ChàGGàJ 1
VERVOLG VAN DE SEDER DIE BEGINT NA ZEPHANJA 3:19
> \\ | \ .
In-jaarandering[1] andertwee voor-DáReJáWèSh[2] de-koning, 1
\\ | .
in-nieuwmaand acht ,
// <> . . . . . . . . . . .
op-dag enkel-één van-de-nieuwmaand;
\\ /
geschiedt een-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël
\ . .
[met-de-hand-van~ChàGGàJ de-profeet:
> | \ .
tot~ZeRoeBBèL sticht-zoon-van~SheAàLeTtieJAéL stadhouder-van JeHuwDáH,
/// //
en-tot~JeHóWShoeàNg stichtzoon-van~JeHóWTsáDáQáH
// <> !
[de-priester de-grote[3] om-te-zeggen.
// \ // <> . .
zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde te-zeggen;
> | .
het-volk enwel-dit, zij-zeggen,
// // // <>
niet het(de)-tij(d) komt, het-tij-van~het-huis-van die-JHWH-van-Israël
!
[om-‘t-te-stichten.
§
| .
en-voorts-geschiedt een-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël, 3
// <> !
met-de-hand-van~ChàGGàJ de-profeet om-te-zeggen.
> | .
(is)?het(de)tij(d) aan-jullie, jullie, 4
<> \ . . . . . . . . . . .
om-te-zitten in-de-huizen-jelieder die-overdekt-zijn;
// <> !
en-dit-huis enwel-dit is-schroeidroog.
|| // <> \ . . . . . . . . . .
en-welnu zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde; 5
HAG 1
// <> !
zet de-harten-jelieder op~de-neemwegen-jelieder.
\\ / \ . .
te-kiem-leggen-jullie het-vele en-wat-komt (is)weinig: 6
> | \
eet en-geenszins~ter-verzadiging drinkt
.
[en-geenszins~om-in-een-roes-te-komen,
<> \ . . . . . . .
kleedt-je en-geenszins~voor-heetheid voor-je;
\\ .
en-een?-zich-verlonende,
<> // !
loon-ontvangend naar~een-enge-beurs die-ingeboord-is.
§
// <> \ . . . . . .
zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde; 7
// <> !
stelt de-harten-jelieder op-de-neemwegen-jelieder.
// // // <>
gaat-op de-berg(-op) en-voorts-zijn-jullie-aan’t-doen-komen boomhout 8
\ . . . .
[en-sticht het-huis;
// \
en-ik-ben-mij-aan’t-genadigen~daarin en-ik-ben-aan’t-zwaarte-krijgen
// !
[zegt die-JHWH-van-Israël.
/// | \ .
zich-wenden naar~veel en-kijk-hier ter-weinig, 9
// <>
en-voorts-zijn-jullie-‘t-aan’t-doen-komen-in het-huis
\ . . . . .
[en-voorts-ben-ik-aan’t-blazen daarop;
\ . .
ter-toebuiging-aan wat?:
| \ .
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde,
. .
ter-toebuiging-aan:
| \ .
het-huis-mijner dat~wat schroeidroog-ligt,
// <> // !
en-jullie lopenden iedermenselijke voor-het-huis-zijner.
\ .
op~vastzo op-jullie, 10
// <> . . . .
houden-al-af de-helftenhemel vandaan-van-dauw;
<> // !
en-het-land houdt-al-af de-afdracht-harer.
HAG 1
\\ / \ . .
en-voorts-roep-ik schroeidroogte op~het-land en-op-de-bergen: 11
| \ .
en-op~het-koren en-op~het-wegvangsel[4] en-op~de-glans-olie,
// // <> . . . . . . . . . .
en-op wat aan’t-doen-uittrekken-is het-roodlingse[5];
| .
en-op~de-roodling en-op~het-gedierte,
<> // !
en-op de-al-afheid-van~de-arbeid-van handzolen.
=
\ \ ||
en-voorts-hoort ZeRoeBáBèL stichtkindzoon-van~ShàLeTtieJAéL 12
\ ☼ \\ /
[en-JeHóWShoeàNg stichtkindzoon-van~JeHóWTsáDèQ de-priester de-grotere
\ \ . .
[en-de-al-afheid-van het-resterende-van het-genotenvolk:
| \ .
bij-de-stem-van die-JHWH-van-Israël de-gods-hunner,
| \ .
en-op~de-inbrengen-van ChàGGàJ de-profeet,
// <> \ . . . . . .
naar-wat zendt-hem die-JHWH-van-Israël de-gods-hunner;
// < >
en-voorts-hebben-zij-ontzag het-genotenvolk
// !
