AieJJóBh JOB
SEDER
// // <> \ . . . . . .
een-manmenselijke geschiedt in-het-land NguWTs AieJJóWBh de-naam-zijner;1
// \ . .
en-hij-geschiedt die-manmenselijke hij:
\\\ // // <> //
gaaf en-rechtuit en-ontzag-hebbend-voor gods en-wijkend
!
[vandaan-van-het-kwaaddoende.
// <> // <>
en-voorts-worden-gebaard voor-hem zeven stichtzonen 2
// !
[en-drie[1] stichtdochters.
\ fz \\ fz
en-voorts-geschiedt de-verworvenheid-zijner zeven[2] kudde-tallen[3]~trekvee 3
\\\ \ .
[en-drie kuddetallen kamelen:
\\ > | \ \
en-vijf[4] honderdtallen runder~jukparen[5] en-vijf honderdtallen
.
[ezelinnen,
<> \ . . . . . . .
en-heerdienstbaarheid veel machtig;
| \ .
en-voorts-geschiedt die-manmenselijke, hij,
JOB 1
fz !
groot vandaan-van-de-al-afheid-van~stichtkinderen-van~oostenvroeg.
> | \ .
en(zo)-gaan de-stichtkindzonen-zijner en-maken drinkmaal, 4
<> \ . . . . . .
thuis iedermenselijke op-de-dag-zijner;
. .
en-zij-zenden:
| \ .
en-zij-roepen de-drie zusterverwanten-hunner,
// <> !
om-te-eten en te-drinken mèt-hen.
» \ ¤ \\ /
en-voorts-geschiedt’t ja rond-scheren-zich de-dagen-van het-drinkmaal 5
\\\ \ .
[en-voorts-zendt-uit AieJJóWB en-voorts-heiligt-hij-hen,
\ ¬ \
en-voorts-is-hij-zich-aan’t-schouderen in-de-ochtend en-aan’t-doen-opgaan
¬ \ :
[opgaanders een-staafboeking-van de-al-afheid-van-hen
/// \ .
ja zegt AieJJóWB,
| \ .
misschien verwaarden de-stichtkinderen-mijner,
/// <> . . . . .
en-verzegenen-zij gods in-de-harten-hunner;
// // <> !
alzo is-aan’t-maken AieJJóWB de-al-afheid-van-de-dagen.
~
\ .
en-voorts-geschiedt de-dag, 6
/ | \ .
en-voorts-komen de-stichtkinderen[6]-van gods,
<> . . . . . . . . . . . . .
om-zich-te-plaatsen op-tegen~die-JHWH-van-Israël;
<> // !
en-voorts-komt ook~de-lasteraar[7] in-het-midden-van-hen.
JOB 1
\\\ // <> \ . . . . . . . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot-de-lasteraar vanwaar? 7
ben-jij-aan’t-komen;
\\ /// | .
en-voorts-buigt-zich-toe de-lasteraar enwel-naar-die-JHWH-van-Israël
[en-voorts-zegt-hij,
\ .
vandaan-van-het-struinen op-het-land,
<> !
en-vandaan-van-het-gaan daarop.
/// | .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël naar~de-lasteraar, 8
// < > \ . . . . . .
?stel-jij het-hart-jouwer op-de-heerdienaar-mijner AieJJóWB;
\ /// / | .
ja geen als-hij in-het-land,
\ \\\ // // <>
een-menselijke gaaf en-rechtuit ontzaghebbend-voor gods
// !
[en-wijkend vandaan-van-het-kwaadddoende.
\\\ // <> . . . . . . .
en-voorts-buigt-zich-toe de-lasteraar enwel-naar-die-JHWH-van-Israël 9
[en-voorts-zegt-hij;
.
?gratis,
// <> !
heeft-ontzag AieJJóWB voor-gods.
☼ \ /// //
?niet~jij maakt-een-omvlechting tot-bij-hem en-tot-bij-het-huis-zijner 10
// <> . . . . . . . .
