
………\……………… .
ten-leven voor-jullie,
…………………….<>………… !
voor-een-ontkoming groot.
……… . .
en-welnu: 8
……….||…..///…………………………….| .
niet~jullie jullie-zenden enwel-mij hierheen,
<> . . . .
ja gods;
………………….\\…………………………./…………………………. . .
en-voorts-stelt-hij-mij tot-omvamende voor-PàReNgoH:
…………………………|……………………………… .
en-tot-machtiger voor-al-af~het-huis-zijner,
…….<>……………………………………//……………. !
en-vore-steller in-al-af~het-land MieTseRáJieM.[345]
…………¬ …………….\…………………………………….. ,
beijlt-je en-gaat-op naar~de-omvamende-mijner 9
………………………..\……………………………… . .
en-voorts-zijn-jullie-aan’t-zeggen tot-hem:
///…..| ……………………….\……………. .
zo zegt de-stichtzoon-jouwer JóWSéPh,
………\\\…..//…………<>…………………………………… . . . . . . .
mij-stelt gods tot-machtiger voor-al-af~MieTseRáJieM;
..//……………..<>…………………………………………… !
daal-af naar-mij niet~ben-jij-aan’t-blijven-staan.
………………………………..\………………………….<>…………………………………///………| ……. .
en-aan’t-zitten-ben-jij in-het-land GoShèN en-aan’t-leven-ben-jij lijfna tot-mij,10
<>……………………………………<>…………………..\………………………..
jij en-de-stichtkinderen-jouwer en-de-stichtkinderen-van
………………………….. . . . . . .
[de-stichtkinderen-jouwer;
…………………………………..//……………………………….<>………………………………….. !
en-het-voorttrekvee-jouwer en-het-rundvee-jouwer en-al-af~wat~aan-jou(is).
………………………………….///……………………………| .
en-geheel-al-af-maak-ik-het enwel-voor-jou daar, 11
……..//…//..<>…………….. . . . . . .
ja~nog vijf jaarnderingen honger;
………………………………………./….…..//…………………….//……
afwendend-dat~jij-gaat-derven jij en-het-huis-jouwer
……………………………… !
[en-al-af~wat~aan-jou(is).
……………///………………………………..| ……… .
en-kijk-hier de-wel-ogen-jelieder (zijn-ziende, 12
…………..<>…………………………//……………………………………… . . . . .
en-de-wel-ogen-van de-broederverwant-mijner BieNeJáMieJN;
…………………….<>…….//…………………….. !
ja~de-mond-mijner inbrengende tot-jullie.
………………………..\……………………………………………………………….. . .
en-voorts-zijn-jullie-aan’t-voorleggen aan-de-omvamende-mijner: 13
…………………………………………………| …………. .
enwel~al-af~de-zwaarte-mijner in-MieTseRáJieM,
………..<>………………………………\………… . . . . .
en-enwel de-al-afheid-van~wat jullie-zien;
……………………….//……………………………………………………..//………
en-voorts-zijn-jullie-je-aan’t-beijlen en-aan’t-doen-afdalen[346]
……………………………………….<>…….. !
[enwel~de-omvamende-mijner hierheen.
……………….//…………………..//………………………………………………………..<>……
en-voorts-valt-hij op~de-hals-van BieNeJáMieN~broederverwant-zijner 14
…………….. . . . . . . . .
[en-voorts-weent-hij;
…………….. .
en-BeNeJáMieN,
……….<>……………………. !
hij-weent op~de-hals-zijner.
……………………………………….//…………………………………………………….<>……
en-voorts-geeft-hij-een-kus aan-al-af~de-broederverwanten-zijner 15
…………………..\…………….. . . . .
[en-voorts-weent-hij op-hen;
…….\…. .
en-later vastzo,
…………..//…………………………………….<>………………………… !
brengen-in de-broederverwanten-zijner samen-met-hem.[347]
…………..\…………………… . .
en-de-stem wordt-gehoord: 16
………….///…………………….| …. .
in-het-huis-van PàReNgoH te-zeggen,
….<>………………………\………………………………… . . . . .
gekomen-zijn de-broederverwanten-van JóSéPh;
………………………………..| …………\………………………….. .
en-voorts-is-het-goed in-de-wel-ogen-van PàReNgoH,
……………….<>…………………………………………… !
en-in-de-wel-ogen-van de-heerdienaren-zijner.
……………….//…………………| ……… .
en-voorts-zegt PàReNgoH tot~JóSéPh, 17
.//……………………………………………<>……….\ . . . . . . . .
zeg tot~de-broederverwanten-jouwer dit maakt(‘t);
…………..|……………………………………<>…………………..<>…………………..//……….!
laadt-vol enwel~het-domvee-jelieder en-gaat~komt naar-het-land KeNáNgàN.
……..\\\…………………………………………//………………………………………………………<>……
en-neemt enwel~omvamende-jelieder en-enwel~de-stichtdochters-jelieder 18
……..\………….. . . . .
[en-komt naar-mij;
…………………………..//……….. . .
en-ik-ben-aan’t-geven aan-jullie:
………………………………..| ……..\……………. .
enwel~het-goede-van het-land MieTseRáJieM,
……………………………………<>…………………………//…………………… !
en-voorts-zijn-zij-aan’t-eten enwel~het-melkvet-van het land.
……//………….<>…..\. . . . . . . . .
en-jij jij-gebiedt dit maakt(‘t); 19
…………………………☼ …………………………….\\………………./…… . .
neemt~voor-jullie vandaan-van-het-land MieTseRàJieM cirkelaars[348],
………………………………………………| ………………………………………………….. .
voor-het-trippelkroost-jelieder en-voor-de-vrouwmenselijken-jelieder,
……………………….//………………………………………….
en-voorts-zijn-jullie-hoog-heen-aan’t-dragen
………………………………………….<>……………………………………………….. !
[enwel~de-omvamende-jelieder en-zijn-jullie-voorts-aan’t-komen.
…………………………… .
en-de-wel-ogen-jelieder, 20
……………………….<>…………………………………………………… . . . . . .
niet~zijn-zij-troost-aan’t-zoeken over~het-gerei-jelieder;
…………….//…………………………..//…………….<>……………….//………. !
ja~het-goede-van al-af~het-land MieTseRàJieM voor-jullie (is)het.[349]
……………………………………..|………//……………………………… .
en-voorts-maken~vast-zo de-stichtzonen-van JieSseRáAéL, 21
…………………\\……………//………..//…<>…………………….\…………………. . . . . .
en-voorts-geeft aan-hen JóWSéPh cirkelaars op~mond-van PàReNgoH;
…………………//……………….//….<>……………………… !
en-voorts-geeft-hij aan-hen teerkost voor-de-neemweg.
…………………………………..//…//………………..<>………………………..\………………………. . . . . . .
aan-de-al-afheid-van-hen geeft-hij voor-iedermenselijke wisselingen-van 22
[overjassen;
………………………..///…………….| ..\….\…………. .
en-aan-BieNeJáMieN geeft-hij drie honderd zilvers,
…….<>….//……………….. !
en-vijf wisselingen-van overjassen.
………………………||…………………….///……………….| .\. .
en-aan-de-omvamende-zijner zendt-hij als-dit tien ezels, 23
………………………….<>……………………………………\…………………… . . . . . . .
die-hoog-heen-dragen vandaan-van-het-goede-van MieTseRáJieM;
……..\………..||……..☼………………………………..\……………………///…
en-tien ezelinnen hoog-heen-dragend gezuiverds[350] en-brood
………//……………………………………………………..<>………………….. !
[en-pakhuisvoedsel voor-de-omvamende-zijner voor-de-neemweg.
…………………//…………………………………………………………………<>………………….. . . . . . .
en-voorts-zendt-hij-heen enwel-de-broederverwanten-zijner en-voorts-gaan-zij;24
…………………\……………… .
en-voorts-zegt-hij tot-hen,
………………………………………<>…………………………. !
niet~zijn-jullie-aan’t-bewogen-zijn op-de-neemweg.
…………………………….<>………………………………. . . . . . .
en-voorts-gaan-zij-op vandaan-van-MieTseRáJieM; 25
………………..\\…………| …………\……….. .
en-voorts-komen-zij in-het-land KeNàNgàN,
……………………<>……………………………. !
naar~JàNgæQoBh de-omvamende-hunner.
………………………………….\\…………../……. . .
en-voorts-leggen-zij-voor aan-hem te-zeggen: 26
///………….\……….. .
nog(is) JóSéPh een-levende,
…………..//……<>………………………………….\……………. . . . . . . .
en-ja~hij(is) vore-steller in-al-af~het-land MieTseRáJieM;
…………………….\…………………. .
en-voorts-verkilt het-hart-zijner,
//……………….<>……………… !
ja niet~vertrouwt-hij op-hen.
…………………………………..\………. . .
en-voorts-brengen-zij-in naar-hem: 27
……\………………..///………………………………| .\……….\…………………. .
enwel al-af~de-inbrengen-van JóWSéPh die hij-inbrengt naar-hen,
…………………………| ………………. .
en-voorts-ziet-hij enwel~de-cirkelaars,
………//………….<>……………………………………\…………….. . . . .
die~zendt JóWSéPh om-hoog-heen-te-dragen enwel-hem;
………………….||…………fz……………………………..//……………………………. !
en-voorts-leeft de-beluchting-van JàNgæQoBh de-omvamende-hunner.
………………..\\.| …………. .
en-voorts-zegt JieSseRáAéL, 28
..//…………………………..//………. . . . . . . .
veel-is’t nog(is)~JóWSéPh een-levende;
………………………//………………….<>……………………………..//………………… !
ik-ben-aan’t-gaan en-aan’t-zien-hem bij-het-nog-vers-zijn-dat
[ik-aan’t-sterven-ben.
…………………///……………………..| ………………………….. .
en-voorts-rukt-los JieSseRáAéL en-al-af-wat~aan-hem(is), 46.1
…………………<>………………………\…………….. . . . . .
en-voorts-komt-hij bij-de-bron-van ShèBhàNg[351];
…………………\……………. .
en-voorts-slacht-hij slachtgaven,
………………<>……………………………………//………………….!
voor-de-gods-van de-omvamende-zijner JieTseCháQ.
………………..\\……///……………………………………………\……………….. .
en-voorts-zegt gods aan-JieSseRáAéL in-een-gezicht-van de-nacht, 2
…………………<>……………………\………………. . . . . .
en-voorts-zegt-hij JàNgæQoBh, JàNgæQoBh;
………………..<>……………………… !
en-voorts-zegt-hij kijk-hier-mij.
…………………||………//…………<> ……..\…………………………………. . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij ik (ben)god de-gods-van de-omvamende-jouwer; 3
…………………………………………….|………………………………….\…………………….. .
niet~ben-jij-je-aan’t-ontzien vandaan-van-van-het-afdalen MieTseRáJieM-waarts,
…………………..//…….<>……………………………………//… !
ja~tot-een-natie groot ben-ik-aan’t-stellen-jou daar.
. .
ik: 4
…………………..///……………………………….| ……… .
ik-ben-aan’t-afdalen genoot-met-jou MieTseRáJieM-waarts,
…..<>…………………………\……. . . . . . . . .
en-ik ik-doe-opgaan-jou ook~opgaande;
…………||…………………//……………………<>………………………………. !
en-JóSéPh is-aan’t-zetten de-hand-zijner op~de-welogen-jouwer.
………………….//…………………..<>…………………………….\……. . . . . . .
en-voorts-staat-op JàNgæQoBh vandaan-van-BeAéR ShèBhàNg; 5
………………….\\………………………………………………………………………/………………………………\….
en-voorts-dragen-hoog-heen de-stichtzonen-van~JieSseRáAéL[352] enwel~JàNgæQoBh
……………………….. . .
[de-omvamende-hunner:
…………………………………………| …………………………………………………… .
en-enwel~het-trippelkroost en-enwel~de-vrouwmenselijken-hunner,
………….||……………………//…………..<>………………………………….//…..
op-de-cirkelaars die~zendt PàReNgoH om-hoog-heen-te-dragen
………….. !
[enwel-hem.
………………..\\……………………………………………….. . .
en-voorts-nemen-zij enwel~het-verworvene-hunner: 6
……………………………………| ..///…………………………….| ………….\………. .
en-enwel~het-gehechte waaraan zij-zich-hechten in-het-land KeNàNgàN,
………………..<>………………….. . . . . . . . . . . .
en-voorts-komen-zij MieTseRáJieM-waarts;
…………..<>……………………………………….//……………………….. !
JàNgæQoBh enl-al-af~het-kiemsel-zijner samen-met-hem.
…………………………||………………..///……………………………………………………….|
de-stichtzonen-zijner en-de-stichtzonen-van de-stichtkinderen-zijner 7
………………… .
[samen-met-hem,
……………………………..//………………..//……………………………………………….<>…….
de-stichtdochters-zijner en-de-stichtdochters-van de-stichtzonen-zijner
………………………………. . . . . . .
[en-al-af~het-kiemsel-zijner;
……………..//………………………..<>…………….. !
doet-hij-komen samen-met-hem MieTseRáJieM-waarts.
=
…….\\………………….\\\…………………………………………………………………//……….//……
en-deze (zijn) de-namen-van de-stichtkinderen-van~JieSseRáAéL die-komen 8
…………..<>………………………………\…………………………………….. . . . . . .
[MieTseRáJieM-waarts JàNgæQoBh en-de-stichtkinderen-zijner;
……..//………………………..<>…………….. !
de-voorste-van JàNgæQoBh RAuWBhéN.
………….<>……………………………….. . . . . .
en-de-stichtkinderen-van RAuWBhéN; 9
……….//…………………<>……………………..//………………… !
ChæNóWK en-PhàLLuWA en-ChàTseRóWN en-KàReMieJ.
……………\…………………………………….. . .
en-de-stichtkinderen-van ShieMeNgóWN: 10
…………\\\……………..//………<>……………………\……………… . . . . .
JeMuWAéL en-JáMieJN en-AoHàR en-JáKhieJN en-TsoHàR;
………….<>………………………………………………………. !
en-SháAuWL stichtzoon-van~een KeNàNgæNietische.
…………..<>…………………………. . . . . .
en-de-stichtkinderen-van LeWieJ; 11
………….||…………<>………………… !
GéReShóWN QeChàT en-MeRáRieJ.
……………\………………………………… . .
en-de-stichtkinderen-van JeHuWDáH: 12
..\\\………………//…………….<>……….\……………….. . . . .
NgéR en-AóWNáN en-ShèLáH en-PèRèTs en-ZèRàCh;
…………………\\………///…………………| …………..\…….. .
en-voorts-sterft NgéR en-AóWNáN in-het-land KeNàNgàN,
………………………..//……………………………………..<>………………….//………………. !
en-voorts-geschieden de-stichtzonen-van~PèRèTs ChèTseRóWN en-CháMuWL.
…………..<>………………………………….. . . . . .
en-de-stichtkinderen-van JieSsSsáKháR; 13
………..//………..<>…………//…………………….. !
TtóWLáNg en-PuWH en-JóWBh en-ShieMeRóWN.
………….<>…………………………………… . . . . .
en-de-stichtkinderen-van ZeBhuWLoN; 14
.//………………<>……………………… !
SáRàR en-AéLóWN en-JàCheLeAéL.
…\……………………\…………………………… . .
deze(zijn) de-stichtkinderen-van LéAáH: 15
.\\……….///…………………………..|…………..\……… .
die zij-baart voor-JàNgæQoBh in-PàDDàN AæRáM,
………..<>………..\…………………….. . . . . .
en-enwel DieJNáH de-dochter-zijner;
…………\\\……………………………………………………//…………………………………………<>…..
al-af~lichaamziel-van de –stichtkinderen-zijner en-de-stichtdochters-zijner
..//…………. !
[dertig en-drie.
……………\…………………………. .
en-de-stichtkinderen-van GáD, 16
………..//………………….<>……………\……………….. . . . .
TsiePhóWN en-ChàGGieJ ShuWNieJ en-AèTseBoN;
………//……………………<>…………………… !
NgéRieJ en-AæRóWDieJ en-AàReAéLieJ.
……………\……………………………… . .
en-de-stichtkinderen-van AèShéR: 17
………..\\\………………….//………………….//…………………….<>…………\………..
JieMeNáH en-JieSheWáH en-JieSheWieJ en-BheRieJNgáH en-SsèRàCh
……………………….. . . . . . .
[zusterverwante-hunner;
……………\………………………………………. .
en-de-stichtkinderen-van BheRieJNgáH,
…<>………………………….. !
CháBhèR en-MàLeKieJAéL.
fz……………………..\……………………………… .
deze(zijn) de-stichtkinderen-van ZieLePáH, 18
………//………..<>………………\…………………………….. . . . . .
die~geeft LáBháN aan-LéAáH de-stichtdochter-zijner;
…………………///…………………..\\..| ………………. .
en-voorts-baart-zij enwel~deze voor-JàNgæQoBh,
.//…<>. !
zes tien lichaamzielen.
……..\\\………………………………….| ……..//…………………………………….. .
de-stichtkinderen-van RáChéL de-vrouwmenselijke-van JàNgæQoBh, 19
……..<>……………………. !
JóWSéPh en-BieNeJáMieN.
…………………………………….\…………………………¬ …………..\………………. ,
en-voorts-wordt-er-gebaard voor-JóWSéPh in-het-land MieTseRáJieM 20
///……………………….| ……… .
die baart~voor-hem AåSeNàT,
……………………………………//…………..<>…………..\…………… . . . . .
de-stichtdochter-van~PóWThieJ PhèRàNg priester-van AoZ;
………………………..<>……………………………. !
enwel~MeNàShShèH en-enwel~AèPheRáJieM.
……………\………………………………………. . .
en-de-stichtkinderen-van BieNeJáMieN: 21
///………………\\……..| ………….. .
BèLàNg en-BhèKhèD en-AàSheKéL,
……//……………………<>………….\…….. . . . . . .
GéRàNg en-NàNgæMèN AéChieJ en-RoASh ;
…………//……………………<>…………. !
MoePPieJM en-ChoePPieJM en-AáReDe.
fz……………………..\…………………………….. .
deze(zijn) de-stichtkinderen-van RáChéL, 22
///……..<>…………………… . . . . .
die zij-baart voor-JàNgæQoBh;
………..<>……………….//…. !
al-af~lichaamziel veer-tien.
…………………………………………..<>…………. !
en-de-stichtkinderen-van~DáN ChoeShieJM. 23
……………<>……………………………………. . . . . .
en-de-stichtkinderen-van NàPheTtáLieJ; 24
……………….//……………..<>……….//………………….. !
JàCheTseAéL en-GuWNieJ en-JàTsèR en-ShieLLéM.
fz…………………….\…………………………………… .
deze(zijn) de-stichtkinderen-van BhieLeHáH, 25
……….//…………<>……………….\……………………………. . . . . . .
die~geeft LáBháN aan-RáChéL de-stichtdochter-zijner;
………………..\\\……………………..//……………………<>………………//…………….. !
en-voorts-baart-zij enwel~deze voor-JàNgæQoBh al-af~lichaamziel zeven.
………..☼………………………\\…………………………///…………….\\………………..|
al-af~lichaamziel die-komt voor-JàNgæQoBh MieTseRáJieM-waarts 24
…………\…………………………………………….. .
[(zijn)uittrekkenden-van het-bekken-zijner,
<>………………………..\…………………………………………………………………………. . . . . .
uitgezonderd de-vrouwmenselijken-van de-stichtzonen-van~JàNgæQoBh;
…………<>………………//………… !
al-af~lichaamziel zestig en-zes.
……………//……………………………….//………………………………………..//…………………<>……
en-de-stichtkinderen-van JóWSéPh die~gebaard-zijn~voor-hem in-MieTseRàJieM 27
………..//………. . . . . . . . . .
[aan-lichaanziel andertwee;
……………..\\\……………………………………………………………//…………//……..
al-af~de-lichaamzielen voor-het-huis-van~JàNgæQoBh die-komen
………….<>………………….. !
[MieTseRàJieM-waarts zeventig.[353]
~
SEDER
……………………………||…///………………………………………………………………|…………….. .
en-enwel~JeHuWDáH zendt-hij voor-de-vertegenwendiging-zijner naar~JóWSéPh, 28
……………………//……………………………………………………….<>………. . . . . . . . . . .
om-te-doen-uitleggen voor-de-vertegenwendiging-zijner GoShèN-waarts;
………………..<>………………………….//………. !
en-voorts-komen-zij naar-het-land GoShèN.
………………….///……………………….|……………………. .
en-voorts-knevelt-aan JóWSéPh het-oprij-tuig-zijner, 29
………………….//……………………………………………………………..//.
en-voorts-gaat-hij-op om-te-treffen~enwel~JieSseRáAéL
………………………….<>…….. . . . . . . .
[de-omvamende-zijner in-GoShèN;
………………………………………\……….. . .
en-voorts-laat-hij-zich-zien aan-hem:
…………………………| ……………….. .
en-voorts-valt-hij op~de-hals-zijner,
……………………//………………………….<>……. !
en-voorts-weent-hij op~de-hals-zijner nogmalig.[354]
………………..\\\……………….//………………<>…………………………..\……………… . . . . . . . . .
en-voorts-zegt JieSseRáAéL tot~JóWSéPh ik-ben-aan’t-sterven deze-voetstamp; 30
……………….| …..\………………………………………………… .
laat-na-dat ik-zie enwel~de-vertegenwendiging-jouwer,
//……………..<>…….. !
ja nog(ben)jij een-levende.
…………………\\………..///…………………………………………………. | …………………..\………
en-voorts-zegt JóWSéPh tot~de-broederverwanten-zijner en-tot-het-huis-van 31
……………………….. .
[de-omvamende-zijner,
…………………..<>………………………..\………………………….. . . . . .
ik-ben-aan’t-opgaan en-aan’t-voorleggen aan-PàReNhoG;
…………………………..\…………….. .
en-ik-ben-aan’t-zeggen tot-hem,
…………………………………….\\\……………………………………………………………//……
de-broederverwanten-mijner en-het-huis-van~de-omvamende-mijner
..//…………………………………..<>……….//…………….. !
[die (zijn) in-het-land~KeNàNgàN komen naar-mij.
…………………………..| …………\………………… .
en-de-menselijken (zijn) weiders-van voorttrekvee, 32
…………….//…………………………..<>……………….. . . . . . . . . .
ja~(als)menselijken-van verworvenheid geschieden-zij;
…………………………………\\\…………………………………//……………………..//……………..<>.
en-het-voorttrekvee-hunner en-het-rundvee-hunner en-al-af~wat (is) aan-hen
…………….. !
[doen-zij-komen.
……………………………||………………………//……………….<>………… . . . . .
en-is-aan-‘t-geschieden ja~aan’t-roepen-is om-jullie PàReNgoH; 33
……………….<>…………………………………………………………….. !
en-aan’t-zeggen-is-hij wat?(zijn)~de-maaksels-van-jullie.
………………………………. . .
dan-zijn-jullie-aan’t-zeggen: 34
………..\\……………………………/……………………….\……………………\\……………………|
(als)menselijken-van verworvenheid geschieden de-heerdienaren-jouwer
…………………………..///…………………………… .
[vandaan-van-de-bonktijd-onzer en-tot~nu,
………<>……………………………………… . . . . .
ook~wij en-ook~de-omvamenden-onzer;
… . .
ter-oversteking-daarvan-dat:
………………………………….| ………….\…… .
jullie-aan’t-zitten-zijn in-het-land GoShèN,
………//…………………………….<>…………………..//…………… !
ja~gruwelijk-vindt MieTseRáJieM al-af~weider-van voorttrekvee.[355]
………………..\………………..¬ ………………………………\………………….. ,
en-voorts-komt JóWSéPh en-voorts-legt-hij-voor aan-PàReNgoH 47.1
……………. . .
en-voorts-zegt-hij:
………………………….\\…………………………………………………./…….
de-omvamende-mijner en-de-broederverwanten-mijner
…………………………………..///……………………………………….|
[en-het-voorttrekvee-hunner en-het-rundvee-hunner
………………..\……………… .
[en-al-af~wat (is) aan-hen,
………<>…………………………………………. . . . . . . .
zij-komen vandaan-van~het-land KeNáNgàN;
……………………<>……………………//………… !
en-kijk-hier-zij(zijn) in-het-land GoShèN.
…………………………………\………………………………………………… .
en-vandaan-van-het-einde-van de-broederverwanten-zijner, 2
..<>…………..\. . . . . . . . . . .
neemt-hij vijf menselijken;
…………………….<>……………………………………………..//………………………….. !
en-voorts-poneert-hij-hen voor-de-vertegenwendiging-van PàReNgoH.
………………….\\\…………..//……………………………………………<>……
en-voorts-zegt PàReNgoH tot~de-broederverwanten-zijner 3
………………………………. . . . . .
[wat?~de-maaksels-jelieder;
…………………\………………………….. . .
en-voorts-zeggen-zij tot~PàReNgoH:
..//………………………………| ………………………….. .
weider-van voorttrekvee de-heerdienaren-jouwer,
……….<>……………………………………… !
ook~wij en-ook~de-omvamenden-onzer.
…………………\…………………………… . .
en-voorts-zeggen-zij tot~PàReNgoH: 4
…………………\………………………..¬ ,
om-in-te-klampen in-het-land komen-wij
……….\………………….. . .
ja~geenszins(is-er) weideplek:
………………………………….| .\………………………………………… .
voor-het-voorttrekvee dat(is) aan-de-heerdienaren-jouwer,
………//……………<>………………….\…………. . . . . .
ja~zwaar-is de-honger in-het-land KeNáNgàN;
…….//…………………………………….//……………………………..<>………………..//……….. !
en-nu zijn-aan’t-zitten~dan-toch de-heerdienaren-jouwer in-het-land GoShèN.
………………..\…………….. .
en-voorts-zegt PàReNgoH, 5
……………<>………. . . . . . .
tot~JóWSéPh te-zeggen;
…………………………//………………………………………………….<>……..//…………… !
de-omvamende-jouwer en-de-broederverwanten-jouwer komen tot-jou.
……..///……………\\…….| …………………………………………….\…………. .
het-land MieTseRàJieM voor-de-vertegenwendiging-jouwer (is)dit, 6
……………//…………………………. .
in-het-goeddoende-van het-land,
……..//……………………………………………<>……………………………….. . . . . . .
doe-zitten enwel~de-omvamende-jouwer
[en-enwel~de broederverwanten-jouwer;
……………………………..| ………..\…………. .
aan’t-zitten-zijn-zij in-het-land GoShèN,
………………………………………….. . .
en-ware’t-dat~jij-aan’t-volkènnen-bent:
………………………….| ……………………………….. .
en-er-zijn~bij-hen menselijken-van~vermogen,
…………………………………………………..//……….//
en-voorts-ben-jij-aan’t-stellen-hen (tot)vorsten-van
…………….<>………………………………… !
[het-verworvene over~wat~aan-mij(is).
………………………..///………………..| …………………….\……………………………….. .
en-voorts-doet-komen JóWSéPh enwel~JàNgæQoBh de-omvamende-zijner, 7
……………………………….<>……………………………………………………..\……………….. . . . .
en-voorts-doet-hij-staan-blijven-hem voor-de-vertegenwendiging-van
[PàReNgoH;
………………..//…………………….<>………………………… !
en-voorts-zegent-in JàNgæQoBh enwel~PàReNgoH.[356]
……………….//……………<>………………… . . . . . .
en-voorts-zegt PàReNgoH tot~JàNgæQoBh; 8
………||………………<>………………….//…………………………………………… !
als-wat(zijn) de-dagen-van de-jaaranderingen-van het-leven-jouwer.
………………..///…………………| ……………. .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh tot~PàReNgoH, 9
……………………| ……..\………………………………………………….. .
de-dagen-van de-jaaranderingen-van het-inklampen-mijner[357],
………..//…………..\………… . . . . . . . . . .
(zijn)dertig en-honderd jaarandering;
..\………………….. . .
weinig en-(als)kwaden:
……………….| ………………….|……..\……………………………………………….. .
geschieden de-dagen-van de-jaaranderinmgen-van het-leven-mijner,
……..\….. . .
en-niet bereiken-zij:
……………………………….| ………………………………..|……..\……………
enwel~de-dagen-van de-jaaranderingen-van het-leven-van
…………………………… .
[de-omvamenden-mijner,
………….<>…………………………………… !
in-de-dagen-van het-inklampen-hunner.
………………..//…………………….<>………………… . . . . .
en-voorts-zegent-in JàNgæQoBenwel~PàReNgoH; 10
…………………<>…………………………………………………………//………………………….. !
en-voorts-trekt-hij-uit vandaan-van-de-vertegenwendiging-van PàReNgoH.
…………………………\…………………..¬ ……………………………………//…………………….. ,
en-voorts-doet-zitten JóWSéPh enwel~de-omvamende-zijner
[en-enwel~de-broederverwanten-zijner
………………….\\……………….///……………………..| ………….\…………….. .
en-voorts-geeft-hij aan-hen een-omgrijping in-het-land MieTseRàJieM,
……………//……………………………//……………..\………………. . . . .
in-het-goeddoende-van het land in-het-land RàNgeMeSéS;
…………<>……..//…………… !
naar-wat gebiedt PàReNgoH.
………………………………….///…………………| ……………………………………………..\……
en-voorts-doet-het-al-af-zijn JóWSéPh enwel~voor-de-omvamende-zijner 12
………………………………………………… .
[en-voor-de-broederverwanten-zijner,
………..<>…………………………..\………………………………. . . . . . .
en-enwel voor-al-af~het-huis-van de-omvamende-zijner;
..<>………………….//…………………. !
brood voor-de-mond-van het-trippelkroost.
………///………………………..| ………………… .
en-brood (is-er)geenszins in-al-af~het-land, 13
……….//……………<>…… . . . . . . .
ja~zwaar-is de-honger machtig;
…………………….\\………..///……………\\……..| ………….\……… .
voorts-tobt-voort het-land MieTseRàJieM en-het-land KeNàNgàN,
…………………………………………………………<>……………………… !
vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-van de-honger.
………………………..\……… . .
en-voorts-leest-op JóWSéPh: 14
…………………………..\\….| ………..///………………………………………………\\……..|
enwel~al-af~het-zilver dat-gevonden-wordt in-het-land~MieTseRàJieM
…………………\………. .
[en-in-het-land KeNàNgàN,
………………<>……………………. . . . . . . . . . . . . .
bij-het-breeksel[358] dat~zij breekselend(zijn);
…………………………//……………//……………………..<>…………………….//…………………. !
en-voorts-doet-komen JóWSéPh enwel~het-zilver naar-het-huis-van PàReNgoH.
………………………\…………….. . .
en-voorts-is-gaafweg het-zilver: 15
…………………………….\……………………….¬ …………………………..\……….. ,
vandaan-van-het-land MieTseRàJieM en-daan-van-het-land KeNàNgàN
…………………………….☼ …………………..\\……………………….///………………………|
en-voorts-komen-zij al-af~MieTseRàJieM naar~JóWSéPh om-te-zeggen
……………………………………..\……………. .
[wel-aan-kom-op~voor-ons (met)brood,
……………..//………………………….<>……………………………… . . . .
en-voor-wat? zijn-wij-aan’t-sterven voorgelegd-aan-jou;
//…………….<>……. !
ja aan-de-rand-is zilver.
………………..///……………|……………………..\…………………………………………….. .
en-voorts-zegt JóWSéPh wel-aan-kom-op-met de-verworvenheden-jelieder, 16
………………….//………………<>……………………………………………. . . . . . .
en-voorts-geef-ik’t aan-jullie tegen-de-verworvenheden-jelieder;
………………………………<>………………. !
ware’t-dat~aan-de-rand-is het-zilver.
……………………………….//………………………………………………………….¬ …………… ,
en-voorts-doen-zij-komen enwel~de-verworvenheden-hunner naar~JóSéPh 17
………………….\……………..☼ ……..\\………/…………………………………. . .
en-voorts-geeft aan-hen JóWSéPh brood tegen-de-paarden-hunner:
………………………….//………………………//…………….
en-tegen-de-verworvenheid-aan voorttrekvee
……………………………//…………………….<>……………………………………. . . . . . .
[en-tegen-de-verworvenheid-aan rundvee en-tegen-de-ezels-hunner;
………………………………….///………………………..|………………………………………. .
en-voorts-brengt-hij-hen-onder met-brood
[tegen-al-af~de-verworvenheden-hunner,
……………<>………………….. !
in-de-jaarandering (nl.)die.
……………………………..¬ ……..\……………………… ,
en-voorts-is-gaafweg de-jaarandering (nl.)die 18
………………..\\…………………….//………\………………… . .
en-voorts-komen-zij naar-hem in-jaarandering andertwee:
………………..///…………………….| .///………………………………………|
en-voorts-zeggen-zij aan-hem niet~zijn-wij’t-aan’t-verhelen
…………………………………………….. .
[vandaan-van-de-machtiger-mijner,
///…………………..\…………………. .
ja ware’t-dat~gaafweg-is het-zilver,
………………..//……………………<>…………………………….. . . . . . . . .
en-de-verworvenheid aan-dieren naar~machtiger-mijner(is);
///…………………| ……………………………..\…………………………………………. .
niet resteert-er voor-de-vertegenwendiging-van de-machtiger-mijner,
..//……………………………………….<>………………………………….. !
zonder danwel~de-karkassen-onzer en-het-roodlingse-onzer.
