HóShéàNg Hosea 1
SEDER
\ \ . .
inbreng-van~die-JHWH-van-Israël die geschiedt: 1
\\ | .
naar~HóWShéàNg stichtzoon-van~BeAéRieJ,
\\ // // // <>
in-de-dagen-van NgoeZZiJJáH JóWTáM AáCháZ JeChiZeQieJJáH
\ . . .
[koningen-van JeHuWDáH;
// // <> //
en-in-de-dagen-van JeRáBeNgáM stichtzoon-van~JóWAáSh koning-van
!
[JieSseRáAéL.
// <> . . . . .
de-aanpak-van de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël in-HóWShéàNg; 2
\\ « .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël naar-HóWShéàNg,
~
\ || < > | \
ga neem~voor-jou een-vrouwmenselijke-van hoererij en-borelingen-van
.
[hoererij,
< | .
ja-hoererend is-aan’t-hoereren het-land,
<> !
vandaan-van-het-westenlate-van die-JHWH-van-Israël.
\\ | .
en-voorts-gaat-hij en-voorts-neemt-hij, 3
<> . . . . .
enwel~GoMèR stichtdochter-van~DiBheLáJieM;
// <> !
en-voorts-ontvangt-zij en-voorts-baart-zij~voor-hem een-stichtkind.
< | .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël naar-hem, 4
// <> . . . .
roep de-naam-zijner JiZeReNgèAL;
\ .
ja~nog een-weinig:
\\ « > |
en-ik-bemoei-me en-wel-met-de-roodsvergietingen-van JiZeReNgèAL
\ . . . .
[op-tegen~het-huis-van JéHuWDA,
.
en-zich-stillen-doe-ik:
HOS 1
// !
het-koningschap[1]-van JieSseRáAéL.
<> \ . . . .
en-het-geschiedt op-de-dag-van deze; 5
| \ .
dan-breek-ik en-wel~de-boog-van JieSseRáAéL,
<> !
in-de-diepte-van JiZeReNgèAL.
/// | \ .
en-voorts-ontvangt-zij nogmalig en-voorts-baart-zij een-stichtkinddochter, 6
\ .
en-voorts-zegt-hij aan-hem,
// <> \ . . . . . . .
roep de-naam-harer niet bemoederschotigde[2];
¤ \\ / . .
ja niet ben-ik-aan’t-toevoegen nogmalig:
| \ .
ik-ben-moederschoot-aan’t-hebben enwel~voor-het-huis-van JieSseRáAéL,
// <> !
ja~hoog-heen-te-dragen ben-ik-aan’t-hoog-heen-dragen voor-hen.
/// | .
enwel~voor-het-huis-van JeHuWDAH ben-ik-moederschoot-aan’t-hebben,
<> \ . . . . .
en-voorts-ben-ik-aan’t-bevrijden-hen met-die-JHWH-van-Israël gods-hunner;
\ . .
en-niet ben-ik-aan’t-bevrijden-hen:
/// / | .
met-een-boog en-met-een-zwaard en-met-broderij,
<> !
met-paarden en-met-paardrijders.
<> . . . . . . . .
en-voorts-maakt-zij-klaar enwel~niet bemoederschotigde; 8
<> // !
en-voorts-ontvangt-zij en voorts-baart-zij een-stichtkind-zoon.
=
||
en-voorts-zegt-hij 9
// <> \ . . . . . .
roep de-naam-zijner niet aansluitvolk-mijner[3];
/// | \ .
ja jullie (zijn)niet een-aansluitvolk-mijner,
HOS 2
<> // !
en-ik niet-ben-ik-aan’t-geschieden voor-jullie.
=
¤ /// |
en-het-geschiedt, de-boekstaving-van de-stichtkinderen-van~JieSseRáAéL 2.1[4]
.
[als-zand-van de-zee,
// <> \ . . . . . . . . . . . . . .
die niet~aan’t-gemeten-worden-is en-niet aan’t-geboekstaafd-worden;
¤ ||
en-het-geschiedt in-de-opstaanplaats
/// | \ .
waar~gezegd-aan’t-worden-is aan-hen niet~aansluitvolk-mijner jullie,
// <> // !
is-aan’t-gezegd-worden aan-hen stichtkinderen-van god~levend.
☼ ///
en-verzameld-worden de-stichtkinderen-van~JeHuWDáH 2[5]
| .
[en-de-stichtkinderen-van~JieSseRáAéL verenigd,
// // // < > \
en-zij-stellen voor-zich een-eerstdeel een-één-enkele en-zij-gaan-op
. . . .
[vandaan-van~het-land;
// < > // !
ja groot die-dag JiZeReNgèAL.
.// <> . . . . . .
zegt tot-de-broederverwanten-jelieder genotenvolk-mijner; 3[6]
<> !
en-tot-de-zusterverwanten-jelieder moederschoot-hebbend.
/// | .
twist met-demoederende-jelieder, twist, 4[7]
| \ .
ja~zij niet de-vrouwmenselijke-mijner,
<> \ . . . . .
en-ik niet de-manmenselijke-harer;
/// / | .
en-zij-is-aan’t-doen-wijken de-hoererijen-harer
[vandaan-van-de-vertegenwendiging-harer,
<> // !
en-de-echtbrekerijen-harer vandaan-van-onderscheidend de-borsten-harer.
\ .
afwendend-dat ik-aan’t-afschillen-ben-haar naakt, 5[8]
HOS 2
.
en-ik-deponeer[9]-haar,
<> . . . .
als-ten-dage-van het-gebaard-zijn-van-haar;
\ . .
en-ik-stel-haar als-een-inbrengveld:
/ | \ .
en-ik-zet-haar als-het-land-van een-woestijndier,
<> !
en-ik-doe-sterven-haar in-dorst.
<> \ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
en-ook~voor-de-stichtkinderen-harer ben-ik-geen moederschoot-aan’t-hebben;6[10]
// <> !
ja~stichtkinderen-van hoererijen (zijn)zij.
/// | .
ja zij-hoereert, de-moederende-van-hun, 7[11]
<> . . . .
te-schande-doet-worden zij-die-ontvangt-hen;
\ .
ja zegt-zij:
|| /// | ///
ik-ben-aan’t-gaan laat-achter-de-minnaars-van-mij-aan de-gevers-van
| .
[het-brood-mijner en-het-water-mijner,
\ .
de-witwol-mijner en-het-vlas-mijner,
<> !
de-olie-mijner en-de-rank-mijner.
// // <>
om-vastzo kijk-hier-mij~omvlechtend enwel-de-neemwegen-jouwer 8[12]
. . . . . .
[met-puntdoornen;
| .
en-voorts-aan’t-opmuren-ben-ik enwel~de-muur-harer,
<> // !
en-de-straten-harer is-zij-niet aan’t-vinden.
/// / |
en-voorts-is-zij-aan’t-achtervolgen enwel~de-minnaars-harer 9[13]
\ .
[en-niet~is-zij-aan’t-bereiken enwel-hen,
<> \ . . . . .
en-voorts-is-zij-aan’t-zoeken-hen en-niet is-zij-aan’t-vinden;
. .
en-voorts-is-zij-aan’t-zeggen:
HOS 2
/// / |
ik-ben-aan’t-gaan en-ik-ben-aan’t-terugkeren
\ .
[naar~de-manmenselijke-mijner de-eerdere,
\ // // <> !
ja goed voor-mij dan vandaan-van(anders-dan)-nu.
| \ .
en-zij niet volkènt-zij, 10[14]
/// | \ .
ja ik ik-geef aan-haar,
<> \ . . . . . .
het-koren en-de-wegvangst[15] en-de-glansolie;
\\ // // <> // !
en-zilver doe-ik-veel-zijn voor-haar en-goud zij-maken’t tot-BáNgàL[16].
\ .
om-vastzo ben-ik-aan’t-terugkeren, 11[17]
/// | .
en-voorts-ben-ik-aan’t-nemen het-koren-mijner op-het-tij(d)-zijner,
<> . . . . .
en-de-wegvangst-mijner bij-de-ordegemeenschap-zijner;
| \ .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-weg-slepen de-witwol-mijner en-het-vlas-mijner,
<> !
voor-het-verhullen-van de-naaktheid-harer.
// // <> \
en-nu ben-ik-aan’t-ontmantelen de-dwaasheid-harer voor-de-wel-ogen-van 12[18]
. . . .
[de-beminnenden-haar;
<> // !
en-een-menselijke is-niet aan’t-doen-wegslepen-haar
[vandaan-van-de-hand-mijner.
| .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-verstillen 13[19]
[de-al-afheid-van~het-verrukt-zijn-van-haar,
<> \ . . . .
het-feest-harer en-de-maandvernieuwing-harer en-de-verstilling-harer;
<> !
en-al-af gemeenschapsordening-harer.