[vandaan-van-de-vertegenwendiging-van die-JHWH-van-Israël.
☼ || \\\ //
en-voorts-zegt ChàGGàJ de-bode-werker-van die-JHWH-van-Israël 13
// <> \ . . . . . . .
[in-een-werkboodschap-van die-JHWH-van-Israël tot-het-genoten-volk te-zeggen;
// <> !
ik samen-met-jullie konde-van~die-JHWH-van-Israël.
\ | ☼ \\
en-voorts-wekt die-JHWH-van-Israël enwel-de-beluchting-van ZeRoeBáBèL 14
/ \ . .
[stichtkindzoon-van~ShàLeTtieJAéL commandant-van JeHuWDáH:
/ | /// |
en-ook~de-beluchting-van JeHóWHoeàNg stichtkindzoon-van~JeHóWTsáDèQ
\ .
[de-priester de-grotere,
.
en-ook de-beluchting-van,
HAG 1,2
<> \ . . . . . . . . .
de-al-afheid-van het-resterende-van het-genotenvolk;
/ | \ .
en-voorts-komen-zij en-voorts-maken-zij het-bode-werk,
// <> !
in-het-huis-van~die-JHWH-van-Israël de-omschaarde de-gods-hunner.
§
\\ \\\ // < > . . . . .
op-de-dag de-twintigste en-vierde voor-de-nieuwmaand op-de-zesde; 15[6]
// <> // !
in-jaarandering andertwee voor DáRieJáWèSh de-koning.
|| // < > . . . . . . . . . .
in-de-zevende, op-de-twintigste en-één-enkele voor-de-nieuwmaand; 2.1(2)
| .
geschiedt de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël,
// < > !
in-de-hand-van~ChàGGàJ de-profeet te-zeggen.
. .
zeg~dan: 2(3)
/// | \ .
tot~ZeRoeBBáBèL stichtzoon-van~ShàLeTtieJAéL commandant-van
[JeHuWDáH,
// <> \
en-tot~JeHóWShoeàNG stichtzoon-van~JeHóWTsáDèQ de-priester
. . . . .
[de-grote;
// <> !
en-tot~de-rest-van het-genotenvolk om-te-zeggen.
/// | .
wie? bij-jullie die-resteert, 3(4)
/// | \ .
die ziet en-wel~het-huis (nl)dit,
<> . . . . . . . .
in-de-zwaarte-zijner de-eerdere;
\\ / /// | .
en-hoe? jullie ziende enwel-het nu,
// // < > !
niet? zoals-dit zo(is)geen in-de-wel-ogen-ulieder.
\ \ \ || \
en-nu wees-hard ZeRoeBBáBèL konde-van~die-JHWH-van-Israël en wees-hard 4(5)
\ ☼ \\ /
[JeHóWShoeàNg stichtzoon-van~JeHóWTsáDèQ de-priester de-grote
\\ <> //
[en-wees-hard al-af~genotenvolk-van het-land
// . . . . . .
[konde-van~die-JHWH-van-Israël en-maakt;
HAG 2
\ .
ja~ik samen-met-jullie,
<> // !
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde.
|| /// |
samen-met~de-inbreng die ik-afscheidt[7] samen-met-jullie bij-het-uittrekken- 5(6)
\ .
[jullie vandaan-van-MiTseRàJieM,
<> \ . . . . .
en-de-beluchting-mijner staande-blijvend in-het-midden-van-jullie;
!
niet~zijn-jullie-je-aan’t-ontzien.
=
\ /// | \ < > // <> \ . . . .
ja zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde nog één-enkel weinig dit; 6(7)
. .
en-ik:
| \ .
doende-sidderen enwel~de-helftenhemel en-wel~het-land,
<> !
enwel~de-zee enwel~de-steppe.
| .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-sidderen enwel~de-ala-fheid-van~ de-naties, 7(8)
<> \ . . . . . .
en–voorts-zijn-zij-aan’t-komen-in het-gewenste-van al-af~de-naties;
|| /// | .
en-voorts-ben-ik-aan’t-vol-maken enwel~het-huis (nl.)dit met-zwaarte,
<> // !
zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde.
// <> \ . . . . .
voor-mij het-zilver en-voor-mij het-goud; 8(9)
<> // !
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde.
\ | ☼ \ /// |
groot is-aan’t-geschieden de-zwaarte-van het-huis dit latere 9(10)
.