………..\\\…………………………..\…………………………………….. . .
voor-wat? zijn-wij-aan’t-sterven voor-de-wel-ogen-jouwer: 19
……..\\……..| …………………………… .
ook~onszelf ook~het-roodlingse-onzer,
……………………….//…………………………………………..<>……………. . . . . . .
verwerf~enwel-ons en-enwel~het-roodlingse-onzer tegen-brood;
……………………………………..||….///…………….\\……………………| ………\…………………
en-wij-zijn-aan’t-geschieden wij en-het-roodlingse-onzer (als)heerdienaren
………………… .
[voor-PàReNgoH,
…………….. . .
en-geef~kiemgoed:
…………………………………..| …………………….. .
en-wij-zijn-aan’t-leven en-niet aan’t-sterven,
…………….<>……………….//………. !
en-het-roodlingse is-niet ontzettend-aan’t-worden.
……………………..\\……………/…………………………………///……………………………\\……..|
en-voorts-verwerft JóWSéPh enwel~al-af~het-roodlingse-van MieTseRàJieM 20
……………….. .
[voor-PàReNgoH,
……………….///…………..\\…………| .\…………………………………….. .
ja~(zo)verkopen de-MieTseRieM iedermenselijke het-veld-zijner,
……..//………… .
ja~hard-is op-hen,
…. . . . . . .
de-honger;
………………………..//…………<>………………….. !
en-voorts-geschiedt het-land aan-PàReNgoH.
……………………….. .
en-enwel~het-genotenvolk, 21
…………….//…………………………<>……… . . . . . .
doet-hij-oversteken enwel-dat naar-steden;
……………………………………//…………………………………………………………<>………
vandaan-van-het-(ene)einde-van de-gebiedsgrens-van~MieTseRàJieM
…………………………………………. !
[en-tot~het(andere)einde-daarvan.
……//……….//………………………….<>…………\…….. . . . . . . . .
alleen het-roodlingse-van de-priesters niet verwerft-hij; 22
..☼ ………..\\…………………………../………………………………………….//…….. . .
ja een-ingriffing voor-de-priesters(is het) vandaan-van-bij PàReNgoH:
……….///………………………………………………….| .\\…///……………..| …….. .
en-zij-eten en-wel~de-ingriffingen-hunner dat geeft aan-hen PàReNgoH,
………||…….//………<>………………………………………………… !
om~vastzo niet verkopen-zij enwel~het-roodlingse-hunner.
……………….///………….| ……………… .
en-voorts-zegt JóSéPh tot~het-genotenvolk, 23
………….☼ …………\\………………//……………//……………………………………………..<>….
kijk-hier ik-verwerf enwel-jullie vandaag en-enwel~hetroodlingse-jelieder
……………. . . . . . .
[voor-PàReNgoH;
……………….\……… .
hier~voor-jullie kiemgoed,
……………………….<>………………………………………………………………………… !
en-voorts-zijn-jullie-met-kiemgoed-aan’t-beleggen enwel~het-roodlingse.
………………………..| ……….. .
en-het-geschiedt bij-het-opkomen, 24
…………………………………………..//…………..<>……………….. . . . . .
en-voorts-zijn-jullie-aan’t-geven het-vijfde aan-PàReNgoH;
…….\………………..||…………………………………………..\…………………….☼
en-vier-van de-handbereiken zijn-aan’t-geschieden voor-jullie
…………\\…………………………///………………………………..//………………….//……
[voor-kiemgoed-van het-veld en-voor-eten-voor-jullie en-voor-wat (is)
………………………….<>………………..//…………………………………………….. !
[in-de-huizen-jelieder en-voor-eten voor-het-trippelkroost-jelieder.
……………….<>………………………………. . . . . .
en-voorts-zeggen-zij leven-doe-jij-ons; 25
…………………………| …………\………………………………………… .
wij-vinden~gratie inde-wel-ogen-van de machtiger-mijner,
……………………//……………<>…………………………………… !
en-wij-geschieden (als)heerdienaren voor-PàReNgoH.
…………………\………………..\………….||……………………☼ …………..\\…………./…..
en-voorts-stelt enwel-dat JóWSéPh tot-ingriffing tot~de-dag (nl.)deze 26
…………………//………………………………//……………………….<>………….. . . . . . .
[over~het-roodlingse-van MieTseRàJieM voor-PàReNgoH tot-een-vijfde;
….||…………///………………………………….| ………………………….. .
alleen het-roodlingse-van de-priesters afzonderlijk-voor-hen,
.//…………<>………………………….. !
niet geschiedt-het aan-PàReNgoH.[359]
……………….\\\……………..//……………//…………….<>………………….\…. . . . . . .
en-voorts-zit JiesSeRáAéL in-het-land MieTseRàJieM in-het-land GoShèN; 27
……………………………………\……. .
en-voorts-hebben-zij greep erop,
…………………………………..//……………………………………….<>….. !
en-voorts-dragen-zij-vrucht en-voorts-worden-zij-veel machtig.
……………….///…………………..| ………..\……………… .
en-voorts-leeft JàNgæQoBh in-het-land MieTseRàJieM, 28
.//…….<>.. .
zeven-tien jaarandering,
………………………///………………………………………………| …….\…………………………..
en-voorts-geschieden de-dagen-van~JàNgæQoBh de-jaaranderingen-van
……………… .
[het-leven-zijner,
.\…….. .
zeven jaaranderingen,
……..//………….<>………… !
en-veertig en-honderd jaarandering.
………………..\………………………………………………………¬ ………….. ,
en-voorts-lijfnaderen de-dagen-van~JieSseRáAéL om-te-sterven 29
…………………\………………………………………….\……………….. . .
en-voorts-roept-hij om-de-stichtzoon-zijner om-JóWSéPh:
……………….///………………….| ……………\\………………///……….|
en-voorts-zegt-hij aan-hem ware’t-toch-dat ik-vind gratie
……………………….. .
[in-de-welogen-jouwer,
………………//………………….<>………………….\……………….. . . . . . .
stel~dan-toch de-hand-jouwer op-de-drukplek-van
[het-bekken-mijner;
…………………………………….///……………………………| …………..\………………. .
en-voorts-ben-jij-aan’t-maken genoot-met-mij goede-gunst
[en-ben-ik-aan’t-sterven,
………..//……………………………………..<>…………………. !
niet~toch ben-jij-aan’t-begraven-mij in-MieTseRàJieM.
…………………..| …………………………………………….. .
en-lig-ik-neer genoot-met~deomvamenden-mijner, 30
………………..\\……………………..| …………………………….. .
dan-draag-jij-hoog-heen-mij vandaan-van-MieTseRàJieM,
………………..<>……………………… . . . . . . .
en-begraaf-jij-mij in-het-graf-hunner;
………………..||…….<>……………………….//……………………………….. !
en-voorts-zegt-hij ik ik-ben-aan’t-maken naar-de-inbreng-jouwer.
………………. . .
en-voorts-zegt-hij: 31
…………………| …….. .
bezeven-je-! voor-mij,
……………………<>…………………………. . . . .
en-voorts-bezevent-hij-zich voor-hem;
………………..//………………………<>………………//………………………… !
en-voorts-bukt-zich JieSseRáAéL op~het-eerstdeel-van de-uitrekstede.[360]
~
SEDER
…………………….. . .
en-voorts-geschiedt’t: 48.1
……………….| ……//…………………. .
laat-achter de-inbrengen (nl.)deze,
…………………\…………………………. .
en-voorts-zegt-men aan-JóWSéPh,
……….//……………………………<>………… . . . . . . .
kijk-hier de-omvamende-jouwer is-uitgeput;
………………….||……………………///…………………………………………….| …………………. .
en-voorts-neemt-hij enwel~andertwee de-stichtzonen-zijner genoot-met-hem,
…………………………<>……………………………. !
enwel~MeNàShShèH en-enwel~AèPheRáJieM.
………………………………..\…………………….. .
en-voorts-legt-men-voor aan-JàNgæQoBh, 2
………………..<>………………….//…………………………//…………….<>……\…………. . . . . .
en-voorts-zegt-men kijk-hier de-stichtzoon-jouwer JóWSéPh komt naar-jou;
…………………………………………| ………. .
en-voorts-maakt-zich-hard JieSseRáAéL,
……………….<>………………. !
en-voorts-zit-hij op~de-uitrekstede.
……………….///………………….| ………….. .
en-voorts-zegt JàNgæQoBh tot~JóWSéPh, 3
.//……………..<>………………………………………………//…….<>………………..\….. . . . . .
God de-overweldigende laat-zich-zien~naar-mij in-LuWZ in-het-land
[KeNáNgàN;
……………….<>……………………………. !
en-voorts-zegent-hij-in enwel-mij.
…………………\……………… . .
en-voorts-zegt-hij tot-mij: 4
……………..///………………………………………..| …………………………….. .
kijk-hier-mij vrucht-doende-dragen-jou en-veel-doende-zijn-jou,
………………..<>………………\…………………………. . . . . . . . . . .
en-ik-geef-jou tot-een-afstemming-van genotenvolken;
…..\\…….| ………………….\\\……………………………………………//……
en-ik-geef enwel~het-land (nl.)dit aan-het-kiemsel-jouwer
……………..//………. !
[een-omgrijping wereldlang.
…………..||…………………………………………………..¬ ……………\\……………………/
en-welnu andertwee~de-stichtzonen-jouwer die-gebaard-zijn voor-jou 5
…………..\…………….. . . . . . .
[in-het-land MieTseRàJieM:
………………//……………….//…………..<>………………………………………. . . .
tot~mijn-komen naar-jou MieTseRàJieM-waarts aan-mij~(zijn)zij;
………….\\……| ……………….. .
AèPheRàJieM en-MeNàShShèH,[361]
…………………//……………………<>……………………………………… !
als-RAuWBhéN en-ShieMeNgóWN[362] geschieden-zij~voor-mij.
……………………………………//……………………….//………………………………………………//.
en-het-borelingschap-jouwer dat~jij-gebaard-doet-worden laat-achter-hen 6
………….//……………………… . . . . . . . .
[voor-jou zijn-zij-aan’t-geschieden;
.\………..\\\………………………………………………//………………………………….<>…………………
op de-naam-van de-broederverwanten-hunner zijn-zij-aan’t-geroepen-worden
…………………………….. !
[in-het-eigendom-hunner.
……\…………………\…………………………………. . .
en-ik bij-mijn-komen vandaan-van-PàDDáN: 7
……..☼ …….\\………./…………….///………\\……..| …………. .
sterft op-mij RáChéL in-het-land KeNàNgàN op-de-neemweg,
……………//…………………………………….<>……………..\……………………. . . . . .
bij-het-nog(zijn) een-eindweegs~land om-te-komen in-AèPheRáTáH;
…………………………………///………| ……………\…………………………. .
en-voorts-begraaf-ik-haar daar op-de-neemweg-van AèPheRáTáH,
.<>………//….. !
dat(is) BéJT LèChèM.
………………..//……………..<>…………………….\……………………….. . . . . .
en-voorts-ziet JieSseRáAéL enwel~de-stichtzonen-van JóWSéPh; 8
……………….<>………………………… !
en-voorts-zegt-hij wie?(zijn)~deze.
……………….///……………..|……………………………… .
en-voorts-zegt JóWSéPh tot~de-omvamende-zijner, 9
…………………………..\……………… .
de-stichtzonen-mijner (zijn)zij,
………………………….//.<>… . . . .
die~geeft~ aan-mij gods hier;
………………..||…………………………………//…………..<>……………………………………. !
en-voorts-zegt-hij neem-hen~dan-toch naar-mij en-voorts-zegen-ik-in-hen.
…………..///………………………………| ………….\……………………………………………….. .
en-de-wel-ogen-van JieSseRáAéL zijn-zwaar vandaan-van(vanwege)-baardoudheid,9
.//………………………..<>…………………… . . . . .
niet is-hij’t-aan’t-aankunnen om-te-zien;
…………………………………..///………………..| … .
en-voorts-doet-hij-bereiken enwel-hen bij-zich,
………………………………………//……….<>…………………….//……………………………… !
en-voorts-geeft-hij-een-kus aan-hen en-voorts-slaat-hij-zich-heen om-hen.
……………….///…………………| ……….. .
en-voorts-zegt JieSseRáAéL tot~JóSéPh, 11
………//………………………………………………<>………..\.. . . . . . . . . . . .
het-zien-van de-vertegenwendiging-jouwer niet spreek[363]-ik-uit;
…………….\\….//………………………//..<>…//………………………………….. !
en-kijk-hier zien-doet enwel-mij gods ook enwel~het-kiemsel-jouwer.
……………………….//…………………//……………..<>…………………………….\………..
en-voorts-doet-uittrekken JóSéPh enwel-hen vandaan-van-genoot-met 12
………………………… . . . . . .
[de-inzegenkniën-zijner;
…………………//…………………………………………………….<>……….. !
en-voorts-bukken-zij-zich voor-de-walgneuzen-hunner land-waarts.
………………….\…………………¬ …………………………… ,
en-voorts-neemt JóWSéPh en-wel~hun-andertweeën 13
…………………….///……………………………………..| …………………………\……………
enwel~AèPheRàJieM met-de-rechter-zijner vandaan-van-de-linker-van
……….. .
[JieSseRáAéL,
………………………………//………………………..<>…..
en-enwel~MeNàShShèH met-de-linker-zijner
……………………………\……………………… . . . . . .
[vandaan-van-de-rechter-van JieSseRáAéL;
……………….<>………………. !
en-voorts-reikt-hij(ze) hem-aan.
……………………..☼ …………….\\…………………………………./………………………\\………………
en-voorts-zendt JieSseRáAéL en-wel~de-rechter-zijner en-voorts-zet-hij(die) 14
……………///…………………………\\……..| ……\…………………… .
[op~het-eerstdeel-van AèPhRàJieM en-hij(is) de-onbeduidendere,
……………………………….<>………………….\……………………………. . . . . . .
en-enwel~de-linker-zijner op~het-eerstdeel-van MeNàShShèH;
……………………| ………………………….. .
hij-onderwijst enwel~de-handen-zijner,
//……………..<>…………….. !
ja MeNàShShèH (is) de-voorste.
…………………//…………………………………<>………………… . . . . . . .
en-voorts-zegent-hij-in enwel~JóWSéPh en-voorts-zegt-hij; 15
…….||…………………………….| ..\\……………………………….///….
de-gods van-wie-geldt-dat gaan de-omvamenden-mijner
…………………………………………………….| ……………..\………………….. .
[voor-de-vertegenwendiging-zijner AàBheRáHáM en-JieTseCháQ,
…………| ……….\………………. .
de-gods die-weidt enwel-mij,
……………………………………………………..<>………………//……….. !
vandaan-van-het-er-nog-zijn-van-mij tot~een-dag (als)deze.
…………………….☼ ………….\\………………./………………………………… . .
de-bodewerker die-verlost enwel-mij vandaan-van-al-af~kwaad: 16
………………………….¬ ……………….. ,
is-aan’t-inzegenen enwel~de-bonkers
………………….///……………………………..| …………….. .
en-aan’t-geroepen-worden-is in-hen de-naam-mijner,
…………..//……………………………………..<>…………………….\….
en-de-naam-van de-omvamenden-mijner AàBheRáHáM
…………… . . . . . .
[en-JieTseCháQ;
……..//…………………………………………<>………………………………//…………………….. !
en-vissen-zijn-zij-aan’t-zijn om-veel-te-worden in-het-naderlijf-van het-land.
………………..\………… . .
en-voorts-ziet’t JóWSéPh: 17
………………\\……………………………………\\\………………………………………..//….
ja~aan’t-zetten-is de-omvamende-zijner de-hand~de-rechter-zijner
…………….//…………………………..<>…………………………………….\……
[op~het-eerstdeel-van AèPheRàJieM en-voorts-is-het-kwaad
…………………….. . . . . . .
[in-de-wel-ogen-zijner;
…………………………………\………………………………………………….. . .
en-voorts-houdt-hij-vast de-hand-van~de-omvamende-zijner:
……………………//…………………//……………………….//.
om-te-doen-wijken enwel-hem vandaan-van-op
…………………………………………<>…………………..//………………..
[het-eerstdeel-van~AèPheRàJieM op~het-eerstdeel-van
……………. !
[MeNàShShèH.
……………….\\\…………//……………………………………<>………………\…………………… . . . . . .
en-voorts-zegt JóWSéPh tot~de-omvamende-zijner niet~vast-zo 18
[omvamende-mijner;
……..\……………… .
ja~deze (is) de-voorste,
.//……………………<>……………………………………. !
stel de-rechter-jouwer op~het-eerstdeel-zijner.
……………………\…………………………….. . .
en-voorts-belet’t de-omvamende-zijner: 19
………………..\\…….| ……….///…………………………| …….. .
en-voorts-zegt-hij Ik-volkèn stichtzoon-mijner ik-volkèn,
………//…………………………………………………………<>………….
ook~hij is-het-aan’t-geschieden~tot-een-genotenvolk
……………..\…. . . . . . . . . . . . . . . .
[en-ook~hij is-groot-aan’t-worden;
……. . .
daarentegen:
……………………………….///……………….| ……..\…………………………………… .
de-broederverwant-zijner de-kleine is-groot-aan’t-worden
[vandaan-van-hem,
………………………..<>…………………………//………………………………………. !
en-het-kiemsel-zijner is-aan’t-geschieden (als)volheid-van~de-naties.[364]
………………..\\…………………….| …………\…………………… ,
en-voorts-zegent-hij-in-hen op-de-dag (nl.)die te-zeggen 20
.. . .
in-jou:
…………..///……………………………| ……….. .
is-aan’t-inzegenen JieSseRáAéL om-te-zeggen,
………………………….\… .
aan’t-stellen-is-jou gods,
………………<>……………………….. . . . . . .
als-AèPheRàJieM en-als-MeNàShShèH;
…………………//…………………………….<>…………………………………..//………………
en-voorts-stelt-hij enwel~AèPheRàJieM voor-de-vertegenwendiging-van
……………. !
[MeNàShShèH.
………………..///………………..| …………. .
en-voorts-zegt JieSseRáAéL tot~JóWSéPh, 21
……….//.<> . . . . . . . .
kijk-hier ik stervende;
…………………………………….///…………| ………………….. .
en-voorts-is-aan’t-geschieden gods genoot-met-jullie,
…………………………………………………\…………………….. .
en-voorts-is-hij-aan’t-doen-terugkeren enwel-jullie,
……………….<>……………………………………….. !
naar~het-land-van de-omvamenden-jelieder.
……||…….\\\…………//…………………….//………………<>……………..
en-ik ik-geef aan-jou een-berg-schouder[365] een-één-enkele 22
……………………………………………… . . . . . .
[boven~de-broederverwanten-jouwer;
///\\……….| ……………………………\………………………… .
die ik-neem vandaan-van-de-hand-van de-AæMoRiet,
…………………………..<>………………………………… !
met-het-zwaard-mijner en-met-de-boog-mijner.
SEDER
………………..//………………<>……………………………….. . . . . .
en-voorts-roept JàNgæQoBh tot-de-stichtzonen-zijner; 49.1
……………… . .
en-voorts-zegt-hij:
………………………| …………………………\…………………….. .
haalt-je-samen en-ik-ben-aan’t-voorleggen aan-jullie,
//…………………………//…………………….<>………………//……………….. !
enwel wat~aan’t-treffen-is enwel-jullie in-het-latere-van de-dagen.
…….//………………..<>…….\………………………………. . . . . .
verzamelt-je en-hoort stichtzonen-van JàNgæQoBh; 2
…….<>………………………….//………………………………. !
en-hoort naar~JieSseRáAéL de-omvamende-jelieder.
…………………|…\……………… .
ReAuWBhéN voorste (ben)jij, 3
……………<>…………..\…………………………………………………… . . . . . .
kracht-mijner en-eersteling-van het-streefvermogen-mijner;
…//……………………………………….<>…………….//…………………… !
strak-zijnde-van hoog-heen-dracht en-strak-zijnde-van sterkte.
..///…………..\\……………..| ………………… .
branieachtig als-wateren ben-jij-niet strak-aan’t-zijn, 4
//<>…………………\………………………………………. . . . . . . .
ja op-ga-jij de-ligplek-van de-omvamende-jouwer;
//………………..<>……………………………….//………. ……… !
dan pak-jij’t-aan de-bedden-stede-mijner gaat-hij-op.
~
…………….//……………..<> . . . . . . . . . . . . . .
ShieMeNgóWN en-LéWieJ broederverwanten; 5
….//…………………………………<>……………………………… !
gerei-stukken-van gewelddadigheid de-rapieren-hunner[366].
………………………………..| …………………….\……………………………….. .
in-het-overleg-hunner is-niet~aan’t-komen de-lichaamziel-mijner, 6
…………………………………<>………………………………………..\………………………….. . . . . . .
in-de-afstemmingen-hunner is-niet~zich-aan’t-verenigen de-zwaarte-mijner;
///……………………………………..| ………\…………………….. .
ja in-de-neuswalging-hunner vermoorden-zij een-manmenselijke,
…………………………………….<>………………………………………………… !
en-met-de-genadiging-hunner maken-zij-ongeschikt~een-os.
……..///…………………………………….| \… .
vervloekt de-neuswalging-hunner ja sterk-is(die), 7
……………………………..<>……..\…. . . . .
en-de-overstéking-hunner ja is-stijf;
…………………………………………\………………….. .
ik-ben-aan’t-vereffenen-hen in-JàNgæQoBh,
……………………………………………..<>………………….. !
en-ik-ben-aan’t-verstrooien-hen in-JieSseRáAéL.
=
……… . .
JeHuWDáH[367]: 8
..| ……………..\………………………………………………………………….. .
jij aan’t-behandklappen-zijn-jou de-broederverwanten-jouwer,
………………<>…………………\…………………………… . . . . . . .
de-hand-jouwer op-de-nek-van de-vijanden-jouwer;
…………..//………………………………….<>………..//…………………………………………… !
aan’t-neerbukken-zijn-zich voor-jou de-stichtkinderen-van
[de-omvamende-jouwer.
.///……………………………………..| ……………. .
welp-van een-stroper(leeuw) (is)JeHuWDáH, 9
………………………………………<>…………………………….\……. . . . . . . . .
vandaan-van(vanwege)-vreetkost stichtzoon-mijner ga-jij-op;
……….\\…………\\\…………………….//……………………………………<>……..//
hij-knielt hij-legert als-een-stroper(leeuw) en-als-een-leeuw wie?
……………………… !
[is-aan’t-doen-opstaan-hem.
………………………//…………….\\………| ……………………………….. .
niet~is-aan’t-wijken een-stamstaf vandaan-van-JeHuWDáH, 10
………….<>……………………………………………..\………………………………… . . . . . .
en-een-ingriffer vandaan-van-onderscheidend de-voete-benen-zijner;
fz………………….\…………………… .
tot ja~aan’t-komen-is ShieJLoH[368],
…………….<>………….……….//………………………….. !
en-voor-hem(is) de-gedweeheid[369]-van de-genotenvolken.
…….///……..\\……………| ….. .
hij-ketent aan-de-rank een-ezelsveulen, 11
……………………<>………………………………… . . . . . .
en-aan-de-blauwrood-druif de-ezelin-zijner;
…………///………\\…………| ……………… .
hij-bewalkt[370] in-de-wijn het-kleed-zijner,
……………………………………<>………………… !
en-in-het-roods-van~rozijnen een-tuniek.
….//……..///……………………………………………………………….. . . . . .
schel de-wel-ogen vandaan-van(vanwege of anders-dan)-wijn; 12
………………….<>………………………………………………………………… !
en-wit~de-tanden vandaan-van(vanwege of anders-dan)-melkvet.
~
……………..||………………….//………………..<>………………….. . . . . . . . . .
ZeBhuWLoeN aan-het-strand-van de-zeeën is-hij-aan’t-voortwonen; 13
…………..| ………………\………………… .
en-hij(is) tot-een-strand-voor schepen,
……………………………….<>…………………… !
en-de-bekken-zijde-zijner op~TsieJDoN.
~
………………<>…………\……………… . . . . . .
JieSsSsáSsKáR een-ezel die-vermaalt; 14
………<>……………………….//…………….. !
zich-legerend onderscheidend de-dubbelhagen.
………………..\\\………………………………….| \ .
en-voorts-ziet-hij de-neerlatingsplek ja goed, 15
………………………<>…..\ . . . . . . . .
en-enwel~het-land ja klankmooi;
………………..///………………………………….| ……….. .
en-voorts-rekt-hij de-schouder-zijner om-te-zeulen,
……………………….<>…………………………………………………… !
en-voorts-geschiedt-hij tot-het-dwangschap-van~heerdienaar.
=
.<>……………………\…………………………………….. . . . . .
DáN[371] is-aan’t-oordelen het-genotenvolk-zijner; 16
……..<>…………………………..//………………………………… !
als-één-enkele-van de-stamstaven-van JieSseRáAéL.
……………………………………..| ………………………..\………………….. .
aan’t-geschieden-is~DáN (als)waarzeggedrocht op~een-neemweg, 17
…………..<>………………… . . . . .
en-een-gifslang op~een-pad;
…………| ……………………………………… .
die-bijt de-kwetshielen-van~een-paard,
…………………//…………………….<>…………… !
en-voorts-valt de-oprijder-zijner westenlaatwaarts.[372]
……………………………..<>………………………//………………… !
op-de-bevrijding-jouwer ben-ik-gespannen jij-JHWH-van-Israël.[373] 18
.<>……………..\……………………………………. .
GáD[374] een-kervende is-aan’t-kerven-hem, 19
…….<>………………….//………………… !
en-hij hij-is-aan’t-kerven een-kwetshiel.
=
………………………………<>…\………………………………… . . . . . .
vandaan-van[375]-AáShéR olieachtig-is het-brood-zijner; 20
…….//………………….<>………………………………………………….. !
en-hij hij-is-aan’t-geven de-wellustigheden-van~een-koning.
=
……………..<>…………//…………. . . . . . .
NàPheTáLieJ een-ree heen-gezonden; 21
……<>………………………………………. !
de-gevende-van gezegden-van~helderheid.
=
……..///………………………………| ………. .
een-stichtloot vruchtdragend (is)JóSéPh, 22
……….//……………<>………………………………….. . . . .
een-stichtloot vrucht-dragend op~een-oogwel;
..||………………..<>…………………………………….. !
stichtloten schrijdsters gaande-op~een-schans.
…………………………..<>…………………………………………… . . . . . . . .
en-voorts-doen’t-bitter-zijn-hem en-voorts-zijn-schutters; 23
……………………………..<>………………………….…… !
en-voorts-lasteren-hem de-bezitters-van pijlen.
………………///……..…………………..| ………….. .
en-voorts-zit met-bestendigheid de-boog-zijner, 24
………………..<>………….\………………………………. . . . . . .
en-voorts-wuiven de-armen-van de-handen-zijner;
…………………………………………………………..|………\………………………… .
vandaan-van(vanwege)-de-handen-van de-enorme-van JàNgæQoBh,
…//………………………<>………………..//……………………. !
daarvandaan een-weider een-steen-van JieSseRáAéL.
………………………………………….\\……………………………………./………………………………… . .
vandaan-van(vanwege)-de-god-van de-omvamende-jouwer 25
[en-hij-is-aan’t-helpen-jou:
…….///………………………………………..|……………………………………….. .
en-samen-met de-overweldigende en-hij-is-aan’t-inzegenen-jou,
///…………………………….\\………………………………………. .
inzegeningen-van de-helftenhemel vandaan-van-boven,
//………………………………\\……………………………………………… . . . . . . .
inzegeningen-van de-poel-der-beroerte gelegerd-is-zij
[op-de-drukplek;
//………………………..<>………………………. !
inzegeningen-van borsten en-van-moederschoot.
……\……………………………………………………. . .
de-inzegeningen-van de-omvamende-jouwer: 26
……………….| …………..\………………………………………….. .
zijn-helden over-de-inzegeningen-van de-mij-ontvangen-hebbende,
…………………<>……………….\………………. . . . . . . . . .
tot~het-verlangen-van heuvelen-van wereldlang;
……………………………………….| ………………\…………………….. .
zij-zijn-aan’t-geschieden-! voor-het-eerstdeel-van JóSéPh,
……………………..<>…………………//………………………………………………………… !
en-voor-de-schedel-van de-toegewijde-van de-broederverwanten-zijner.
~
SEDER
……………………| …………..\……………………………… .
BieNeJáMieJN(is) een wolf hij-is-aan’t-vervreten, 27
……….<>…………………………….\……………………… . . . . . .
in-de-ochtend is-hij-aan’t-eten waarop-hij-afgaat;
………………..<>……………………………..//………… !
en-voor-de-avond is-hij-aan’t-vereffenen buit.
//……………………………..//………………………………..<> \ . . . . .
al-af~deze (zijn) de-stamstaven-van JieSseRáAéL twaalf; 28
☼…………………….\\……………….///…………………………………….| ………………………………..\..
en-dit(is) wat~inbrengt tot-hem de-omvamende-hunner en-voorts-zegent-hij-in
……….. .
[enwel-hen,
.//…………………..//…………………………………<>………………………//…………. !
iedermenselijke als naar-de-inzegening-zijner zegent-hij-in enwel-hen.[376]
…………………….\………………….. . .
en-voorts-gebiedt-hij enwel-hen: 29
…………………<>…………………|\\………………..\…………………………….
en-voorts-zegt-hij tot-hen ik(ben) een-ingehaald-wordende
………………………………….. .
[tot~het-genotenvolk-mijner,
……..//……………..<>……………………………… . . . . . .
begraaft enwel-mij bij-de-omvamenden-mijner;
…………… .
naar~de-grot,
.//…………………<>…………………….//…………………… !
die(is) in-het-veld-van NgèPheRóWN de-ChieTTiet.
………….||…\\………………..\\\………………………//….//…….
in-de-grot die(is) in-het-veld-vanMàKhePéLáH die(is) 30
……………………………………………………………<>…………….\……… . . . . . . .
[op~de-vertegenwendiging-van~MàMeRéA in-het-land KeNàNgàN;
…..☼ ……..\\………………….//………………… . .
zoals verwerft AàBheRáHáM enwel~het-veld:
…………………….//……………//………………..<>…………………………………………. !
vandaan-van-bij NgèPheRoN de-ChieTTiet tot-een-omgrijping-van~graf.
…\………….||…………………………………. . .
daar begraven-zij enwel~AàBheRáHàM: 31
……………|………\…………………………………… .
en-enwel SsáRáH de-vrouwmenselijke-zijner,
fz………….\………………………………….. .
daar begraven-zij enwel~JieTseCháQ,
………..<>……………\…………………………………… . . . . . .
en-enwel RieBheQáH de-vrouwmenselijke-zijner;
……..//……….//……………………. !
en-daar begraaf-ik enwel~LéAáH.
…………….\\\…………………………//………………//………………<>…………………..//.
een-verworvenheid(is) het-veld en-de-grot die(is)~daarin vandaan-bij 32
…………………………………… !
[de-stichtzonen-van~ChàT.
……….///…………………………..| ……………..\…………………………………………. .
en-al-af-maakt JàNgæQoBh om-te-gebieden enwel~de-stichtzonen-zijner, 33
………………….//………………………………………<>…………………. . . . . . . .
en-voorts-haalt-hij-in de-voete-benen-zijner naar~de-rekstede;
…………………..<>…………………………………………….//………………………………………… !
en-voorts-blaast-hij-uit en-voorts-wordt-hij-ingehaald
[naar~het-genotenvolk-zijner.
………………..//………<>………………………………..\…………………………………………… . . . . .
en-voorts-valt JóWSéPh op~de-vertegenwendiging-van de-omvamende-zijner; 50.1
………………….//…………………<>……………………………………………………….. !
en-voorts-weent-hij over-hem en-voorts-geeft-hij-een-kus~aan-hem.
……………………\\…………..///………………………………………………..| …………………… .
en-voorts-gebiedt JóWSéPh enwel~de-heerdienaren-zijner enwel~de-herstellers,2
……………….<>…………………………………………….. . . . . .
om-in-te-balsemen enwel~de-omvamende-zijner;
………………..//…………………………<>………………………………. !
en-voorts-balsemen-in de herstellers enwel~JieSseRáAéL.
…………………………………………………..| ..\………. .
en-vol-gemaakt-worden~aan-hem veertig dagen, 3
// // ……………………<>……………………………………\…………. . . . . . . . . . . . . .
ja vastzo zijn-aan’t-volgemaakt-worden de-dagen-van
[wie-ingebalsemd-worden;
…………………….//……………….//…………………..<>….//…………. !
en-voorts-bewenen enwel-hem de-MieTseRiem zeventig dagen.
…………………………………| …….\…………………………………………. .
en-voorts-steken-over de-dagen-van het-bewenen-van-hem, 4
…………………..\…………… .
en-voorts-brengt-in JóSéPh,
…………….//………………….<>…………. . . . . . .
tot~het-huis-van PàReNgoH om-te-zeggen;
…………………….\\……………..///………| …………………………. .
ware’t~dan-toch-dat ik-vind gratie in-de-welogen-jelieder,
…………………………….☼ ………//…………………….<>………. .
brengt-in~dan-toch in-de-oren-van PàReNgoH te-zeggen.