. .
en-voorts-ben-ik-aan’t-ontzettend-doen-worden: 14[20]
| .
de-rank-harer en-de-vijg-harer,
HOS 2
\ . .
waarvan zij-zegt:
// \\ .
een-begiftiging (zijn)zij voor-mij,
<> . . .
die geven~aan-mij de-beminnenden-mij;
\ .
en-voorts-ben-ik-aan’t-stellen-hen tot-een-woud,
<> // !
en-voorts-is-aan’t-eten-hen het-wild-leven-van het-veld.
\ .
en-voorts-ben-ik-me-aan’t-bemoeien op-tegen-haar, 15[21]
/// | \ \ .
enwel~de-dagen-van de-BáNgàLs waarop zij-aan’t-verwalmen-is
[voor-hen,
/// | .
en-voorts-siert-zij-zich-op-met de-neusring-harer
[en-het-halssnoer-harer,
<> \ . . . . . . . .
en-voorts-gaat-zij laat-achter de-minnaars-harer-aan;
// <> !
en-zo-mij vergeet-zij konde-van~die-JHWH-van-Israël.
~
. .
om-vastzo: 16[22]
/// | .
kijk-hier mij toegankelijk-makend-haar,
<> . . . . . . . . . .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-gaan-haar naar-het-inbrengveld;
<> !
en-voorts-ben-ik-aan’t-inbrengen op het-hart-harer.
| /// / |
en-voorts-ben-ik-aan’t-geven aan-haar enwel~een-gaarde-voor-haar . 17[23]
[vandaan-van-daar,
// \ . . . . . . . . . .
en-ook-de-diepte-van NgáKhoR ter-opening-van gespannenheid;
/// / |
en-voorts-is-zij-zingend-aan’t-buigen daar-heen
\ .
[als-in-de-dagen-van de-bonktijd-harer,
<> // !
als-de-dag-van het-opgaan-van-haar vandaan-van-het-land~MiTseRáJieM[24].
HOS 2
=
/// | .
en-het-geschiedt op-die-dag ~(nl.)die konde-van-die-JHWH-van-Israël, 18[25]
<> . . . . . .
jij-bent-aan’t-roepen-mij “manmenselijke-mijner”;
// <> !
en-niet~ben-jij-aan’t-roepen~tot-mij nogmalig “bezitsman[26]-mijner”.
// // <> . . . . . . . .
en-voorts-doe-wijken-ik enwel~de-namen-van de-bezitsmannen 19[27]
[vandaan-van-de-mond-harer;
// <> !
en-niet~zijn-zij-aan’t-aanhaken nogmalig bij-de-namen-hunner.
\\ /// | \ .
en-voorts-ben-ik-aan’t-afscheiden voor-hen een-zuivergang 20[28]
[op-de-dag (nl.)deze,
/// | \
genoot-met~het-wildleven-van het-veld en-genoot-met-het-gevogelte-van
.
[de-helftenhemel,
<> . . . . . . . . . . .
en-het-krioelgedierte-van de-afdrachtbodem;
\\ /// | \ .
en-boog en-zwaard en-broderij ben-ik-aan’t-verbreken vandaan-van-het-land,
<> !
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-neerliggen-hen tot-veiligheid.
// <> . . . . . . . .
en-voorts-ben-ik-aan’t-ondertrouwen-jou voor-mij voor-wereldlang; 21[29]
// \\ \ .
en-voorts-ben-ik-aan’t-ondertrouwen-jou voor-mij met-recht en-met-stelregel,
<> !
en-met-goede-gunst en-met-moederschotigheid.
// \ . . . . . . . . . . . . .
en-voorts-ben-ik-aan’t-ondertrouwen-jou voor-mij met-betrouwbaarheid; 22[30]
<> !
en-voorts-ben-jij-aan’t-volkènnen enwel~die-JHWH-van-Israël.
=
\ \ . .
en-het-geschiedt op-de-dag (nl.)deze: 23[31]
HOS 2,3
| .
ik-ben-mij-aan’t-toebuigen konde-van~die-JHWH-van-Israël,
<> . . . . . . . . . .
ik-ben-mij-aan’t-toebuigen enwel~naar-de-hemelhelften;
<> // !
en-zij zijn-zich-aan’t-toebuigen enwel~naar-het-land.
\ .
en-het-land is-zich-aan’t-toebuigen, 24[32]
<> \ . . . . . . .
enwel~naar-het-koren enwel~naar-het-wegvangsel en-wel~naar-de-glansolie;
<> // !
en-zij zij-zijn-zich-aan’t-toebuigen enwel~naar-JiZeReNgéAL.
/// | .
en-te-kiem-aan’t-leggen-ben-ik-haar voor-mij in-het-land, 25[33]
<> \ . . . . .
en-voorts-ben-ik-moederschoot-aan’t-hebben enwel~voor-LoA ReCháMáH[34];
/// | .
en-voorts-ben-ik-aan’t-zeggen tot-LoA~NgàMMieJ[35] genotenvolk-mijner[36]~jij,
<> // !
en-dat[37] dat-is-aan’t-zeggen gods-mijner.
~
\\ / . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot-mij: 3.1
/// \ .
nogmalig ga bemin~een-vrouwmenselijke,
// <> . . . . . . . . .
een-beminde-van een-metgezel en-echtbrekend;
/// | \
als-de-minne-van die-JHWH-van-Israël enwel~voor-de-stichtkinderen-van
.
[JieSseRáAéL,
. .
en-zij:
| \ .
zich-wendenden naar~gods latere,
<> // !
en-beminnenden-van vlaaien-van rozijnen.
\ .
en-voorts-koop-ik-haar voor-mij, 2
// <>
met-vijf tien zilvers;
HOS 3,4
// <> // !
en-een-ChoMèR harige(gerst) en-een-LéTèK[38] harige(gerst).
\ . .
en-voorts-zeg-ik tot-haar: 3
/// | \ .
dagen vele ben-jij-aan’t-neerzitten voor-mij,
\ .
niet ben-jij-aan’t-hoereren,
// <> . . . . . .. . . . . . . .
en-niet ben-jij-aan’t-geschieden voor-een-manmenselijke;
<> !
en-ook~ik naar-jou.
\ \ . .
ja dagen vele: 4
| \ .
zijn-aan’t-neerziten de-stichtkinderen-van JieSseRáAéL,
// / | \ .
geen koning en-geen vorst,
// <> . . . . . . . .
en-geen slachtgave en-geen-slachtse;
// <> !
en-geen (priester-)schort en-geen mascottes[39].
. .
daar-laat-achter: 5
/ | \ .
zijn-zich-aan’t-keren de-stichtkinderen-van JieSseRáAéL,
| \
en-voorts-zijn-zij-aan’t-zoeken enwel~die-JHWH-van-Israël
!
[de-gods-hunner,
<> \ . . . . . . .
en-ook DáWieD de-koning-hunner;
\\\ <>
en-voorts-zijn-zij-aan’t-schrikken tot~die-JHWH-van-Israël
<> // !
[en-tot~de-goedheid in het-latere-van de-dagen.
~
// <> \ . . . .
hoort de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël stichtkinderen-van JieSseRáAéL; 4.1
\ /// | \ .
ja twist(is) aan-de-JHWH-van-Israël genoot-met~de-inzittenden-van het-land,
☼ \\\ // //
ja geenszins~trouw en-geenszins~goede-gunst en-geenszins~volkènnis-van
<> !
[gods in-het-land.
\ .
bezwering en-gehuichel, 2
HOS 4
// <> . . . . . . . . .
moorden en-stelen en-echtbreken;
|| // <> !
zij-breken en-bloedstortingen op-bloedstortingen tasten-zij.
\ \ . .
op~vastzo is-aan’t-treuren het-land: 3
| \ .
en-voorts-is-aan’t-verwelken al-af~inzittende daarop,
// <> \ . . . . .
bij-het-wildleven-van het-veld en-bij-het-gevogelte-van
[de-helftenhemel;
// <> !
en-ook~de-vissen-van de zee zijn-zij-aan’t-ingehaald-worden.
// // <>
dusdanig een-iedermenselijke is-niet~aan’t-twisten 4
\ . . . . . . . . . . . . . .
[en-niet~aan’t-terechtbrengen-is een-iedermenselijke;
<> // !
en-het-genotenvolk-jouwer (zijn)als-twistenden-met een-priester.