[vandaan-van(anders-dan)-het-eerdere,
< > \ . . . . . . . . . . .
zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde;
// / .
en-op-de-opstaanplaats (nl.)deze,
HAG 2
\ .
ben-ik-aan’t-geven vrede,
<> / !
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde.
~
/// | .
op-de-twintigste en-vierde (dag) voor-de-negende(maand), 10(11)
// <> .
in-het-jaar andertwee voor-DáRieJáWèSh[8];
| .
geschiedt een-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël,
// !
naar~ChàGGàJ te-zeggen.
// <> \ . . . . . . . .
zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde; 11(12)
\\\ // <> !
wens~dan~en-wel-van~de-priesters uitleg te-zeggen.
\ \\ /
kijk-hier aan’t-hoog-heen-dragen-is~een-menselijke vlees~heilig 12(13)
\ . .
[in-een-vleugelstuk-van het-kostuum-zijner:
\ ☼ \\
en-voorts-is-hij-aan’t-tasten met-het-vleugelstuk-zijner naar~het-brood
/ \\\ //
[en-naar~de-borrelmoes en-naar-de-wijn en-naar-de-olie
<> . . . . . . . . . . . . . . . .
[en-naar~al-af~het-eten ?is-het-heilig-aan’t-worden;
\\\ // <> !
en-voorts-buigen-zich-toe de-priesters en-voorts-zeggen-zij nee.
\ .
en-voorts-zegt ChàGGàJ, 13(14)
\\\ // <>
ware’t-dat~hij-aan’t-tasten-is besmet-van~lichaamziel op-al-af~dit
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
[?is-het-besmet-aan’t-worden;
\\\ // <>
en-voorts-buigen-zich-toe de-priesters en-voorts-zeggen-zij
!
[het-is-besmet-aan’t-worden.
\\ / . .
en-voorts-buigt-zich-toe ChàGGàJ en-voorts-zegt-hij: 14(15)
\ ☼ \\ <>
vastzo het-genoten-volk~(nl.)dit en-vastzo~de-natie (nl.)deze
| .
[voor-de-vertegenwendiging-mijner konde-van~die-JHWH-van-Israël,
<> \ . . . . . .
en-vastzo al-af~het-maaksel-van de-handen-hunner;
HAG 2
// // <> // !
en-wat zij-aan’t-doen-lijfnaderen daar besmet(is) het.
| \ .
en-welnu stelt~toch de-harten-ulieder, 15(16)
// <> . . . . . . . .
vandaan-van~de-dag (nl.)deze en-opwaarts;
\\\ // <>
vandaan-van-het-nog-vers-zijn-van het-stellen-van~steen naar~steen
// !
[aan-het-tehuis-van die-JHWH-van-Israël.
// | \ .
vandaan-van-het-geschieden-hiervan komt-men 16(17)
// . . . . . [naar-een-ophoping-van twintig,
en-er-geschiedt een-(van)tien;
\ . .
komt-men naar~de-inboring[9]:
| \ .
om-vrij-te-leggen vijftig (uit een)ton,
<> !
dan-geschiedt-er twintig.
\\ / /// | .
sla-ik enwel-jullie met-geblakerds en-met-vergeling en-met-hagel, 17(18)
<> \ . . . . . . .
enwel al-af~de-maakselsvan de-handen-ulieder;
// <> !
en-geen~samen-met-jullie naar-mij konde-van~die-JHWH-van-Israël.
\ .
stelt~toch de-harten-ulieder, 18(19)
// <>
vandaan-van-de-dag (nl.)deze en-opwaarts;
☼ \\ / . .
vandaan-van-dag twintig en-vier voor-de-negende (maand):
// //
voor-vandaan-van~de-dag waarop~gegrondvest-wordt
<> !
[het-tehuis-van~die-JHWH-van-Israël stelt de-harten-ulieder.
/// / | .
nogmalig(is)? het-kiemsel in-de-inklamp, 19(20)
\\ \\\ //
en-nogmalig~de-rank en-de-vijgeboom en-de-granaatappel
// <> \ . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
[en-het-hout (nl.)dit niet draagt-het-hoog-heen;
// <> !
vandaan-van~de-dag (nl.)deze ben-ik-aan’t-inzegenen.
=
\\ /// |
en-voorts-geschiedt een-inbreng-van~die-JHWH-van-israël een-andere 20(21)
.