………………………….||…………………………………….\…………….. . .
de-omvamende-mijner hij-doet-mij-me-bezevenen te-zeggen: 5
………..\…¬ ………….. ,
kijk-hier ik(ben) een-gestorvene
………………… . .
in-het-graf-mijner:
.\\………///……………..| …………\……….. .
dat ik-graaf voor-mij in-het-land KeNæNgàN,
.<>………………………………………….. . . . .
daar zijn-jullie-aan’t-begraven-mij;
……….. . .
en-welnu:
………………………………………….//………………………………..//……..
ik-ben-aan’t-opgaan~dan-toch enik-ben-aan’t-begraven-!
……………………………………….<>………………………………… !
[enwel~de-omvamende-mijner en-ikben-aan’t-terugkeren-!.
………………..<>…….. . . . . .
en-voorts-zegt PàReNgoH; 6
…..//…………..//………………………<>…………………………………//…… !
ga-op en-begraaf enwel~de-omvamende-jouwer naar-wat
[hij-doet-bezevenen-jou.
………………….//……………<>…………………….\…………………………………………. . . . . . .
en-voorts-gaat-op JóWSéPh om-te-begraven enwel~de-omvamende-zijner; 7
………………..\\……………………………./……………………///…………………………………..|
en-voorts-gaan-op samen-met-hem al-af~de-heerdienaren-van PàReNgoH
……………….\………………………….. .
[de-baardouden-van het-huis-zijner,
……<>………………..//……………………………………… !
en-al-af de-baarouden-van het-land~MieTseRáJieM.
………….| ……….\……………… .
en-al-af het-huis-van JóWSéPh, 8
………………………………………..<>………………….\…………………………………. . . . . . .
en-de-broederverwanten-zijner en-het-huis-van de-omvamende-zijner;
.. . .
alleen:
………………………..| …………………………………\………………………………….. .
het-trippelkroost en-het-voorttrekvee-hunner en-het-rundvee-hunner,
……………<>……………………//…. !
laten-zij-achter in-het-land GoShèN.
…………………\………………………….. .
en-voorts-gaat-op genoot-met-hem, 9
……..<>………………………… . . . . . .
ook~oprij-tuig ook~paardrijders;
…………………………//…………<>……………..//….. !
en-voorts-geschiedt de-neerlating zwaar machtig.
………………../………………………….\………………………. . .
en-voorts-komen-zij tot~de-dorsvloer-van de-meidoorn[377]: 10
………| ………………………\………………………… .
die(is) bij-het-oversteekse-van de-JàReDéN,
………………..\\…………………… .
en-voorts-rouwklagen-zij~daar,
………..//………………//………..<> . . . . . . .
een-rouwklacht groot en-zwaar machtig;
…………………\\\…………………………………………….//………<>………//…….. !
en-voorts-maakt-hij voor-de-omvamende-zijner treurnis zeven dagen.
…………………||………………………..☼ ……..\\…………………………./…………………. . .
en-voorts-ziet de-inzitende-van het-land de-KeNæNgàNiet enwel~de-treurnis:11
…………….\\…………………… .
bij~de-dorsvloer-van de-meidoorn,
…………….. .
en-voorts-zeggen-zij,
……………………………//………<>……………………… . . . . .
een-treurnis[378]~zwaar (is)dit voor-de-MieTseRieM;
……….||…….///……………………………………| ……..\…………….. .
om~vastzo roept-men de-naam-daarvan AèBhéL MieTseRieJM,
.<>………………..//………………………………….. !
die(is) bij-het-oversteekse-van de-JàReDéN.
…………………//………………………………<>………….. . . . . .
en-voorts-maken de-stichtzonen-zijner voor-hem; 12
.<>………………//………………………….. !
vastzo naar-wat hij-gebiedt-aan-hen.
…………………..\\…………………………………..///………………………………| ……………..\……
en-voorts-dragen-hoog-heen enwel-hem de-stichtzonen-zijner naar-het-land 13
…. .
[KeNæNgàN,
……………………..\…………………….. .
en-voorts-begraven-zij enwel-hem,
………….<>……………….\……………………… . . . .
in-de-grot-van het-veld-van MàKhePéLáA;
.\………………☼………………\\………………………/………………………………….. . .
die verwerft AàBheRáHáM enwel~het-veld tot-omgrijping-van~graf:
……………………//……………..//……………….<>…………………………….//………………..
vandaan-van-bij NgèPheRoN de-ChieTTiet op~de-vertegenwendiging-van
……….. !
[MàMeRéA.[379]
…………………………….\\……….///……………..\\……………….|
en-voorts-keert-terug JóWSéPh MieTseRàJieM-waarts 14
..\………………………………………….. .
[hij en-de-broederverwanten-zijner,
………………….//………………………………..<>…………………..\……………………….. . . . . . .
en-al-af~de-opgaanden samen-met-hem om-te-begraven
[enwel~de-omvamende-zijner;
.<>…………………………//………………………………………… !
laat-na-dat zij-begraven enwel~de-omvamende-zijner.
…………………………………///………………………………………………………..| …………………\……….
en-voorts-hebben-ontzag de-broederverwanten-van~JóWSéPh ja~een-gestorvene 15
………………………………. .
[(is) de-omvamende-hunner,
……………….. .
en-voorts-zeggen-zij,
//……………………<>…………………… . . . . .
als-toch aan’t-lasteren-is-ons JóSéPh;
…………………….///……………………………………………………| ……. .
en-doende-terugkeren is-hij-aan’t-doen-terugkeren aan-ons,
…///…………………… .
enwel al-af~het-kwaad,
.//………..<>………………….. !
dat wij klaar-maken aan-hem.
……………………||………………………..<>………….. . . . . . .
en-voorts-gebieden-zij naar~JóSéPh om-te-zeggen; 16
………………………….\…………… .
de-omvamende-jouwer gebiedt,
…………………………….//…………………………………………..<>…………….. !
voor-de-vertegenwendiging-van het-sterven-van-hem om-te-zeggen.
………………………………..\…………………….. . .
zo~zijn-jullie-aan’t-zeggen aan-JóWSéPh: 17
||…….\……………………..☼ ……………..\……………………………………………………….///…..
ach draag-hoog-heen toch de-afvalligheid-van de-broederverwanten-jouwer
…………………………………………|…………\……………………… .
[en-de-verwaarding-hunner ja~kwaad maken-zij-klaar-jou,
…………….| ..\…………………….. .
en-welnu draag-hoog-heen toch,
……………..//……………………………………<>………………….\……………….. . . . . . .
om-de-afvalligheid-van de-heerdienaren-van de-gods-van
[de-omvamende-jouwer;
…………………..//………..<>……………………………….//……………. !
en-voorts-weent JóWSéPh bij-de-inbrengen-hunner tot-hem.
………………………| ………………………………………… .
en-voorts-gaan ook~de-broederverwanten-zijner, 18
……………….<>…………………………………………………….. . . . . .
en-voorts-vallen-zij voor-de-vertegenwendiging-zijner;
……………… .
en-voorts-zeggen-zij,
………………//…………………<>……….. !
kijk-hier-wij(zijn) voor-jou tot~heerdienaren.
………………..\\\……….//……..<>………………………………………….. . . . . .
en-voorts-zegt tot-hen JóSéPh niet~aan’t-ontzag-hebben-jullie; 19
//……………..//……………..<>………… !
ja ?op-de-drukplek-van gods (ben)ik[380].
…….||………………….//……………………. . . . . . .
en-jullie jullie-berekenen over-mij kwaad; 20
…….|………\………………….. .
gods berekent-het ten-goede,
……… . .
ter-toebuiging-daaraan:
…//…………………………..//………<>…………………….//……………… !
maakt-hij(‘t) als-de-dag (nl.)deze om-te-doen-leven
[een-genotenvolk~veel.[381]
………………///………..| …………… .
en-voorts-zit JóSéPh in-MieTseRàJieM, 21
<>……………..\………………………………… . . . . . .
hij en-het-huis-van de-omvamende-zijner;
…………………\………….. .
en-voorts-leeft JóWSéPh,
.//………………<>… !
honderd en-tien jaaranderingen.
………………///……………..| ………………….. .
en-voorts-ziet JóWSéPh voor-AèPheRàJieM, 23
….<>………………………… . . . . .
stichtkinderen-van de-derde[382];
. .
ook:
…….///…………………………………….| …………………………………………. .
de-stichtkinderen-van MáKhieJR de-stichtzoon-van~MeNàShShèH,
………………….<>…………………………….//…………… !
worden-gebaard op~de-inzegenkniën-van JóSéPh.
……………….///…………|………………………………………….. .
en-voorts-zegt JóSéPh tot~de-broederverwanten-zijner, 24
<>……. . . . . . . . .
ik(ben) stervende;
……..||……………..\\\…………………………………………\……………………….. . .
en-gods zich-bemoeiend is-hij-zich-aan’t-bemoeien enwel~met-jullie:
…………………………………………..///……………………….|……………………………\……
en-voorts-is-hij-aan’t-doen-opgaan enwel-jullie vandaan-van-het-land
….. .
[nl.-dit,
………………||…..//………….//…………………………..//……………………<>…
naar~het-land dat hij-bezevent aan-AàBheRáHáM aan-JieTseCháQ
………………………. !
[en-aan-JàNgæQoBh.
…………………………….\………………. .
en-voorts-doet-bezevenen JóSéPh, 25
………………….//……………………………………<>…………. . . . . . .
enwel~de-stichtkinderen-van JieSseRáAéL om-te-zeggen;
…………….\\…………………………………….///……….| …………………. .
zich-bemoeiend is-zich-aan’t-bemoeien gods enwel~met-jullie,
……………………….//……………………………………………………………………………<>……
en-voorts-zijn-jullie-aan’t-doen-opgaan enwel~de-harde-botten-mijner
…………………… !
[vandaan-van-hier.
…………………………………\…………………. .
en-voorts-is-een- gestorvene JóWSéPh, 26
………………………………..//……………..<> . . . . . . . . . . . .
een-stichtkind-van~honderd en-tien jaaranderingen;
………………..\…………………………… .
en-voorts-balsemt-men enwel-hem,
…………………//………………………………<>…………………….. !
en-voorts-stelt-men(hem) in-een-kast[383] in-MieTseRáJieM.
1
[1] ‘Eersteling’, maar waarvan? Het lidwoord ontbreekt bij dit Hebreeuwse woord en dat betekent, dat het ant-woord op die vraag het volgende zelfstandige naamwoord is, maar dat ontbreekt.Het gaat niet om het begin van de tijd, alsof die er eerder was! In een ‘eerstelings(tij)‘ zou wellicht ook kunnen, maar ‘met … enz.’ook!NWL
[2] ‘zuiver stellen: de kern van dit Hebreeuwse woord is het woord ‘zuiver’ en dit woord is te herkennen in een aantal Hebreeuwse werkwoorden: uitzuiveren, zich zuiveren, vervolzuiveren, maar ook in het woord zuiver-gang (als vertaling van het Hebreeuwse woord, dat meestal maar incorrect met ‘verbond’ wordt vertaald).NWL
[3] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal met ‘geest’ vertaald, maar ook met ‘wind’. Het gaat om de ‘lucht’ en in het Hebreeuwse woord RuàCh gaat het om een lucht-beweging, om bewegende lucht: om ‘beluchting’ en om de ‘beluchter’.NWL
[4] Zie Deut.32:11: als-een-arend………op-over-de-nestlingen-zijner is-hij-aan’t-vibreren.NWL
[5] Hier staat een bekort imperfectum met als onderwerp het licht.
[6] Het Hebreeuws kiest hier een woord, dat is afgeleid van een werkwoord, dat ‘pletten’, ‘uitpletten’ betekent. Dat werkwoord wordt b.v. in Jes.42:5 voor het land gebruikt, dat door God ‘uitgeplet’ wordt. In Ex.39:3 wordt verteld dat goud tot platen wordt geplet voor de kleding van de hogepriester(de zogenaamde efod). En in Ez.1:22 wordt het zelfstandige naamwoord uit Gen.1:6 gebruikt voor de plaat van het verzoendek-sel, dat volgens Ezechiël gedragen wordt door de vier cherubs met raderen. ‘Plaat’ zou ook kunnen, maar ‘pletten’ moet klinken .NWL
[7] Het Hebreeuwse werkwoord QáWáH betekent ‘gespannen zijn op’ en in die betekenis wordt het vaak met ‘hopen’ vertaald. Het Hebreeuwse woord TiQeWáH, dat ‘hoop’ betekent en in het Israëlische volkslied voorkomt, betekent dus eigenlijk ‘gespannenheid op’ (gerichtheid op). Het werkwoord kan ook ‘omspannen zijn’ betekenen en in de reflexieve vorm dus ‘zich omspannen’.NWL
[8] Hier staat het Hebreeuwse woord MáQóWM, dat we in het Nederlands (Amsterdams) kennen als Mokum.
Het is de plaats waarmensen niet gebukt, maar rechtop leven. Daarom: ‘opstaanplaats‘. NWL
[9] Dit Hebreeuwse woord is afgeleid van een werkwoord, dat het beste met ‘pletten’ kan worden vertaald: het plat slaan en uitdrijven van brons of koper. Het woord komt ook voor waar over de bouw van het deksel, de ‘zoenplaat’ of beter nog: de betegening(splaat) wordt verteld in Exodus……… Het gaat dus niet om een ‘uit-spansel’, zoals van doek, maar om dit geduldige handwerk, met een sterke welvende metalen plaat als resultaat. NWL
[10] Het Hebreeuwse woord vertelt, dat hier ordeningen bedoeld worden, die gemeenschapsvorming mogelijk maken, waardoor afspraken te maken zijn over plaats en tijd. Het is een afleiding van het werkwoord JáNgàD = ‘(ver-)ordenen’. NWL
[11] ‘Maken’ in de betekenis van: maken dat iets functioneert; het gaat niet zozeer om ‘fabriceren’.NWL
[12] Dit Hebreeuwse werkwoord wordt hier en elders vaak met ‘heersen’ vertaald. Maar zo krijgt het woord een strekking, die het in het Hebreeuws niet heeft. De zon ‘heerst’ niet over de dag. De zon stelt zich voor aan de dag, gaat ook aan de dag vooraf, gaat overdag voorop. Met het Nederlandse ‘zich vore stellen’ proberen we deze noties aan te duiden. We horen dit woord in de titel van het boek, dat ‘Spreuken’ genoemd wordt, maar dit Hebreeuwse woord wordt vaak met ‘gelijkenis’ vertaald. Eigenlijk gaat het in alle gevallen om ‘voorstellen’ of ‘voorstellingen’.Omdat ‘voorstel’ en’voorstellen’ in het Nederlands vaak in een afgevlakte betekenis voorkomt, is hier voor ‘vore-stel’ gekozen..NWL
[13] Het Hebreeuwse woord NèPhèSH bevat zowel wat wij psychisch of geestelijk noemen(de ziel) als wat wij lichamelijk noemen. Nota Bene: volgens Genesis zijn al deze ontelbare minuscule diersoorten net als de grotere en de mensen allemaal ‘lichaamzielen’.NWL
[14] Het Hebreeuwse woord KåL dat met ‘alle’ vertaald wordt, is eigenlijk een zelfstandig naamwoord en geen rangtelwoord. Het duidt een geheel aan, dat ook volmaakt is, ‘àf’ is, zoals we in het Nederlands kunnen zeggen. In de Hebreeuwse taal klinkt dit woord ook door in een aantal werkwoorden, die ‘afmaken’ betekenen in de dubbele betekenis, die wij daaraan ook in het Nederlands kunnen geven. Daarom vertalen we dit woord in al haar samenstellingen overal in TeNaKh met ‘al-af’, ‘al-afheid’. NWL
[15] In het Hebreeuwse woord AæDáMáH, dat meestal met ‘akker’ of ‘aarde’ wordt vertaald, klinkt het woord AæDóWM ‘rood’ door. De kern van dat woord is het Hebreeuwse woord DáM, dat meestal met ‘bloed’ wordt vertaald, maar eigenlijk ook ‘het rode’ betekent. Ook in het woord Adam klinkt deze stam. Daarom vertalen we hier AæDáM met ‘roodling’ en AæDáMáH met ‘het roodlingse’, het gebied van de roodling, zoals we in het Nederlands ook spreken van het Rotterdamse of het Gelderse.NWL
[16] Het Hebreeuwse woord heeft ‘betreden’ als kernbetekenis. De vertaling ‘heersen over” is veel te tendentieus. Daarom vertalen we hier en elders in TeNaKh dit woord met ‘regeren bij’. NWL
[17] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal vertaald met ‘mannelijk’ of ‘mannetje’. De kernbetekenis van dit woord is ‘haak’; het duidt op het mannelijk lid. Het is ook te herkennen in het Hebreeuwse werkwoord ZáKàR dat meestal met ‘gedenken’ wordt vertaald; ten onrechte: met ‘denken’ heeft het niets van doen Het gaat om ‘aanhaken bij’. NWL
[18] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal vertaald met ‘vrouwelijk’ of ‘vrouwtje’. Het is echter afgeleid van een werkwoord, dat ‘(in-)boren’ betekent. Ook in dit woord gaat het om het geslachtelijke.
[19] Zie Van Dale bij ‘walken’ een vorm van ‘kneden’, meestal met de voeten (vgl het Engelse ’to walk’). NWL
[20] De zevende dag van deze eerste reeks dagen krijgt alle nadruk. Het woord ‘zevende’ valt drie keer! Nu pas kan begrepen worden wat er vanaf vs 1 bedoeld wordt. Deze gods wil sabbath houden, wil verstillen, maar niet alleen, maar met deze alafheid om hem heen. Ook zij dienen met Hem sabbath te vieren, te verstillen. Bij alles wat er in de eerdere verzen tevoorschijn wordt gebracht, moet worden aangevuld ‘om sabbath te vieren ‘ ‘om te ‘verstillen’ samen met deze gods. Genesis 1 dient vanuit deze zevende dag (opnieuw) gelezen te worden, met deze sabbat, deze verstilling, als perspectief. NWL
[21] Hier staat in het Hebreeuws het woord TóWLeDóWT, dat is afgeleid van een werkwoord, dat ‘baren‘ betekent.
Maar dit woord is in TeNaKh niet alleen een activiteit van vrouwen, maar ook van mannen en zelfs van andere bronnen die leven voortbrengen. Het woord ‘verwekken’ is in deze taal-cultuur een onbekend gebeuren en kan dus niet als vertaling dienen.. NWL
[22] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal vertaald met ‘nog niet’ of met ‘voordat’; deze vertalingen suggereren, dat er, zoals in dit vers, nog geen sprake zou zijn van struikgewas en kruid. Maar dit Hebreeuwse woord geeft aan, dat iets er wel is, maar nog niet aan de dag treedt, dat er nog niets mee gebeurd is; het is allemaal nog heel vers, nieuw, helemaal aan het begin; het klinkt sterker dan het Nederlandse ‘pril’. Het struikgewas geschiedt wel in het land en de vertaling dat het nog niet geschiedt, is incorrect, evenals de vertaling dat het kruid nog niet ontspruit..Alles is in de kiem in het land, maar moet er nog ‘uitgetrokken worden door het land’ – om hier de woordkeuze van Genesis 1 aan te halen. NWL
[23] Het Hebreeuwse woord voor ‘neus’, heeft allereerst met ‘walgen’ te maken en daarom kan het tegelijk de betekenis van ‘walging’ hebben; meestal wordt dan ‘toorn’ vertaald, maar het gaat niet om een psychische uiting, maar een lichamelijke reactie, die vooral door de neus kan worden opgewekt.
[24] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord met ‘adem’ vertaald, maar het gaat niet zozeer om de adem zelf, maar om de beweging van het ademhalen: die wordt door Gods blazen aan de gang gebracht.NWL
[25] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord vertaald met ‘stroom’, maar het is afgeleid van een werkwoord, dat ‘stralen’ betekent. Het komt maar weinig voor en daarom is in deze vertaling voor ‘blikkeren’ gekozen. Een waterstroom in het Middenoosten valt al van verre op door het geblikker. En daarom is ‘blikkering’ een woord voor zo’n waterstroom geworden. En zo’n notie dient ook in de taal van ons lage land, waar overal water stroomt, door te klinken.NWL
[26] = Euphraat
[27] Zie voor een uitvoerige verantwoording van de vertaling van dit Hebreeuwse woord door ‘verdoving’: Jona ben ik een Hebreeër, Band II blz. 64 e.v. (eigen uitgave).NWL
[28] In het Nederlands gebruiken we dan het woord ‘stap’. Dus: dit is de stap. In het Hebreeuws heeft deze beweging echter het begrip ‘stamp’ gekregen – dat had in het Nederlands ook gekund: een stap is een soort stamp, vgl ons stampvoeten. Hoewel het Hebreeuwse woord functioneert als ons woord ‘keer’ (dat eigenlijke een vergelijkbare ontwikkeling heeft door gemaakt), is het voor de concordantie belangrijk het woord ‘voetstamp’ te gebruiken. Het woord kan ook een ‘stamper’ aanduiden en die heeft de vorm ‘voet’, Vergelijk het woord ‘koe-voet’. Bovendien gaat het hier en elders tenslotte om een ‘belangrijke stap’ – ‘stamp’ dus.MWL
[29] Hier staat het Hebreeuwse woord AáB (in de Indogermaanse taal klinkt dat omgekeerd: pa). Het heeft echter dezelfde betekenis als het Griekse/Latijnse woord ‘pater’, waarvan ‘pa’ een verkorting is en dat wij kennen als ‘vader’. De betekenis van deze woorden hangt samen met het woord ‘vadem’; een vader is degene die om-vademt = ómvaamt’. Met biologie heeft dit begrip in de bijbel niets te maken. De vader is als omvamende evengoed een drager, ofwel een barende, in het Hebreeuws van TeNaKh, als een moeder als bemoederende.NWL
[30] Hier staat het Hebreeuwse woord AéM. In de Indogermaanse talen klinkt dat eveneens omgekeerd: ‘ma’, wat de afkorting is van ‘mater’. Ook hier gaat het om een actviteit.NWL
[31] Dit woord is afgeleid van een werkwoord dat ‘waarzeggen’ betekent. Voor ‘slang’ kent het Hebreeuws een ander woord. NWL
[32] De gebruikelijke vertaling luidt: ‘worden geopend’, maar in het Hebreeuws van TeNaKh staat hier niet het gewone woord voor ‘openen’, maar een zeer specifiek woord. Het betekent eigenlijk zoiets als ‘aandoen’, zoals lampen worden aangedaan, aangezet, zodat ze actief worden en iets kunnen gaan belichten en daardoor zichtbaar maken. Wat? Dat lezen we in de volgende woorden.NWL
[33] Het Hebreeuwse woord AêLoHieJM, gods, staat ook de vertaling ‘goden’ toe. NWL
[34] In dit Hebreeuwse werkwoord gaat het om veel meer dan ‘weten’, of ‘ergens bekend mee zijn’. Het is jergens mee inlaten, met iemand of iets gemeenschap hebben, ‘bekennen’, zoals in de Statenvertaling staat. Het waargedrocht zegt hen aan, dat zij zowel het goede als het kwade gaan doen. Of dat van de God van Israël zo kan worden gezegd is nog maar de vraag, het kan zeker van de goden worden gezegd.NWL
[35] = voorste bij het geboren worden(NWL).
[36] Het Hebreeuwse werkwoord staat hier in het meervoud; ook het zelfstandig naamwoord dat daarop volgt is in het Hebreeuws een meervoud: PáNieJM (denk aan het Amsterdase woord ‘ponem’), hier wordt dat met ‘vertegenwendiging’ vertaald en dat kan zowel betrekking hebben op waarmee iemand zich naar een toewendt (= bij iemand vertegenwendigt) als op het toewenden (zich vertegenwendigen) zelf – en dan kan het om meer dan een toewending gaan. Omdat dit woord in het Hebreeuws ook vaak met een werkwoord in het enkelvoud, zou het hier wel eens meer over het gedrag van Kaïn kunnen gaan dan over , laten we zeggen, de voorkant van zijn gestalte.NWL
[37] = fladderland.
[38] = MeChuWJáAéL
[39] Deze naam betekent ‘menselijke’. NWL
[40] De eerste SEDER-aanduiding staat bij Gen.2:4. Dit verse beging met : “Deze (zijn) de baringen (ToLeDóWT)-van de hemelhelften en-het-land”. De tweede SEDER-aanduiding staat hier en dit vers begint aldus: “Dit (is) het staafboek-van de-baringen-van roodling”. Telkens zal dit voor Genesis zo typerende woord ToLeDóWT de lezer eraan herinneren dat het om ‘baringen’gaat. Deze baringen dragen de geschiedenis. Het Hebreeuwse werkwoord JáLàD, dat ‘baren’ betekent, heeft een veel meer omvattende betekenis dan in het hedendaagse Nederlands gebruikelijk is geworden. ‘Baren’ is uit-dragen, zoals we nog horen kunnen in het zelfstandige woord (draag-)baar en ook in het Engelse ‘to bear’. Dit totale ‘dragen’, en tot het einde toe ‘vol-dragen’ wordt door de vrouw en moeder in volle draagwijdte getoond, maar is niet minder eerste opdracht voor de man en vader; ook hij ‘baart’ volgens de Hebreeuwse tekst. En dit woord moet in zulke teksten niet anders vertaald worden en dus niet gewijzigd worden in ‘gewinnen’ (SV) of ‘verwekken’ (de meeste andere vertalingen), want het gaat in TeNaKh niet om conceptie noch om ‘krijgen’, maar om ‘baren’in de volle zin van het woord, om dragen en voldragen. Een vader is dan ook een ‘omvamende’. NWL
[41] = dat vervloekt is door
[42] Dit werkwoord (DuWN) komt in TeNaKh alleen hier maar voor. De oude Griekse vertaling van de LXX vertaalt ‘kata-menoo’ = neer-blijven. De Vulgata volgde met ‘permaneo’ = door-blijven; evenzo NBG, NBV, NB en Koster. Luther: ‘sich straffen lassen’ en beschouwt het dus als een vorm van het Hebreeuwse werkwoord DieJN dat ‘oordelen’ betekent. Dat doen waarschijnlijk ook de SV die met ‘twisten’ vertaalt en Chouraqui die met ‘jugera’vertaalt. BR kiezen voor ‘niedre’ in de betekenis (waarschijnlijk) van ‘nederig houden’. Ander etymologisch onderzoek wijst op de mogelijkheid van verwantschap met de Hebr. stam D N , die ook de basis vormt van woorden als AáDóWN en AóWD. De betekenis van die stam heeft met ‘macht’ te maken, maar dan in de zin van ‘machtigen’, ‘macht geven’ en niet ‘macht hebben’ (zoals F.Baader dit woord met zijn vertaling wee ‘Herr sein’ weergeeft. NWL
[43] Het Hebreeuwse woord (NePhieLieJM) komt alleen hier maar voor. De Griekse vertaling van de LXX vertaalt ‘gigantes’, en de meeste vertalingen volgden. Etymologisch is afleiding van het Hebreeuwse werkwoord NáPhàL, dat ‘vallen’ betekent, is echter heel goed mogelijk. F.Baader, die dit woord in zijn tekst onvertaald laat, verklaart het daarom met ‘gevallenen’ en verwijst naar de gevallen engelen. Die samenhang suggereert ook Chouraqui met zijn vertaling ‘déchus’. Zo’n passieve betekenis is echter gezien de vorm van het Hebreeuwse woord niet te verantwoorden. Daarom maken we hier gebruik van een typische Nederlandse mogelijkheid en kiezen voor ‘ opvallen’. NWL
[44] Zie voetnoot 39 bij Gen.2:4.
[45] Dit woord komt alleen hier maar voor; het gaat waarschijnlijk om een soort naaldboom.
[46] Dit woord komt alleen hier maar voor. De drie medeklinkers van het stam woord (Ts H R) zijn dezelfde als van een werkwoord, dat alleen in de hiphíl(de causatieve)vervoeging voorkomt in Job.24:11 en wordt beschouwd als afleiding van een woord dat wel vaak voorkomt nl. TsåHåRàJieM, dat algemeen met ‘middag’ wordt vertaald.Naast het bovengenoemde werkwoord komt in TeNaKh één keer (Dan.12:3) een ander werkwoord voor, ZáHàR, dat als een nevenvorm van TsáHàR wordt beschouwd (de Z wordt versterkt tot Ts; een versterking die vaker voorkomt) en dat werkwoord betekent ‘glanzen’ en eveneens alleen in de causatieve (Hiphíl)vervoeging voorkomt: ‘tot glans brengen’. Daarvan is een zelfstandig naamwoord afgeleid, ZoHàR, dat ‘glans’ betekent en behalve in Dan.12:3 alleen nog voorkomt in Ez.8:2. Het woord dat hier in Gen.6:16 staat is op dezelfde manier gevormd, maar dan als afleiding van het werkwoord TsáHàR en zal dus voor Hebreeuwse oren doen denken aan het begrip ‘glans’. Veel vertalingen lijken daar rekening mee gehouden te hebben: NBG en NBV: lichtopening (ook de SV: venster, ontleend aan de Vg: fenestra), NB: lichtluik, BR: Lichteinfall. Maar de oudste bekende vertaling, die van de LXX in het Grieks vat het op als een participium van een werkwoord, dat ‘bijeenbrengen’betekent (episunagoo > episunagoon). De argumentatie hiervoor kennen we niet. Etymologisch onderzoek in de vorige eeuw wijst op mogelijke verwantschap met woorden in andere oude Semotische talen (o.a. Arabisch en assyrisch) die met ‘dak’ of ‘dek’ te maken hebben. Dat klinkt wel logischer. De vertalers van de Societas Hebraica Amstelodamensis hebben daarvoor met hun vertaling ‘kap’gekozen (Genesis, NBG 1999). Dat lijkt ook Chouraqui te doen met ‘culmination’ en Albert Koster met ‘opperdek’. Hoe logisch ook, het is bijna te logisch. De tekst bevat o.i. een bijzondere vermeldenswaardigheid. Welke is niet helemaal duidelijk (wie deze arke wil nabouwen loopt hier dus al vast), maar de samenhang binnen het bijbels Hebreeuws wijst op een betekenis die met ‘glans’ te maken heeft. Hier is daarom gekozen voor ‘doorglans’ en dat kan te maken hebben met de opdracht om voor licht te zorgen in de ark: lichtopening, Lichteinfall, venster. En zo blijkt dit zo bekend geachte verhaal al meteen in het begin een vertaalprobleem te bevatten en dat dient in een vertaling niet onvermeld te blijven, zeker niet in tijden waarin fundamentalisme hoogtij viert (NWL).
[47] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal met ‘gedenken’ vertaald. De oude door Joodse vertalers vanaf 300 v.Chr. gemaakte vertaling doet dat reeds. Toch heeft het Hebreeuwse woord niets te maken met ‘denken’ of een samenstelling van dit woord. Als werkwoord komt het hier voor het eerst voor in TeNaKh, maar de woordstam is de lezer van deze vertaling reeds eerder tegen gekomen, nl. in Gen.1:28 en ook daarna en nog maar enkele verzen hiervoor. Dat is het woord dat in deze vertaling met ‘aanhaker’ wordt vertaald. Dit woord wordt meestal met ‘man’of ‘mannetje’ of ‘mannnelijk’vertaald, maar heeft daarmee evenmin iets van doen, als jhet werkwoord met ‘denken’. De basisbetekenis, zo blijkt uit de meeste lexica, is ‘haak’. De betekenis van het Hebreeuwse werkwoord, dat hier gebruikt wordt, is dus veel sterker dan in andere talen met ‘denken’, ‘gedenken’kan worden uitgedrukt. Het drukt een intense vorm van contact uit, voor mannen de meest intense en intyieme vorm van contact, voor vrouwen niet minder, al kan hun aandeel daarin p[recies niet met dit woord worden weergegeven; daarvoor bestaat een ander woord nl. ínboorbaar’- zie ook weer de toelichting bij Gen.1:28. De samenklank van woorden als ‘aanhaker’ (‘mannelijk’) en ‘aanhaken bij’ is voor het Hebreeuwse een kenmerkend taal-eigen(idioom) en berust bovendien (waarschijnlijkl) op etymologische verwantschap. Deze ‘eigen-aardigheid’ hebben we geprobeerd ook in deze vertaling hoorbaar en leesbaar te maken, en dat is o.i. belangrijk. (NWL)
[48] Dit woord, dat in dit verhaal alleen hier maar voorkomt, komt vaker voor in Ex. en Num. als aanduing van het kleed, het doek van de tabernakel (Ex.26:14) en de tent der samenkomst(‘gemeenschapsordening’), Num.35:11.