\ .
en-jij-struikelt des-daags, 5
\\\ // <> . . . . . . .
en(dan)struikelt ook~een-profeet genoot-met-jou des-nachts;
<> !
en-ik-doe-verstarren de-moederende-jouwer.
// <>
verstard-zijn-zij het-genotenvolk-mijner 6
\ . . . . .
[vandaan-van(vanwege)-het-zonder-zijn-van de-volkènnis;
|| \ . .
ja~jij de-volkènnis schoffeer-jij:
| \ .
en-voorts-ben-ik-aan’schofferen-jou vandaan-van-het-priester-zijn voor-mij,
| \ .
en-voorts-vergeet-jij de-uitleg-van de-gods-jouwer,
// <> !
ik-ben-aan’t-vergeten de-stichtkinderen-jouwer ook~ik.
<> \ . . . .
zoals-zij-velen-zijn vastzo verwaarden-zij~voor-mij; 7
<> // !
de-zwaarte-hunner in-gekleineerdheid ben-ik-aan’t-omzetten.
// <> . . . . .
de-verwaarding-van het-genotenvolk-mijner zijn-zij-aan’t-eten; 8
<> // !
en-tot~hun-geontwricht zijn-zij-hoog-heen-aan’t-dragen de-lichaamziel-hunner.
// <> . . . . . . . .
en-het-geschiedt zoals-het-genotenvolk zo-de-priester; 9
/// | .
en-voorts-ben-ik-mij-aan’t-bemoeien op-hem met-de-neemwegen-zijner,
<> // !
en-de-handelwijzen-zijner ben-ik-aan’t-doen-verkeren voor-hem.
| .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-eten en-niet aan’t-verzadigd-worden, 10
HOS 4
<> \ . . . . . . . . .
zij-hoereren en-niet zijn-zij-aan’t-uitbreken;
// <> !
ja~enwel~die-JHWH-van-Israël verlaten-zij om-waar-te-houden.
fz // <> !
hoererij en-wijn en-wegvangsel zijn-aan’t-nemen~een-hart. 11
| \ .
het-genotenvolk-mijner(is) bij-de-houtboom-zijner aan’t-wensen, 12
<> \ . . . .
en-de-stok-zijner is’t-aan’t-voorleggen voor-hem;
\ /// | .
ja de-beluchting-van hoererijen doet-tuimelen,
<> // !
en-voorts-hoereren-zij op-de-drukplek-van de-gods-hunner.
\\ / . .
op~de-eerstdelen-van de-bergen-zijn-zij-aan’t-slachten: 13
| .
en-op~de-heuvels zijn-zij-aan’t-verwalmen,
\ § // <> \ \
op-drukplek-van eik en-van-witpappel en-van-steeneik ja goed(is)
. . . . . . .
[de-schemer-hunner;
. .
op~vastzo:
\\ | .
zijn-aan’t-hoereren de-stichtkinderen-jelieder,
<> !
en-de-bruidsdochters-jelieder zijn-aan’t-echtbreken.
\\ / \
niet~ben-ik-me-aan’t-bemoeien op-tegen~de-stichtdochters-jelieder ja 14
. .
[zij-zij-aan’t-hoereren:
| .
en-op-tegen~de-bruidsdochters-jelieder ja zij-zijn-aan’t-echtbreken,
| \ .
ja~zij genoot-met~de-hoeren zijn-zij-aan’t-scheiden,
<> . . . . . . . .
en-genoot-met~de-heiligdoensters zijn-zij-aan’t-slachten;
// <> !
en-een-genotenvolk (dat)niet-onderscheidt kiepert-om[40].
/// | .
ware’t-dat~een-hoer jij(bent) JieSseRáAéL, 15
<> . . . . .
niet~aan’t-schuldig-zijn-is JeHuWDáH;
\ . .
en-niet~ben-jij-aan’t-komen te-GiLeGáL:
| \ .
en-niet~ben-jij-aan’t-opgaan naar-BéJT AáWèN[41],
<> !
en-niet~zijn-jullie-je-aan’t-bezevenen leve~die-JHWH-van-Israël.
HOS 4,5
/// \ .
ja als-een-var kregelig, 16
<> . . . .
is-kregelig JieSseRáAéL;
| \ .
welnu aan’t-weiden-is-hen die-JHWH-van-Israël,
<> !
als-een-lam in-de-wijdte.
\\\ // <> !
verbonden-met boetseerwerken (is)AèPheRáJieM laat-met-rust~hem. 17
<> . . . . . . .
af-wijkt het-gezuip-hunner; 18
\ .
doende-hoereren doen-hoereren-zij,
// // <> !
zij-beminnen welaan kleinering-van omschutting-zijner[42].
// // <> . . . . . .
(nu)beëngt een-beluchting enwel-hem met-de-vleugels-harer; 19
<> !
en-aan’t-te-schande-worden-zijn-zij vandaan-van-de-slachtingen-hunner.
\\ / \ \ . .
hoort~dit ,priesters en-merkt-op ,huis-van JieSseRáAéL: 5.1
/// \\ | .
en-huis-van de-koning hebt-oor,
// <> . . . . . . . . . .
ja voor-jullie de-stelregeling;
| \ .
ja~(als)klapnet geschieden-jullie voor-MieTsePáH,
<> // !
en-eenwegvang uigespreid op~TtáBhóWR.
// <> . . . . .
het-villen misstapmakers doen’t-diep; 2
<> // !
en-ik een-onderrichter voor-de-al-afheid-hunner.
| \ .
ik ik-volkèn AèPheRàJieM, 3
<> \ . . . .
en-JieSseRáAéL is-niet~verholen vandaan-van-mij;
/// | \ .
ja nu doe-jij-hoereren ,AèPheRàJieM,
<> !
besmet-is JieSseRáAéL.
/// | .
niet zijn-zij-aan’t-geven de-handelingen-hunner, 4
<> . . . . . .
om-zich-te-keren naar-de-gods-hunner;
\ /// | .
ja een-beluchting-van hoererijen in-het-naderlijf-hunner,
HOS 5
<> // !
enwel~die-JHWH-van-Israël niet volkènnen-zij.
// <> . . . . .
en-toebuigt de-hoovaardij-van~JieSseRáAéL op-de-vertegenwendiging-zijner; 5
\ . .
en-JieSseRáAéL en-AèPheRàJieM :
| .
struikelen-zij in-het-geontwricht-hunner,
// <> !
struikelt ook~JeHuWDáH genoot-mèt-hen.
\ . .
met-het-voorttrekvee-hunner en-met-het-rundvee-hunner: 6
// // <> \
zijn-zij-aan’t-gaan om-te-zoeken enwel~die-JHWH-van-Israël en-niet
. . . . . . .
[zijn-zij-aan’t-vinden;
<> !
hij-onttrekt-zich vandaan-van-hen.
\ .
bij-die-JHWH-van-IsraëL ver-kostumeren-zij-zich, 7
// <> . . . . . . . . .
ja~stichtkinderen-van vreemden baren-zij;
// // <> !
nu is-aan’t-vereten-hen een-nieuwmaand samen-met-de-vereffeningen-hunner.
=
\\\ | .
stoot klaroen in-GiBeNgàH, 8
<> . . . . .
grashofkoper in-RáMáH;
\\ | \ .
schettert BéJT AáWèN,
<> !
laat-achter-jou BieNeJáMieJN.
\\ | \ .
AèPheRàJieM (is) tot-ontzettends aan’t-geschieden, 9
<> . . . . . . . . . . . . .
op-de-dag-van het-terechtbrengen;
| .
bij-de-stamstaven-van JieSseRáAéL,
<> !
doe-ik-volkènnen betrouwbaarheid.
| \ .
geschieden de-vorsten-van JeHuWDáH, 10
<> . . . . . . . . . . .
als-de-verschuivers-van een-gebiedsgrens;
|| // <> !
op-hen ben-ik-aan’t-uit-storten als-wateren de-overgestokenheid-mijner.
// <> \ . . . . . . . .
bedrukt (is) AèPheRàJieM verpletterd de-stelregel; 11
\ .
ja hij-maakt-zich-op,
HOS 5,6
<> !
hij-gaat laat-achter~het-gebod-aan.
// <> . . . . .
en-ik (ben) als-een-mot voor-AèPheRáJieM; 12
<> // !
en-als-verrotting voor-het-huis-van JeHuWDáH.
\\ / . .
en-voorts-ziet AèPheRàJieM enwel~de-uitgeputheid-zijner: 13
| .
en-JeHuWDáH enwel~de-schimmel-zijner,
/// \\ | .
en-voorts-gaat AèPheRàJieM naar~AàShShuWR,
<> \ . . . . .
en-voorts-zendt-hij naar~koning JáRéBh;
. .
en-hij:
| \ .
niet is-hij’t-aan’t-aankunnen om-te-herstel-te-brengen voor-jullie,
// <> !
en-niet is-hij-aan’t-afhelpen jullie van-de-schimmel.