[naar~ChàGGàJ,
HAG 2
\\\ // <> !
op-de-twintigste en-vierde van-de-nieuwmaand te-zeggen.
|| // <> .
zeg tot~ZeRoeBBáBèL commandant-van~JeHuWDáH te-zeggen; 21(22)
\ .
ik die-doe-sidderen,
<> !
enwel~de-helftenhemel enwel-ook~het-land.
| \ .
en-om-draai-ik de-troon-van de koninkrijken, 22(23)
.
en-ik-verdelg,
<> \ . . . . . .
de-hardheid-van de-koninkrijken-van de-naties;
/// | .
en-om-draai-ik het-oprij-tuig en-de-oprijders-zijner,
/// | .
en-neer-dalen de-paarden en-de-oprijders-hunner,
<> // !
iedermenselijke in-het-zwaard-van de-broederverwant-zijner.
EINDE VAN DE SEDER
\ \ \ |
op-de-dag (nl.)die konde-van~die-JHWHvan-Israël de-omschaarde 23(24)
☼ \\ ///
[ben-ik-aan’t-nemen-jou ZeRoeBBèL stichtzoon-van~SheAàLeTtieAéL
| .
[heerdienaar-mijner konde-van~die-JHWH-van-Israël,
<> . . . . . .
en-ik-stel-jou als-zegel;
\ .
ja~jou verkies-ik,
<> // !
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde.
1
[1] De kern van dit Hebreeuwse woord betekent ‘een andere’, zoals in het Nederlands gesproken wordt van ‘andermaal’, als aanduiding van een tweede keer. Ook de kernbetekenis van het volgende Hebreeuwse woord is ‘ander’. Het is stanverwant met een werkwoord dat ‘veranderen’ betekent. Ter wille van de concordatie, en ook van de idiolectie, d.w.z. het Hebreeuws idioom, is deze stam (en ook klank-)verwantschap in deze vertaling hoorbaar en zichtbaar gemaakt
[2] = Darius
3.Bedoeld wordt de hogepreister. Terwillen van de muzikale accenten is het bijvoeglijk naamwoord ‘grote’ na het zelfstandig naamwoord ‘priester’geplaatst, zoals in het Hebreeuws (en bv. ook in het Frans) gebruikelijk is. In in het nederlands gebruikelijke volgorde van de woorden zou er ‘grootpriester’ staan, vergelijk ‘grootvorst’
[4] nl. van de wijn: droesem; het hebreeuwse woord is afgeleid ven een werkwoord dat het beste met ‘wegvangen’ kan worden weergegeven: het gaat om ‘ontvangen’, maar wat ontvanegn wordt komt ook ergens weg, en beide noties dienen te horen te zijn: ‘weg-vangen’ dus. Hier gaat het om wat van het druivensap ‘opgevangen wordt’ en apart gehouden..
[5] Hier staat het hebreeuwse woord AæDáMáH, dat wat bij AáDáM hoort. In dat woord klinbkt het hebreeuwse woord voor ‘rood’. AáDáM is dus een roodling en AæDáMáH is het ‘roodlingse’.
[6] Dit vers is in de telling van de meeste vertalingen vs 1 van hoofdstuk 2, maar (nog) niet in de LXX, waar het net als in de Hebreeuwse tekst vs 15 van hoofdstuk 1 is. Bij vs 14 eindigt overigens wel de voorafgaande setoema (=) en begint een petoema(~)! De gewone telling vermelden we klein tussen haken.
[7] Dit Hebreeuwse werkwoord wordt in de woordenboeken en in de vertalingen op twee heel verschillende manieren vertaald: 1. uitroeien en 2.sluiten; de laatste betekenis alleen wanneer sprake is van het BeRieJT, dat meestal met ‘verbond’ wordt vertaald, maar dat als eenzijdig iniatief (zie de vertaling ‘diathèkè’ in de LXX, dat ‘nalatenschap’, ‘testament’ betekent) een gang door de geschiedenis aanduidt, die genkemerkt is door het stamwoord ‘zuiver’. Omdat de eerste betekenis hier niet past, voegen velen (o.a. de Statenvertalers) hier het woord ‘verbond’ toe. Aan deze betekeniskloof nota bene binnen één woord valt te ontkomen, wanneer we de basisbetekenis van dit hebreeuwse werkwoord nagaan en dat is ‘afscheiden’. Die-JHWH-van-Israël scheidt af een zuivergang samen met Israël . Hier zegt Haggaï, dat JHWH een inbreng afscheidt.
[8] = Darius, de koning van de Meden en de Perzen.
[9] = een uitholling in een steen als kuip.