[49] Hebr.SháBàT zie ‘verstillen in NWL
[50] Het Hebreeuwse woord BeRieJT, dat hier staat, wordt meestal met ‘verbond’vertaald, maar in de eerste plaats heeft de basisbetekenis in het Hebreeuws niets van doen met noties als ‘ver-binden’ of ‘verbondenheid’ en in de tweede plaats is het geen ethisch neutraal begrip. De ethische strekking van het Hebreeuws komt naar voren, wanneer de het stamwoord onderzoeken. Het is waarschijnlijk dat hier, zoals wel vaker, sprake is van een stamwoord dat bestaat uit twee medeklinkers, de B en R, terwijl de meeste Hebreeuwse woorden een stamwoord als basis hebben dat uit drie medeklinkers bestaat. Die stam B-R heeft ‘zuiver’, ‘puur’ als strekking. Het Hebreeuwse woord is ook geen statitisch begrip, maar een dynamisch. ‘Bondgenootschap’ laat dat al beter horen dan ‘verbond’; het gaat om een geschiedenis die zich voltrekt, een initiatief dat wel partners zoekt, maar daar zeker niet van afhankelijk is. De initiatiefnemer, JHWH, zoekt mensen samen met wie hij zijn voornemen kan realiseren. Met de vertaling ‘zuivergang’ (het woord komt voor het eerst hier in TeNaKh voor) is geprobeerd deze onderzoeksconclusies recht te doen – al is het geen fraai Nederlands woord.. Ook wordt zo de samenklank (de con-cordantie) met al die andere Hebreeuwse wooden, die B-R als stamwoord met elkaar gemeen hebben en die zo het taaleigene van het Hebreeuws mede bepalen, hoorbaar en leesbaar gemaakt. Dat dit betekent, dat de notie ‘verbond’, die in kerk en theologie zo overheersend is, heroverweging verdient, is – ook afgezien van de vertalingsproblemen – een even onweerlegbare als verstrekkende consequentie.9NWL0
[51] Hier staat het Hebreeuwse woord KáRàT, dat in vele andere teksten gecombineerd staat met het hierboven bsproekn woord BeRieJT en dan met ‘sluiten’wordt vertaald: een verbond sluiten. Maar de basisbetekenis van dit Hebreeuwse werkwoord is overal elders ‘afscheiden’ of ‘uitscheiden’ (zoals bloemen joning kunnen afscheiden of uitscheiden), maar het wordt in die teksten doorgaans met ‘uitroeien’ vertaald (soms met ‘uitstoten’ zoals de NBV op enkele plekken doet), maar deze notie van gewelddadigheid is op zichzelf niet eigen aan dit Hebreeuwse werkwoord. Afgescheiden worden brengt vaak ( niet altijd) als vanzelfsprekend met zich mee geen toekomst meer hebben en ten dode opgeschreven zijn. De ‘afscheiding van een zuivergang’ betekent een bepaalde mensengeschiedenis los maken van de algemene geschiedenis. Of die afgescheiden geschiedenis, deze afgessheiden zuivergang, het in de algemene geschiedenis redt, is bepaald niet vanzelfsprfekend en niet zelden uiterst twijfelachtig. De ‘afscheiding van kwaaddoeners’ betekent hen beletten om de goede verhoudingen verder aan te tasen. Mensen die kiezen voor de algemene geschiedenis kunnen zich afscheiden van die bijzondere geschiedenis nl. de zuivergang van JHWH met Israël of ook van die met Noach.(NWL)
[52] Hier, zoals vaker, in de betekenis van de Nederlandse uitdrukking: afkomstig van.
[53] Een opvallende medelingen als tweede deel van de vershelft van vs 18. De verbinding tussen CháM en KeNáNgàN komen we op cruciale wendingen telkens tegen. Soms worden uitspraken aangaande KeNáNgàN gedaan, die eigenlijk op CháM betrekking hebben, maar niettemin voor KeNáNgàN gelden.
[54] Het woordgebruik van de Hebreeuwse tekst is hier opvallend en heeft de vertalers vanaf de oude Griekse vertaling van de Septuaginta (de LXX) voor problemen geplaatst. Net als deze hebben ook latere vertalers de weergave van het Hebreeuwse werkwoord zo aangepast dat deze tekst een zinvolle betekenis verkreeg. De LXX deed dat aldus: “ . . . . ; vandaan van deze gingen zij uiteen op het land”. De Statenvertaling koos voor de volgende weergave: “. . . . ; uit dezen is bevolkt de ganse aarde”. Buber-Rosenzweig: “. . . . ; aus ihnen verstreute sich alles Erdvolk”. De Naardense bijbel (P.Oussoren): “ . . . ; en van hen uit is heel de aarde overspreid”. De Societas Hebraïca Amstelodamensis: “. . . ; en van hen is de gehele aarde verstrooid”. (Deze weergave blijft heel dichtbij de Hebreeuwse tekst, omdat het land grammaticaal gezien het onderwerp is van het werkwoord en het werkwoord in de Niphálvervoeging staat, die een passieve of reflexieve betekenis aan het Hebreeuwse werkwoord geeft, vergelijkbaar met de Griekse medium-vervoeging). Albert Koster: ‘. . . . ; uit deze verspreidde men zich, heel de aarde”. Dit Hebreeuwse werkwoord komt ook voor in Gen.10:18, waar de generaties uiteen spatten, en in Gen.11:8 waar die-JHWH-van-Israël de bouwers van de toren van Babel verspettert, uiteen doet spatten. Het lijkt erop, dat de verteller met de keuze voor dit werkwoord reeds vooruitgrijpt op de volgende crisis, waarin het gedrag van de mensen na de vloed de aarde, d.w.z. het land, zal brengen, een uiteengespatte mensheid en een daardoor ook uiteengespatte aarde.
[55] Hier staat het Hebreeuwse werkwoord, dat in heel andere teksten vertaald wordt met: in ballingschap gaan of gevankelijk wegvoeren(SV), en in weer andere teksten met: zich openbaren. Hier en in vergelijkebare teksten wordt het meestal vertaald met: zich ontbloten. Hoe belangrijk het is om te zoeken naar een concordante vertaling blijkt bij o.a. dit Hebreeuwse werkwoord. Het gaat, wanneer we alle teksten overzien om het afleggen van elke bescherming, het afgenomen worden van elk omhulsel, het volledig kwetsbaar worden. In het Nederlands kunnen we daarvoor het woord ‘ontmantelen’ gebruiken, zowel in de letterlijke als in de figuurlijke betekenissen. Zo gaan we horen wat eigen is aan het Hebreeuws, het Hebreeuwse idioom en wordt een vertaling idiolect. Hier gaat het in het verhaal om dit volledig kwetsbaar worden van Noach, zonder enige bescherming. Het is zeer de vraag of we de tekst recht doen, wanneer we hier de klemtoon leggen op de sexualiteit en daartoe kan de vertaling ‘ontbloten’elke lezer (te) gemakkelijk verleiden. Het gaat niet om het blote, maar om het kwetsbare. Ook het begrip ‘naakt’ heeft in het Hebreeuwse idioom allereerst die strekking van onbeschermdheid. En bescherming is nodig zodra er sprake is van dreiging, van agressie, handtastelijk of met de blik, tegen de zwakkere, het zwakkere, het mindere, het minder geachte, het geminachte. Het Hebreeuws maakt onderscheid tussen de begrippen ‘bloot’en ‘naakt’en dat onderscheid dient ook in de vertaling gerespecteerd te worden. Alleen in liefde kunnen wij mensen het aan elkaar bloot te zien. Zonder die liefde zien mensen elkaars naaktheid en verliezen we alle respect voor elkaar. En dat overkomt Noach, maar overkomt ook Cham en van Cham wordt niet verteld, dat hij, nadat hij zijn ervaring aan zijn twee broers had voorgelegd, ook samen met hen de overjas over Noach heen legt. Heeft deze onmacht tot (hersteld) respect ook de verhouding tot die ene zoon, zijn vierde (zie Gen.10:6) gestempeld? Wil de (profetische!) verteller de respectloosheid, die Israël ervaart in de Kanaänitische maatschappij en die wordt uitgesproken in de uitdrukking: de zonde der Amoriten (de belangrijkste ethnische groepering in dit gebied toentertijd), KeNàNgàN toch niet helemaal aanrekenen?
[56] Zie voetnoot 52
[57] De Statenvertaling vertaalt hier ‘jongste’, maar Cham is niet de jongste zoon van Noach, dat is Japhet. De NBG, NBV, SHA, NB, BR en A.Koster doen hetzelfde. Luther vertaalde zo als eerste (voorzover was na te gaan). De LXX heeft hier neoteros = jongere, maar dat kan als jongste worden opgevat. De Vulgata doet dat echter niet met de vertaling ‘minor’ = kleinere. Ook Chouraqui vertaald preciezer met ‘jeune’ en F.Baader vertaalt ‘kleinste’. Hoewel er teksten zijn waarin het Hebreeuwse woord QeThoN ook (toevallig) de jongste betreft, is dat in veel andere teksten niet het geval. Hier dus ook niet. Cham is klein, of kleiner.
[58] Dat hier Kanaàn staat en niet Cham is hoogst opvallend. Niet Cham draagt de vloek volgens de tekst en dat mag niet vergeten worden en dient daarom dik onderstreept te worden. Dat kan geen fout zijn, dat moet door de profetische vertller doelbewust zo zijn neer geschreven – zie ook de voetnoten bij de teksten hiervoor, waarin de naam Kanaän opvallend voorkomt. Het is fataal geweest, dat in de Christelijke traditie deze zorgvuldigheid bij het lezen van de bijbel niet in acht is genomen, zodat het in de christelijke volksmond toch steeds weer over de vervloeking can Cham wordt gesproken. Dat heeft zeker er aan bijgedragen, dat de minachting van de donkere Afrikanen zolang een bijbelse legitimatie kon krijgen, met slavernij en apartheid als gevolg. Dezelfde respectloosheid, die de kern vormt van Chams gedrag en van de zonder der Amoriten (zie voetnoot 55), valt ook en met name de Christenheid te verwijten t.o.v. medemensen. Hoe de naam Cham is terecht gekomen, waar de Hebreeuwse tekst Kanaän heeft staan, zullen we nog laten zien. Zeker is, dat de vloek op Kanaän in dez tekst te maken heeft met de diepe controverse tussen de levenswijze van de Kanaänieten en die van de Torah, die voor Israël de praxis dient te beheersen. Het is de controverse tussen een respectvolle manier van onderlinge omgang en één, waarin mensen elkaar gebruiken en misbruiken, waarin sterken zwakken gebruiken en misbruiken, concreter: mannen vrouwen en ouders kinderen; een maatschappij, waarin de zaken voor de mensen gaan – ons maar al te bekend, zo niet vertrouwd!
[59] De naam JáPhèT wordt hier in verband gebracht met het werkwoord PháTáH. De betekenis van dit werkwoord in de basis(=qal-)vervoeging is ‘toegankelijk zijn’. Het wordt meestal met ‘verleidbaar zijn’vertaald, maar dat is te tendentieus. Voor een uitvoerige analyse van dit werkwoord zien “EEN ONTMOETINGSGELEGENHEID GEZOCHT” (Met Simson bij de Filistijnen), Maastricht 2003 blz. 181-188. Hier staat het werkwoord in de causatieve hiph’il-vervoeging, die alleen hier maar voorkomt. In de meeste vertalingen, te beginnen bij de LXX, wordt uitgegaan van een homoniem werkwoord, dat maar twee keer voorkomt en in die twee teksten dan ook nog een volstrekt verschillend wordt vertaald. De meeste lexica achten waarschijnlijk dat het om een en hetzelfde werkwoord gaat, daarin volgen wij hen. Toegankelijkheid geven betekent, dat JaPhèt aangewezen is op de toegankelijkheid van een ander, in dit geval van Sem, zoals blijkt uit het vervolg van de tekst. De vertaling ‘toegankelijk maken’ ( dat is ook de betekenis van de pi’eel-vervoeging die heel vaak gebruikt wordt) zou ook kunnen. Dan wordt hier gezegd, dat Japhet open staat voor beïnvloeding van anderen en dan weer heel concreet voor die van Sem.
[60] Overal gaat het in deze teksten over Kanaän. De tekst prent het ons bijna in: het gaat hier niet over Cham!
[61] Zie Gen.6:9, 5:1 en 2:4
[62] In Bijbels Hebreeuws kan de basisvervoeging (de qal) van hetv werkwoord JáLàD, dat ‘baren’ betekent, ook voor de man gebruikt worden. ‘Baren’ heeft ook in het Nederlands eigenlijk met een bijzonere vorm van ‘dragen’te maken. Dat is nog goed te horen in het Engels ‘to bear’ , maar ook nog enigszins in het Nederlandse zelfstandige naamwoord ‘baar’ ( een draagbaar – en dat is een heel ander Nederlands woord dan te horen is in het bijvoeglijk naamwoord ‘draagbaar’). ‘Baren’is uit dragen en dat ‘dragen’ houdt niet op na de geboorte. Man en vrouw ‘dragen’hun kinderen tezamen: dus baren. Hoe verschillend de rol van man en frouw hier ook is, in de Hebreeuwse taal ligt de nadruk op dit ‘uit- / vol- dragen’.(NWL)
[63] Hier wordt reeds de naam NgéBhèR (Heber) genoemd, want met hem zal het verder gaan, zoals blijkt in vs 24 e.v. en in Gen.11 vanaf vs 10. Net zo werd eerder de naam KeNàNgàN (Kanaän) al te voren ingebracht en werd van hem ook de gebiedsgrens al aangegeven. Al was hij er eerder, Heber komt. Het gebied dat TeNaKh aan Kanaän(!) toekent wordt de poort waardoor Heber, d.w.z. de Hebreeër, de Iwriet, de oversteker de wereldgeschiedenis binnen komt.
[64] Met deze woorden wordt vooruit gegrepen op de geschiedenis van de torenboiuw in Babel en de taalverwarring in Gen.11. Die vonden dus plaats toen PèLèG leefde.
[65] = toren (NWL)
[66] = top
[67] = mengeling (NWL)
[68] De hier voor genoemde voorvaders van Terach krijgen allen omstreeks hun dertigste levensjaar hun eerstgeboren zoon, maar Terach is al zeventig, als hij Abram ‘doet baren’. Bij Terach verandert het verhaal.
[69] De naam in TeNaKh voor de Chaldeeën.
[70] = Negeb
[71] = ezels (NWL).
[72] = Hebreeër en dat betekent: ‘oversteker’.
[73] Meestal wordt hier vertaald: bondgenoten van Abram. In de Hebreeuwse tekst staan de woorden: BàNgæLéJ (dat is het meervoud van Baäl, dat ‘bezitter’ betekent en meestal door ‘heer’ vertaald wordt), BeRieJT (het woord dat meestal met ‘verbond’vertaald wordt, maar op een eenzijdig initaitief duidt, dat gericht is op zuivere verhoudingen, waarom we het hier met ‘zuivergang’vertalen) en AàBh’RáM. In de neeste vertalingen, ook die van Joodse kant, worden deze woorden, die in TeNaKh zo’n specifieke betekenis hebben, in deze tekst op de hierboven vermelde vlakke manier weergegeven. Toch lijkt het, gezien vs 24b, niet om een wederzijdse overeenkomst te gaan, maar eerder om bepaalde toezeggingen waartoe Abram het initiatief genomen had. De drie broederverwanten worden daarom als bezitters van die toezeggingen aangeduid. Aan Abram wordt het woord NgieBh’Rie toegevoegd, dat ‘oversteker’ betekent en zo een naam is geworden nl. Hebreeër. Hij is geen Baäl zoals de andere drie. De controverse tussen een oversteker en en een bezitter, een Hebreeër en een Baäl klinkt hier in ieder geval door.
[74] D.w.z. kinderloos.
[75] Hebreews: MèShèQ, een woordspeling op het hierna volgende woord DàMMèSsèQ (= Damscener) .
[76] = Ur der Chadeeën
[77] = de Nijl.
[78] = de Euphraat. Bij het ‘kiemsel van Abram’ behoort immers ook Ismaël.
[79] = een Egyptische.
[80] Vergelijk het Nederlandse: dat komt van.
[81] = voor de levende die mij ziet.
[82] Deze naam is een woord in de Hebreeuwse taal en betekent: ‘hij-is-aan’t-lachen’, zie vs 17!
[83] Het Hebreeuwse woord voor wie verantwoordelijkheid dragen.
[84] Vergelijk het Nederlandse ‘tegen-over’.
[85] Hebreeuws: NgèDóNáH. Dit woord horen we in NgéDèN = Eden, de naam van de tuin in Gen.2.
[86] Het is mogelijk dat ook in dit werkwoord het stamwoord AuWL de basis is en dat betekent ‘zot’. Meestal wordt er vanuit gegaan, dat alleen het werkwoord JáAàL I van dit woord is afgeleid. Mogelijk is dus ook om hier te vertalen: ‘ik doe zot” of “ik ben zo zot om . . . .” . Omdat dit werkwoord in de Hiphílvorm (de causatieve vervoegigsvorm) zoveel vaker voorkomt, gaan ook wij hier uit van een andere woordstam, hoewel dat juist hier niet direct onontkoombaar is.
[87] Deze naam is te horen in het hiervoor gebruikte woord ‘iets onbeduidends’.
[88] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal vertaald met ‘smelt-oven’, maar het is afgeleid van een werkwoord, dat het beste met het oudere (en ongebruikelijk geowrden) Nederlandse woord ‘walken’ kan worden vertaald, dat in Van Dale nog te vinden als een woord voor intens kneden, meestal met de voeten, in (heet) water maar ook in (heet) zand, als een manier om zaken schoon te krijgen. De gebruikelijke vertaling ‘wassen’voor dit Hebreeuwse werkwoord voldoet daarook niet. Van deze manier van schoonmaken kan de damp afslaan.(NWL)
[89] Ook in dit Hebreeuwse woord klinkt de naam TsoNgàR door.
[90] De betekenis van deze naam luidt: ‘vandaan-van-de-omvamende’.
[91] De betekenis van deze naam luidt: Stichtzoon-van het genotenvolk-mijner.
[92] In TeNaKh heten zij Ammonieten.
[93] Hier klinkt in het Hebreeuws tweemaal het woord baäl, het woord dat elders in TeNaKh de naam is van meerdere (af-)goden.
[94] Letterlijker: ‘doen tuimelen’: het werkwoord volgt hier bij uitzondering de meervouwdsvorm die het woord ‘gods’ (eigenlijkk dus ‘goden’) laat zien. Meestal wordt deze meervoudsvorm, die we hier om die reden met ‘gods’vertalen gevolgd door het werkwoord in het enkelvoud. Men vermoedt een ‘verschrijving’, die de Masoreten, die uit zorgvuldigheid en eerbied zo min mogelijk aan de tekst in de handschriften die zij toen (ong. 500 na Chr.) betrouwbaar achtten wilden veranderen.
[95] Algemeen wordt aangenomen, dat de gangbare Masoretische tekst hier de woorden, waarvan de letters (alleen medeklinkers dus) immers aaneengeschreven werden, foutief heeft gesplitst en daardoor ook foutief heeft gevocaliseerd. KoL WeNoKháChàT moet zijn: KoloW KháCh’Tà. We zijn dit keer deze correctie gevolgd, omdat het anders in deze korte tweede versheft voor de tweede keer voorkomende voegwoordje We (= het Nederlandse ‘en’) niet konden vertalen.
[96] ‘Versperren van de moederschoot’: deze woorden worden in TeNaKh meerdere keren gebruikt om te melden dat vrouwen niet zwanger konden worden (niet ‘ontvangen’, zoals het Hebreeuws letterlijk zegt). Volgens de toen in het gehele Midden Oosten, van Egypte tot Mesopotamië) gangbare opvatting over bevruchting, werd zwangerschap verhinderd, wanneer de directe toegang van de borstkas, (waar de longen zich bevinmden, al komen we een specifiek woord voor dit orgaan in TeNaKh niet tegen) naar de moederschoot afgesloten was. Deze toegang werd noodzakelijk geacht omdat de Geest, die met de lucht werd ingeademd (sterker nog: lucht = geest; daarom vertalen we het Hebreeuwse RuWàCh met be-lucht-ing), dan het zaad van de man niet kon bereiken en zonder die ‘lucht’ was geen leven mogelijk . Uit zo’n detail in de tekst blijkt hoe groot de kloof is met opvattingen die in de moderne tijd als algemeen geldig, ook voor die lang vervlogen tijd(!), worden geacht.
[97] Betekenis: hij-is-aan’t-lachen.
[98] Het Hebreeuwse werkwoord wordt hier en in I Sam.1:22 meestal met ‘spenen’vertaald; dat wil zeggen dat het kind zonder de melk van de moederborst kan. Kinderen werden in de oude (en in vergelijkebare hedendaagse) culturen zeker tot aan hun vierde jaar gezoogd. De eigenlijke betekenis van dit woord is echte ‘klaar maken’, klaar om los van de moeder te leven. (MWL)
[99] Hier staat echt hetzelfde werkwoord als waarvan de naam Izaäk (JieTs’CháQ) is gevormd. Het mag hier dus niet anders vertaald worden, zoals de SV doet (‘spotten’) en in nmavolging daartvan de NBG, ook niet met ‘lachebekken’ zoals SHA vertaling doet, evenmin met ‘spottend lachen’zoals de NBV doet! De NB en Koster zijn hier correct. Dat is daarom zo belangrijk, omdat NIET het lachen van Ismaël de reden is, dat Abraham Hagar weg zendt, maar om dat Sara hem dit opdraagt NA het lachen van Ismaël. Waarom zou ook Ismaël niet lachen als er zoevel lachen om Sara en IzaäK? Noch Hagar noch Ismaël gedragen zich nu zo, dat dit voor Abraham reden is hen weg te zenden; hij heeft geen reden, en vond het voorstel van Sarah kwaad! Waarom hij het moet doen, krijgt hij te horen van God en heeft te maken met zijn eigen besluit om Sarah te volgen in haar eerdere wens, dat hij bij Hagar voor haar een kind zou verwekken. En dit deel van het grote verhaal over Abraham vertelt over een ontroerende tragedie waar niemand menselijkerwijs gesproken schuld aan heeft en die toch samenhangt met het tekort schieten van mensen, al hebben zij ook nog zoveel opgebracht. Ze konden het – tenslotte – toen niet volhouden op de neemweg van de beloften, op de neemweg die Abraham eerst buiten de maatschappelijke orde bracht en dan via de belofte van een zoon van Sarah weer terug plaatste. En dat wordt verteld! Dat werd 2500 jaar geleden al verteld. Dat vertelde en vertelt Israèl zichzelf en zo door aan ons! En dat in een woordkeuze en een verteltrant die nu nog overtuigt. Zo wordt over Ismaël en zijn nakomelingen verteld, en wordt ook de verantwoordelijkheid voor hen genomen. Wie van hen, naties om Israel heen, (wie van ons) neemt de verantwoordelijkheid voor Israël. Zelfs Jezus Christus heeft zijn kerk er tot nu toe niet of maar zwak toe kunnen bewegen – dus doet Hij het zelf.
[100] Dit Hebreeuwse werkwoord wordt hier (en elders vooral bij het binnen trekken van Kanaän door Israël) meestal met ‘erven’ vertaald. Maar dit Nederlandse woord ontleent zijn betekenenis aan erfrecht; het is op zichzelf genomen afgeleid van het woord ‘erf’, de ‘boeren-plaats’. Het Hebreeuwse werkwoord heeft de betekenis van ‘ontvangen’, maar ook van ‘vangen’. Om overal waar het voorkomt dezelfde vertaling te kunnen handhaven hebben we voor ‘wegvangen’ gekozen. En zo klinkt ook hier reeds mee, dat Izaäks nakomelingen hier in Kanaän woongebied krijgen en dat betekent nog niet: een staat vormen. In dit Hebreeuwse woord ‘wegvangen’gaat het niet over een ‘recht’, maar over een belofte. (NWL)
[101] = bron-van zeven.
[102] = Gezien-heeft die-JHWH-van-Israël
[103] De gebruikelijke vertaling: “offer ten brandoffer” voegt aan de Hebreeuwse woorden twee zware noties toe, die daarin als zodanig niet te horen zijn en daarom deze woorden ontwrichten, nl. het begrip ‘offer’, dat niet alleen hier maar b.v. in de meeste vertalingen van het hele boek Leviticus aan meerdere Hebreeuwse woorden ten onrechte wordt toegevoegd, en het woord ‘brand’. Hoewel in de tempeldienst het bedoelde ‘opgaan’ wordt gerealiseerd door te verbranden, is niet dit de kern van het Hebreeuwse woord, maar het ‘afstaan aan God’, het prijsgeven om Hem en aan Hem – en dat niet voor een ‘hiernamaals’ maar om hem/haar die in de gestalte van een slachtdier zichzelf doet ópgaan’, deel te geven aan wat het concrete aardse leven kan en moet zijn: optimaal leven in vrijheid en liefde in dienst van die-JHWH-van-Israël. Door het begrip ‘brand’al direct te laten horen in een vertaling, wordt de lezer afgeleid van de eigenlijke bedoeling van deze beproeving. Om dit verhaal uit Genesis 22 te kunnen verstaan, is lezing en interpretatie van het boek Leviticus voorwaarde. Izaäk was het kind dat uit reeds ‘verstorven’ ouders geboren wordt en dat zal in dit indrukwekkende verhaal bevestigd worden. Het is een uit de doden opgestaan mensenkind, een teruggeplaatste. En zo kondigt dit centrale verhaal in de Abraham-cyclus reeds de positie aan van Israël, een volk-dat-niet-mag bestaan, omdat het in Egypte de strijd om het bestaan verloren heeft – hoe kan dit volk er nog zijn? Hoe kan Izaäk het leven overleven? Abraham is niet in staat Izaäks overleven veilig te stellen, ook afgezien van deze beproeving niet. Gedood, ondergegaan en er toch zijn: we geven hier geen diepzinnige beschouwingen, maar verwoorden wat Israël vanuit de Torah te horen kreeg en aannam en aanneemt als de eigen oorsprongsgeschiedenis. Wat betekent dat voor hun geschiedenis?
[104] Dit Hebreeuwse werkwoord komt alleen hier maar voor. Een daarvan afgeleid adjectief komt alleen voor in Gen.30 en 31 en betreft daar voorttrekvee dat een huid heeft waarop banden te zien zijn. Verder afleidingen zijn er niet.
[105] Hier (en in nog een aantal andere teksten in TeNaKh) dient het werkwoord ‘opstaan’ (QuWM) absoluut te worden gelzen en wel in de betekenis van ‘het staat vast, dat dit is’. Vergelijk het Nederlandse: ‘het sst overein’of ‘als een paal boven water’.
[106] Zie voetnoot 104
[107] Degene die zich voorstelt aan en ook vooraanstaat bij anderen.(NWL)
[108] Nl. door te knielen
[109] De Masoretische tekst vermeldt hier een vermoedelijke (over-)schrijffout, waardoor de letter “Hé”, die de vrouwelijke uittgang aanduidt, is weggelaten. Om die reden hebben zij het zangaccent (de rebija) boven de laatste letter geplaatst alsof dat de laatste lettergreep was.
[110] Zie de vorige voetnoot.
[111] Zie voetnoot 108
[112] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord vertaald met ‘maagd’ of met ‘jonge vrouw. Het woord is afgeleid van een werkwoord, dat het beste met ‘(iets)nog niet weten’ kan worden weergegeven. En is de jeugd die van heel veel nog niet afweet. Er is ook een woord voor de jonge man ‘die nog niet weet’.(NWL)
[113] Zie voetnoot 108
[114] Zie voetnoot 108
[115] = Negeb.
[116] = Assyriërs.
[117] Zie Gen.5:1; 6:9; 10:1,32; 11:10,27; 25:12,19; 36:1,9; 37:2
[118] = Egyptische
[119] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord vertaald met ‘eerstgeborene’, maar de kernbetekenis van dit woord heeft niets met baren of geboren worden te maken, maar met de voorste zijn. (NWL)
[120] Zie voetnoot 116
[121] = Ezau.
[122] Het Hebreeuwse woord NgéQèBh betekent ‘kwetshiel’; het heeft dezelfde drie medeklinkers (de Ng, de Q, en de B) als die de naam Jakob vormen. Naar de vorm is die naam een werkwoordvsvorm, die zou kunnen betekenten: hij-hielkwetst, of kwetshielt. De Nederlandse uitdrukkingen ‘hielenlichter’ duidt op iemand die en ander doet struikelen door hem op de hiel te trappen, en een ‘hielepakker’ is iemand die iemand bij de achillespees (hiel) pakt. Beide uitdrukkingen hebben een negatieve en zelfs verraderlijke strekking. Die srtekking heeft de Hebreeuwse zin niet.(NWL)
[123] <eestal wordt dit Hebreeuwse woord hierin verband gebracht met de jacht. maar de kern heeft te maken met ‘kooi’. Het gaat om dit in de kooi brengen.(NWL)
[124] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor.
[125] Het Hebreeuwse woord voor ‘rood’is AáDoM.(NWL)
[126] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal met ‘bezweren’ vertaald, maar de kern is het woord dat ‘zeven’ betekent. Met dat getal-woord wordt een toezegging tot zekerheid verklaard. (NWL)
[127] Hier klinken de dezelfde drie medeklinkers die de naam Jakob (JàNgæQoBh) bepalen. De gebruikelijke vertaling ‘als gevolg waarvan’ laat dat niet horen, maar evenmin dat dit markante Hebreeuwse woordhier niet doelt op oorzaak en gevolg, maar op een kwetsbare belofte en een even kwetsbaar vertrouwen.
[128] Hier horen we twee keer achter elkaar de naam Izaäk: JieTs’CháQ en MeTsàChàQ. De SV vertaalt hier ‘jokken’, ouder Nederlands voor ‘spelen’ of’grappen’(vgl. het Engelse ‘joke’; latere versies van de SV vertalen ‘minnekozen’ . De NB laat het Hebreeuws horen met ‘aan’t lachen maken’.
[129] in het Hebreeuws NgáSsàQ.
[130] In het Hebreeuws: HieR’ChieBh.
[131] Zie NWL bij in-kooien
[132] Hier staat het hebreeuwse werkwoord SsáThàN, dat 7x voorkomt in TeNaKh en een nieuwer woord is van dezelfde stam als SsáThàN, dat met ‘lasteren’ vertaald dient te worden. Mooi is de vondst van P.Oussoren in de NB; ‘des duivels zijn’. De SV vertaalt ‘haten’, maar dit Hebr. werkwoord kan netzomin met ‘haten’vertaald worden, als het werkwoord SsáNéA, dat meestal beschouwd wordt als het Bijbels Hebreeuwse aequivalent voor ‘haten’, ten onrecht dus. Bij dat werkwoord gaat het om ‘weigeren’, of (sterker) ‘be-weigeren’. In het bijbels Hebreeuws komen geen woorden voor die “Blosze Gefühle’(FHBreukelman) uitdrukken; het gaat altijd actief handelen..
[133] De vertaling van het Hebreeuwse woord QáHáL, dat meestal met ‘vergadering’ wordt vertaald. Maar het is stamverwant met het Hebreeuwse woord QoL, dat we met stem vertalen. Om die samenhang ook in het Nederlands te bewaren kiezen we voor ‘afstemming’ in de zin van de activiteit en van het resultaat (vergelijk het Nederlandse woord ‘vergadering’). Het Hebreeuwse woord QáHáL kennen in het Jiddische Kehille.(NWL)
[134] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord met ‘kudde’ vertaald, maar het is afgeleid van een werkwoord dat ‘naar buiten doen gaan’ ofwel ‘uithalen’ betekent (NWL)
[135] De SV vertaalt hier prachtig ‘teer’. De NBG-1951, de NB(!), SHA en Koster vertalen ‘flets’; de NBV vertaalt ‘hadden geen glans’; BR vertaalt: schwach. De LXX vertaalt ‘asthenès’= onvast. Nergens in TeNaKh betekent het Hebreeuwse werkwoord RáKàK en het daarvan afgeleide bijvoeglijk naamwoord, dat in Gen.29:17 staat, ‘flets’! Net als de vertaling in de NBV ‘geen glans’ is ook dit een zeer tendentieuze vertaling, die overduidelijk de bedoeling heeft om Lea als een onaantrekkelijke en niets zeggende persoon af tes childeren en zo Jakobs afkeer van haar en voorkeur voor Rachel te verklaren. Er blijkt een vertaalmentaliteit uit, die zich zogenaamd laat gezeggen door de context, maar pas nadat zij die context heeft geïnterpreteerd! Hier had een beetje aandacht voor de concordantie tenminste de vertaling ‘teer’ of ‘zwak’opgeleverd. Maar wie de concordantie serieus neemt, stelt vast, dat het Hebreeuws een andere strekking heeft, nl. die van ‘zacht’ in de zin van ‘zachtmoedig’ In Gen.33:13 zijn kinderen ‘zacht’, in Gen.18:7 een stuk slachtvee, in II Sam.3:39 noemt David zich ‘zacht’(en niet ‘zwak!’ – ook hier weer een tendentieuze vertaling bij vrijwel alle vertalers). Lea heeft zacht(-moedige) ogen! De vertaling ‘flets’etc. is behalve tendentieus ook masculien. Het bevestigt nodeloos het patriarchaal-masculiene van de bijbel en retoucheert vrijwel alle details, die een veel feminiemere taal en mentaliteit doen vermoeden. En dit is wel een heel duidelijk voorbeeld. De SV steekt daar me ‘teer’ nog gunstig bij af. (NWL)
[136] Het Hebreeuwse werkwoord dat hier gebruikt wordt (SsáNéA) wordt meestal met ‘haten’vertaald. In onze taal en cultuur duidt dat woord een volstrekt innerlijke, mentale hoedanigheid aan, zonder dat daar een (vaste) gedragsuiting aan verbonden is. Het Hebreeuwse woord duidt allereerst een gedragsuiting aan, waarvan de mentale beweegreden wisselen kan. Net zoals we het Hebreeuwse werkwoord AáHàB, dat meestal met ‘liefhebben’ wordt vertaald, weergeven met ‘beminnen’, omdat het allereerst een activiteit aanduidt, evenzo moeten we dit Hebreeuwse werkwoord vertalen en zo kwamen op het woord ‘beweigeren’.(NWL)
[137] DitHebreeuwse woord (RèChèM) wordt, vooral in zijn meervoudsvorm, ook met ‘barmhartigheid’ vertaald. Het gaat echter om de (moeder-)schoot: ‘barm-schotigheid’ – of we zouden dit lichaamsdeel met haar ‘barmhartigheid’ moeten aanduiden – . We blijven liever bij het woord, ‘(moeder-)schoot,
[138] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord vertaald met ‘onvruchtbaar’, maar dat is een te specifieke vertaling; het woord wordt ruimer gebruikt. Het gaat om ‘ongeschikt’ en die notie van ‘onbruikbaarheid’ behoort bij het Hebreeuwse woord. In een patriarchale en dus masculiene maatschappij als van die tijd drukt het een zwaar negatief stempel op een vrouw. En zo klinkt dit woord hier. Daar komt nog bovenop het diepe besef, dat nageslacht een zegening van God is en maar zeer ten dele het resultaat van menselijk handelen. Wanneer God niet zegent, ligt het vermoeden van een vloek vlak voor de hand. En heel deze spanning treft alleen de vrouw. Van mannelijke ‘ongeschiktheid’ had men geen weet en daarmee wordt ook in onze tijd vaak als laatste mogelijkheid rekening gehouden. De moederschoot moet, volgens, in contemporaine Egyptische en Mesopotamische beschreven, opvattingen, toegang bieden aan de leven brengende beluchting, die met de inademing via longen en hart(!) door stroomt tot in de moederschoot. Deze bijzondere meekomende, d.w.z. van godswege meegezonden, leven wekkende beluchting ( de Geest) opent deze toegang zelf – of niet. Deze en vergelijkbare opvattingen hebben stand gehouden tot na 1290 na Chr. ! De zin; “God is het die ons kinderen schenkt” kon in die oude tijden reëel worden uitgelegd. In een moderne cultuur is die zin een fremdkörper.