\ /// \\ | .
ja ik(ben) als-een-klauwige(leeuw) voor-AèPheRàJieM, 14
<> // . . . .
en-als-een-tegenaar(leeuw) voor-het-huis-van JeHuWDáH;
\\ /// | .
ik ik ik-ben-aan’t-vervreten en-ik-ben-aan’t-gaan,
<> // !
ik-ben-hoog-heen-aan’t-doen-dragen en-geenszins een-die-eruit-doet-slepen.
/// \\ | .
ik-ben-aan’t-gaan en-ik-ben-aan’t-terugkeren-toch 15
[naar~de-opstaanplaats-mijner,
// <> \ . . . . .
tot dat~zij-zich-schuldig-achten en-zoeken de-vertegenwendiging-mijner;
// <> !
in-de-beëngdheid voor-hen zijn-zij-in-‘t-vroege-glansdonker-aan’t-uitkiezen-
[mij.
| \ .
aan-de-gang en-wij-zijn-aan’t-terugkeren-toch naar~die-JHWH-van-Israël, 6.1
// // <> . . . . . . . . . .
ja hij vervreet en-hij-is-aan’t-herstellen-ons;
<> !
hij-is-aan’t-slaan en-hij-is-aan’t-ombinden-ons.
SEDER
<> . . . . . .
hij-is-aan’t-doen-leven-ons vandaan-van-een-dagen-paar; 2
| .
op-de-dag (nl.)de-derde,
<> //
is-hij-aan’t-doen-opstaan-ons en-wij-zijn-aan’t-leven
!
[voor-de-vertegenwendiging-zijner.
HOS 6
\ . .
en-wij-zijn-aan’t-volkènnen-toch en-wij-zijn-aan’t-achtervolgen-toch: 3
\\ | .
om-te-volkènnen enwel~dieJHWH-van-Israël,
<> \
als-het-uitgekozen-vroege-glans-donker is-vastzo-gezet
. . . . .
[het-uittrekken-van-hem;
/// \\ | .
en-hij-is-aan’t-komen als-een-plasregen voor-ons,
<> // !
als-een-zamel-regen die-benat land.
/// | .
wat? ben-ik-aan’t-maken~aan~jou AèPheRàJieM, 4
// <> . . . .
wat? ben-ik-aan’t-maken~aan-jou JeHuWDáH;
| .
en-de-goede-gunsten-je-lieder als-een-wolk-van~de-ochtend,
<> // !
en-als-dauw die-zich-schoudert gaande.
. .
op~vastzo: 5
\\ | .
houw-ik met-de-profeten,
<> . . . . . .
vermoord-ik-hen met-de-zeggingen-van~de-mond-mijner;
<> // !
en(als)stelregelingen-voor-jou is-licht aan’t-uit-trekken.
// // <> . . . . . . . .
ja aan-goede-gunst heb-ik-welgevallen en-niet~aan-slachtgave; 6
// <> !
en-aan-volkènnis-van gods vandaan-van(anders-dan)-aan-opgaanders.
|| <> \ . . . . . . . . . .
en-zij als-roodling steken-zij-over de-zuivergang; 7
<> // !
daar verkostumeren-zij-zich bij-mij.
|| <> \ . . . . . . . .
GieLeNgáD een-trefburg-van werkers-van streverij; 8
<> !
hielkwetsend vandaan-van-roodsstorting.
\\ / . .
zoals-verbeiden een-menselijke kervenden: 9
/// .
(is)het-verbond-van priesters,
<> . . . . . . . . . . . . . .
een-neemweg-lang zijn-zij-aan’t-doden~ShèKhèM-waarts;
// <> !
ja opzettelijkheid maken-zij.
| .
in-het-huis-van JieSseRáAéL, 10
<> . . . . . . . .
zie-ik -laakbaars;
HOS 6,7
/// \ .
daar hoererij aan-AèPheRàJieM,
<> !
en-besmet-zich JieSseRáAéL.
|| // <> .
ook~JeHuWDáH zet een-knotting voor-jou, 11
// // !
bij-het-keren-door-mij van-de-gevangenschap-van het-genotenvolk-mijner.
~
\ . .
als-het-genezing-brengen-door-mij aan-JieSseRáAéL: 7.1
|| /// \\ |
en-ontmanteld-wordt het-geontwricht-van AèPheRàJieM
\ .
[en-de-kwaadheden-van ShoMeRóWN[43],
// <> . . . . . .
ja zij-bewerken leugen;
\ .
en-een-steler is-aan’t-komen,
// <> !
ontschilt een-kerver in-het-straatbuiten.
| .
en-zonder-dat~zij-zeggen in-het-hart-hunner, 2
<> . . . . . . . . . . .
bij-al-af~de-kwaadheden-hunner haak-ik-aan;
| \ .
welnu hen-omsingelen de-handelingen-hunner,
// <> !
voorgelegd-aan de-vertegenwendinging-mijner geschieden-zij.
<> . . . . . . .
met-het-kwaad-hunner zijn-zij-aan’t-verheugen~de-koning; 3
<> !
en-met-de-huichelarijen-hunner vorsten.
| .
de-al-afheid-hunner echtbrekenden, 4
\ .
zoals een-oven,
<> . . . . . .
brandend vandaan-van-de-bakker;
\ .
hij-is-aan’t-verstillen vandaan-van-het-opwekken[44],
// <> !
vandaan-van-het-kneden van-opweldeeg tot-het-doorzuurd-zijn-daarvan.
\ .
de-dag-van de-koning-onzer, 5
// <> \ . . . . .
uitgeput-maken(hem) vorsten de-hitte vandaan-van-wijn;
// <> !
hij-voert de-hand-zijner samen-met~de-bruten.
HOS 7
\\\ // <> . . . . .
ja~zij-lijfnaderen als-een-oven het-hart-hunner bij-het-geloer-hunner; 6
\\ | \ .
al-af~de-nacht slaapt de-bakker-hunner,
|| // <> // !
’s ochtends is-hij brandend als-vuur-van een steekvlam.
/// \\ | .
de-al-afheid-hunner is-heet-aan’t-zijn als-een-oven, 7
<> . . . . . . . .
en-voorts-aan’t-op-eten-zijn-zij enwel~de-regelstellers-hunner;
\ .
al-af~de-koningen-hunner vallen,
// <> !
geen~roepende bij-hen naar-mij.
|| <> \ . . . . . . . . . . .
AèPheRàJieM bij-genoten-volken hij hij-is-zich-aan’t-vermengselen; 8
// // <> // !
AèPheRàJieM geschiedt (als)een-broodkoek zonder omdraaiing.
/// | .
eten vreemden de-kracht-zijner, 9
<> \ . . . . . .
en-hij niet volkènt-hij;
| \ .
ook~grauwheid sprenkelt op-hem,
<> // !
en-hij niet volkènt-hij.
// <> . . . . . .
en-toe-buigt-zich de-hoovaardij-van~JieSseRáAéL 10
[bij-de-vertegenwendiging-zijner;
| \ .
en-niet~keren-zij-terug naar~die-JHWH-van-Israël de-gods-hunner,
// <> !
en-niet zoeken-zij-hem bij-al-af~dit.
\ .
en-voorts-geschiedt AèPheRàJieM, 11
// <> \ . . . .
als-een-duif (zo)toegankelijk geen hart;
// <> // !
MieTseRàJieM roepen-zij AàShShuWR-waarts gaan-zij.
\ . .
naar-waarheen zij-aan’t-gaan-zijn: 12
/// | .
ben-ik-aan’t-spreiden op-hen de-wegvang-mijner,
// <> . . . .
als-gevogelte-van de-helftenhemel ben-ik-aan’t-doen-neerdalen-hen;
|| <> !
ik-ben-aan’t-onderrichten-hen naar-het-gehoorde
[voor-de-ordegemeenschappen-hunner.
=
/// | \ .
wee voor-hen ja~zij-pakken-zich-weg vandaan-van-mij, 13
HOS 8,9
// <> \ . . . .
overweldiging voor-hen ja~afvallig-zijn-zij bij-mij;
\ .
en-ik ik-ben-aan’t-loskopen-hen,
|| <> !
en-zij zij-brengen-in op-mij leugens.
/// | .
en-niet~schreeuwen-zij naar-mij met-het-hart-hunner, 14
// <> . . . . . . .
ja zijn-zij-aan’t-huilen op~de-neerligsteden-hunner;
\\\ // <> //
op~koren en-wegvangst[45] zijn-zij-zich-aan’t-inklampen aan’t-afwijken-zijn-zij
!