[en-tot-bij de-al-afheid-van~wat(is)~voor-hem vandaan-van-een-omsingeling;
/// | .
het-maaksel-van de-handen-zijner zegen-jij-in,
<> // !
en-het-verworvene-zijner breekt-uit in-het-land.
| \ .
en-daarentegen zend-toch de-hand-jouwer, 11
<> . . . . .
en-tast-(hem)aan in-de-al-afheid-van~wat(is)~voor-hem;
// < > !
ware’t~niet-dat op-tegen~de-vertegenwendiging-jouwer
[hij-aan’t-verzegenen-is-jou[8].
\\ / . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël naar~de-lasteraar: 12
JOB 1
/// | .
kijk-hier de-al-afheid-van~wat(is)~voor-hem in-de-hand-jouwer,
\ .
alleen naar-hem,
<> . . . . . .
niet~ben-jij-aan’t-zenden[9] de-hand-jouwer;
| .
en-voorts-trekt-uit de-lasteraar,
< > // !
vandaan-van-genoot-met[10] de-vertegenwendiging-van die-JHWH-van-Israël.
<> . . . .
en-voorts-geschiedt de-dag; 13
\\ /// | // .
en-de-stichtzonen-zijner en-de-stichtdochters-zijner etende
[en-drinkende wijn,
<> // !
in-het-huis-van de-broederverwant-hunner de-voorste.
// // <> . . . . . . .
en-een-bodewerker komt naar AieJóWB en-voorts-zegt-hij; 14
| \ .
het-rundvee, zij-geschieden bewerkende[11],
<> // !
en-de-ezelinnen weidende aan~de-handen-hunner.
/// | .
en-voorts-valt-in SheBáA en-voorts-neemt-zij-hen, 15
<> \ . . . . . . .
en-wel~de-bonkers[12] slaan-zij aan-de-mond-van~het-zwaard;
\\ \\\ // <> // !
en-voorts-ontsnap-ik-toch alleen-ik afgezonderd om-voor-te-leggen aan-jou.
\ \ . .
nogmalig (is) deze inbrengende: 16
¬ \ ,
en-gene komt envoorts-zegt-hij
\ . .
vuur-van gods:
| .
het-valt vandaan-van-de-helftenhemel,
// //
en-voorts-ontbrandt-het bij-het-voorttrekvee
<> . . . .
[en-bij-de-bonkers en-voorts-vereet-het-hen;
\\ /// // <> // !
en-voorts-ontsnap-ik-toch alleen~ik afgezonderd om’t-voor-te-leggen voor-jou.
\ \ . .
nogmalig (is) deze inbrengende: 17
¬ \ ,
en-gene komt en-voorts-zegt-hij
JOB 1
|| \ \ . .
KàSseDieJM[13] stellen-op drie eerstdelen:
/// | .
en-voorts-schillen-zij-in[14] op-de-kamelen
[en-voorts-nemen-zij-hen,
<> \ . . . . . .
en-ook~-de-bonkers slaan-zij
[aan-de-mond-van~het-zwaard;
\\ /// // <> // !
en-voorts-ontsnap-ik-toch alleen~ik afgezonderd om’t-voor-te-leggen voor-jou.
/// \ . .
nogmalig (is) deze inbrengende: 18
<> \ . . . . . . .
en-gene komt en-voorts-zegt-hij;
\\ /// | \ .
de-stichtzonen-jouwer en-de-stichtdochters-jouwer etend en drinkend wijn,
<> // !
in-het-huis-van de-broederverwant-hunner de-voorste.
☼ \\ / \ \ .
en-kijk-hier een-beluchting groot komt vandaan-van-het-oversteekse-van 19
[het-inbrengveld:
\\ | .
en-voorts-tast-hij-aan bij-de-vier wendepunten het-huis,
// <> . . . . . . . . . . .
en-voorts-valt-het op-de-bonkers en-voorts-zijn-zij-gestorvenen;
\\ // <> // !
en-voorts-ontsnap-ik alleen~ik afgezonderd om’t-voor-te-leggen voor-jou.