[139] = het stichtkind-dat-gezien-is.
[140] = gehoor gekregen.
[141] = hij begeleidt mij.
[142] = hij klapt in de handen (een uitdrukking van dank).
[143] = hij-oordeelt.
[144] = ik wring.
[145] = bof, in de zin van ik heb gebofd. Het is ook de naam van een godheiod van de Kanaänieten.
[146] = geluk
[147] = er is beloning.
[148] = ruimte maken zij.
[149] = zij-oordeelt.
[150] = hij voegt-toe
[151] Hier staat het Hebreeuwse werkwoord NáChàSh, dat alleen in de intensieve pieel-vervoeging voorkomt. Het betekent ‘met waarzeggerij bezig zijn’. Het woord NáChàSh, dat algemeen met ‘slang’ wordt vertaald, is daar (waarschijnlijk) etymologisch mee verwant en vertalen we hier daarom met ‘waarzeggedrocht’. In alle bekende vertalingen is de weergave van dit specifieke werkwoord afgevlakt tot ‘waarnemen’, ‘opmerken’, ‘bespeuren’, waardoor de concordantie verloren gaat, terwijl die juist hier voor een goed begrip zo onontbeerlijk is.
[152] Vergelijk het Nederlandse ‘uitstippelen’, of ‘aanstippen’; dus ‘uitboorstippen’.
[153] Dit Hebreeuwse woord komt verder alleen nog voor in Gen.22:9, waar vertteld wordt dat Abraham Izaäk ‘ombandt’ om hem te slachten. Daarom heet deze geschiedenis bij de Joodse gemeenschap de ‘NgáQéDáT JieTsÇháQ’ en niet de offerande van Izaäk.
[154] = LáBháN
[155] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord vertaald met ‘overblijven’, maar het werkwoord zegt tegelijk iets over staat waarin iets overblijft, en die notie geven we weer met ‘strak’, omdat we met dit woord ook de afgekleide Hebreeuwse woorden kunnen vertalen. Hier moet ‘strak’begrepen worden zoals in de uitdrukking ‘strak in de houding’.
[156] Hebreeuws: LieBh’NèH, een woordspeling met de naam LáBháN.
[157] = de uit de stal of groep gehaalde groep dieren.(NWL)
[158] Hier staat het part.passief van de passieve Puál-vervoeging van een werkwoord dat verder in TeNaKh ‘vastknopen’, ‘verknopen’ betekent, ook in overdrachtelijke betekenissen. Ook hier is srpake van een overdrachtelijke betekenis, die naar de betekenis omschreven kan worden met ‘aan het voorjaar / de lente, vastgeknoopt’. Het gaat om dieren die in het voorjaar geboren worden en daarom in het algemeen sterker de winterperiode ingaan. Hier tegenover staan de ‘weke’ dieren, waarover in vs 42 gesproken wordt; zij zijn in de herfst geboren en gaan dus ‘week’ de winterperiode in.
[159] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal met ‘vreemdelingen’ vertaald, maar het is afgeleid van een werkwoord, dat ‘waarnemen’ betekent. Iemand die in een gezelschap waargenomen wordt, valt op, er wordt raar tegen zo iemand aangekeken.(NWL)
[160] Hebr. TeRáAPhieJM; het is verwant met het Hebr. woord RePhAieM, dat de schimmen in het dodenrijk aanduidt; het is ook de naam voor de oudste bewoners van Kanaän. Het kan gaan om beeldjes, die aan het voorgeslacht herinneren.
[161] = waterblikkering, nl. de rivier en de rivier is de Euphraat.
[162] Hier staat het Hebreeuwse woord AæLoHieJM, dat een meervoud is, waarom we het met ‘gods’ vertalen. Meestal is het enkelvoud bedoeld als titel bij de naam JHWH. Maar in meerdere teksten duidt het een andere god aan of andere goden, zoals hier. De Hebreeuwse tekst gebrukkt ook dan precies hetzelfde woord AæLoHieJM.
[163] De Statenvertaling vertaalt hier prachtig ‘ontweldigt’; ter wille van de concordantie met andere teksten, waarin dit wwerkwoord voorkomt, vertalen we ‘wegroppen’.
[164] = RáChéL.
[165] Deze uitdrukking komt alleen bij Izaäk voor en hier voor de eerste keer. Rabbijnse uitleg brengt hem inverband met de geschiedenis van Genesis 22.
[166] Dit zijn Aramese woorden, de taal die in de streek van Laban (vermoedelijk) werd gesproken; ze betekenen: wentelhoop van getuigenis ( met dank aan Albert Koster in zijn Woord-voor-Woord vertaling).
[167] Het Hebreeuwse woord GàL betekent ‘wentelhoop’ (zie het vorige vers) en het woord NgéD wordt meestal met ‘getuigenis vertaald, maar kan beter met ‘nogmaligstelling’vertaald worden. Zie ook het volgende vers.
[168] = spiedplaats.
[169] Het werkwoord staat hier in het meervoud en dat is opvallend; het heeft tot gevolg dat het woord gods in de toevoeging ook als een meervoud moet worden opgevat. Het is een van de teksten waaruit blijkt dat er in de TeNaKh geen sprake is van monotheïsme in onze zin. De belijdenis: deze Ene, nl. JHWH, is God, is niet in overeenstemming met de belijdenis: er is (maar = ‘mono) één god.
[170] In de SV is dit Ex.31:55, eveneens in NBG1951, Dezelfde telling heeft ook de Vulgata, evenals Luther en de oudere Engelse en Franse vertalingen. Maar de LXX volgt de Hebreeuwse telling Zowel de NB als de NBV volgen de Hebreeuwse telling, evenals Koster en de SHA. De telling van de SV vermelden we in de voetnoot.
[171] = in de SV 32:1
[172] Vergelijke het Nederlandse ‘treffen’.
[173] = SV 32;2
[174] Deze naam betekent: neerlatingen.
[175] = SV 32:3
[176] = SV 32:4
[177] = SV 32:5
[178] = SV 32:6
[179] = SV 32:7
[180] = SV 32:8
[181] = SV 32:9
[182] = SV 32:10
[183] = SV 32:11
[184] = SV 32:12
[185] = SV 32:13
[186] = SV 32:14
[187] = SV 32:15
[188] = SV 32:16
[189] zie NWL
[190] SV = 32:17
[191] SV = 32:18
[192] SV = 32:19
[193] SV = 32:20
[194] Hier staat het Hebreeuwse werkwoord KáPhàR, dat meestal met ‘verzoenen’wordt vertaald, maar dat in de kern de betekenis heeft van ‘ergens iets tegen (aan) doen’, vandaar de vertaling ‘betegenen’. Ook het Nederlandse verzoenen gaat terug op de ‘zoen’.(NWL)
[195] SV = 32:21
[196] SV = 32:22
[197] SV = 32:23
[198] SV = 32:24
[199] Dit Hebreeuwse werkwoord komt alleen hier maar voor. Er is in het Hebreeuws een zelfstandig naamwoord, dat van dit werkwoord zou kunnen worden afgeleid, maar dat in de lexica van een hominien werkwoord wordt afgeleid; het wordt met ‘stof’ of ‘poeder’ vertaald, maar het is eigenlijk wat onstaat door zaken tegenb elkaar aan te schurken. Dat ‘schurken’is wat tussen Jakob en de man bij de Jabbok plaats vindt. Ook de naam van de beek, nl. JáBoQ zou met dit werkwoord (AáBàQ) verwant kunnen zijn. Daarom vertaalt A.Koster in zijn woord-voord-vertaling heel treffend met ‘bak-keleien’. Wij achten het echter onwaarschijnlijk dat er twee werkwoorden met dezelfde medeklinkers zouden zijn, maar waarvan er een helemaal niet voorkomt, alleen het hier genoemde zelfstandig naamwoord, zowel in de mannelijke als de vrouwelijke vorm, en waarvan de twee maar een keer voorkomt, nl. hier.
[200] SV = 32:25
[201] SV = 32:26
[202] SV = 32:27
[203] SV = 32:28
[204] Meestal wordt dit Hebreeuwse werkwoord met ‘vechten’of ‘strijden’vertaald. Het komt behalve hier alleen nog voor in Hos.12:4 en 5, waar hetzelfde verhaal wordt verteld. Dezelde woordstam Ss R komt echter voor in het werkwoord SsáRàR en dat betekent ‘vorst-zijn’. We kennen het vanwege de naam SsáRáH = vorstin. De mannelijke vorm komt ook vaak voor: ‘vorst.’ Voor Hebreeuwse oren klinkt het werkwoord hier precies zo als dit werkwoord. Ook de werkwoordsvormen komewn overeen. Om dat ook in het Nederlands te horen, kozen we voor ‘zich vorstelijk gedragen’ . De naam JieSs’RáAéL, is opgevouwd uit een werkwoordsvorm van het werkwoord SáRáH ( of SsáRàR): Hij-is-vorst, en AéL: god en betekent dus: hij-is-vorst-voor(als?)god.
[205] SN = 32:29
[206] = vertegenwendiging(PaNieJM> PeNéJ)-van-god(AéL).
[207] = SV 32:30
[208] SV = 32:31
[209] Een nevenvorm van PeNieJJAéL. PeNuWAéL wordt in het Grieks Phanuël, de vader van Anna in Luc 1:36.
[210] SV = 32:32
[211] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor. Met dank aan A.Koster.
[212] In de Hebreeuwse tekst is dit woord opvallend voorzien van veel voordrachtsaanwijzingen, zodat dit woord bij het zingen langer aangehouden wordt.
[213] Aanvullen: jongen
[214] = vlechthutten.
[215] Aanvullen: aan’t geschieden zijn.
[216] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal vertaald met ‘mannelijk’ of ‘mannetje’(van dieren), maar eigenlijk duidt het het mannelijk lid aan als een ‘haak’. Een man is dus een ‘aanhaker’. Ook het Hebreeuwse werkwoord ZáKhàR, dat meestal met ‘gedenken’ wordt vertaald maar niets met een vorm van ‘denken’ te maken heeft en veeleer een vorm van handelen is, heeft dit woord ‘haak’als kern en kan daarom met ‘aanhaken bij’vertaald worden.(NWL)
[217] Meestal wordt hier vertaald: weinig lieden, maar het Hebreeuws wil zeggen, dat zij voortaan geboekstaafden zijn, d.w.z. slecht aangeschreven.
[218] Hier in de zin van de vreemde die opvalt en dus waargenomen wordt.(NWL)
[219] Hier is het woord ‘gods’ bij uiztondering verbonden met het werkwoord in het meervoud, terwijl het toch om de god van Jakob lijkt te gaan, maar het zou ook over de ‘vesrtopte’andere goden kunnen gaan.
[220] = reuzeneik van geween; de emotionele band van kinderen met de vrouw die hen (lang) zoogde is sterk.
[221] = stichtzoon-van~streverij.
[222] = stichtzoon-van-de-zuidenrechter(hand).
[223] In de Masoretische tekst bestaat onzekerheid over de versindeling. Ook achter ‘de-omvamende-zijner’ staat in die tekst een ‘atnach’, het teken van de hoofdversdeler, dat in deze vertaling met een ; wordt weergegeven. Maar op datzelfde woord staat bovendien de ‘segolta’ een secundaire versdeler, die hier wordt weergegeven door punt boven de bkelmtoonde lettergreep. Maar ook na het woord JieSs’RáAéL staat in de Hebreeuwse de hoofdversdeler (de atnach) . Bovendien staat daar weer achter de Ph van Petucha, een aanduiding dat daarna een nieuwe pericoop begint. Slechts zelden staat deze aanduiding midden in een vers, zoals hier. Deze aanduiding hebben we op deze plek ook in de vertaling, omdat de zinsnede die volgt heel goed het begin van een volgende pericxoop kan zijn. Maar t.a.v. de hoofdversdeler moest er een keuze gemaakt worden en er is gekozen voor de tweede hoofdversdeler, om dat zo de plaatsing van de petucha recht wordt gedaan. De eerste hoofdversedeler hebben weg weggelaten en de secundaire versdeler (de segolta) wel geplaatst. De mededeling over het gedrag van Ruben is een opvallend incident, waarnaar waarschijnlijk wordt verwezen in Gen.49:4. Daar zegent Jakob zijn zonen. Volgens de SV ontneemt Ruben de status van ‘voornaamste’, hoewel hij de ‘eerstgeborene’ is. De NBG 1951 volgt de SV, wevenals de NBV; A.Koster, de SHA en de NB hebben gezien dat het Hebr. werkwoord, dat hier gebruikt wordt deze strekking in iueder geval NIET heeft, welke wel? Zij kiezen resp. voor ‘overdadig’, ‘overmaat’ en ‘bij uitstek’/ ‘uitstekend’, maar laten alle drie de concordantie met andere teksten hier los.Hoeveel gewicht concordant vertalen hier heeft, wordt duidelijk wanneer we hier een wel concordante weergave laten lezen. Daarvoor wordt hier verwezen naar de vertaling van Gen.49.
[224] Hier wordt de volgorde nie bepaalde door de volgored in levensjaren, maar door de moeder Leah en Rachel eerst en dan Bilha en Zilpa.
[225] Benjamin is de jongste en is als enige in Kanaän geboren en niet in Paddan Aram.
[226] De kinderen bij de familiebedienden worden onderling weer naar ouderdom opgenoemd.
[227] Hebreeuws: TóWLeDóWT, afgeleid van het werkwoord JáLàD, dat baren betekent. Maar’baren’ reikt – ook in het Nederlands – oorspronkelijk verder dan het uitpersen van een kind. Het is ook ‘dragen’, ‘uitdragen’, zoals we horen in het zelfstandige naamwoord ‘draagbaar’ (niet het bijvoeglijk naamwoord draagbaar)of een ‘baar’ goud. Ook in het Engelse ‘to bear’is het te horen. In het Hebreeuws is dit ‘baren’dit úitdragen’niet alleen de opgave van vrouwen c.q. moeders, maar ook van mannen, c.q. vaders. De vertalingen: ‘geboorten’ (SV en dat blijft er heel dicht bij!) of ‘geslachtsregisters’ of ‘nakomelingen’ laten de kernbetekenis van dit markante woord niet horen. F.H.Breukelman heeft dit in zijn werk (Bijbelse Theologie) keer op keer overtuigend duidelijk gemaakt. Dit woord ‘TóWLeDóWT, baringen’ is een motiefwoord in heel het boek Genesis. We kwamen het al tegen in Gen.2:4; 5:1; 6:9, 10:1 en 22; 11:10,25; 25:12, 13,19. En na Gen.36:9 ook nog in Gen.37:2
[228] Dit is de stamvader van het volk dat Israel aan het begin van zijn woestijntocht verraderlijk van achteren aanvalt(Ex.17:8-16). Van dit volk, mag Saul na zijn overwinning geen buit nemen om zich te verrijken (I Sam.15:1-9). En in het boek Esther wordt verteld, dat de protégé van de Perzische koning Ahasveros, Haman, een Amelekiet was. Hij wilde alle Joden in het hele rijk uitmoorden en hun bezit buit maken. Om dat laatste ging het natuurlijk vooral, net als later bij alle pogroms tot die van de 20ste eeuw toe.
[229] N.l. AêLieJPhàZ en ReNguWAéL
[230] Met dank aan Albert Koster. Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor en de betekenis is onzeker.
De SV vertaalt muilezels, evenals de NB. De medeklinkers van dit woord zijn dezelfde als die van het Hebreeuwse woord JáM, dat zee betekent. Albert Koster kiest voor samenhang met dit woord en wij volgen hem in die keuze. SHA heeft hete waterbronnen, eveneens de NBG 1951. De NBV eveneens met warmwaterbronnen (is ook deze keuze bepaald door een eventuele samenhang met het Hebreeuwse woord JáM?). F.Baader heeft ‘wassersammlungen’.
[231] Hebr. MieD’BàR, meestal met ‘woestijn’ vertaald, af te leiden van het werkwoord waarvan ook het woord DáBháR is afgeleid, dta we met ‘inbreng’vertalen.
[232] Eigenlijk: okerkleurige beesten.
[233] Hier als acte op te vatten.
[234] Zie de voetnoot bij Gen.36:9
[235] In deze voetnoten zullen we bij de hoofdstukken die nu volgen, steeds ingaan op de versie die dit verhaal in de Koran heeft gekregen en op de uitleg die Dr D.J.Kohlbrugge en Dr J.v.d.Werf geven zowel bij de versie in de Koran als die in TaNaKh (in “DE WARE JOZEF”, Callenbach Nijkerk 1973. )
[236] Steeds proberen we het Hebreeuwse voorzetsel ‘MiN’ zo te vertalen. Soms plaatsen we daar tussen haken achter: ‘anders dan’: dat zou ook hier kunnen; zo’n interpretatie suggereert niet, dat Jakob (hier ‘Israël’genoemd) zijn andere zonen niet bemint, maar dat hij hen op een andere manier bemint. Soms plaatsen we er tussen haken ‘vanwege’achter, omdat in het Hebreeuwse, net als in het Nederlands, de uitdrukking ‘het komt ergens van’ (vandaan-van) een oorzakelijke betekenis kan krijgen; dat zou ook hier kunnen; zo’n interpretatie suggereert, dat Jokob niet zo blij is met wat zijn andere zonen doen, of gedaan hebben (zie b.v. Gen.35, maar ook wat nog volgt). De gebruikelijke vertaling ‘meer dan’ is een soort compromis, waarvoor in het Hebreeuwse voorzetsel op zichzelf geen grond is. Zo’n compromisvertaling komt (waarschijnlijk / meestal) voort uit de behoefte aan de oorspronkelijke scherpte van de tekst te ontkomen: Jakob zal toch nog wel een beetje ook van zijn andere kinderen houden. Hier laten we de interpretaie beuwst aan de lezers over.
[237] Aan zo’n tekst wordt duidelijk, dat het Hebreeuwse werkwoord NgáSsáH, dat wij consequent met ‘maken’ vertalen (ook dan wanneer in het Nederlands ‘doen’ gebruikelijk is), niet geïdentificeerd kan worden, met woorden als ‘fabriceren’, ‘in elkaar zetten’, ‘produceren’, etc.. De strekking van het Hebreeuwse woord is: ‘zorgen dat iets er is’ – hoe wordt er niet in aangegeven. Ook voor het verstaan van Gen.1 is dit belangrijk. Ook het Nederlandse woord ‘maken’ heeft een ruimere betekenis dan het hiervoor opgesomde rijtje. In de uitdrukking: dat kun je niet maken, is het net zo een pendant van ‘doen’. Ook uit de vele combinaties met voorzetsels (aan-, door-, in-, op-, over, uit-, vol-, ver-, weg-) blijkt dat. Jakob ‘zorgt-voor’ een lijfrok. God zorgt voor een ‘pletwerk’ (‘uitspansel’) in Gen.1:7; dat wordt niet van het licht gezegd en ook verder wordt dit ‘maken’ niet altijd gebruikt. Omdat het nagaan van de concordantie dit aan het licht brengt, handhaven we die ook in deze ‘vertaalbijbel’. De lezers kunnen onze bevindingen nu zelf controleren. Wanneer zo’n ‘controle’, met behulp dus van een streng volgehouden concordantie, tot gewijzigde bevindingen leidt, dan houdt de vertaler zich aanbevolen: laatste woorden claimt hij niet. Het recht doen aan de concordantie van een taal, omdat die specifiek is voor elke taal en zicht geeft op de idiolectie, is een ‘project’, waar één vertaler wel aan kan beginnen, maar niet kan afsluiten.(NWL)
[238] Hebreeuws KeToNáT = het Griekse Chitoon; beide woorden gaan terug op een Assyrisch woord dat ‘linnen’ betekent. Het is ook het basiskleed van de priesters, zoals we lezen in b.v. Lev.8. De Koran rept niet van zo’n lijfrok.
[239] De vertaling van dit woord, dat alleen hier en in II Sam.13:18 maar voorkomt, is in de traditie bepaald door de vertalers van de LXX. Zij vertalen het in Gen.37 met het Griekse ‘poikilos’, dat ‘bont’ betekent, niet alleen van de kleuren, maar ook b.v. van stippels (zo is het in de LXX ook de vertaling van he Hebreeuwse NeQoD, ‘stippelbont’, dat we al tegenkwamen in Gen.30 en 31). De Latijnse Vulgata heeft: (tunica) polymita – een Latijns ‘kunst-woord’, dat nergens anders gebruikt wordt in de Latijnse litteratuur en veeldradig betekent; het bestaant uit een latinisering van twee Griekse woorden, poly = polus en mita = mitos: (schering-)draden. De 20ste eeuwse Franse vertaler André Chouraqui volgt de Vulgata met ‘à rayures’ (= met borduurdraden). Het Griekse ‘poikilos’ = ‘bont’ behoeft immers niet de ‘kleuren’ te betreffen. Luther laat dat ook omingevuld met zijn vertaling ‘bunt’. Maar heel vaak werd en wordt het Griekse woord wel geïnterpreteerd als ‘veelkleurig’ (SV, NB en de NBV). Later onderzoek heeft een andere interpretatiemogelijkheid aan het licht gebracht. Het hier besproken Hebreeuwse woord komt nl. ook voor in II Sam.13:18 en 19. Dan is de lijfrok van Tamar bedoeld, dochter van koning David en stiefzuster van Adonia, die haar verkracht. De LXX vertaalt hier niet met ‘poikilos’, maar met ‘karpotos’ en dat woord komt van het Griekse ‘karpès’ dat ‘pols’ betekent. Ook daar vertaalt de SV veelkleurig en bewaart zo de concordantie, evenals de NBV en de NB. Ook NBG 1951 bewaart de concordantie met de vertaling ‘pronkgewaad’(voor die vertaling kozen ook DJKohlbrugge en JvdWerf). Maar de oude Joodse vertalers van de LXX hebben hier dit woord in verband gebracht met het woord AàPh’SieJM, dat in Ez.47:3 voorkomt en met ‘enkels’ wordt vertaald; het is af te leiden van een woord AéPhèS, dat het beste met ‘rand’kan worden vertaald. Het hier gebruikte woord zou een versie kunnen zijn, waarbij de begin Aleph is weggevallen, hetgeen wel vaker voor komt bij Hebreeuwse woorden. Dat dat ook hier het geval kan zijn, wordt bevestigd door de naam AèPhèS DáMieJM in I Sam.17:1, de plaats waar het Filistijnse leger met Goliath zich verzamelde en dat met ‘rand-van roods(bloed)stortingen’ kan worden vertaald. In I Kron.1:13, waar hetzelfde verhaal wordt verteld, wordt deze naam geschreven als PhaS DàMMieJM, zonder begin Aleph dus. Het zou dus in dat woord om lichamsuiteinden kunnen gaan, hetzij enkel hetzij pols. BR hebben voor deze mogelijkheid gekozen met ‘knöchellang’, ook F.Baader met ‘umränderungen’ en A.Koster met ‘schenenlang’. Hier voor hebben ook wij gekozen met ‘enkel-polsrand’. Het gaat dus om een zowel enkels als polsen bedekkend gewaad, blijkbaar een dracht is die nog jonge mannen en vrouwen (‘bonkers’en ‘bonksters’), ‘maagden’ dus, dragen, en niet om een veelkeurig gewaad, hoe bekend deze voorstelling ook sinds de 16de eeuw is geworden. Reeds hier moeten we het bekende beeld van een verwende, opschepperig en pralerige met zijn, mooie lijfrok pronkende jongen retoucheren. Hier staat geen koniklijke gestalte(Kohlbrugge en vdWerf blz. 48 en 49). Het gaat om een bijzondere jongen, zeker, maar een kwetsbare (daarom dit het gewaad) met vooruitziende blik. Jakob zag dat en wilde hem beschermen, maar zo’n mensenkind valt niet te beschermen. Hij zuigt het kwaad aan en gaat eraan onder en precies op die weg staat hij op.
Hoever de vertalers van de NBV (durven te) gaan om het traditionele beeld te bevestigen blijkt uit de manier waarop zij deze tekst parafraseren i.p.v. vertalen: “Omdat Israël al oud was toen Jozef werd geboren, hield hij meer van Jozef dan van zijn andere zonen en hij had een prachtig bovenkleed voor hem laten maken in allerlei kleuren.”
[240] De Koran(Soera 12) noemt hier ook Benjamin, de tweede zoon van Rachel en Jakobs jongste. De Koran verbindt de liefde van Jakob voor deze twee aan Jakobs (voor-)liefde voor Rachel. Zo’n overweging treffen we in veel christelijke uitleg ook aan. Het is een poging aan Jakobs minne van Jozef (nog) een andere verklaring mee tegeven, dan alleen Jozef als persoon.
[241] Zie weer voetnoot 229 bij vs 3.
[242] Meestal wordt dit Hebreeuwse werkwoord vertaald met ‘haten’, maar in het Hebreeuws drukken dergelijke woorden niet in de eerste plaats gevoelens uit, maar gedrag; omdezelfde redenen wordt in deze vertaling ‘beminnen’ gekozen i.p.v lief hebben. Waar we in de omgang met elkaar op kunnen en ook moeten reageren zijn de gedragingen en niet de daarachter liggende verborgen gevoelens. Pas wanneer die gevoelens worden geuit in woorden en daden (maar dat is in het Hebreeuws hetzelfde). hebben we te reageren. Met ‘beweigeren’ proberen we het woord ‘weigeren’ zowel continuïteit als intensiteit te verlenen.
[243] In dit werkwoord klinkt de naam JóWSéPh: zij ‘jozeffen’.
[244] Deze droom ontbreekt in de versie van de Koran.
[245] Terecht verwijzen DJK en JvdW naar het vorige hoofdstuk, waarin voortdurend over de koningen over Edomieten wordt gesproken. Maar in het vervolg van hun uitleg blijken zij uit te gaan van Jozefs koningschap. Maar niet Jozef brengt dit begrip in, maar de broeders. In de droom wordt niet gebogen voor een koning, maar voor een die op staat en zich plaatst, zich opnieuw plaatst, omdat hij teruggeplaatst wordt. Voor de broers is Jozef straks in Egypte allereerst een opgestane en pas ver daarachter komt zijn machtige positie. We zullen daar nog op terug (moeten) komen. Als opgestane is hij koning.
[246] Zo vertalen we hier het belangrijke Hebreeuwse werkwoord MáShàL, dat hier meestal met ‘heersen’wordt vertaald. De meeste lexica en vertalingen gaan ervan uit, dat er nog een tweede werkwoord is met dezelfde drie medeklinkers, dat een andere betekenis heeft, nl. ‘vergelijken met’, dat zich tot ‘ergens gelijk aan stellen’en dan tot ‘belachelijk maken’ ontwikkelde. Van dat werkwoord zou ook het zelfst.naamwoord MáSháL afgeleid zijn, dat met gelijkenis(spreuk) vertaald wordt en de titel is van het boek dat wij Spreuken noemen. Wanneer we de teksten overzien en de verschillende lexica met elkaar vergelijken, dan komt er een strekking naar voren die het van elkaar scheiden van de beide werkwoorden onnodig maakt. Die strekking is wat het Nederland s aanduidt met het woord ‘voorstellen’. Enerzijds ‘een voorstelling geven’ van – het eerste werkwoord, en anderzijds ‘zich voorstellen bij’, van het tweede werkwoord. Om de associatie met het zo afgevlakte Nederlandse woord ‘voorstel’ te voorkomen, is gekozen voor ‘vore-stel’. Maar in dit Hebreeuwse woord klinkt telkens ook zoiets mee als ‘zich aanstellen’, hoewel ook ‘aanstellen’ op zichzelf niets ongunstigs inhoudt en het bovendien bijna in het begrip ‘zich vore-stellen’ inclusief is. Ook hier zijn het de broers die aan de droom deze uitleg gaven. Konden zij anders? Ja . De droom is geen voorspelling, maar vertelt wat reeds nu gebeurt. Bij Jozefs presentatie houden zij zich niet staande. De overeenkomst met geschiedenis tussen Kaïn en Abel treedt zo aan de dag en daarmee het thema van de schuld aan de ondergang van de broeder/zuster en metgezel. In de Koran wordt reeds hier de rol van Satan aangewezen en daaruit volgt dat de daad van de broeders bij voorbaat vergeven wordt en zij zelf tot profeten worden verklaard. In TaNaKh is het herstel van de verhouding van te voren geen uitgemaakte zaak. Maar vooral hoe herstel je de verhouding met iemand die gedood is en opgestaan? Dat legt die-JHWH-van-Israël volledig in de handen van de opgestane! Dat maakt dat dit verhaal een onpeilbare diepgang heeft, die ver uit gaat boven de opvatting dat God degene is die alles wel goed zal laten terechtkomen, omdat hij nu eenmaal almachtig en barmhartig is. Nee god is Degene die verzoening en vergeving zelf uit handen geeft en aan het slachtoffer in handen geeft!
[247] “zij jozeffen”.
[248] Deze droom is anders opgebouwd dan de eerste. Die begon met ‘wij’. Deze begint met zon, maan en sterren en eindigt met ‘voor-mij’. Jozef behoort zelf niet tot de bukkenden, terwijl hij wel behoorde tot de schoven in de eerste droom. In die eerste droom ging het alleen over hem en zijn broers. . Er is sprake van de zon en de maan tien sterren: is Benjamin er niet bij? Omdat hij te jong is? De ‘ik’ in de tweede droom is geen ster en geen zon of maan; hij is een mensenkind. Zon en maan en sterren zijn TaNaKh niets anders dan lichtgevers, lampen, en aangevers van tijden en plaatsen(Gen.1:14-19) en zeker geen mythische kosmische grootmachten. Wanneer DJK en JvdW menen dat Jozef “zich hier haast goddelijke waardigheid ‘toevoegt’”(blz.49), dan miskennen zij de plaats van zon, maan en sterren in TaNakh. Dat zijn daar zeker geen “goddelijke machten die ons leven bepalen”(blz,48), maar zeer dienstbare maaksels. Deze tweede droom staat wel in de Koran, maar spreekt wel over elf sterren en geeft dus ook hier Benjamin weer een plaats. Maar Benjamin speelt in deze geschiedenis een heel eigen rol. Zoals zo vaak ‘lost’de Koran de vragen die de Hebreeuwse tekst oproept al bij voorbaat op. De Koranversie is daarom een bewerking van de de Hebreeuwse tekst. En de aard van die bewerking is het gevolg van de kerkelijk-christelijke uitleg van dit verhaal. Die uitleg is sterk moraliserend. De Hebreeuwse tekst slaat ons elke moraal uit handen.