[bij-mij.
\ .
en-ik ik-onderricht, 15
<> . . . . . . . .
hard-doe-ik-zijn de-armen-hunner;
<> !
en-naar-mij zijn-zij-aan’t-berekenen~kwaad.
\ \ . .
zij-zijn-aan’t-keren > niet omhoog: 16
| \ .
zij-geschieden als-een-boog-van bedriegerij,
// // <>
aan’t-vallen-zijn in-het-zwaard de-vorsten-hunner
\ . . . . . . .
[vandaan-van(vanwege)-het-gram-van de-tong-hunner;
// <> // !
dit(is) het-nagebauwd-worden-van-hen in-het-land MieTseRáJieM.
\ .
naar~de-inwijdkeel-jouwer[46] de-klaroen, 8.1
<> \ . . . . . . . . . . . .
als-een-adelaar op~het-huis-van die-JHWH-van-Israël;
fz \ .
ter-toebuiging-daaraan-dat zij-oversteken de-zuivergang-mijner,
<> !
en-op~de-uitleg-mijner zijn-zij-afvalligen.
<> . . . . . . . . . . .
om-mij zijn-zij-aan’t-schreeuwen; 2
// <> !
gods-mijner wij-volkènnen-jou JieSseRáAéL.
// <> . . . . . .
stinkend-vindt JieSseRáAéL goeds; 3
HOS 8
<> !
de-vijand is-aan’t-achtervolgen-hem.
/// \\ | \ .
zij koning-maken-zij en-niet vandaan-van-mij, 4
<> \ . . . . . .
zij-maken-vorst en-niet volkèn-ik;
\ . .
het-zilver-hunner en-het-goud-hunner:
/// | .
zij-maken voor-zich boetseerderijen,
<> !
ter-toebuiging-daaraan-dat er-afgescheiden-wordt.
| \ .
stinkend-vindt het-kalf-jouwer ShoMeRóWN[47], 5
// <> . . . .
ontgloeid-is de-walgneus-mijner bij-hen;
<> // <> !
tot~wanneer? zijn-zij-niet aan’t-aankunnen straffeloosheid.
/// | .
ja vandaan-van-JieSseRáAéL en-hij, 6
\ .
een-bewerker maakt-het,
// <> . . . .
en-niet een-gods (is)het;
\ .
ja~(tot)houtspanen is-aan’t-geschieden,
<> !
het-kalf-van ShoMeRóWN.
// // <> \ . . . . . . . .
ja een-beluchting zijn-zij-te-kiem-aan’t-leggen en-een-eindvlaag 7
[zijn-zij-aan’t-knotten;
\ . .
opstaand(graan) (is)geenszins~voor-hem:
<> \ .
uitspruitsel zonder-dat het-aan’tmaken-is~meel,
\ .
misschien is-het’t-aan’t-maken,
<> !
vreemden zijn-het-aan’t-verslinden.
<> . . . .
verslonden-wordt JieSseRáAéL; 8
| \ .
nu geschieden-zij bij-de-naties,
<> // !
als-gerei geen~welgevallen daaraan.
\\ | \ .
ja~zij zij-gaan-op (naar)AàShShuWR, 9
<> \ . . . .
een-wilde-ezel afgezonderd voor-zich;
<> // !
AèPheRàJieM zij-bedingen minnaars.
HOS 8,9
// // <> \ . . . . .
ook ja~zij~bedingen bij-de-naties nu ben-ik-aan’t-verzamelen-hen; 10
\ .
en-voorts-pakken-zij’t-aan een-weinig,
<> // !
vandaan-van(vanwege)-de-heen-draaglast-van de-koning-van de-vorsten.
// // <> . . . . . . . . . .
ja~veel-doet-zijn AèPheRàJieM de-slachtplaatsen tot-verwaarden; 11
// <> !
voor-hem-geschieden de-slachtplaatsen tot-verwaarden.
\\ .
ik-ben-aan’t-schrijven~aan-hem, 12
<> . . . . . . .
de-veelheden-van de-uitlegging-mijner;
<> !
als-iets~vreemds worden-ze-gerekend.
\ . .
slachtgaven-van wat-behoort-aan-mij[48]: 13
/// | .
zijn-zij-aan’t-slachten vlees en-voorts-eten-zij,
<> \ . . . . . . . .
die-JHWH-van-Israël niet genadigt-hen;
|| /// |
nu hij-is-aan’t-aanhaken-bij de-ontwrichtingen-hunner
\ .
[en-hij-is-zich-aan’t-bemoeien-met de-verwaardingen-hunner,
<> // !
zij naar-MieTseRàJieM zijn-zij-aan’t-terugkeren.
\\ / . .
en-voorts-vergeet JieSseRáAéL en-wel-die-maakt-hem: 14
\\ | .
en-voorts-sticht-het tehuizen,
|| <> \ . . . . . . . . . . . . . . . . .
en-JeHuWDáH doet-veel-zijn steden (die)ontoegankelijk)zijn;
\ .
en-voorts-ben-ik-aan’t-zenden~vuur in-de-steden-zijner,
<> !
en-voorts-is-het-aan’t-vereten de-paleizen-harer.
=
\\ /// | .
niet~je-aan’t-verheugen JieSseRáAéL > tot-juichen als-de-genotenvolken, 9.1
// <> \ . . . . . .
ja jij-hoereert vandaan-van-op de-gods-jouwer;
\ .
jij-bemint begiftiging,
<> // !
op al-af~de-dorsvloeren-van koren.
HOS 9
// <> \ . . . .
dorsvloer en-inboring zijn-niet aan’t-herderen-hen; 2
<> // !
en-wegvangst is-huichelachtig-aan’t-zijn bij-hen.
// <> \ . . . . . . . . . . .
niet zijn-zij-aan’t-zitten in-het-land-van die-JHWH-van-Israël; 3
<> | .
en-voorts-is-aan’t-keren AèPheRàJieM naar-MiTseRàJieM,
<> // !
en-in-AàShShuWR besmets aan’t-eten-zijn-zij.
\\ // ¬
niet~zijn-zij-aan’t-uitgieten voor-die-JHWH-van-Israël wijn – 4
\ ,
en-niet zijn-aangenaam-aan’t-zijn~voor-hem
. .
de-slachtgaven-hunner:
/// | .
als-brood-van streverijen voor-hen,
<> . . . .. . . . . . .
al-af~etenden-dit zijn-aan’t-besmet-worden;
\ .
ja~het-brood-hunner voor-de-lichaamziel-hunner,
// <> // !
niet is-het-aan’t-komen in-het-huis-van die-JHWH-van-Israël.
<> \ . . . . . . . . .
wat?~zijn-jullie-aan’t-maken ten-dage-van een-gemeenschapsordening; 5
<> !
en-te-dage-van een-feest-van~die-JHWH-van-Israël.
/// | .
ja~kijk-hier zij-gaan vandaan-van(vanwege)-overweldiging, 6
// <> \ . . . . .
MieTseRàJieM is-aan’t-verzamelen-hen MoPh[49] is-aan’t-begraven-hen;
\ . .
begeerte om-het-zilver-hunner:
| .
een-brandnetel is-aan’t-wegvangen-hen,
fz !
wildleven in-de-tenten-hunner.
\ \ . .
ze-komen > de-dagen-van de-bemoeienis: 7
fz \ .
ze-komen de-dagen-van de-vervrediging,
<> . . . .
zij-zijn-aan’t-volkènnen JieSseRáAéL;
\ . .
zot (is) de-profeet:
| \ .
waanzinnig de-man-van beluchting,
fz \ .
op-tegen de-veelheid-van het-geontwricht-van jou,
HOS 9
<> !
en-veel-is de-lastering.
// <> . . . . .
die-bespiedt AèPheRàJieM genoot-met~de-gods-onzer; 8
|| /// | .
een-profeet (is) het-klapnet-van een-vogelval
[op~de-al-afheid-van~deneemwegen-zijner,
<> // !
een-lastering in-het-huis-van de-gods-onzer.
// <> \ . . . . . .
zij-doen-diep-zijn zij-verderven in-de-dagen-van GieBheNgáH; 9
\ .
hij-is-aan’t-aanhaken bij-het-geontwricht-hunner,
<> !
hij-is-zich-aan’t-bemoeien met-het-verwaarden-hunner.