/ / / | \ .
en-voorts-staat-op AieJJóWBh en-voorts-scheurt-hij het-opperkleed-zijner, 20
<> . . . . . .
en-voorts-scheert-hij enwel~het-eerstdeel-zijner;
// <> !
en-voorts-valt-hij landwaarts en-voorts-bukt-hij-zich.
☼
en-voorts-zegt-hij 21
\\ / \ . .
naakt trek-ik-uit vandaanvan-de-buik-van de-moederende-mijner:
| \ .
en-naakt ben-ik-aan’t-terugkeren daar-heen,
\ .
die-JHWH-van-Israël geeft,
<> . . . . . . . . .
die-JHWH-van-Israël neemt-aan;
// // <> !
aan’t-geschieden-is de-naam-van die-JHWH-van-Israël (als)een-ingezegende.
<> \ . . . . . . . . . .
en-bij-al-af~dit niet~verwaardt AieJJóWBh; 22
JOB 2
// <> !
en-niet~geeft-hij tegenzinwekkends voor-gods.
~
\ .
en-voorts-geschiedt de-dag, 2.1.
/ | .
en-voorts-komen de-stichtkinderen-van gods,
< > . . . . . . . . . . . .
om-zich-te-plaatsen op-tegen~die-JHWH-van-Israël;
/// | .
en-voorts-komt ook~de-lasteraar in-het-midden-van-hen,
< > !
om-zich-te-plaatsen op-tegen~die-JHWH-van-Israël.
/// | .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot~de-lasteraar , 2
// <> . . . . . . .
waar? vandaan ben-jij-aan’t-komen;
\\ /// |
en-voorts-buigt-zich-toe de-lasteraar enwel~naar-die-JHWH-van-Israël
.
[en-voorts-zegt-hij,
\ .
vandaan-van-het-struinen op-het-land,
<> !
en-vandaan-van-het-gaande-zijn daarop.
\\ / . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot~de-lasteraar: 3
\ ☼ \ ,
stel-jij? het-hart-jouwer naar~de-heerdienaar-mijner AieJJóWBh
☼ \\ / . .
ja geen als-hij op-het-land:
\ \\\ // //
een-manmenselijke vol-gaaf en-rechtuit ontzag-hebbend-voor
<> \ . . . . . . .
[gods en-wijkend vandaan-van-kwaad;
/ | \ .
en-nogmalig(is)hij zich-hard-doende-zijn bij-de-volgaafheid-zijner,
// <> // !
en-voorts-lok-jij-weg-mij bij-hem om-te-verslinden-hem gratisweg.
\\\ // <>
en-voorts-buigt-zich-toe de-lasteraar enwel~naar-die-JHWH-van-Israël 4
. . . . . . . .
[en-voorts-zegt-hij;
\ . .
vel om~vel:
| \ .
en-de-al-afheid-van wat aan-een-menselijke (is),
<> !
is-hij-aan’t-geven om de-lichaamziel-zijner.
JOB 2
| \ .
daarentegen zend~toch de-hand-jouwer, 5
// <> . . . . . .
en-tast naar~het-harde-bot-zijner en-naar-het-vlees-zijner;
// <> !
ware’t-dat~niet naar-de-vertegenwendiging-jouwer hij-aan’t-verzegenen-is-jou.
\\\ // <> \ . . . . . . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot-de-lasteraar kijk-hier-hem 6
[in-de-hand-jouwer;
<> / !
dusdanig enwel~de-lichaamziel-zijner waar-houden.
| .
en-voorts-trekt-uit de-lasteraar, 7
<> // . . . . . . . . . . . .
vandaan-van-met de-vertegenwendiging-van die-JHWH-van-Israël;
/// | \ .
en-voorts-slaat-hij enwel~AieJJóBh met-zweerderij kwaad,
// \ // !
vandaan-van-de-zool-van het-voetebeen-zijner tot de-schedel-zijner.