[249] Jakob legt de woorden zon, man en tien sterren uit als hij zelf, Rachel en zijn andere zonen – zou het toch om Lea gaan? Zo doet ook de gehele uitlegtraditie en ook de Koran, die van tien dan ook elf maakt (inclusief Benjamin). Ook DJK en JvdW volgen hier de traditie. Of wijzen juist die ongerijmdheden ( Rachel of Lea; en waarom tien zonen?) naar een andere uitlegmogelijkheid, die ook Jakob niet noemt. Door de accentuering worden zon en maan op een aparte regel geplaatst en staan de tien sterren daar apart van. Waarom niet als een groep achter elkaar? In de Koran (S.12:8) formuleren de broers dat ook “terwijl wij toch een aaneengesloten schare zijn”. Nergens in TaNaKh worden zon, maan en sterren gepersonifieerd; het zijn lampen en aanwijzers. Het is deze uitleg waarom volgens de tekst Jakob Jozef uitscheldt en waarom zijn broers ijverzuchtig worden. Maar Jozef geeft die uitleg niet. En komt wat in deze tweede droom staat overeen met wat er tenslotte aan het eind van het verhaal gebeurt? De eerste droom sluit wel aan op dit einde. Maar de tweede? Alleen het woord ‘zich bukken’ hebben beide dromen gemeen. Waar staan zon en maan en de 10(!) sterren voor? Niet voor goddelijke machten! Voor lampen en aanwijzers: voor de twee stenen tafelen en de tien geboden? Voor twee handen en tien vingers? Bukken zij zich voor Jozef?De tekst geeft geen verdere aanwijzingen. Beter is het dan de vragen open te laten. Beter is het ook hier geen voorspellende dromen te veronderstellen, de eerste niet en de tweede ook niet. De hele TaNaKh is huiverig voor voorspellende dromen, veel minder voor waarschuwende dromen.
[250] Het Hebreeuws gebruikt hier een participium: zeggenden.
[251] Deze episode in het bijbelse verhaal ontbreekt volledig in de Koran. Vanaf vs 8 in Soera wordt een heel andere voorgeschiedenis verteld voordat Jozef in de put geworpen wordt. Het plan van de broeders om Jozef te doden wordt al direct genoemd met als reden dat zij weer “een aaneengesloten schare” willen zijn: die term zal nog twee keer voorkomen. Ook dat één van de broeders ( de naam Ruben wordt niet genoemd – er worden in de Koran überhaupt helemaal geen andere namen genoemd, dan die van Jakub en Jusuf) oppert hem in een put te werpen, zodat hij door handelsreizigers gevonden kan worden, komt al direct aan de orde. Ze vragen Jakob om Jozef aan hen toe te vertrouwen, die klaarblijkelijk aarzelt en reeds hier de vrees uitspreekt voor een roofzuchtige wolf, die het kind(! dat nog speelt) opvreet, wordt ook hier al direct uitgesproken. Jakob geeft hem toch mee. Van een zekere argeloosheid bij Jakob, die uit het bijbelse verhaal spreekt, is in de Koran geen sprake. In plaats daarvan staat de druk van de broeders waaraan Jakob toegeeft. De doem van wat volgt, ligt er van den beginne aan op. Alles is voorzien! Zo’n interpretatie haalt alle eigen verantwoordelijkheid voor de keuzes die gemaakt worden weg, terwijl dat precies de ethiek van het bijbelse verhaal is. DJK en JvdW laten deze passage vrijwel onbesproken. Ze interpreteren wel: “het heeft er alle schijn van dat Jozefs tocht op een inspecte lijk”. Waarom? Ligt dat besloten in de opdracht van Jakob: “zie de vrede van de broeders en van de kudde”? Zeker niet. Zij bevestigen bovendien deze tendentieuze interpretatie door vast te stellen, dat Jozef zijn ‘pronkgewaad’ aan had. Maar wat nu, als hij zijn ‘maagdenkleed’ droeg? Zou Jakon Jozef niet daarom naar de broeders toesturen, omdat hij van zijn kant blijft uitgaan van een onderlinge saamhorigheid? Het is de kwetsbaarheid van de jongen (een ‘bonker’nog) die hij uitstraalt in, kleding gecombineerd met zijn vizionaire gave, die de broeders aan moeten kunnen – en zij kunnen het niet. Het is tegelijk de kwetsbaarheid van de (familie-)saamhorigheid.
[252] Hebreeuws BàNgàL > Bàäl. Dit woord heeft te maken met ‘bezitten’ ofwel in het Nederlands ‘hebben’. Zo wordt gebruikt voor wie vee ‘bezit’, ‘heeft’, een vrouw ‘heeft’, ‘bezit’etc. De bezitter heeft ook de zeggenschap over wat hij bezit. En deze betekenis dient ook hier volgehouden te worden. Hoe aardig ook: ‘meester’- dromer brengt ons op verkeerd spoor. Jozef ‘heeft’ , ‘bezit’dromen. ,meer staat er niet en meer mag er ook niet in gelezen worden. Jozelf die jongen van de dromen. Ook hier slaan DJK en JvdW, hoewel ze noteren dat het hier om het Hebreeuwse BàNgàL gaat, te ver door in negatieve zin. Zeker die-JHWH-van-Israë wil pertinent geen Bàäl-god zijn, hij is geen bezitter, maar zowel het werkwoord als het zelfst.naamwoord worden veel gebruikt om bepaalde verhoudingen uit te drukken. Zij schrijven: “Deze man beheerst dit dromen, hij overziet wie hij zelf is en hoe straks zal heersen”. Dat gaat veel te ver: het is een bonker een jongen en hoe Jakob en hoe de broers zijn dromen uitleggen, is daarmee nog niet zijn uitleg en zijn verantwoordelijkheid. Hier in Gen.37 droomt Jozef alleen; hij zelf legt niets uit, dan doen anderen inclusief wijzelf maar al te graag. Straks in Gen.40 en 41 droomt Jozef zelf niets, maar legt hij alleen uit – en hoe! Heel het beeld van Jozef ook later toont een veel voorzichtiger mens dan de pralende verwennneling, en dat is niet omdat de broers hem z’n lesje geleerd hebben. In de Koran ligt maar heel weinig nadruk op Jozefs dromen. Daar ligt alle nadruk op Jakobs voorkeur. De bijbelse Jozef is niet de Jozef zoals Jakob en de broers (en de uitlegtraditie tot en met de Koran) hem zien. De bijbelse Jozef is een gaaf mensenkind, die zo een spiegel is voor zijn broeders, voor de eerdergeborenen van Lea allereerst, in wie en met wie de geschiedenis van Israël gestalte krijgt: Juda vooraan. En deze spiegel wordt geslagen, maar breekt niet, net zomin als die van Jezus.
[253] In de Koran ontbreekt dit eerste plan. Daar wordt in een soort van samenvatting direct overgegaan op het werpen in de put. DJK en JvdW wijzen hier terecht op de rol van Ruben, die als eerstgeborene van Lea verantwoordelijk is, maar tegelijk daarin faalde.
[254] Met dit woord wordt de mishandeling beschreven, die de broers beraamden; hier spreekt Ruben over ‘wij’ Dat behoeft geen doodslag te zijn, maar kan het wel worden. En daarom wijst Ruben hen er in het volgende vers daarop.
[255] Hier kan een ander Hebreeuws woord staan, dan in vs 20. Het wordt geschreven als BóWR, zoals hier, of als BaóWR. Wij kiezen hiervoor vanwege de schrijfwijze, maar ook vanwege wat in vs 24 gezegd wordt.
[256] De Koran voegt hier de volgende mededeling aan toe: “Wij openbaarden hem: eens zult gij hen van dit besluit van hen onderrichten, als zij het niet bevroeden. Volgens de Koran stelt God Jozef dus al van te voren gerust over de afloop. Wij, die het verhaal lezen, kennen de afloop. Maar deze afloop reeds in het verhaal een functionele plek geven, is het verhaal veranderen. Maar doen wij, lezers, niet gedachtenloos hetzelfde als de Koran expliciet maakt. De Koran ‘openbaart’ hier hoe de gemiddelde lezer met zo’n verhaal omgaat. Die verplaatst zich niet , en dat is wel wat dit verhaal van elke lezer vraagt. Wie dat wel probeert, leest over machteloosheid en ondergang en dan ook nog van wat en wie goed is en mooi en onschuldig; die voelt die werkelijkheid, waarin een happy end niet vanzelfsprekend is, maar een wonder, iets dat niet kan. Er is geen vanzelfsprekend goede afloop noch van een mensenleven noch van de wereldgeschiedenis, in tegendeel: ondergang en vernietiging zijn het meest waarschijnlijk en het uitkomen en berechten van kwaad en mishandeling is meer uitzondering dan regel. In zo’n wereld leven we, in zo’n wereld gaat het erom werkelijk te leven en leven is goed doen en het goede doen. Niet het geloof in een happy end helpt ons de weg ten leven te vinden, maar het geloof in de goede stelregel.
[257] Ruben probeert hier als eerstgeborene een initiatief te nemen, dat tot de redding van Jozef moet leiden en tot zijn terugkeer naar Jakob. Juda zal hem het initiatief voorgoed afnemen.
[258] Zie voetnoot 231 en 232
[259] Met dank aan A.Koster in zijn Woord voor woord-vertaling; mastix en hars idem; .
[260] DJK en JvdW geven niet alleen de gebruikelijke uitleg, dat deze Midianieten zich in de Isamëlitische karavaan bevonden zullen hebben, maar wijzen er terecht op, dat ook deze twee namen (net als de namen in andere teksten) niet alleen de spelers van een bepaalde scène aanduiden, maar hun geschiedenis met Israël inbrengen (blz.49,50). Ismaël is de oudste zoon van Abraham, nl. van Hager, de Egyptische!; en Midian is een zoon van Abraham en Ketura. Beide volken kruisen regelmatig de geschiedenis van Israël, ja ze maken deel daarvan uit.
[261] In de Koran (Soera 12 vs 19-20) wordt deze episode alsvolgt weergegeven (vertaling DJK in de ware Jozef, ):
“En er kwam een reisgezelschap, deze zonden iemand om water te halen, welke zijn emmer neerliet. Hij zei: Goede tijding! Hier is een jonge man. En zij hielden hem verborgan als koopwaar. Maar Allah wist wat zij bedreven. En zij verhandelden hem voor een nadelige prijs, voor getelde zilbverstukken. En zij hechten weinig waarde aan hem” Het is niet direct duidelijk wie Jozef uit de put halen en verkochten, maar uit de context blijkt dat het de karavaanleiders zijn. DJK en JvdW vermelden (bl.z26) ook de Islamitische uitleg bij deze tekst. Die laten we hier rusten. Bij hun uitleg van de Hebreeuwse tekst (blz.50) gaan zij ervan uit, dat het de broers waren die Jozef uit de put haalden en verkochten. Toch is dat in de Hebreeuwse tekst ook niet direct duidelijk. Dat vermelden zij echter niet. Daardoor wordt verzwegen, dat de versie van de Koran ook ontleend kan zijn aan de Hebreeuwse tekst. Veel belangrijker is nog, dat daaruit blijkt, dat de schrijver van de Koran (volgens de traditie is dat Mohammed) deze Hebreeuwse tekst onder ogen moet hebben gehad. Hij schrijft immers na 600 na Chr. De invoeging in de Koran: “En Allah wist ervan”, is naar alle waarschijnlijkheid ontleend aan de gebruikelijke Christelijke uitleg van dit verhaal, als een verhaal over de wonderlijke voorzienig van God, die, omdat Hij alles van te voren voorziet, ook alles zo regelen kan, dat er (tenslotte) gebeurt wat Hij wil. Het is die traditioneel Christelijke uitleg die de naverteller van de Koran heeft gestuurd. Deze uitleg is echter vreemd aan de Hebreeuwse tekst. Daarin gaat het om de weg die Jozef gaat, en ondergaat en waarop hij onder gaat. Dat hij tenslotte de broers kan confronteren met hun daad en HOE hij dat doet, is in de bijbel geen lofzang op Gods voozienigheid, maar een ethisch appèl op de eerste lezer van de ToRaH, ISRAËL – en op wie met hen meeleest!
[262] Juda heeft gedaan wat Ruben voorstelde: hem niet doden, maar in de put gooien. Ruben wilde Jozef daaruit redden en naar zijn vader sturen. Juda redde Jozef ook, maar verkocht hem aan de karavaan. Maar ook de versie van de Koran is mogelijk: iemand van de karavaan, (“die water wilde halen”), vond Jozef in de bron en hield het stil en verkocht hem aan Potifar. Ook zo kan het verhaal verder gaan met Ruben die Jozef niet meer in de bron aantrof. In de Koran wordt overigens het optreden van Ruben in het geheel niet vermeld. Het kon in een verhaal waarin het gaat om een lofprijzing op de wonderlijke voorzienigheid van God (Allah) weggelaten worden. Dat kan niet in een verhaal, dat als thema heeft Israël te confronteren met de ethiek van de Torah. Want voor die ethiek is kenmerkend, dat de leden van een Torahgemeenschap voor elkaar instaan, zodat de fout van de een wordt hersteld door de ander – niet gevolgd door de ander en ook niet afgestraft, maar goed gemaakt! En ethiek die mensen oproept op te staan en tegen het kwaad in te gaan. Ruben begon daaraan, maar durfde niet openlijk aan, wat hij steels wilde bewerkstelligen. Juda volgde Ruben’s raad en strafte Rubens lafhartige houding af. In zo’n episode komt de spits van de hele vertelling aan het daglicht. Dat weglaten betekent het hele verhaal onherstelbaar verminken. Die analyse ontbreekt in de beschouwingen van DJK en JvdW.
[263] Terecht verwijzen DJK en JvdW naar andere teksten waar het slachten van een geitebokje een centrale plaats inneemt. Allereerst natuurlijk Lev.3:12 en 4:28. In die teksten worddt verteld, dat wie daarmee tot God nadert (‘offeren’ in de gebruikelijke vertalingen, maar het Hebreeuwse woord betekent ‘(lijf-)naderen’!), legt zijn hand op het dier. Daarmee wordt aagegeven, dat aan het dier voltrokken wordt, waartoe hij verplicht is. Zo functioneert het geitenbokje in Gen.38:20, een tekst die DJK en JvdW hier helaas niet vermelden. Het behoort tot een hele reeks van trait d’únions tussen Genesis 37 en Genesis 38, zoals we nog zullen aantonen. Maar het geitenbokje komt ook voor in Gen.15:9, waar het gaat om het ‘afscheiden van een zuivergang (de gebruikelijke vertaling ‘verbond sluiten’, doet aan beide Hebreeuwse woorden geen recht!) en in Richt.15:1.
[264] In de Koran vindt deze confrontatie van Jakob met de bebloede lijfrok al eerder plaats. De broers vertellen dan over de wolf, waarvoor Jakob al vreesde, dat die Jozef had opgevreten, toen hij bij hun spullen achter gebleven was. Ze gaan er ook al vanuit dat Jakob hen niet gelooft. Jakob verwijt hen hun gebrek aan zorg en spreekt dan uit dat ‘dulden’ is wat Allah nu vraagt. Daarna wordt Jozef pas door de kravaanleiders gevonden. Volgens de Koran zouden de broers niet eens weten dat hij naar Egypte was gebracht. DJK en JvdW geven weinig uitleg bij deze verzen. Toch is de tekst waarin staat Jakob belet om zich te laten troosten cruciaal. Jakob legt zich er niet bij neer en dat is zo’n beetje het omgekeerde als de ‘dulding’ in de Koran. Jakob karakteriseert de rest van zijn leven als een afdalen met Jozef in de oergroeve! Hier moet gewezen op Jer.31:15, waar staat: een-stem in-RáMáH wordt gehoord, een-klacht geween-van bitterheden, RáChéL wenende over~de-stichtkinderen-harer; zij-belet om zich te laten troosten. Deze tekst vermelden DJK en JvdW hier helaas niet, terwijl die het kader is voor deze episode uit de geschiedenis van Jozef. Bijbelse troost bestaat niet uit prediking van berusting, maar uit een gezamenlijk met de rouwende aangeheven roep om terugkeer van wie verloren ging. Het is het protest bij uitstek tegen ‘zo gaat het nu eenmaal’. Want ‘zo gaat het’ verkeerd! Het gaat om niets minder dan om het ongedaan maken van het kwaad!
[265] Dit woord is een Aramees leenwoord in deze Hebreeuwse tekst. Dat geldt ook voor het woord ‘tráwanten’. In de Hebreeuwse taal zou dit woord ‘afslachters’ betekenen(A.Koster vertaalt wel zo). Het zou natuurlijk kunnen dat deze castraat opzichter was over het slachten. Belangrijker is hier het eerste woord concordant door de TeNaKh te vertalen en wie dat probeert komt uit bij ‘castraat’. Dat gegeven past bij vvertrouwelingen van alleenheersers zoals de Egyptische Pharao en het plaatst de geschiedenis van Gen.39 in het juiste daglicht. Waarom wordt deze vertaalmogelijkheid door niemand genoemd? A.Koster vertaalt: hoveling, net als de SV en het NBG1951, SHA. NB en anderen. Ook in de commentaren ben ik het niet tegengekomen.
[266] Gebruikelijke vertaling(SV e.a.): trawanten; het is een afleiding van een werkwoord dat ‘afslachten’betekent; het gaat dus om wie de leiding over wat wij de slagers zouden noemen.
[267] Wanneer we het Hebreeuwse woord NgéT door ‘tijd’ vertalen, is dit begin van Gen.38 weinig zeggend. Wanneer we het met ‘tij’vertalen, wordt wat hier verteld wordt geplaatst in het ‘tij’dat Jozef weg is bij Jakob en zijn broers. In het tij dat Jozef afdaalt naar Egypte bij zijn broers vandaan, daalt ook Juda af bij zijn broeders vandaan. DJK en JvdW vermelden wel dit afdalen in beide hoofdstukken, maar laten na op te merken dat ook de richting van Jozef en van Juda dezelfde is. Ook Juda begeeft zich in vreemd milieu. Dat Juda hier genoemd wordt, is omdat hij de lijn van de heilesgeschiedenis zou moeten voortzetten. Doet hij dat? Of ontrtekt hij zich eraan? En als hij het doet, klopt het dan wat hij doet? Na Jozef is nu ook Juda bij Jakob weg, niet zo ver weg en vooral . . . in leven! Omdat Gen.37:2 het begin van de ‘barinmgen van Jakob’werd aangekondigd, d.w.z. van de gemeenschappelijke geschiedenis onder Jakobs verantwoordelijkheid; hij is het die zijn kinderen ‘draagt’, úit draagt’ tot aan zijn sterven, daarom volgt nu direct wat Juda verder doet na zijn vergrijp aan Jozef. Gen.38 is geen vreemde invoeging in de geschiedenis van Jozef. Gen.38 volgt logisch na Gen.37 voor wie gelezen heeft, dat het in de komende hoofdstukken gaat over de baringen van Jakob!
[268] Aanvullen: zijn tent.
[269] Wanneer het in het begrip ‘ToWLeDoTh’gaat om de gemeenschappelijke geschiedenis van Jakobs twaalf zonen, m.a.w. om wat hij ‘baart’ in de zin van ‘uit te dragen heeft’, dan volgt het verhaal over Juda in Gen.38 logisch op het verhaal over Jozef in Genesis 39. En wat over Juda verteld wordt, klinkt weer mee in het vervolg van het verhaal over Jozef, zoals we zullen zien.Ook Juda ‘daalt af’ vandaan van zijn broeders. Terecht schrijven DJK en JvdW (blz.51): “Dit brengt Juda in een situatie dat hij volledig in den vreemde komt te wonen”. Net als Jozef eerder. Ook Juda verlaat hier Jakob en hij trouwt een Kanaänitische vrouw! Wat zij verder schrijven verdient kritische aandacht.
[270] = opgewekt.
[271] De naam ‘NgéR’ werd door Juda geroepen; de volgende twee namen door hun moeder!
[272] = strever.
[273] Deze stad is identiek met de stad AàK’ZieJBh, die in Jozua als een van de steden van Juda en in Micha 1:14 genoemd wordt. Daar wordt de naam in verband gebracht met het het Hebreeuwse werkwoord: KáZàBh. Dat ‘liegen’ betekent: ‘leugenplek’ dus, want hier in Gen.38 is de verwantschap tussen naam en werkwoord. onmiskenbaar.
[274] Terecht wijzen DJK en JvdW op het feit dat de naam van de Kanaänitische moeder van Juda’s zonen niet genoemd wordt en de naam van deze vrouw voor zijn eerstgeborene wel:Tamar. Is zij ook een Kanaänitische of misschien niet? De vraag blijft onbeantwoord. Haar naam is een Hebreeuws woord: dadelpalm. Ook de dochter van David heet zo, die door zijn zoon Amon wordt verkracht(II Sam.13) en ook de dochter van Absalom (II Sam.14:27), die daar uitdrukkelijk schoon van gestalte wordt wordt genoemd. Dat deze vrouw bij name genoemd wordt, betekent dat zij een rol van betekenis zal gaan spelen, zoals DJK en JvdW terecht opmerken. Dat alles zou er op kunnen wijzen, dat Tamar geen Kanaänitische is; later krijgen we daarvoor nog een aanwijzing; zekerheid is er niet.
[275] In Deut.25: 5-10 staat regeling voor het aangaan van een schoonhuwelijk. Verder wordt er in teNaKh niet over geschreven. Het is een van de vele aanwijzingen dat deze teksten uit Genesis uit Deuteronomistische en profetische traditie, die vanaf de Babylonische ballingschap opkomt en vooral de geschreven traditie domineert.
[276] Vroeger werd masturbatie ook ‘onanie’ genoemd en werden jongens die mastubeerden bang gemaakt hetzelfde lot te ondergaan als deze Onan. Vokomen onterecht dus. Gelukkig is dat bijna overal verleden tijd.
[277] Over derde zoon van Juda wordt na va vs 14 verder niets meer verteld. Hij staat ook niet vermeld bij de opsomming van de zonen van Juda in I Kron.4:1. De lijn van de eerstgeborenen loopt immers over NgéR en als deze gestorven is zonder zoon, dan wordt Onan aangewezen om voor NgéR een eerstgeborene te verwekken. En als Onan gestorven is, zou Shela dat moeten doen, maar Juda stelt dat uit; kan hij dat uitstellen omdat Shela in KeZieBh verblijft? Ook de zoon die Shela bij Tamar verwekt zou hebben geldt als een zoon van NgéR. Het gaat dus om de eerstgeborene van Tamar! Shela zelf komt daarom in het verhaal niet meer voor (hij wordt wel genoemd in I Kron.4:21), zoals ook Onan niet meer voor zou komen. De regeling van Deut.25 moet hier dus consequent aangehouden worden. Het is dit aspect van het verhaal waaraan DJK en JvdW in hun uitleg voorbijgaan. En weer gaat het, net als in Gen.37, over de eerstgeborene (de ‘voorste’): over wie het is en wat hij doet, nu het vanaf Gen.37:2 om de gemeenschappelijke geschiedenis van Jakob gaat. Wie de eerstgeborene , d.w.z. de voorste, was ook daarvoor niet zonder meer afhankelijk van de natuurlijke gang van zaken, maar werd door JHWH zelf beslist. Maar wat hun opdracht is, is nu welveranderd: het gaat om het bewaren van de twaalf! Juda redde Jozef wel van de dood in de put, maar bewaarde hij de twaalf? Nu is Juda erop gericht het sterven van zijn derde zoon te voorkomen, maar bewaart hij zo de gemeenschappelijke geschiedenis van de twaalf van Jakob? Want deze derde zoon is niet de eerstgeborene. En alleen door het aangaan van een schoonhuwelijk met Tamar kan NgéR die stichtzoon krijgen, over wie de lijn van de eerstgeborenen zou verder gaan. Tamar begrijpt wat er op het spel staat en neemt het iniatief.
[278] Dit werkwoord wordt ook met ‘bezwijmen’ vertaald. Hoewel de meeste lexica hier geen hominimie aannemen, doen wij dit hier wel. Beide werkwoorden komen weinig voor en bovendien beide uitsluktend in de pu’al- en de hithpa’eelvervoeging, hetgeen homonimie waarschijnlijker maakt.
[279] In het Hebreeuws betekent het woord NgàJieN zowel oog als wel(bron); daarom vertalen we dit woord resp. met ‘wel-oog'(= oog) en ‘oogwel'(= bron). Het gaat hier om een dubbele bron.
[280] Pas nu blijkt, dat Shela geen schoonhuwelijk zal aangaan met haar. Tamar ziet het!
[281] Het loon voor een hoer. In TeNaKh gaat het bij hoererij altijd om betaalde diensten. Het geitebokje werd ook in Gen.37:31 genoemd. Kenmerkend voor de manier van vertellen in TeNaKh is dat door herhaling van woorden het ene verhaal het andere oproept. DJK en JvdW wijzen daar terecht op.
[282] De ‘verhulling-van haar vertegenwendiging’ verhulde ongetwijfeld haar hoofd en gezicht, maar ook haar hele gestalte, waarmee zij tevoorschijn trad. Dat moet gevolgen hebben gehad voor de geslachtsgemeenschap, zoals DJK ern JvdW terecht opmerken (blz.52), maar het is de vraag of daarmee een scherpe veroordeling van hun geslachtsgemeenschap is uitgesproken. Die veroordeling is al uitgesproken in het woord ‘hoer’: betaalde coitus is geen ‘gemeenschap’ in de TeNaKh en aan zo’n wandaad is de man even schuldig als de vrouw, al probeert de machtige mannenmaatschappij het aandeel van de zich aanbiedende vrouw zoveel nadruk te geven, dat de eigen verantwoordelijkheid op een kinderachtigheid gaat lijken. Dat zal Juda ook gaan proberen, zoals Strrauss-Kahn dat nu nog probeert. De omhulling, waarin Tamar zich nu kleedt, moet herkenning door Juda voorkomen. Maar als borg voor het toegezegde loon, het geitenbokje, vraagt zij van Juda zijn zegel, zijn (haar?-)wrong en zijn secpter (dit woord refereet NIET aan zijn waardigheid als stamhoofd, hier staat niet het woord ‘stamstaf’, waar DJK en JvdW aan refereren). Hij laat in feite zichzelf achter bij Tamar en dat stellen DJK en JvdW terecht vast.
[283] Juist omdat zij Juda’s zegel en wrong en scepter heeft, ontvangt zij nu inderdaad Juda en niet zomaar een man. Door deze borg te vragen, maakt zij de betaling met een geitenbolkje ongedaan. Zij kent (ja volkènt!) die man maar al te goed.En daarom is het geen “eclusief lichamelijke”geslachtsgemeenschap, laat staan hoererij. Dat is wat de verteller met deze sprekende details de hoorder wil laten weten. Er wordt hier hoopvol naar het gedrag van deze twee mensen gekeken, en niet als voyeur, die geniet van de poets die mensen elkaar bakken. Dat Tamar zich voor Juda als hoer verkleedt, wordt door Juda beantwoordx met het achterlaten van deze ‘borg’: dat had hij helemaal niet hoeven te doen. Juda geeft zich in handen van deze vrouw en weet dat, maar sluit de ogen voor het zo voor de hand liggende gevolg. Beiden komen tot elkaar in een wonderlijke betrokkenheid op elkaar. Het is mooi te noemen. Het is Tamar die dit mooie mogelijk maakt en het is Juda die dat met zijn borgstelling beantwoordt.
[284] Aanvullen ‘dame’ (ontleend aan “Genesis” van de Soc.Hebr.Amst. NBG en KBS-uitgave)
[285] In de Torah is de straf op hoererij steniging. Verbranding komt helamaal niet voor als straf in de Torah. Juda’s bevel past in een Kanaänitische maatschappij.
[286] Gerechtigheid is in TeNaKh geen hoge norm waaraan mensen moeten beantwoorden. Gerechtigheid is een concrete gestalte van een menselijke verhouding. DJK en JvdW beklemtonen dit terecht (blz.52), maar hun omschrijving van gerechtigheid als het nakomen van verplichtingen en afspraken is ook nog te abstract. Gerechtigheid moet geschieden en geschiedt dan waar mensen recht wordt gedaan. Die nadruk op het nakomen van afspraken en verplichtingen, op gehoorzaamheid, komen we bij hen weer tegen in het vervolg van de geschiedenis van Jozef in Gen.39. Ook daar is straks een correctie nodig.
[287] Dit verhaal doet sterk denken aan dat van de geboorte van Ezau en Jakob. En weer blijkt, wie het eerste geboren wordt daarmee nog niet de ‘eerstgeborene’ (beter: de ‘voorste’) wordt. In gedrag toont zich de voorste.
[288] = openrijter.
[289] =opstijger.
Terecht beklemtonen DKJ en JvdW aan het einde van hun bespreking van Genesis 38: “Juda en Jozef behoren bij elkaar, beide hebben de functie van eerstgeborene”. De nadruk niet vallen op het woord ‘functie’: zij functioneren naar wat van de ‘voorste’ wordt verwacht. Hoe nauw of zij met elkaar verbonden zijn, zal in de volgende hoofdstukken nog naar voren komen. Jozef en Juda, Juda en Jozef: ze vormen een twee-eenheid – tot op de hudige dag. Twee-eenheden: twee sterk onderling op elkaar betrokken mensen: het is een thema dat we steeds in Genesis tegen komen.
[290] Zie voetnoot bij Gen.37:36.
[291] Deze passage ontbreekt in de Koran. Anders dan in de Torah komt hiert in de Koran weer terug, dat Jozef nog een kind is als hij naar Egypte verkocht wordt. Potifar zegt tegen zijn vrouw: “Mogelijk zal ons baat brengen of wij zullen hem als kind aannemen”. Dan wordt meegedeeld dat Jozef mondig werd. Ook volgens de Torah is Jozef nog zeer jong; daar wordt zijn leeftijd ook genoemd: zeventien!
DJK en JvdW bespreken deze passage wel. Zij maken de lezers er in de eersteplaats op attent, dat “ de verteller plotseling de HERE God als JHWH aanduidt en niet als ‘elohiem’zoals elders in e Josefgeschiedenis”. Maar in Gen.37 komt noch Elohiem noch JHWH voor; daar zijn de mensen c.q. de broers op zichzelf en met zichzelf bezig. In de hoofdstukken 40 e.v. komt ook de elohiem opvallend weinig voor en soms is niet duidelijk of niet de goden (nl. van Egypte) bedoeld zijn.Alleen in Gen 38(!) en 39 worden zeer specifieke zaken aan JHWH toegeschreven. In Gen.38 is dat de voortgang van de Toledooth via Tamar, in Gen.39 is dat de betrokkenheid van JHWH op Jozef. In de tweede plaats stellen zij, dat “Potifar de omgang met de dingen aan Jozef heeft overgedragen. Toch is er één uitzondering, de vrouw van Potifar. . . . Er is aan Jozef een grens gesteld. . . . Hij zal gehoorzaam deze grens moeten erkennen”. Maar dat is hier te voorbarig en of dat volgt uit de volgensde verzen is zeer de vraag. Tenslotte gaan zij ook de vlot mee in de gbruikelijke interpretatie, dat Potifar zich alleen nog met brood bemoeide dat hij at; de Hebreeuwse tekst laat ook de mogelijkheid open, dat hij zich zelfs daarmee niet inliet. En als die grens door Potifar aan Jozef niet gesteld wordt, dan waarschijnlijk ook niet de omgang met zijn vrouw.
[292] Hebreeuws: NgieBh’Rie, Hebreeër.
[293] Hier staat het Hebreeuwse werkwoord TsáChàQ, dat ook herkenbaar is in de naam JieTsÇháQ > Izaäk. Bij ‘lachen’ in TeNaKh dienen we ook aan ‘spelen’te denken.