=
\ . .
als-rozijnen in-het-inbrengveld: 10
\\ | .
vind-ik JieSseRáAéL,
/// | .
als-(vrucht-)voorste bij-een-vijgeboom in’t-eerst-van-haar,
<> . . . . . .
zie-ik de-omvamenden-jelieder;
\\ \ . .
zij zij-komen in-BàNgàL~PeNgoR: 11
| .
en-voorts-wijden-zij-zich aan-schande,
// <>
en-voorts-geschieden de-afschuwelijkheden-hunner
!
[volgens-het-beminnen-hunner.
|| <> \ . . . . . .
AèPheRàJieM als-een-vogel is-zich-aan’t-heenvliegen de-zwaarte-hunner; 11
// <> !
vandaan-van-haar-gebaard-zijn en-vandaan-van-de-buik
[en-vandaan-van-de-ontvangenis.
/// | .
ja ware’t-dat~zij-groot-doen-zijn enwel~de-stichtkinderen-hunner, 12
|| . . . . . . . .
en-ik-ontkinder-hen vandaan-van-een-roodling;
// .
ja~ook~wee voor-hen,
// !
bij-het-wijken-van-mij vandaan-van-hen.
// // <> \ . ./ . . . . . . . .
AèPheRàJieM(is) zoals~ik~zie naar-TsóWR[50] gepoot in-een-lustoord; 13
HOS 9,10
// // <> !
en-AèPheRàJieM om-te-doen-uittrekken tot-moorden de-stichtkinderen-zijner.
// <> . . . . . . .
geef~aan-hen jij-JHWH-van-Israël wat?~ben-jij-aan’t-geven; 14
| \ .
geef~aan-hen een-moederschoot die-ontkindert,
<> !
en-borsten die-verschrompelen.
/// | \ .
al-af~het-kwade-hunner (is)in-GieLeGáL ja~daar beweiger-ik-hen, 15
/// \ .
om de-kwaadheid-van de-handelingen-hunner,
<> . . . . .
vandaan-van-het-huis-mijner ben-ik-aan’t-verdrijven-hen;
/// | .
niet ben-ik-aan’t-voegen om-te-beminnen-hen,
<> !
al-af-de-vorsten-hunner (zijn)kregeligen.
\ .
geslagen-is AèPheRàJieM, 16
// <> \ . . . . . . . . .
de-wortel-hunner verdroogt vrucht zonder~dat-zij(die)aan’t-maken-zijn-!;
fz \ .
ook ja zij-baren-!,
<> // !
en-sterven-doe-ik de-begeerten-van de-buik-hunner.
=
\ .
aan’t-schofferen-is-hen de-gods-mijner, 17
// // <> . . . . .
ja niet horen-zij naar-hem;
// <> !
en-zij-zijn-aan’t-geschieden weggepakten bij-de-naties.
=
/// | .
een-rank leegggeroofd (is) JieSseRáAéL, 10.1
<> . . . . .
vrucht is-hij-aan’t-vóór-houden~aan-zich;
\ . .
als-de-veelheid aan-vrucht-zijner:
| .
doet-hij’t-veel-zijn aan-slachtplaatsen,
\ .
als-het-goede aan-het-land-zijner,
<> !
doen-zij-goed-zijn plaatspalen.
// <> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
hij-vereffent het-hart-hunner nu zijn-zij-aan’t-schuldig-gemaakt-worden; 2
HOS 10
/// \ .
hij hij-is-aan’t-nekken de-slachtplaatsen-hunner,
<> !
hij-is-aan’t-overweldigen de-plaatspalen-hunner.
/// | .
ja nu zijn-zij-aan’t-zeggen, 3
// <> . . . . .
geen koning voor-ons;
\ /// \\ | .
ja niet hebben-wij-ontzag enwel~voor-die-JHWH-van-Israël,
<> !
en-de-koning wat?~is-hij-aan’t-maken-voor-ons.
\ .
in-brengen-zij inbrengen, 4
// <> \ . . . . . . . . .
zich-bezwerend met-waan afscheidend een-zuivergang;
/// | .
en-voorts-is-aan’t-bloeien als-alsem stelregeling,
<> // !
op de-voren-van het-veld.
| \ .
aan-de-kalveren-van BéJT AáWèN[51], 5
<> \ . . . . . .
zijn-zij-aan’t-inklampen de-voortbewoner-van ShieMeRóWN;
\\ / . .
ja~treurt over-hem het-genotenvolk-zijner:
` | \ .
en-de-celebranten-zijner over-hem zijn-aan’t-juichen,
<> // !
over~de-zwaarte-zijner ja~ontmanteld-is-die vandaan-van-hem.
| \ .
ook~enwel-dit aan-AàShShuWR is-aan’t-afgedragen-worden, 6
<> \ . . . . .
een-cijns voor-koning JáRéBh;
| \ .
schande (is)AèPheRàJieM aan’t-aan-nemen,
// <>
en-te-schande-aan’t-worden-is JieSseRáAéL
!
[vandaan-van(vanwege)-de-raad-verschaffing-van-hem.
// <> . . . . . .
(zo)verstart het-ShieMeRóWN-van de-koning-harer; 7
<> !
als-een-spaander op~de-vertegenwendiging-van~wateren.
// \ . .
en-verdelgd-worden de-cultus-bulten-van AáWèN[52]: 8
| .
de-verwaarding-van JieSseRáAéL,
\ .
prikheester en-distel,
HOS 10
<> . . . . . . .
zij-zijn-aan’t-opgaan op~de-slachtplaatsen-hunner;
/// | .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-zeggen aan-de-bergen omhult-ons,
<> // !
en-aan-de-heuvels valt op-ons.
=
| .
vandaan-van-de-dagen-van GieBheNgáH, 9
<> . . . . . .
verwaard-jij JieSseRáAéL;
\ .
daar blijven-zij-staande,
\\\ // <>
niet~is-aan’t-bereiken-hen in-GieBheNgáH broderij
// !
[op-tegen~de-stichtkinderen-van valsheid.
<> . . . .
met-het-verlangen-mijner en-ik-ben-aan’t-knevelen-hen; 10
/// | .
en-ingehaald-worden over-hen genotenvolken,
<> // !
bij-het-knevelen-van-hen tot-andertwee de-ontwrichtingen-hunner.
\\ /// | \ .
en-AèPheRàJieM een-kalf aangeleerd bemint-zij om-te-dorsen, 11
\ .
en-ik oversteek-ik,
<> . . . . . .
over~het-goed-van de-hals-harer;
/// \\ | \ .
ik-ben-aan’t-doen-oprijden AèPheRàJieM aan’t-bewerken-is JeHuWDáH,
<> !
aan’t-eggen-is~voor-hem JàNMgæQoBh.
SEDER
\\ /// | \ .
legt-te-kiem voor-jullie tot-gerechtigheid knot voor-de-mond-van~goede-gunst,12
// <> . . . . . . . .
ontgint voor-jullie een-ontginning;
| \ .
en-tij(is’t) om-na-te-vragen enwel~die-JHWH-van-Israël,
|| // <> !
tot~hij-aan’t-komen-is en-aan’t-nat-maken-is het-recht voor-jullie.
// // <> \
jullie-bewerken~schennis valsheid knotten-jullie jullie-eten 13
. . . . . . . .
[vruchten-van~gehuichel;
HOS 10,11
// <> //
ja~veilig-weet-jij-je op-de-neemweg-jouwer op-de-veelheid-van
!
[de-heerbazen-jouwer.
\ ¬ ,
en-op-staat een-krachen in-de-genotenvolken-jouwer 14
\ .
en-al-af~de-ontoegankelijkheden-jouwer zijn-overweldigd-aan’t-worden,
\\\ // // <> \
zoals-overweldigt ShàLeMáN het-huis-van AàReBhéL op-de-dag-van
. . . . . . . . .
[broderij;
\ <> !
een-moederende op~stichtkinderen neer-klettert.
. .
alzo: 15
/// | .
maakt(‘t) voor-jullie BéJT~AéL,
<> \
vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-van het-kwaad-van
. . . . . . .
[de-kwaden-jelieder;
|| // <>
in-het-uitgekozen-vroege-glansdonker verstard-geworden is-verstard-geworden
// !
[de-koning-van JieSseRáAéL.
// // <> . . . . . . . . . . .
ja een-bonker (is) JieSseRáAéL en-voorts-bemin-ik-hem; 11.1
<> // !
en-vandaan-van-MieTseRàJieM roep-ik om-het-stichtkind-mijner.
<> . . . . . . . .
roepen-zij om-hen; 2
fz \ .
vastzo gaan-zij vandaan-van-de-vertegenwendiging-hunner,
\ .
voor-bezitsmachten[53] zijn-zij-aan’t-slachten,
<> !
en-voor-gebeitelden zijn-zij-aan’t-verwalmen.