\ .
en-voorts-neemt-hij~voor-zich een-bewerktuig 8
<> . . . . . . . .
om-zich-te-schaven daarmee;
<> // !
en-hij zittend in-het-midden-van de-as.
/// | .
en-voorts-zegt aan-hem de-vrouwmenselijke-zijner, 9
<> \ . . . . . . .
nogmalig-jij je-hard-doende-zijn bij-de-volgaafheid-jouwer;
// <> !
verzegen gods en-sterf.
\ . .
en-voorts-zegt-hij tot-haar: 10
|| /// |
als-het-inbrengen-van een-één-enkele-van slappelingen
.
[ben-jij-aan’t-inbrengen,
\ . .
ook enwel~het-goeddoende:
| \ .
zijn-wij-aan’t-krijgen vandaan-van-bij gods,
<> \ . . . . . . .
en-enwel-het-kwaaddoende niet zijn-wij-aan’t-krijgen;
// // !
bij-al-af~dit niet~verwaardt-hij met-de-lippen-zijner.
~
|| \ // . .
en-voorts-horen drie medegezellen-van AieJJóBh: 11
\ \ ☼ \ ,
enwel al-af~het-kwaadddoende (nl.)dit dat-komt op-hem
JOB 2,3
/ | \ .
en-voorts-komen-zij iedermenselijke
[vandaan-van-de-opstaanplaats-zijner,
/// | \ .
AêLiePhàZ de-TtéJMáNiet en-BileDàD de-ShuWChiet,
<> . . . .
en-TsóWPhàR de-NàNgæMáTiet;
\ .
en-voorts-maken-zij-zich-op-orde verenigd,
// <> !
om-te-komen om-fladdergebaren-te-maken~voor-hem
[en-om-te-troosten-hem.
\\ ///
en-voorts-dragen-zij-hoog-heen enwel~de-wel-ogen-hunner 12
| \ .
[vandaan-van-verre en-niet namen-zij-waar-hem,
\ <> . . . . . . . . .
en-voorts-dragen-zij-hoog-heen de-stem-hunner en-voorts-wenen-zij;
| \ .
en-voorts-scheuren-zij iedermenselijke het-opperkleed-zijner,
// // <> !
en-voorts-sprenkelen-zij stof op~de-eerstdelen-hunner helftenhemelwaarts.
/// | .
en-voorts-zitten-zij samen-met-hem te-land, 13
// <> \ . . . . . . . .
zeven dagen en zeven nachten;
/// | .
en-geen(is)~inbrengende tot-hem een-inbreng,
\ .
ja zij-zien,
// <> !
ja~groot het-leed machtig.
. .
laat-na~vastzo: 3.1
/// | .
opent AieJJóWB enwel~de-mond-zijner,
<> !
en-voorts-kleineert-hij enwel-de-dag-zijner.
~
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóWB: 2
!
en-voorts-zegt-hij.
…………………………\ ………………fz………………………………………\ ………………………………. . . . . . . .
aan’t-teloor-gaan-is de-dag (dat)ik-aan’t-gebaard-worden-was daarop; 3
……………..<> ……………….. / . .
en-de-nacht (dat)men-zegt:
……..\ ……………………….. !
ontvangen-is een-manbaas.
……..// ……….. . .
de-dag (nl.)die: 4
JOB 3
___________
…………………………../ \
is-aan’t-geschieden (tot)duisternis*
……………………..\………………………………………………\…………………………………….. . . . . . .
niet~aan’t-navragen-is-naar-hem de-godheid vandaan-van-boven;
……………………………….<>……………………\……………. !
en-niet~aan’t-schijnen-is op-hem geblikker.