[294] Wat is er aan de hand in het huis van Potifar? Volgens de Christelijke en Joodse uitleggers is dat duidelijk: Potifars vrouw kan niet van Jozef afblijven, maar die weigert, gehoorzaam en trouw als hij wil zijn aan zijn heer (degene die hem machtigt, zijn machtiger). In de Koran wordt deze episode veel uitvoeriger verteld, dan in de Torah. Al is de strekking ook daar dezelfde. In de twaalfde Soera vs 24 wordt verteld, dat de vrouw Jozef lief heeft maar Jozef ook de vrouw! Alleen zijn gehoorzaamheid aan Allah weerhoudt hem van ‘onrecht’. In vs 25 wordt verteld, dat Jozef bij het vluichten vbij de vrouw vandaan Potirtfar in de armen loopt, Op de aanklacht van zijn vrouw, grijpt een andere dienaar in, die aantoont dat niet Jozef, maar Potifars vrouw de schuldige is. Maar vanaf vs 30 komen de vriendinnen van Potifars vrouw in het spel en zij worden door Potifars vrouw ervan overtuigd dat het vrijwel onmogelijk is om onaangedaan te blijven bij het zien van Jozefs schoonheid. En dan lezen we in vs 33: “Zij zei: . . . . Maar zo hij niet doet wat ik van hem verlang, zal hij gevangen gezet worden en zal hij gaan behoren tot de vedrukten”. In vs 34: “Jozef zei: Mijnheer de kerker is mij liever dan dat waartoe zij(ook de andere vriendinnen dus!) opvorderen. . . . .” En Potifar stuurt hem naar de gevangenis! Deze Koran-versie laat een vreemde indruk achter bij elke lezer; er is dan ook nog al wat verschil van uitleg in de Islamitische traditie. Potifars vrouw kan tot haar vriendinnen zeggen: “Indien hij niet doet waartoe ik van hem verlang (Jozef spreekt tegen Potifar zelfs van ‘opvorderen’), zal hij gevangen gezet worden”. Wat zij van Jozef verlangt staat in Gen.39:14: “ . . hij doet-komen voor-ons een-manmenselijke een-oversteker om-te-lachen-bij-ons”. In vs 17 herhaalt zij dezelfde woorden als zij Jozef aanklaagt bij Potifar: “ . . . komt naar-mij de-heerdienaar de-NgieB’Riet (Hebreeër) die jij-doet-komen voor-ons om-te-lachen (en ‘lachen’is in TeNakh altijd ook ‘spelen’) bij-ons”. De SV vertaalt ‘spotten’ en duidt Jozefs gedrag negatief. Dan doen andere vertalers ook. De NBG-1951 vertaalt: “ . . om zijn spel met ons te spelen” , idem de SHA, De NBV: “. . om zich met ins (mij) te vermaken”. De NB vertaalt: “. . . om ons uit te lachen” en Koster: “ . . . om te lachen over ons”. Het Hebreeuwse werkwoord betekent ‘lachen’ en behoeft nergens een negatieve strekking te hebben. Wanneer we zowel vs 14 en 17 zonder vooringenomenheid lezen en vertalen, dan staat daar wat van Jozef verwacht werd: lachen c.q. spelen met de vrouw van Potitfar. En dat doet hij niet! En wanneer we ons dan herinneren, dat Potifar een eunuch, een castraat is, dan krijgt deze hele scène een andere kleur. Wanneer Jozef had gedaan wat Potifars vrouw verlangde, was hij precies niet naar de gevangenis gestuurd, maar hij doet het niet! Ook het ‘vermaken’ van Potifars vrouw (NBV) behoort tot Jozefs opgave in het huis van de castraat. Hij gehoorzaamt hier NIET en de nadruk die DJK en JvdW consequent leggen op Jozefs gehoorzxaamheid, dient geretoucheerd te worden. Hij is een speelgoed voor Potitfars vrouw! Hij is en blijft de oversteker, de NgieB’Riet, zoals zij meer dan eens bevestigt, een Hebreeër. De machtige castraat Potifar moet op zoek naar een ondergeschikte, die geschikter is.
[295] Dit Hebreeuwse woord komt alleen voor in Gen.39 en 40. Een stamverwant woord komt alleen voor in Hoogl.7:5.
[296] Vrijwel dezelfde woorden stonden in Gen.39:2, toen Jozef in het huis van Potitfar kwam. De Koran besteedt aan deze passage in de Torah vrijwel geen aandacht. Dat doen DJK en JvdW wel en terecht. Maar of de strekking te beschrijven valt zoals zij dan doen op blz. 55 is de vraag: “Want in de opbouw van het Jozef-verhaal is dit de geschiedenis, waarin de messiaanse gestalte ‘gehoorzaamheid’ leert.” Hebben zij dat zelf beseft, toen zij ‘gehoorzaamheid’ tussen aanhalingstekens plaatsten? De strekking is o.i. eerder te beschrijven met de woorden die hier en ook in Gen.39:2 staan: “die-JHWH-van-Israël is amen-met-Jozef” . Zij brengen ook de geschiedenis van Jezus hier ter sprake. Terecht beklemtonen zij, dat er geen sprake is van het schema “belofte (beter: voorspelling)-vervulling”. Hun formulering (blz. 56): “Jezus heeft het Jozef-verhaal op een heel bijzondere wijze tot leven gebracht” suggereert o.i. nog teveel een onderschikking van TeNaKh aan het Evangelie. Beide verhalen vertellen, dat een tsaddiek, een rechtvaardige in deze wereldtijd niet overleeft – omdat hij lééft! Want Josef overleeft normaal gesproken noch de lege waterbron bij Dothan, noch het breidelhuis van de Pharao.
[297] DJK En JvdW wijzen er terecht op, dat het bij dromen altijd om de duiding gaat. We stelden hier al eerder vast, dat niet de dromer verantwoordelijk is voor de droom laatstaan voor de verklaring, maar de duider. Toch gaat het te ver waneer zij schrijven (blz.56) : “dat er volgens deze verklaring wordt gedroomd”. Er staat in de tekst niets meer dan ‘elk met zijn eigen duiding’.
[298] = Hebreeërs; letterlijk vertaald: overstekers. Dit begrip fungeert als naam wanneer Israël ter sprake komt bij de naties. Daarom vertalen we het hier niet.
[299] Hier keert uit de mond van Jozef ineens het woord terug, dat voorkomt in het verhaal over Dothan. De tekst zelf, c.q. de verteller, brengt hier het verband aan tussen deze twee verschillende verhalen over Jozef. DJK en JvdW wijzen hier ook op (blz.57), maar gaan er niet verder op in, waarom deze twee verhalen worden “samengetrokken”. Maar er is een belangrijke reden. Het eerste verhaal (Gen.37) vertelt hoe een gave jongen ondergaat in een ‘normale’ familiesamenleving. Het tweede verhaal vertelt hoe diezelfde gave jongeman ondergaat in het toonaangevende milieu bvan een hoogontwikkeld en beschaafde natie als het toenmalige Egypte. Weer mag hier niet onvermeld blijven, dat Jozef ondergaat! We zullen dat aan het slot van dit hoofdstuk nog eens door de verteller ingeprent krijgen.
[300] Gewoonlijk aangevuld met ‘brood’> witbrood.
[301] In de Koran krijgen de beide dromen een sterk verkorte vorm. Opvallend is dat schenker en bakker zo sterk tezamen worden genomen, dat zelfs niet duidelijk gemaakt wordt, wie van beiden door gaat en wie omgebracht wordt; opvallend is hier ook, dat over ‘kruisiging’ wordt gesproken. Het is de Arabische vertaling van het Griekse ‘stauroöo’ (letterlijk: ‘kruispalen’) dat in de LXX ook gebruikt wordt als vertaling van het Hebreeuwse TáLáH = ophangen.. Een van de vele aanwijzingen, dat de Koranversie is ontleend aan de Griekse vertaling van de Jozef-cyclus in de LXX. Jozef plaatst zijn uitleg in het kader van een uitleg van het ware geloof in Allah
[302] DJK en JvdW hebben deze passage scherpzinnig gelezen. Op blz. 56/57 maken zij de lezer attent op “de opvallende parallellie”in bewoordingen tussen de uitleg van de droom van de schenker en die van de bakker: “beiden worden verhoogd, maar bij de één betekent dat de ondergang en bij de ander herstel in zijn functie”. Dat maakt dat “de lezer van het Nieuwe Testament onwillekeurig verwantschap voelt tussen deze uitdrukkingswijze en hetgeen Johannes zegt in 3:14. Ook daar verhoging in die dubbele betekenis. Ook in het leven die drie dagen voordat de verhoging plaats vindt”. Vervolgens stellen zij vast, dat de schenker en de bakker hier verwijzen naar brood en wijn. Nadrukkelijk wijzen zij – en terecht – hier elke voorspellingsgedachte van de hand. Maar dat met name Johannes bij zijn weergave van het evangelie hier zijn woordkeus heeft laten bepalen door Genesis 40 is niet alleen verdedigbaar, maar zelfs hoogst waarschijnlijk. Tenslotte (blz.57) schrijven zij: “. . . . de schenker en de bakker . . . . Zij zijn als het ware aan elkaar vastgeklonken. Ze worden niet onderscheiden door schuld en onschuld. Daarover zwijgt de verteller. En dat valt ons op. Ze zijn er eenvoudig en via parallelle dromen, via een gelijksoortige formule wordt in deze twee mannen van respectievelijk brood en wijn het oordeel en de vrijspraak zichtbaar”. En op blz 58 stellen zij vast dat beide geen naam hebben, het gaat om hun functies. Wat zij hier op het spoor zijn, kan en moet worden doorgetrokken. De schenker en de bakker, niet als personen, maar als functies behoren bij elkaar, zij duiden één functie aan: beide worden zij telkens ‘vorst’genoemd. Zo behoren veroordeling en vrijspraak bij elkaar. De vrijgesprokene is een veroordeelde – zo is het toch? En de veroordeelde een onschuldige. De veroordeelde boet voor de vrijgesprokene en de vrijgesprokene vertegenwoordigt de schudige. De een boet voor de ander, de ander leeft voor de een. Brood en wijn delen aan de messiaanse maaltijd is deze dubbele praedestinmatie vieren – en gebeurde dat niet aan die drinkmaaltijd van de Farao? Gebeurt dat niet aan het pesachmaal, gebeurt dat niet aan de eucharistische maaltijd? En van dit alles is Josef de auteur en zoals hij de auteur is van dit verhaal, is Jezus – zeker volgens Johannes – de auteur van wat het evangelie vertelt over brood en wijn en over verhoging als vrijspraak en veroordeling.De diepzinnigheid van Gen.40 ligt voor de nauwkeurige lezer in de tekst zelf besloten; daar is het evangekie van Johannes niet voor nodig. Het evangelie naar Johannes vertelt HOE Jezus deze diepzinnigheid aan het licht brengt met heel zijn bestaan. En nog is waarschijnlijk alles niet gezegd!
[303] DJK en JvdW concluderen bij deze tekst terecht, dat hier niet gaat over iemand “die in een oogwenk vergeet”. Maar het gaat evenmin om een onrechtvaardige tegenover een rechtvaardige. Dat is net zo moralistisch als de vergeetachtigheid. Hier wordt bevestigd, wat we eerder vast stelden: de rechtvaardige komt om, is kansloos, want hij is niet van belang in de struggle for life. Daarom sluit de verteller met deze zin af. En daarom zal hij in Gen.41 kunnen vertellen, dat de schenker dan wel bij Josef aanhaakt. Hij doet het immers uit welbegrepen eigen belang. Daartussen zit de werkelijkheid van de ondergang, van de dood, dezelfde dood als in de opgedroogde waterput in Dothan. Opnieuw eindigt de geschiedenis van Jozef: hij wordt niet gered – dat hij blijkt te leven is een ander, een nieuw verhaal, een opstandingsverhaal.
[304] Het Nederlandse ‘molm’ hangt samen met malen, het is het product van malen.
[305] Hier hebben DJK en JvdW een mooi kort excurs geplaatst over wat Rosenstock-Huessy geschreven heeft over de positie van de Pharao’s van Egypte. Bovendien wijzen zij op de klankovereenkomst (mogelijk zelfs stamverwantschap) tussen ‘PaR-NgoH’ , ‘PhaR-óWT’(‘var-ren’) en het werkwoord ‘PháR-áH’ = vruchtbaar zijn.
[306] Opnieuw staat hier het enkelvoud ‘droom’, net als in vs 7. De twee dromen zijn één, maar het zijn niet voor niets twee dromen, net als bij Jozefs dromen en bij de dromen van de dranknmaker en de bakker. Nu gaat het om veehouderij en akkerbouw. Het zijn de twee peilers van de Egyptische welvaart, waarvoor de Pharao zelf de garantie is als bemiddelaar tussen de aarde en de hemel. En beide peilers wankelen en dat doet zijn beluchting stampvoeten: hij hapt naar adem.
[307] Het is opvallend dat het de vorst van de drankmaker is die over zijn verwaardingen spreekt. Dat houdt in, dat het verwaarden (het ‘zondigen’) niet perse bij de bakker ligt.
[308] In de Koran wordt deze passage verkort. Bovendien wordt daaraan vooraf verteld, dat Jozef nog een aantal jaren in de gevangenis zal blijven. Zo’n mededeling maakt het verschil met de Torah voelbaar: daar ontbreekt zo’n vooruitblik, niet alleen hier maar consequent. Daar start Jozefs geschiedenis opnieuw. In de Koran loopt het door, omdat vanaf het begin de goede afloop wordt aangekondigd en die wordt gemotiveerd met het rechtschapen zijn van Jozef en de beloning daarvoor door Allah. Treffend is om aan het slot daarvan te lezen, dat (vs 57) het loon van het latere leven waarlijk beter is voor hen die geloven. Zo’n speculatie over het leven na dit leven is nergens in de Torah te vinden. Het latere Jodendom kent deze overtuiging wel, net als het NT. In de Islam heeft deze echter een volstrekt een centrale plaats. Dat is in het NT toch prinpieel anders! In het latere Christendom, de tijd van het optreden van Mohammed en de stichting van de Islam, en met name het Oosterse Christendom treedt deze verwachting sterk op de voorgrond. Het is de compensatie van de opgegeven Messiaanse verwachting, die nog zo duidelijk in het NT te lezen is. De Islam kent geen Messiaanse verwachting en daarom is deze verwachting-voor-na-dit-leven voor hen de enige troost in leven en in sterven. De invloed daarvan zowel in het Christendom als in de Islam is nauwelijks te overschatten. Maar de vraag moet gesteld worden of deze sterke nadruk daarop de boodschap van TeNaKh en Goednieuwsboodschap niet fataal ondermijnt en krachteloos maakt.
[309] In de Koran gaat de schenker zelf naar Jozef in de gevangenis en hoort van hem de uitleg en geeft die door aan de Pharao. Pas dan laat deze Jozef komen, maar die wil dan eerst zekerheid dat hij vrijgesproken wordt van de aanklacht van de vrouwen rond Potifar.
[310] Hier weer opeens dat woord, waardoor deze geschiedenis paralellie krijgt met die in Gen.37.
[311] Met dank aan A.Koster in zijn Woord-voor-woord-vertaling: EERST.
[312] DJK en JvdW maken hierbij een belangrijke opmerking: (blz.60): “De hoorder van deze vertelling dient zich te realiseren, wat er gebeurt als Jozef voor Pharao de dromen verklaart. Niemand kan dan opgelucht adem halen en constateren dat er ‘gekukkig’ iemand is die wel weet wat dit allemaal te betekene heeft. Deze Hebreeër vertelt in feite dat Pharao’s werk tevergeefs is. Hij garandeert de vruchtbaarheid niet, hij zorgt niet voor de wereldorde.”
En wij voegen daaraan toe: er is dus moed voor nodig om met deze verklaring van de dromen bij de Pharao aan te komen. Ook dit keer kan de brenger van de boodschap als de verantwoordelijke voor die boodschap aangemerkt worden en net als de hedendaagse klokkeluiders verguizing in pl;aats van waardering ontvangen. De uitleg van de dromen vormen in feite een disqualicatie van de Pharao. Hier staat een zakelijke oversteker tegenover de met alle kostbaarheden beklede, met een tiara gekroonde en met diep religieuze symbolieken beladen bijna bovenmenselijke heerser op zijn troon en degradeert hem tot een machteloze, onderworpen aan grilligheden van natuur en geschiedenis. Waren deze twee dromen, die eigenlijk een en dezelfde droom vormen, werkelijk zo moeilijk om te verklaren? Is het zo moeilijk om het telkens herhaalde aantal zeven als jaren te duiden? Of hadden de tovenaars de moed niet? Het is de pharao die hier voor het blok staat, voor het blok gezet wordt, hij moet beslissen. De Joodse verteller/redacteur van deze tekst ontmaskert hier voor de oren van zijn hoorders de toen en ook nu nog altijd zo indrukwekkende combinatie van religiositeit en macht met een eenvoudige analyse. De hoorder moet beslissen hoe hij verder leest: wordt Jozef straks opgenomen in de bijna goddelijk geachte sfeer van de pharao of is het omgekeerd? In de Koran wordt voor het eerste gekozen; daar staat, dat de Pharao zegt: “Ik zal hem verbinden aan mijn eigen persoon”. We zullen zien hoe de Torah hierover schrijft.
[313] Hier wordt duidelijk dat de betekenis van het Hebreeuwse Ke niet zonder meer met ‘zoals’ kan worden vertaald. Gebeurt dat wel, dan slaat het in het Nederlands terug op het werkwoord, hier dus op ‘vinden’. Daarom kan de bekende tekst uit Lev, 19:18 niet vertaald worden met: “Gij zult uw naatse liefhebben als u zelf”(SV, NBG, NBV, NB); er staat: aan’t-beminnen-ben-jij de-metgezel-jouwer een-als-jezelf.
[314] De vertaling van het Hebreeuwse AæShèR, dat een relatieve bijzin aanduidt. Het wordt indien mogelijk met ‘die’vertaald, soms met ‘zoals of ‘terwijl’ om de volgorde van de woorden in de Hebreeuwse zin in de vertaling te kunnen volhouden, ter wille van de voordrachts- c.q. voorzangaccenten. Hier moest het om die reden uitgebreider vertaald worden en dat is ook in enkele andere teksten onontkoombaar.
[315] In de Koran worden deze verzen verkort weergegeven. Maar toegevoegd worden zinnen, waarin wat hier met Jozef gebeurt een algem,ene strekking krijgt: Allah beloont wie wel-handelen. Zulke toepassingen waren ook in de christelijke preken uiit Mohammeds tijd schering en inslag. DJK en JvdW schrijven over deze toevoegingen en over de latere uitleg daarvan in de Islamitische litteratuur uitvoerig. Wij verwijzen daar naar. Bij de uitleg van Gen.40 herhalen zij dat Jozef steeds een grens wordt gesteld, waaraan hij ghehoorzaamt. Nu is het de troon van Pharao. Wie onze vertaling leest, merkt dat de uitleg ook anders kan zijn, dan de gebruikelijke; die luidt: alleen (op / door) de troon zal ik groter zijn dan jij (SV,BR,NB,Koster); . . . zal ik boven u staan (NBG). Chouraqui heeft gezien dat het Hebreeuwee werkwoord ook als een causatieve vorm gelezen kan worden: “Seul le trone, je le ferai plus grand que toi”. Daarnaast speelt ook hier de betekenis en dus de vertaling van het Hebreeuwse MiN, dat vaak in combinatie met het comparatieve ‘dan’ wordt vertaald, maar letterlijk ‘vandaan-van’ betekent en in de teksten de betekenis kan krijgen van ‘anders dan’ en van ‘vanwege’. Wat Pharao hier tegen Jozef zegt kan ook bedoelen: het gaat mij er alleen maar om om de troon groter te maken vanwege jou.
[316] Met dank aan A.Koster in zij Woord voor Woord vertaling deel “EERST”.
[317] In dit Hebreeuwse woord is de woordstam BáRàK ‘(in-)zegenen’ te horen, maar in een afwijkende woordvorm, die alleen hier maar voorkomt. Ook wordt vermoed, dat het een Hebreeuwse verbastering van een Egyptisch woord is.
[318] DJK en JvdW maken bij deze pasage enkele behartigenswaardige opmerkingen (blz. 60): “De Hebreeër gaat in platats van Pharao zorgen dat de wereld niet onder gaat. . . . En daarmeee wordt ingegrepen in het bestel van deze wereldmacht. Terwijl alles gebaseerd is op herhaling, gaat er nu geschiedenis ontstaan, rondom een zoon van Israël, met een concrete naam: Jozef.” Uit deze verzen in Genesis 41 blijkt nog meer. Jozef is degene die regeert ook over de Pharao! Die is opeens een constitutioneel vorst. Jozef dient de troon net zoals ook Pharao doet. Terecht formuleerden DJK en JvdW eerder: “Als een profeet zegt Jozef de koning voor wat hij doen moet.”. Dit is ook de positie van de koningen van Israël later: luisteren naar wat de profeet (een ‘vóór-zegger’ en geen voorzègger!) voor zegt.
[319] Volgens M.Buber betekenen deze woorden: “hij spreekt en men leeft op”.
[320] DjK en JvdW achten het trouwen met de dochter van een priester van een afgod bedenkelijk, al geven zij toe dat de tekst er geen aanleiding toe geeft. Trouwen met een niet Israëlitische vrouw komt vaker voor in teNaKh, zie Mozes b.v.. Wanneer de partner binnen het leefklimaat van Israël komt en de ander niet daaruit weg haalt, heeft dat niets om voor te vrezen. En precies dat is wat hier gebeurt: heel Egypte staat immers onder het gezag van Josef. Als Juda in Gen.38 bij Jakob vndaan gaat, voegt hij zich in het Kana nitische leefklimaat en dat heeft gevolgen! De leeftijd van (omstreeks) dertig jaar vonden we ook reeds in de reeks van geboorten in Gen, 11.
Terecht vermelden DJK en JvdW dat ook Jezus dertig jaar was toen hij begon op te treden. Hier bij Jozef gaat het echter eerder om de leeftijd waarop men kinderen kreeg, zoals in gen. 11 verteld wordt. Tenslotte moet hier met DJK en JvdW het gebruik van het Hebreeuwse werkwoord NgáBàR = oversteken onderstreept worden. Maar dat mag niet worden uitgelegd met ‘in beslag nemen’ zoals zij doen; in tegendeel: dhet gaat juist niet om het in bezit nemen, maar om het te zegenen met toekomst.
[321] De vertaling van het Hebreeuwse BàR, dat als bijvoegelijk naamwoord ‘zuiver’betekent en ook in woorden als BáRáA (‘zuiver stellen’) en BeRieJT (‘zuivergang’) zie NWL Het wordt vaak met ’tarwe’vertaald, maar daarvoor kent het hebreeuws een ander woord. Het eten dat ingezameld wordt bestaat niet alleen uit tarwe, maar uit veel eetbare 9 gezuiverde) waren.
[322] De meeste vertalingen vertalen dit hebreeuwse werkwoord met ‘vergeten’: SV, NBG, NBV, A.Koster, NB, Chopuraqui (oublier). Maar de SHA heeft ‘laten wegvallen’, BR ‘entsinken’. En Baader: ‘entheben’. Zij hebben
uit de teksten waarin dit werkwoord voorkomt terecht de conclusie getrokken, dat het nergens om ‘vergeten’ gaat; het gaat om ‘kwijt raken’. Het (te) kritiekloos volgen van de gebruikelijke vertaling (ook al wordt die in dit geval bevestigd door toonaangevende woordenboeken zoals Ges.Buhl, Köhler-Baumgartner en andere) leidde bij DJK en JvdW tot een tendtiueze uitleg: (blz.61) “Jozef zegt dat God hem alle gezwoeg heeft doen vergeten. Maar tegelijk is ook het vaderhuis vergeten……. Heeft hij zich nu ook vastgehecht an Egypte?”. Die vraag had hier niet gesteld behoeven te worden. Jozef is niets vergeten, hij is alles kwijt geraakt. Dat gebeurde op de weg die hij ging, die hij om Gods wil niet anders kon gaan, dan hij deed. Op de weg waarop de broers en later Potifar hem dwongen (want niet God nam deze beslissingen, zoals de Koran het voorstelt), hield Jozef zich aan een bijzondere ethiek, het ethos van die-JHWH-van-Israël en door zich daaraan te houden raakte hij alles kwijt.
[323] Dit Hebreeuwse woord moet onderscheiden worden van een op één medeklinker na gelijkluidend ander Hebreeuws woord en dat betekent ‘gebogenheid’. DJK en JvdW, die voor dit woord kiezen, hebben de stamverwantschap met het werkwoord ’buigen’ herkend. Die geldt ook voor het woord dat hier staat, maar nu ligt de nadruk op de eigen buigzaamheid en niet op het gedwongen gebogen worden. Overigens blijkt hier dat Jozef niets vergeten is, maar wel alles kwijt is. Hier wordt de aard van de ballingschap beschreven: alles kwijt zijn, gebogen worden en buigen in de volkerenwereld, waar je alleen maar oversteekt en waar je toch vrucht draagt. Van die vrucht eet de hele wereld, leeft de wereld. De oorpsrong van die vrucht is niet het eigen inzicht of de eigen genialiteit – ook die mag er zijn! Maar de oorsprong is precies dit ‘oversteker zijn’, dit komen van een andere kant, nl. van de kant waar een Naam gehoord werd, nl. JHWH en waar een naam gegeven werd Israël. Wie die beide namen verbindt, kan alles kwijt raken, maar vergeten doet hij niets. Dat horen we in Psalm 137:5: “Ware’t-dat~ik-aan’t-vergeten-ben-jou JeRuWSháLáJieM: is aan’t-vergeten-mij de zuidenrechter-mijner”. En hier staat een heel ander Hebreeuws werkwoord en dat betekent wel ‘vergeten’! Concordant vertalen betekent ook, geen twee Hebreeuwse (werk-)woorden met een zelfde Nederlands woord vertalen, want die twee Hebreeuwse werkwoorden zijn niet identiek! Jozef respecteert niet de grenzen die hem gesteld worden (DJK en JvdW), hij ambiëert noch de vrouw van Potifar noch de troon van Pharao, omdat hij geen heer des huizes wil zijn als de eerste en ook geen machthebber, geen kurios, zoals de tweede. Het gaat om ‘messiaanse’ (en laten we dat woord hier maar kiezen, zoals ook DJK en JvdW hier doen) liefde en ‘messiaans’ koningschap en die rivaliseren niet eens met het welbegrepen eigen belang en de heerschappij van deze ongeordende ‘ordentelijkheid’(kosmos). De werkelijke aard van Jozef’s bewind wordt in Gen.47 beschreven en ook daar zal een consequent concordante en idiolecte vertaling ons opheldering geven hoe een messiaans bewind in de concrete geschiedenis functioneert. Deze hoofdstukken zijn geschreven met de ervaring van de ballingschap in Babel – tot en met de keuze van een aantal aan die leefwereld ontleende termen toe.
[324] Volgens alle lexica is dit Hebreeuwse werkwoord denominatief afgeleid van een zelfstandig naamwoord, dat stamverwant is met het belangrijke werkwoord SháBhàR dat ‘breken’ betekent. ‘Breeksel’is een aan de activiteit van het losslaan (dorsen), c.q. los breken van de korrels uit de halmen, ontleend woord. Dat werkwoord ontwikkelde zich tot ‘breekselen’ in de zin van ‘met (graan-)korrels bezig zijn’. Dat kan in de praktijk wel met kopen en verkopen gepaard zijn gegaan, maar deze woorden mogen hier niet klinken. Voor ‘verkopen’ kent het Hebreeuws een ander woord nl. MáKhàR, dat we al tegenkwamen in Gen.37 en ook weer tegenkomen in Gen.47. ‘Kopen’ is de strekking van weer een ander Hebreeuws woord nl. QáNáH, dat beter met ‘verwerven’kan worden vertaald. Bovendien staat de in Gen.41:36 gebruikte werkwoordsvorm de vertaling ‘ver-kopen’ niet toe, hoewel veel vertalingen hiervoor kiezen (SV, NBG, NBV, NB, Koster) en daarmee de conjunctuur volgen, die in enkele latere handschriften te vinden is door een gewijzigde klinkeraanduiding onder de medeklinkers. Maar BR en Chouraqui hebben de Masoretische tekst gerespecteerd en vertalen resp. ‘markten’ en – nourrir’. Maar Chouraqui vertaalt dezelfde werkwoordsvorm in het volgende vers helaas met ‘acheter’(= ‘kopen’); BR houdt het ‘markten’ aan. Maar ook zij laten de algemeen erkende stamverwantschap met ‘breken’ los. Het gaat in beide verzen over ‘breeksel hebben / krijgen’.(MWL)
[325] In de Hebreeuwse taal is dit zelfstandig naamwoord afgeleid van een werkwoord SháLàTh, dat het beste met ‘sollen’kan worden vertaald. Het komt ook voor in de Aramese taal en heeft daar een minder ambivalente betekenis; het is in het NT het woord waarvan het Griekse exousia (= bevoegdheid) de vertaling is. In alle hoofdstukken over de geschiedenis van Jozef komen woorden voor, die sterk aan het Aramees doen denken. Hier zou de vertaling ‘bevoegde’dus ook te verdedigen zijn. Toch is het van belang ook de klank die dit woord binnen het hebreeuws krijgt, te laten horen: solbevoegd
[326] In de Koran wordt deze passage verkort tot vs 8. DJK en JvdW geven de volgende uitleg: “De man (Jozef) is naar het uiterlijk een Egyptenaar. Hij is zijn vaderhuis immers ‘vergeten’.” De eerste zin is juist, de tweede niet, zoals we al zagen. En dan: “Hij verbergt dat hij een Hebreeër is, – in het Hebreeuws staat het zeer sterk uitgedrukt, men zou haast kunnen vertalen met ‘hij verloochende zichzelf’”. De eerste zin is juist; de tweede is het gevolg van het veronachtzamen van de concordantie. In de Hebreeuwse tekst staat hier steeds hetzelfde stamwoord: NáKàR. In de meeste vertalingen gaat men uit van twee van elkaar gescheiden stanwoorden, al vermelden alle lexica de oorspronkelijke stamverwantschap. Van de werkwoordsvorm zijn bovendien de vervoegingsvormen gelijk. Met het Nederlandse ‘waarnemen’ kunnen alle werkwoordvormen weergegeven worden en ook de afleidingen. Iemand die waargenomen wordt, is dus opgevallen en dus een ‘vreemde’. Voor de broers is Jakob geen opvallende verschijning en dus geen ‘waargenomene’, maar voor Jozef zijn de broers wel een opvallende verschijning: hij neemt hen waar. De tendens die DJK en JvdW hier menen waar te nemen, is niet aan de tekst te ontlenen.
[327] DJK en JvdW (blz.62) vertalen dit Hebreeuwse woord met ‘schaamdelen’, maar daarvoor kent het hebreeuws een heel ander woord (KáLàM). Daarmee vervalt ook hun opvatting dat dit woord kan verwijzen naar de oorsprongen van Egypte. Het gaat om dezelfde naaktheid waarvan ook in Gen.3:7 sprake is, een naaktheid die ervraen wordt bij het be-kijken en bekeken worden, die afstand brengt en relaties verwoest. Omdat men alleen wil profiteren om er zelf wat aan te hebben: en dat is wat Jozef hen hier voor de voeten (hun voeten, voetebenen) gooit.
[328] Zo wordt dit Hebreeuwwe woordje hier meestal vertaald, maar de eerste betekenis is ‘hij’ en de betekenis kan dus ook zijn: ‘om hem(is het) omwie ik inbreng tot-jullie’.
[329] In de Koran wordt deze episode veel korter verteld. Verteld wordt dat Jusuf vraagt de ontbrekende broeder te brengen en hun ruilwaren weer in hun zakken terug laat leggen, in de hoop dat zij terugkeren. In de commenatern wordt gezegd, dat het mogelijk ook minderwaardig zou zijn, om geld aan te nemen voor koren voor de eigen familie. (Uit DJK en JvdW blz.37). DJK en JvdW schrijven, dat het erop lijkt, dat het zilver, dat de broers weer teruggelegd in hun ‘uitdij-zakken’ vinden, de prijs is die Jozef voor Simeon betaalt, om zo voor weer een herinnering aan zijn eigen verkoop te zorgen (blz.62). Zeker is dat het steeds terugkomende woord (zilver)stuk) de herinnering daaraan vast houdt.
[330] Dit werkwoord troffen we ook aan in Gen.37 en zo laat de verteller Jozef ook met deze toevoeging de herinnering aan zijn lot oproepen.
[331] De toon van deze passage in de Koran is die van berusting en overgave aan Allah. De religieuze instelling, die zo kenmerkend is voor de gehele Islam en de betekenis is van het woord “Íslam”, komt hier heel duidelijk naar voren. En die toon ontbreekt volledig in de tekst van TeNaKh. Die toon ontbreekt niet altijd in de Christelijke uitleg van deze passage. In de prediking hierover (reeds bij Chrysostomos) wordt Jakob aangespoord om op God te vertrouwen. Maar Jakob vertrouwt zijn kinderen hier niet toe aam mensen! De borgstelling van Rubens zonen wordt door Jakob niet aanvaard. DJK en JvdW treffen hier ook niet de juiste toon. Hoewel zij gelijk hebben, als ze schrijven, dat het in deze verzen allereerst over de heilsgeschiedenis gaat, waarin ook Benjamin een centrale rol speelt, is het niet ter zake te vermelden, dat Jakob’s weigering om Benjamin mee te geven, ten onrechte wordt herleid tot “een uiterst gevoelig trekje bij de oude man, die nu eenmaal een zwak heeft voor de kinderen van de meest geliefde vrouw”. Wanneer je dat toch meent te moeten doen, dan had daartegenover van Jakobs emotie ( die hier toch onmiskenbaar uit de tekst spreekt) een integerder beschrijving dienen te worden gegeven. Het gaat Jakob om het twaalftal als geheel, daar kan er niet een aan ontbreken – en er ontbrak er al één en nu al twee en straks misschien drie! De toledoth van Jakob gaat immers niet voort in een van de twaalf, maar in alle twaalf. Deze voltalligheid zal in meerdere verhalen in TeNaKh een belangrijk thema zijn.
[332] Nu we in deze vertaling het woord ‘breeksel’ ( in de betekenis van graankoreels) zo dikwijls horen, zouden we hier het werkwoord ‘breekselen’ invoeren om nog dichter bij het Hebreeuws te blijven. Zo zou het in erg droge gebieden voorstelbaar zijn, dat er een woord ‘wateren’ zou ontstaan, dat zowel water halen als water geven
betekent.
[333] Een soort noten.