/// \\ | .
en-ik voete-benen-leer-ik aan-AèPheRàJieM, 3
<> . . . . . .
nemend-hen aan-de-armen-zijner;
// <> \ !
en-niet volkènnen-zij ja ik-herstel-hen.
| /// | \
met-snoeren-van een-roodling ben-ik-aan’t-mee-voeren-hen met-touwen-van 4
<> // // //
[minne en-voorts-geschied-ik voor-hen als-een-die-verheven-doet-zijn
\ . . . . . .
[op de-kaken-hunner;
HOS 11
// <> !
en-ik-ben-aan’t-rekken naar-hem eten.
/// | \ .
niet is-hij-aan’t-terugkeren naar~het-land MieTseRàJieM, 5
<> \ . . . . . .
en-AàShShuWR die(is) de-koning-zijner;
// <> !
ja zij-beletten om-om-te-keren.
// \\ | .
en(dan)-gaat een-zwaard in-de-steden-zijner, 6
// <> . . . . .
en-maakt-al-af de-zwetsers-zijner en-vereet;
!
vandaan-van(vanwege)-raadverschaffingen-hunner.
// <> . . . . .
en-het-genotenvolk-mijner hangenden aan-de-omkering-van-mij; 7
| .
en-naar~boven zijn-zij-aan’t-roepen,
<> // !
verenigd zijn-zij-niet aan’t-verheven-doen-zijn.
|| \ . .
ach-hoe ben-ik-aan’t-(over-)geven-jou AèPheRàJieM: 8
| .
ben-ik-aan’t-overleveren-jou JieSseRáAéL,
/// \ .
ach-hoe ben-ik-aan’t-geven-jou als-AàDeMáH,
<> . . . . . . . .
ben-ik-aan’t-stellen-jou als-TseBoAieJM;
/// | .
om-draait-zich op-mij het-hart-mijner,
<> // !
verenigd zijn-opgewonden de-vertroostingen-mijner.
/// | \ .
niet ben-ik-aan’t-maken de-gloed-van de-neuswalging-mijner, 9
\ <> \ . . . . . . .
niet ben-ik-aan’t-omkeren om-te-verderven AèPheRàJieM;
\ /// | .
ja god (ben)ik en-niet~een-iedermenselijke,
\ .
in-het-naderlijf-jouwer een-geheiligde,
// <> !
en-niet ben-ik-aan’t-komen in-de-stad.
\\\ // <> \
laat-achter die-JHWH-van-Israël zijn-zij-aan’t-gaan als-een-stroper(-leeuw) 10
. . . . . . .
[is-hij-aan’t-brullen;
\ .
ja~hij hij-is-aan’t-brullen,
// <> !
en-aan’t-huiveren-zijn stichtkinderen vandaan-van(vanwege)-de-zee.
/// | .
aan’t-huiveren-zijn-zij als-een-tsjirper vandaan-van-MieTseRàJieM, 11
HOS 11,12
<> \ . . . . . . . . .
en-als-een-duif vandaan-van-het-land AàShShuWR;
// <> !
en-ik-doe-zitten-hen op~de-huizen-hunner konde-van~die-JHWH-van-Israël.
=
/// \\ | .
mij-omsingelt met-gehuichel AèPheRàJieM, 12.1
<> \ . . . . . .
en-met-bedrog het-huis-van JieSseRáAéL;
. .
en-JeHuWDáH:
// | .
nog regeert-hij genoot-met~god,
<> !
en-genoot-met~geheiligden is-hij-getrouw.
\\ // \\ | .
AèPheRàJieM weidend beluchting en-hij-achtervolgt heiligen, 2
|| // <> . . . . . . . . . . . . . . . . . .
al-af~de-dag liegerij en-overweldiging is-hij-veel-aan’t-doen-zijn;
| \ . .
een-zuivergang genoot-met~AàShShuWR is-hij-aan’t-afscheiden:
<> // !
en-olie voor-MieTseRàJieM is-hij-aan’t-afdragen.
// <> . . . . .
en-twist voor-die-JHWH-van-Israël genoot-met~JeHuWDáH; 3
. .
en-om-zich-te-bemoeien:
| .
over~JàNgæQoBh naar-de-neemwegen-zijner,
<> // !
naar-de-behandelingen-zijner is-hij-(‘t)aan’t-doen-keren voor-hem.
<> \ . . . . . .
in-de-buik pakt-hij-de-kwetshiel enwel~van-de-broederverwant-zijner; 4
<> // !
en-in-de-streverij-zijner is-hij-vorst samen-met~gods.
/// | .
en-voorts-is-hij-vorst naar~de-werkbode en-voorts-kan-hij’t-aan, 5
<> . . . . .
hij-weent en-voorts-laat-hij-zich-gratieëren~voor-hem;
| .
BéJT~AéL is-aan’t-vinden-hem,
<> // !
en-daar is-hij-aan’t-inbrengen genoot-met-hem.
<> \ . . . . . . .
en-die-JHWH-van-Israël de-gods-van de-scharen; 6
<> !
die-JHWH-van-Israël bij-wie-hij-aanhaakt.
<> \ . . . . . . . . . . . . . . . . .
en-jij bij-de-gods-jouwer aan’t-terugkeren(ben)-jij; 7
/// | .
goede-gunst en-stelregeling houd-waar,
HOS 12
// <> !
en-ben-gespannen naar-de-gods-jouwer steevast.
. .
KeNàNgàN: 8
// // <> // !
in-de-hand-zijner een-unster[54]-van bedrog om-te-bedrukken bemint-hij.
\ .
en-voorts-zegt AèPheRàJieM, 9
\ .
dus rijk-ben-ik,
// <> . . . . .
ik-vind streefvermogen voor-mij;
|| // <> //
al-af~de-arbeid-mijner niet aan’t-bevinden-zijn-zij~aan-mij ontwrichting
!
[die~verwaardt.
// // <> \ . . . . . . .
en-ik die-JHWH-van-Israël de-gods-jouwer vandaan-van-het-land MieTseRáJieM;10
// // <> // !
nogmalig ben-ik-aan’t-doen-zitten-jou in-tenten als-de-dagen-van
[gemeenschapsordening.
\\ | .
en-in-breng-ik over~de-profeten, 11
<> \ . . . . . . . . .
en-ik het-schouwen doe-ik-veel-zijn;
// <> !
en-met-de-hand-van de-profeten ben-ik-aan’t-vergelijken.
// \\ | \ .
ware’t~GieLeNgàD (is)streverij dus~(als)waan geschieden-zij, 12
<> \ . . . . . . . . . . .
in-GieLeGáL ossen slachten-zij;
/// | .
ook(zijn) de-slachtplaatsen-hunner als-wentelhopen,
<> // !
op voren-van een-veld.
// <> \ . . . . .
en-voorts-schiet-heen JàNgæQoBh naar-het-veld-van AæRáM; 13
/// | .
en-voorts-dient JieSseRáAéL met-een-vrouwmenselijke,
<> !
en-met-een-vrouwmenselijke houdt-het-waar.
☼ \\\ // <>
maar-met-een-profeet doet-opgaan die-JHWH-van-Israël enwel~JieSseRáAéL 14
. . . . . . .
[vandaan-van-MieTseRáJieM;
<> !
en-met-een profeet wordt-het-waar-gehouden.
// <> . . . . . . . . . . .
hartzeer-geeft AèPheRàJieM met-bitterheden; 15
| \ .
en-het-roods-zijner op-hem is-hij-aan’t-gooien,
HOS 12,13
.
en-de-hoon-zijner,
// <> !
is-aan’t-doen-terugkeren voor-hem de-machtiger-zijns.
/// \\ | .
als~inbrengt AèPheRàJieM (dan)paniek[55], 13.1
// <> . . . . . .
een-hoog-heen-dragende (is)hij in-JieSseRáAéL;
// <> !
en-voorts-hij-maakt-zich-schuldig bij-de-BàNgàL en-voorts-sterft-hij.
\ \ .
en-nu is-hij-aan’t-toevoegen om-te-verwaarden, 2
\ ☼ \\ ///
en-voorts-maken-zij voor-zich een-uitgietsel vandaan-van-het-zilver-hunner
.
[naar-het-onderscheidingsvermogen-hunner,
.
boetseerwerken,
// <> . . . .
maaksel-van bewerkers al-af-dit;
| \ .
aan-hen (zijn)zij zeggende,
\ .
die-slachten-van roodling,
<> !
zijn-kalveren aan’t-kussen-!.
. .
om-vastzo: 3
// .
geschieden-zij als-een-wolk-van~de-ochtend,
<> \ . . . . . . . . . . .
en-als-dauw zich-vroeg-schouderend heengaande;
| \ .
zoals-kaf aan’t-turbuleren-is vandaan-van-de(dors-)vloer,
<> !
en-zoals-rook vandaan-van-een-loer-gat.