………………….||……………………………..\…………….fz…………………………………………
aan’t-bevlekken-zijn-hem duisternis en-stervensschemering 5
………………………………………………….\………….. . . . . . . .
[aan’t-voortwonen-is~op-hem overwolking;
…………./……………………………….. . .
aan’t-overrompelen-zijn-hem:
………….//………………………………… !
de-beroetingen[15]-van de-dag.
_______________
……..<>…………………¬ ……………./ \
de-nacht (nl.)die aan’t-nemen-is-hem donker* 6
…………………………………………fz……………………………….\…………………………… . . . . . . . . .
niet~is-hij-zich-aan’t-verenigen bij-de-dagen-van de-jaarandering;
……………..//……………………………/ . .
bij-de-boekstaving-van maanden:
………………………………… !
is-hij-niet~aan’t-komen.
………….<…………..\………………fz……………………………….\………. . . . . . .
kijk-hier de-nacht (nl.)die is-aan’t-geschieden steriel; 7
…………………………<>…………..\……………………….. !
niet~is-aan’t-komen jubelgeschrei daarin.
…………………..//…………………………………………………………………………… . . . . .
aan’t-verdoemen-zijn-hem de-vervloekingen-van~de-dag; 8
./……………….. . .
de-ertoe-bereid-zijnden:
……………//………………………… !
om-te-wekken LieWeJáTáN. _____________
…………………………………………¬ ……….~………………………/ \
aan’t-verduisteren-zijn de-sterren-van de-avondbries-zijner* 9
……………………………………………………………..//………… . . . . . . . . . . . . .
hij-is-gespannen-aan’t-zijn~om-licht en-geenszins(is’t);
……………………../………….. . .
en-niet~is-hij-aan’t-zien:
……………………………………………………………………………………………….. !
in-de-wimpers-van~het-uitgekozen-vroege-glans-donker.
.<…..\….fz………………………\………………………………. . . . . . ..
ja niet sluit-hij de-deuren-van de-buik-mijner; 10
………………//…………………………../…. . .
en-versteekt-hij-voorts de-moeite:
…………………………………………………….. !
vandaan-van-de-wel-ogen-mijner.
JOB 3
…………..<……..\………………………………………..\………………………………………… . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
voor-wat? niet vandaan-van-de-moederschoot ben-ik-een-gestorvene-aan’t-zijn;11
………………………………..<>……..\…………………………………….. !
vandaan-van-de-buik trek-ik-uit en-voorts-blaas-ik-uit.
fz……………………………………………………………..\ ……………………. . . . . . .
met-wat-bekend? zijn-er-oostenvroeg-voor-mij knieën; 12
…………………………./…. . .
en-waartoe?~borsten:
..\………………………………. !
ja ben-ik-z’aan’t-zuigen.
……fz…..\………………………………………….. . . . . . . . . . . . . .
ja~welnu ik-lig(dan) en-ik-ben-kalm-aan’t-zijn; 13
../…….. . .
aan’t-slapen-ben-ik(dan):
..<………………\……………………………………. !
dan is-er-rust-aan’t-zijn voor-mij.
…………………………….fz………………………..\………………………………………….. . . . .
genoot-met~de-koningen en-raadverschaffers-van het-land; 14
…<>…………………………..\……………………………………………. !
stichters-van schroeidroge(plekken) voor-zich.
.\…………………………fz……………………………\……………. . . . .
of genoot-met~vorsten (met-)goud voor-hen; 15
..<>………………………………………\……………………. !
vol-makend de-huizen-hunner met-zilver.
.<………………………….\……………fz………………………\…………………………………………… . . . . . . . .
of, als-een-ontvalling[16] weggestopt, niet ben-ik-(dan)aan’t-geschieden; 16
/……….. . .
als-behandelbehoeftigen:
…………..//………… !
niet~zien-zij licht.