[334] Ook in de Koran wordt van dit gesprek tussen Jakob en zijn zonen verslag gedaan (vs 63-68). Uitdrukkelijk spreekt Jakob hier zijn wantrouwen uit in de zorgzaamheid van zijn zonen voor Benjamin vanwege het lot van Jozef. In de Torah ontbreekt dit thema in dit gesprek. Jakob weet daar van de ware toedracht niets af. De toon van dit gesporek in de Koran is weer die van berusting en overgave aan Allah. Alleen overmacht kan hen van de belofte Benjamin terug te brengen ontslaan. En juist deze notie ontbreekt eveneens in de Torah. Juda formuleert daar het tegendeel. Ook hier wordt de boodschap duidelijk: wat Allah wil geschiedt en dus is wat er geschiedt Allah’s wil. Met deze uitspraak zijn we buiten TeNaKh en Goednieuwsboodschap. Wat JHWH wil is geopenbaard en geschiedt maar al te vaak niet. En wat er wel geschiedt is bepaald niet altijd naar de wil van die-JHWH-van-Israël. Toch heeft de Islam deze boodschap waarschijnlijk aan het Christendom van de 6e en 7e eeuw kunnen ontlenen. Ook toen (evenals nu in veel chrsitelijke kringen) werd berusting in het lot gepredikt. Het is onontkoombaar in een strikt monotheïsme, maar maakt berusting tegelijk tot een deugd in een van onrecht en kwaad vervulde mensen. “Tegen Allah helpt niets” lezen we in de Koran (vs68) en dat klinkt als “tegen het lot helpt niets”. Een dergelijke berusting is totaal vreemd aan TeNaKh en Goednieuwsboodschap. Daar is eerder sprake van opstand tegen het lot en van indringende vragen daarover aan die-JHWH-vanIsraël. Daar klinkt steeds de vraag: waar blijft het koningschap van JHWH?
Ook DJK en JvdW bespreken deze prachtige passage. Zij leggen weer de nadruk op de kwestie van de eerstgeborenen. Maar verzuimen ook hier duidelijk te maken, dat het sinds Jakob niet meer om gaat wie van de broers de lijn van de beloften voortzet, want dat doen ze vanaf Jakob alle twaalf, maar wie de verantwoordelijkheid voor de gemeenschap van deze twaalf (want zij voremen de ToleDóWT van Jakob) waar maakt. Hier zijn dat Juda en Jozef. Zij zorgen voor ‘Israël’; terecht maken DJK en JvdW de lezer er op attent, dat nu weer deze nieuwe naam voor Jakob opduikt; de reden daarvoor is dat het om Israël als twaalfstammengemeenschap gaat.En precies daarin schiet Ruben met zijn voorstel aan Jakob, om zij eigen zonen dan op te offeren, tekort. Juda plaatst zich zelf als voorgoed schuldig aan het verlies van Benjamin en van Simeon en van Jozef voor Jakob. Precies zo staat de huidige Joodse gemeenschap borg voor al die delen van de ordegemeenschap, die de geschiedenis verloren heeft doen gaan. Ook hier heeft de invloed van de profeten de vertelling bepaald en staan ballingschap en diaspora op de achtergrond. Het gebruik van het wrange werkwoord ‘ontkinderen’ (SháKàL) bewijst het; het behoort tot het idioom van de profeten; dat geldt ook voor afgeleide woorden. We kwamen het al tegen in Gen.27:42.
[335] = kwam
[336] In de Koran komt dit fragment niet voor. DJK en JvdW wijden er op blz. 63 een paar regels aan. Maar zij missen hier m.i. de pointe. De Egyptenaar neemt volgens vs 23 niet het nu meegebrachte zilver aan. Hij zegt dat hij hun zilver toen gewoon ontvangen heeft en dat God in hun zakken “uets weggestopt heeft”. Meestal wordt dit Hebreeuwse woord hier met ‘schat’vertaald (SV, NBG, SHA, Koster, NB, NBV), maar het is afgeleid van een werkwoord dat algemeen met ‘’verstoppen’, ‘wegstoppen’ wordt vertaald. En die betekenis is hier van belang. In wat in hun zakken lag was iets verstopt.
[337] De Koran vertelt over deze ontmoeting in één vers, waarin nauwelijks emotie doorklinkt. Juist als het gaat om deze emotionaliteit is de Torah hier diep ontroerend. Het is een tekst van 2500 jaar geleden en uit een heel andere cultuur, maar hij spreekt ons nu even sterk aan als de mensen van toen – maar misschien tegelijk ook anders. Het is deze ontroerende verteltrant die in de Koran verregaand ontbreekt. Terwijl in de Torah daar de klemtoon op lijkt te liggen, ligt ce klemtoon in de versie van de Koran steevast op Gods voorzienigheid. Daardoor valt niet alleen een goed deel van de spanning weg, maar komt er ook geen ethiek te voorschijn, die het gedrag van de broers en dat van Jozef diskwalificeert en kwalificeert. Ook DJK en JvdW leggen hier veel te weinig nadruk op. Hun opmerking bij de ‘moederschoot’ die ‘verhit’(beter: ‘opgewonden’) raakt is belangrijk: ontroering zetelt in de moederschoot en niet in het hoofd. Zo wordt ook van die-JHWH-van-Israël vernmeld, dat hij een moederschoot heeft, al wordt die uitdrukking meestal vertaald met ‘barmhartig is’. Gods barmhartigheid, waarvan ook de Koran zo vol staat, is zijn moederschoot – en die ‘oorsprong’wordt in het Arabisch losgelaten, zoals die ook al losgelaten was in de Griekse vertaling van de LXX. Maar zo verandert het ‘beeld van God’ en wel in de mannelijke richting en wordt eenzijdig mannelijk en daardoor ernstig scheef getrokken.
[338] Ook dit fragment wordt in de Koran verkort tot één vers. DJK en JvdW menen dat in de tafelopstelling de tafelgemeenschap doorbroken wordt. Maar het eten en drinken vindt wel plaats in elkaar aanwezigheid, onder elkaar ogen, in een en dezelfde ruimte. Men kan ook stellen, dat juist zo de maximale tafelgemeenschap mogelijk wordt voor de Egyptische onderkoning Jozef en zijn dienaren en deze Hebreeuwse familie. Dat wordt bevestigd in de gemeenschappelijke roes. Het gaat te ver om aan te nemen, dat deze roes het mogelijk maakte om straks de beker in Benjamins reiszak te stopppen. De tekst geeft hiervoor geen aanwijzing. Nee deze roes bevestigt juist de tafelgemeenschap.
[339] In de Koran wordt deze scène een tafereel meegegeven. De broers zijn de stad nog niet uit en dan al roept de bediende uit dat de beker mist. Belangrijk is nog dat in de Koran Jozef Benjamin al direct naar zich toe haalt als zijn ‘broeder’, nl. van dezelfde moeder, Rachel, en hem gerust stelt. Dat betekent dus, dat Benjamin voor de andere broers al wist dat Jozef hier voor hen stond. Zo’n element in de vertelling maakt dat de versie in de Koran een veel gecompliceerdere indruk maakt, dan die in de Torah. Dat wordt nog eens versterkt door dat ook nu telkens de voorzienigheid van Alla ter sprake wordt gebracht. Het lijkt erop dat de Koranverteller de lezer steeds bijvoorbaat gerust wil stellen: het loopt wel goed af. En dat is het grote verschil met het verhaal in de Torah, Die vertelling vindt zijn kracht in de eenvoud. De lezers worden helemaal niet van te voren gerust gesteld, in tegendeel, ze gaan mee in de heftige confrontatie tussen Jozef en zijn broers – en dat is ook de bedoeling, sterker, daarin ligt de boodschap. Want het vertellen c.q. lezen (maar ‘lezen’is vóór-lezen, ‘toeroepen’) van dit verhaal is heilzaam en wel daarom omdat dat ons loutert zoals de broeders hier gelouterd worden. De zaken worden rechtgezet, ja het verleden wordt om zo te zeggen opnieuw en nu naar waarheid uitgespeeld en pas zo kan het zijn kwade impact kwijt raken. In de Koran wordt telkens dezelfde boodschap herhaald: Wat er gebeurt is goed, omdat Alla het wil en hij doet wat hij wil. Het verhaal van Jozef is daar de illustratie van. De versie in de Torah is geen illustratie bij een boodschap. Het verhaal IS de boodschap en die boodschap geschiedt alleen door het verhaal te vertellen. DJK en JvdW wijden aan deze passage weinig woorden. Ook later in hun boek komen ze niet terug op dit fragment, waaraan zo duidelijk het verscvhil in strekking tussen Koran en Torah valt waar te nemen.
[340] Terecht maken JDK en JvdW ons erop attent, dat hier Juda naar voren treedt ‘met zijn broers’; hij gaat nu vooraan, nog voordat hij het woord neemt. Hij neemt de zorg voor allen en degene die dat doet realiseert dat de lijn van de belofte niet meer via een van hen verder gaat, maar via alle twaalf verder gaat; en daarom is hier sprake van messiaans optreden. We zullen later nog lezen, dat dat precies de strekking is van Jozefs komst naar Egypte. De nadruk ligt niet op die ene zelf, maar op wat hij doet. Om wat hij doet is hij de vertegenwoordiger van allen, niet vanwege zijn status als ‘eerstgeborene’: Juda is helemaal geen eerstgeborene en Jozef is wel Rachels eerstgeborene , maar niet Jakobs eerstgeborene! Ook hier gaan JDK en JvdW ten onrechte uit van de positie van de eersteborene, zoals die tot en met Jakob gold, maar vanaf Jakob, met de naam Israël, niet meer geldt; nu is Israël als geheel de eerstgeborene van die-JHWH-van-Israël – te midden van vele andere naties.
In de Koran wordt ook in dit fragment geen enkele naam genoemd. De hele thematiek van de eerstgeborene ontbreekt in de Koran evenals het thema van de messias. Dat betekent dat in de Islam het verleden, ofwel de geschiedenis en dus ook het gedenken, het aanhaken daarbij, een weinig prominente rol speelt en de toekomst, de verwachting evenmin. De Moslim is niet op zoek naar de geschiedenis van de mensen en ook niet naar de geschiedenis van het volk waar hij toe behoort en hij wordt ook niet geïnspireerd door een gezamenlijke toekomstverwachting Zijn verleden is zijn eigen levenstijd en zijn toekomst is het paradijs na dit leven. In dat kader worden de verhalen uit Torah en profeten en uit de Goednieuwsboodschap, voorzover die in de Koran zijn opgenomen, geduid. Het is ook in het Christendom een uitleggingstrend die vanaf de vroege gnosis al bekend is en tot en met Drewermann navolging vond en vindt. Ook in de versie en de uitleg van het verhaal over Jusif wordt steeds weer deze toepassing op het eigen leven in gehoorzaamheid aan Allah onder woorden gebracht.
[341] Deze twee woorden staan ook in vs 5. Het Hebreeuwse werkwoord diskwalificeert dit soort praktijken, die bij naties om Israël heen zo gebruikelijk zijn en daar heel belangrijk worden gevonden. Het is een practig detail in dit verhaal. De verteller laat merken, dat hij weet dat dit verwerpelijke, maar tegelijk fascinerende praktijken zijn en dat die zeker in Egypte, maar ook in Babylonië gretig worden ingezet. Zo kan hij in zijn verhaal Jozef poneren als de Egptische onderkoning die hij ook in dit opzicht is, wat de broers hadden moeten en kunnen weten! Het Hebreeuwse werkwoord, dat hier staat, nl. NáChàSh, kent twee afleidingen; één is het woord dat ook gebruikt wordt in Gen.3:1 e.v. en daar meestal met ‘slang’wordt vertaald. Zo horen we niet meer, dat dit dier te maken heeft met dit soort waarzeggerij-kunsten. Het is eerder een ‘waar-gedrocht’. Ook in vele andere tekst van de Torah heeft het dit betekenis. De ‘ijzeren slang’ van Num.21:8 en II Kon.18:4 is dus een ‘waargedrocht van metaal’, waarbij dit laatste woord (NeChoShèT) bijna netzo geschreven wordt en uitgesproken wordt als het eerste woord, al zij het synoniemen.
[342] DJK en JvdW besluiten hun bespreking van dit fragment aldus: “Er gaat binnen Israël iets mis, als deze vreemde vorst Benjamin wil grijpen. En Juda toont zich de waarachtige eerstgeborene”. Er gaat niet ‘iets’mis, maar alles gaat mis, omdat daaruit naar voren komt, dat Israël niet alleen niet meer als twaalfstammengemeenschap drager van de belofte is, maar dat met het vertrek van Benjamin om zo te zeggen de helft van Israël ondergaat, nl. de twee kinderen, c.q. zonen van Rachel, die later onder de naam Efraïm en ook de naam Israël het noordelijke koninkrijk rond Samaria zouden vormen. DJK en JvdW laten hier op volgen, dat in “Benjamin een bij uitstek onschuldige zou worden gestraft”. Dat is wel waar. maar is niet de strekking van dit fragment. Het gaat hier niet om het “plaatsvervangend gestraft worden”. Het gaat hier om het borg staan van Juda voor geheel Israël en dat is dan ook meteen de strekking van Juda’s indrukwekkende rede. Juda spreekt inderdaad niet of nauwelijks over de onschuld van Benjamin, zoals ook DJK en JvdW opmerken. In Juda’s rede gaat het om Jakob en dat is Israël en daarom besteedt hij zoveel woorden aan de geschiedenis van . . . Josef.
In de Koran is dit optreden van Juda niet opgenomen en dat bevestigt de geheel andere strekking van deze versie.
[343] Het Hebreeuwse woord ‘wenen’ houdt wel in dat er tranen stromen, maar houdt niet persé huilen in; daar voor kent een Hebreeuws een ander woord. Maar hier is er geluid dat de tranen vergezelt: de stem! En dat wordt daarom zo apart vermeld.
[344] Aanvullen: jaarandering
[345] In de Koran wordt alleen verteld, dat Jozef zich aan zijn broeders bekend maakt. Van de toesprak van Jozef tot zijn broers, is i de Koran niets opgenomen, Maar de inhoud ervan speelt in de versie een grote rol, reeds in het begin van de vertelling en tot het einde toe. Hier is volgens de Koran de de strekking van deze hele geschiedenis verwoord: Allah heeft alles van te voren voorzien en daarom zo geleid. Daarom passen er geen verwijten en is alles een bewijs van Allah’s grote barmhartigheid, ook het lijden van Jusuf! De latere Christelijke uitleg had uit deze passage reeds dezelfde conclusie getrokken. De Koran staat daar dus heel dichtbij. Hoe dichtbij blijkt nog eens uit de opmerkingen die DJK en JvdW hier maken (blz.65): “Maar vanuit God bekeken is het zo, dat God door de wirwar van de gebeurtrtenissen heen hem ‘gezonden’ (NB de aanhalingstekens – spreekt daar toch twijfel uit? – AKvK) heeft om in het leven te houden”. Maar de zin “Niet jullie jullie zenden mij hierheen”, is gewoon een bevestiging van wat de broers zelf ook al beseften: nee zij hadden Jozef bepaald niet naar Egypte gestuurd. Zij hadden hem verkocht om van hem af te zijn. Dat Jozef in Egypte leeft, is ook voor de broers een zaak van God. Jozef is een van God gezondene, van den beginne tot nu toe! Terecht maken DJK en JVDW attent op het veelzeggend gebruik van het begrip ‘resteren’in vs 7, dat de invloed van de profetische traditie op deze teksten markeert.
[346] De opmerking van DJK en JvdW hier behoeft ook correctie: in heel de TeNaKh is naar Egypte gaan ‘afdalen’ en dat heeft niets met het ‘zuiden’ te maken, maar wel met de zoveel lager liggende Nijl. Om dezemlfde reden is naar Kanaän gaan ‘opgaan’. Er is aan deze twee woorden ook een ‘ethische’ betekenis verbonden: ‘afdalen’ biedt geen perspectief, ook Egypte biedt geen perspectief; ‘opgaan’wel! Het gaat zeker niet om een rangorde, zoals DJK en JvdW voorstellen.
[347] De Koran heeft hier een treffend detail: Jozef vraagt hen een zweetdoek van hem zelf mee te nemen, om zijn vader door de geur te overtuigen, dat hij nog leeft. Zo neemt de Koran een thema op dat ook in Gen.37 een rol speelt, nl. de lijfrok waaraan Jakob de dood van Jozef vast stelt.
[348] = wagens met grote wielen.(NWL)
[349] In de Koran is het Jozef die zijn ouders en hun nakomelingen bij zich opneemt. In de Torah is het heel uitdrukkelijk Pharao, die deze Hebreeërs een woongebied aanwijst. DJK en JvdW zien hier een ‘tegenbeweging’ t.o.v. Exodus. Daar gaat het immers juist om de omgekeerde gang. Zij leggen er de nadruk op, dat hier het perspectief van een messiaanse wereldheertschappij in het verhaal wordt verkondigd, en horen hier dezelfde boodschap als in het evangelie. Zonder daar wat aan af te doen, moet hier echter eerst op een ander apsect gewezen worden. Israël krijgt in Egypte een door de Pharao zelf – en dat wil zeggen door de naties – gelegitimeerd woongebied. Als laatste van de naties, zoals in Exodus en Deuteronomium nog zal worden geëxpliciteerd. Nu hebben alle naties een rechtmatige plek. Wanneer een natie daar niet veilig is en ondergaat, wat dan? Dat overkomt Israël volgens Exodus 1 – 10.
[350] Aanvullen graan = waarschijnlijk meel.
[351] = Beersheba. Terecht wijzen DJK en JvdW op de verhalen die aan deze grensplaats verbonden zijn. Daarom geschiedt er ook nu een oponthoud, waarin JHWH Jakob c.q. toestemming geeft naar Egypte te gaan.(blz.66)
[352] Opvallend is hier de plaatsing van de beide namen Israël en Jakob. Het klinkt bijna als: Israël draagt Jakob.
[353] In de Koran ontbreekt deze lijst van namen. In de Koranversie worden in verhouding tot de versie in de Torah maar heel weinig namen genoemd. Dat heeft ook daarmee te maken, dat het verhaal in de Koran meer een illustratie bij het thema van Allah’s voorzienigheid en barmhartigheid is voor wie zich daaraan toevertrouwt. De versie van de Torah plaatst de geschiedenis zeer doelgericht in de geschiedenis van Israël. En geschiedenis hangt aan namen. Net zo hangt de de mensengeschiedenis als geheel aan één NAAM, nl. JHWH en niet daaraan, dat “er één God is”. DJK en JvdW wijzen terecht op het belang van deze namen hier op deze plaats in het verhaal. Diezelfde lijst van namen vormen het begin van het boek Exodus, dat in de Hebreeuwse bijbel dan ook “namen”(SheMóWT) heet. Het gaat in dese lijst ook niet om áantallen’, maar om ‘getallen’ (met een ‘woordwaarde’ zoals DJK en JvdW zo aardig zeggen met een aan het gezelschapsspel ‘Srabble’ ontleend woord (blz. 67), waarmee niet geteld, maar ver-teld wordt.
[354] Weer vallen de namen van Juda en Jozef in een zin. Of het ‘opgaan’ van Jozef naar Jakob meer aanduidt dan het antwoord op het afdalen van Jakob is onwaarschijnlijk. Het heeft zeker niet de betekenis, om de lezer mee te delen, dat Jozef hier de mindere is van Jakob, zoals DJK en JvdW schrijven(blz.68). De Koran versie sluit af met deze ontmoeting van Jozef met zijn vader. Volgens de Koran ontvangt Jozef hen bij zijn troon en herinnert hen aan de dromen. Daarbij legt Jozef er de nadruk op, dat het Allah is die de dromen heeft verwezenlijkt. Het verhaal over Jussuf (Jozef) in de Koran sluit dan ook af met een dankgebed tot Allah van Jussuf.
[355] Er heerst een diepe kloof tussen de hoog ontwikkelde en goed georganiseerde Egyptiscvhe maatschappij en een nomadensamenleving van herders, zoals die van Jakob. Deze kloof wordt hier sterk beklemtoond. De opmerking van DJK en JvdW (blz. 68) dat deze herders ook landbouwers waren, is niet alleen niet ter zake, maar roept ook de onnodige vraag op waarom dat hier niet vermeld is. Het is in dit verhaal tegelijk de koof tussen Israël en de naties. Maar deze kloof ‘waterdicht’noemen, zoals DJK en JvdW doen, gaat te ver. Terecht trekken DJK en JvdW aan het slot van hun bespreking van dit hoofdstuk de lijnen door naar de tweedeling die de geschiedenis van Israël tot op vadaag kenmerkt, Jozef, later vooral Efraïm genoemd, en Juda(blz.68).
[356] Terecht wijzen DJK en JvdW op het bijzondere van deze zin. De herdersnoma de oude Hebreeuweer Jakob (en hier staat weer die eerste naam en niet zijn tweede ‘Israël’) zegent in de grote heerser van het toenmalige wereldrijk en hoog ontwikkelde Egyptische rijk. De verteller laat hier zien hoe de verhoudingen wat hem betreft liggen tussen Jakob en de Pharao(DJK en JvdW blz.69), maar ook tussen Israë en Egypte. Egypte wordt ingezegend om Israël levensmogelijkheden te bieden. Israël is daarvan afhankelijk, maar ook die-JHWH-van-Israël zal dat van Egypte eissen.
[357] Ook hier wijzen DJK en JvdW erop hoe veelzeggend het is dat Jakob zijn leven als ‘inklampen’ (meestal met ‘gastvreemdelingschap’vertaald) beschrijft. Ook in Kanaän waren hij en zijn voorvaderen afhankelijk van de ruimte die hen geboden werd, net zoals in Egypte. Maar hier in Egypte krijgen zij officiëel een woonland (‘zit-land’) toegewezen. Pharao wil hen, door dat hij hen vraagt om vertegenwenoordigers (vorsten) aan tew ijzen, in de Egyptische organisatie opnemen.
[358] Denk aan het zilver dat Jakobs zonen mee nemen.
[359] Terecht wijden DJK en JvdW uitvoerig aandacht aan dit tweede deel van hoofdstuk 47. In de Koran wordt, zoals al eerder vastgesteld, het verhaal niet verder verteld. Terecht laten DJK en JvdW hier het woord ‘verwerven’ horen als vertaling het Hebreeuwse QáNáH, dat meestal, maar onterecht met ‘kopen’ wordt vertaald en het daarvan afgeleide zelfstandig naamwoord met ‘veestapel’ (= wat verworven is). Zij constateren terecht, dat voor Joodse oren, Egypte het land van de dienstbaarheid is geworden. “Israël zal straks bevrijd worden uit de dienstbaarheid”, schrijven zij op blz.70. Dat is net niet precies genoeg: Israël zal bevrijd worden uit deze dienstbaarheid, tot een andere dienstbaarheid. Het gaat bij het Hebreeuwse woord om de vraag AAN WIE we dienstbaar zijn, het gaat om ‘heer-dienstbaarheid’. En zo kunnen we dit woord dan ook beter vertalen. En wat wordt hier verder allemaal in deze verzen van Gen.47 gezegd? Toen er geen zilver(geld) meer was noch bij de Egyptenaren noch bij de Kanaänieten (want beide landen worden steeds genoemd) en er ook geen ‘verworvenheden’ meer waren, toen ‘verwierf’ Jozef al het land (steeds zo treffend ‘AæDáMáH’ genoemd = dat wat van ‘roodling’(Adam) is), behalve dat van de priesters. En niet alleen het land ook de mensen zelf, aangeduid met een wel uiterst opvallend woord ‘karkas’, dat weinig voorkomt, maar b.v. in Ri.14, waar Simson honing haalt uit het karkas van de leeuw. Terecht onderstrepen DJK en JvdW hier, dat hier niet het later zo fatale lijfeigenschap mag worden ingelezen. Hier is Egypte het land dat dankzij Jozef de wereld in leven houdt. Onder aan blz. 70 van hun boek, schrijven DJK en JvdW dan toch over “het opkopen van het land”. Dat is jammeer, omdat dat andere implicatiers oproept dan het begrip ‘verwerven’ Bovendien schrijven ze dan boven aan blz. 71: “Zoals Jozef wel alles (aan Egyptenaren en Kanaänieten) ontneemt, maar het volk in het leven bewaart, zo zal Jezus in de geschiedenis ons telkens weer alles ontnemen, maar ons in het levenm behouden”. Maar zo wordt er ook later door ‘messiaanse figuren’ en zeker door Jezus niet gehandeld. Die houden niet in leven, doen niet over-leven, maar doen ons LEVEN. En daarom gaat het in Gen.47 ook niet om ‘over- leven’. Het roodlingse is na de maatregelen van Jozef niemands privé-eigendom meer; het is van Pharao, dat betekent: het is commuun en de mensen zijn heerdienaren van dit roodlingse, die allemaal een vijfde als belasting afstaan. Eigenlijk vertellen deze verzen over een volledige onteigening en een even volledige herverdeling. Ook in de Torah wordt er hervedeling van landeigendom geboden na iedere zeven(!) jaar en zeker na 49 jaar. Anders gezegd: het roodlingse is van die-JHWH-van-Israël en dat maakt Jozef concreet, doordat de bewoners hun eigendomsrechten afstaan, niet alleen uit noodzaak om te overleven, maar vooral om de basis te leggen voor een gezamenlijk LEVEN.
[360] DJK en JvdW menen dat het Hebreeuwse JáRéK het geslachtsdeel aanduidt. Dat moet worden tegengesproken en daarmee vervalt ook hun beschouwing bij dit vers op blz.71. Het gaat hier om het bekken, zoals ook blijkt uit gebruik van dit woord in andere verbanden. Wel wijzen zij ook hier terecht op het gebruik van de naam Israël i.p.v. ‘Jakob’. Hoewel de nakomelingen van Jakob de eerste vier honderd jaren in Egypte begraven liggen, ligt Israël in Kanaän begraven! En ook Jozef zal tenslotte daar begraven worden zoals aangekondigd wordt in Gen. 50: 26, het vers waarmee heel het boek Genesis besluit – Jozef als enige van de twaalf zonen van Jakob! Daarom wordt hij op Egptische wijze gebalsemd. Dit is waarachtig vertellen! En dat is wat anders dan de ‘waarheid’ vertellen: wat die waarheid vertelt, wordt hier verteld.
[361] Opvallend is hier reeds de omkering van de volgorde eerder in vs 1.
[362] Zij zijn de twee oudste zonen van Jakob, maar zij hebben met hun gedrag hun plaats op het spel gezet. Efraïm en Menasseh worden nu door Jakob aan deze twee gelijk gesteld.
[363] C.q. ‘sprak’
[364] Terecht wijzen DJK en JvdW hier op het belang om attent te zijn op de plaatsing van de twee woorden NgàM (= genotenvolk) en GóWJ (= natie) . Het zijn geen synoniemen (blz. 73).
[365] Vergelijk het Nederlandse woord bergrug. Maar het kan tegelijk de naam Sichem zijn. Volgens DJK en JvdW verwijst Jakob hier naar Gen. 35 en wat Simeon en Levi daar gedaan hebben. Zij hebben daarmee hun recht op deze streek verspeeld. Volgens Jozua 24: 32 zal Jozef daar begraven worden.
[366] Met dank aan A.Koster in zijn vertaling van Genesis: EERST deel 1 van zijn woord-voor-woord-vertaling, Aproges Eindhoven.
[367] = letterlijk vertaald “behandklapte”.
[368] In deze vertaling laten we het Hebreeuwse woord staan. Luther vertaalt: der Held. De SV leest het als een naam: Silo, dat doen ook Chouraqui, F.Baader, de Engelse vertaling van de Joodse gemeenschap in de VS, en de NB, maar daar wordt ook een poging gedaan de naam te vertalen: ‘die voor hem’. Ook BR vertaalt met: Dems zusteht, en de NBV met die er recht op heeft, en SHA met aan wie deze toebehoort. Akoster leidt het woord af van een woordstam waarvan ook het woord SháLóWM, vrede is afgeleid en vertaalt ‘vrederijk’.
[369] Met dank aan A.Koster, zie voetnoot 357.
[370] Een oud Nederlands woord voor kneden en treden als schoonmaak handeling, verwant met het Engelse to walk.(NWL)
[371] De naam DáN is stamverwant met het werkwoord ‘oordelen’.
[372] DjK en JvdW gaan op blz. 73 en 74 de betekenis van de namen en de vewijzingen naar de voorgeschiedenis na. Terecht wijzen zij op alles wat over Juda wordt uitgesproken. Zij herhalen hier weer, dat daaruit blijkt dat Juda de positie van de eerstgeborene heeft. Toch is het zeer de vraag, of het überhaupt nog wel om die posite gaat. We stelden die vraag al eerder. Het begrip ‘voorste’ (meestal vertaalt men dit Hebreeuwse woord met ‘eerstgeborene’, maar het heeft niets van doen met ‘geboren worden’) blijft bij Ruben en wordt bij Juda niet genoemd. Juda is daarom toonaangevend, omdat hij, die zich ervoor had ingezet, dat het twaalftal compleet bleef, de vertegenwoordiger van deze twaalf zal zijn. Maar hij niet alleen, zoals we bij Jozef zullen lezen.
[373] Deze zin markeert het midden van de zegeningen. Waren hier voor de zonen van Lea en van haar huisbediende aan de beurt, nu komen eerst de zonen van de andere huisbediende en tenslotte zonen van Rachel.
Deze tussen zin, die de zegenspreuken onderbreekt, is eigenlijk het kader waarbinnen alle uitspraken hun plek hebben.
[374] De naam GáD heeft dezelfde twee medeklinkers die ook de stam vormen van de twee volgende woorden.
[375] Onduidelijke tekst: wellicht heeft het Hebr. voorzetsel ‘MiN’, dat als basisbetekenis ‘vandaan-van’heeft hiert de betekenis van ‘wat betreft’.
[376] DJK en JvdW wijzen erop, dat het Mozes is die in Deut 33 de twaalf stammen van Israël nog een keer zegenen zal, als zij op het punt staan Kanaän binnen te gaan(blz.76). De ínzegeningen’van Jakob bevatten zowel positieve als ook netatieve uitspraken. De inzegeningen van Mozes bevatten daarentegen alleen positieve uitspraken. DJK en JvdW noemen dit dan ook een hoofdstuk met zaligsprekingen.
[377] Hier wordt ook wel een naam gelezen: GoRèN HáAáTháD.
[378] Hebreeuws: AèBhéL
[379] DJK en JvdW wijden aan deze passage belangrijke opmerkingen. Allereerst het getal ‘veertig’ dat genoemd wordt voor de periode van het balsemen, terwijl dat in Egypte zeventig dagen vergde. Dat getaal ‘veertig’ wijst erop, dat de verteller deze periode van balsmenen een voorbereidingstijd noemt en juist niet, zoals in Egypte, een defintief afscheid. Het balsemen van Jakob is een voorbereiding op de terugkeer naar Kanaän. Die terugkeer is een belangrijke gebeurtenis en wordt groots beschreven. En de route is gelijk aan die van de latere exodus van Israël – en dat is bepaald niet de kortste weg! Jakon komt Kanaän binnen via de overtocht door de Jordaan. Die grens gaan alleen Jakobs zonen over. De meegereisde Egyptenaren steken niet over. Het graf ligt bij Hebron.
[380] Deze zin begint na het eerste woord ‘ja’ met een vraagteken (in het Hebreeuws de letter Hà). Het kan een open vraag zijn, maar ook een retorische. Ook retorische vragen beginnen in het Hebreeuws met dit vraagteken.
Daar waar dit vraagteken niet staat, is geen vraag bedoeld en dus ook geen retorische vraag. Daarom eindigt het profetenboek Jona ook niet met een vraag.
[381] Ook deze passage bespreken DJK en JvDW op blz.78 en zij schrijven daar: “ (Maar) God heeft dit kwade omgezet in goed, doordat op deze wijze een groot volk in leven is gehouden . . . . Meestal meent men hier het centrale thema te vinden van de totale Jozef-geschiedenis. Soms zelfs wel de moraal van dit verhaal. De voorgaande uitelg heeft wel aangetoond dat we op deze wijze alles scheef zouden trekken. Er is veel meer aan de hand.” Nee: er is wat anders aan de hand! Deze frase, dat God het kwade kan gebruiken ten goede, is inderdaad in de gebruikelijke christelijke uitleg de centrale moraal van het hele verhaal – en niet alleen in de christelijke uitleg, ook in de Koran en de Islamitsiche uitleg traditie. Het is jammer DJK en JvdW hiervan niet nadrukkelijker afstand nemen. De Hebreeuwse zin laat een nevenschikking zien. De broers berekenden kwaad en God berekende dat ten goede. Dat betekent niet, dat het kwade “wordt omgezet in het goede”zoals DJK en JvdW formuleren. Het kwade blijft kwaad en ligt niet aan de basis van het goede. God antwoordt op het kwaad met goed. Kwaad is in de bijbel nergens goed voor!
[382] Aanvullen: geboorteronde.
[383] Hier staat het Hebreeuwse woord AáRóWN, dat later ook gebruikt wordt voor de manier waarop de twee stenen tabletten met de tien woorden mee genomen worden. Hier wordt dit woord vertaald met ‘kast’; Het is de plek waar de Torahrollen zich bevinden in de synagoge. De samenhang is belangrijk. Jozef zal als enige van de broers niet in Egypte maar in Kanaän begraven worden net als zijn vader Jakob, in de velden van Efrata!