// // .
en-ik die-JHWH-van-Israël de-gods-jouwer, 4
\ . . . . . . .
vandaan-van-het-land MieTseRáJieM;
/// | \ .
en-een-gods behalve-mij ben-jij-niet aan’t-volkènnen,
// <> !
en-een-bevrijder geenszins afgezonderd-ik.
// <> . . . . . . . . . . . .
ik ik-volkèn-jou in-het-inbrengveld; 5
<> !
in-een-land-van hitte-steken.
| .
zoals-de-weide-gebieden-hunner en-voorts-verzadigen-zij-zich, 6
HOS 13
<> \ . . . . . . .
verzadigen-zij-zich dan-doen-zij-verheven-zijn het-hart-hunner;
<> !
om~vastzo vergeten-zij-mij.
// <> . . . . . . . . . . . . . . .
en-voorts-geschied-ik voor-hen zoals~een-klauwige(leeuw); 7
<> // !
als-een-luipaard op~de-neemweg ben-ik-aan’t-rondblikken.
| \ .
ik-ben-aan’-tegenkomen-hen als-een-beer (die)ontkinderd(is), 8
<> \ . . . . . .
en-aan’t-scheuren-ben-ik de-sluiting-van het-hart-hunner;
// | .
en-aan’t-vereten-ben-ik-hen daar als-een-leeuw,
// <> !
wild-leven-van het-veld is-aan’t-splijten-hen.
// <> // !
het-verderft-jou JieSseRáAéL ja~bij-mij voor-hulp-aan-jou. 9
/// | .
waar? de-koning-jouwer danwel, 10
<> . . . . . . .
en-hij-is-aan’t-bevrijden-jou in-al-af~de-steden-jouwer;
.
en-de-regelstellers-jouwer,
\ .
van-wie jij-zegt,
<> // !
geef~aan-mij een-koning en-vorsten.
// \\ | .
aan’t-geven-ben-ik~aan-jou een-koning in-de-neuswalging-mijner, 11
<> !
en-ik-ben-aan’t-nemen in-de-overstéking-mijner.[56]
=
| \ .
ingeëngd(is) het-geontwricht-van AèPheRáJieM, 12
<> !
noord-geborgen het-verwaarden-door-hem.
// <> \ . . . . .
weeën-van een-barende zijn-aan’t-komen voor-hem; 13
| \ .
hij(Is)~een-stichtkind niet wijs,
// <> //
ja~een-tij niet~is-hij-staande-aan’t-blijven in-uit-breekplaats-van
!
[stichtkinderen.
/// | .
vandaan-van-de-hand-van de-oergroeve ben-ik-aan’t-loskopen-hen, 14
HOS 13,14
<> . . . .
vandaan-van-gestorvenheid ben-ik-aan’t-verlossen-hen;
\\ / . .
waar? de-inbrachtsels-jouwer[57] gestorvenheid:
waar? de-ravage-jouwer? oergroeve,[58]
fz // !
vertroosting is-zich-aan’t-versteken vandaan-van-de-wel-ogen-mijner.
\ .
ja hij, 15
// <> . . . . . . . . . .. . .
onderscheidend de-broederverwanten-zijner is-hij-aan’t-vrucht-dragen;
\ // \\ /
is-aan’t-komen oostenvroeg een-beluchting-van die-JHWH-van-Israël
\ . .
[vandaan-van-het-inbrengveld opgaande:
/// | \ .
en-aan’t-uitdrogen-is de-spreng-zijner en-schroeidroog de-oog-wel-zijner,
\ .
en-hij hij-is-aan’t-plunderen,
<> // !
de-voorraad-van al-af~het-gerei (dat)begeerd(wordt).
| .
schuldig-aan’t-worden-is ShoMeRóWN, 14.1
// <> . . . . . .
ja bitter-is-zij op-de-gods-harer;
\ .
in-een-zwaard zijn-zij-aan’t-vallen,
\ .
de-spijslingen-hunner zijn-aan’t-neerkletteren,
<>
en-de-ontvangen-hebbende(vrouwen)-zijner
!
[opengespleten-aan’t-worden.
~
fz .
keer-om JieSseRáAéL, 2
<> \ . . . . . . .
tot die-JHWH-van-Israël de-gods-jouwer;
// <> !
ja jij-struikelt op-het-geontwricht-jouwer.
/// | .
neemt genoot-met-jullie inbrengen, 3
<> . . . . . . . . . . . . .
en-keert-om naar~die-JHWH-van-Israël;
HOS 14
\ . .
zegt tot-hem:
// /// \\
al-af[59] ben-jij-hoog-heen-aan’t-dragen (aan-)geontwricht en-neem~goeds,
// <> !
en-wij-zijn-aan’t-vervredigen de-vruchten-van de-lippen-onzer[60].
\ \ . .
AàShShuWR niet is-hij-aan’t-bevrijden-ons: 4
| \ .
op~een-paard niet zijn-wij-aan’t-oprijden,
// // <>
en-niet~zijn-wij-aan’t-zeggen nogmalig gods-onzer
\ . . . . . .
[tot~maaksel-van de-handen-onzer;
<> // !
dat~bij-jou moederschoot-aan’t-hebben-is een-wees.
| .
ik-ben-aan’t-genezen vandaan-van-de-(af)keringen-jelieder, 5
<> . . . . . . . . .
ik-ben-aan’t-beminnen-jullie in-zelfopoffering;
// // <> !
ja om-keert de-neuswalging-mijner vandaan-van-hem.
=
SEDER
/// | .
ik-ben-aan’t-geschieden als-dauw voor-JieSseRáAéL, 6
<> . . . . .
hij-is-aan’t-bloeien als-een-roos;
// <> !
en-hij-is-aan’t-slaan de-wortels-zijner als-LeBáNóWN.
| .
aan’t-gaan-zijn de-zuigelingen-zijner, 7
// <> . . . . . .
en-aan’t-geschieden-is als-een-olijf de-behandklapping-zijner;
// <> !
en-lucht-is-aan’t-zijn aan-hem als-(van)de-LeBáNóWN.
\\ | \ .
zij-zij-aan’t-omkeren de-inzittenden in-de-schemer-zijner, 8
HOS 14
// <> \ . . . . .
zij-zijn-aan’t-doen-leven koren en-zij-zijn-aan’t-bloeien als-een-rank;
<> // !
de-aanhaking-bij-hem als(bij)de-wijn-van LeBáNóWN.
=
|| // <> . . . . . . . . . . .
AèPheRàJieM wat?~aan-mij nog voor-de-boetseerwerken; 9
\\\ \ . .
ik toe-buig-ik-mij en-voorts-blik-ik-op-hem:
| \ .
ik(ben) als-een-cypres volsappig,
<> //
vandaan-van(vanwege)-mij zijn-de-vruchten-jouwer
!
[aan’t-gevonden-worden.
/// | \ .
wie? (is)wijs en-hij-is-aan’t-onderscheiden deze(dingen), 10
<> . . . .
onderscheidingsvermogen-hebbend en-hij-is-aan’t-volkènnen-hen;
|| \ . .
ja~recht-uit de-neemwegen-van die-JHWH-van-Israël:
| \ .
en-rechtvaardigen zijn-aan’t-gaan daarop,
<> // !
en-afvalligen zijn-aan’t-struikelen daarop.
1
[1] In het Hebreeuwse woord voor ‘koning’, MèLèK, is het werkwoord ‘gaan’ (HáLàK) te horen. Een koning is dus eigenlijk een ‘gangmaker’. Maar omdat het woord MèLèK op zichzelf ook weer een werkwoord is (geworden), wordt in deze vertaling toch het woord ‘koning’ aangehouden.
[2] Deze twee Hebreeuwse woorden functioneren als een naam: LoA RoeCháMáH. Vanwege de context is het belangrijk dat de Nederlandstalig hier hoort en leest wat ook de Hebreeuwstalig hier hoort en leest.
[3] Zie vorige voetnoot: …… LoA NgàMMieJ….
[4] Hier wijkt de telling van de Hebreeuwse tekst enigszins af van die in de vertalingen. Daar begint hoofdstuk 2 drie verzen later. Deze telling wordt in de voetnoten vermeld. Hos.2:1 = Hos.1:10.
[5] = Hos.1:11
[6] = Hos.1:12
[7] = Hos.2:1
[8] = Hos.2:2
[9] Met dank aan A.Koster.
[10] = Hos.2:3
[11] =Hos.2:4
[12] =Hos.2:5
[13] =Hos.2:6