…\………….fz……………………\……………… . . . . . . . . . . . . . . .
daar de-schenders stoppen in-beweging-te-zijn; 17
………//……./…………….. . .
en-daar zijn-aan’t-rusten:
………\………………….. !
die-uitblazen kracht.
fz……………………..\……………………. . . . . . . . . . .
verenigd geknevelden zijn-welgedaan; 18
.<………/…….. . .
niet horen-zij:
……….\………………………….!
de-stem-van de-dwingeland.
….\…..fz……………………..\………….. . . . . . .
klein en-groot (is)daar hetzelfde; 19
./………….. . .
en-een-heerdienaar:
….//………………………………………………….. !
is-ontslagen vandaan-van-de-machtiger-zijner.
…………..<…………………………….\……………………………..\……………… . . . . .
voor-wat? is-hij-aan’t-geven aan-een-moeitevolle licht; 20
JOB 3,4
/… . .
en-leven:
………………….\…………………. !
aan-een-bittere-van lichaamziel.
……………..\…………………………………\……………………… . . . . . . . . . . . . . . . . .
die-verbeiden om-het-gestorven-zijn en-geenszins(is)dat(er); 21
/………………….. . .
en-voorts-woelen-zij-daarnaar:
……………………………………………………………………… !
vandaan-van(anders-dan-naar)weggestopte(dingen).
………………………..//……………… . . . . . . . . . .
die-zich-verheugen tot-juichen-toe; 22
…/……………………. . .
zijn-aan’t-verrukt-zijn:
.\………………………………………………………. !
ja zij-zijn-aan’t-vinden~een-graf.
fz……………………………………………………………………………..\…………… . . . . . . . . .
voor-een-manbaas van-wie~de-neemweg-zijner verstoken-is; 23
………………………………………………..<>………………………\…………………………….!
en-voorts-maakt-een-omvlechting een-godheid tot-bij-hem.
………………………………………………………..fz…………………
ja~voor-de-vertegenwendiging-aan-van het-brood-mijner (is) 24
…………………….//………. . . . . . . .
[het-gejammer-mijner aan’t-komen;
…………………………………………//……………………… . . . . . . . .
en-voorts-worden-omvergehaald als-wateren:
……………………………. !
de-brullingen-mijner.
.<……………..\……fz……………………………………………….. . . . . . . . . . . . . . . .
ja een-vrees vrees-ik en-voorts-is-die-in-aantocht-bij-mij; 25
……….//…………../……………….. . .
en-waarvoor ik-mij-verklamp:
…………………\……………………… !
is-aan’t-komen voor-mij.
..<…….\\………..………………………….<>……//………………………………… . .
niet zorgenloos-ben-ik en-niet kalm-ben-ik en-niet~rustig-ben-ik: 26
……………………//…………… !
en-voorts-komt beweging.
~
fz…………………………………………………………….//……………………. . .
en-voorts-buigt-zich-toe AêLieJPhàZ de-TéJMáNiet: 4.1
……………………. !
en-voorts-zegt-hij.
…………\…………………………\……………………….\…………………………………………… . . . . . . . . .
?beproeven-wij een-inbreng tot-jou jij-bent-je-aan’t-aftobben; 2
……………..//…………./….. . .
en-versperring bij-woorden:
\………………………… !
wie? is’t-aan’t-aankunnen.
JOB 4
fz………………………………\…….. . . . . . .
kijk-hier jij-onderricht velen; 3
……..<>………..\………………………………. !
en-handen afgezakt ben-jij-hard-aan’t-maken.
……..fz……………………………………………………..\……………………………………… . . . . . . . .
een-struikelende zijn-aan’t-doen-opstaan-! de-woorden-jouwer; 4
………………………<>………………….\…………………………. !
en-inzegenknieën die-knielen ben-jij-stevig-aan’t-maken.
.<…\\……………………….\……………………..\……………………………. . . . . . . . .
ja nu is’t-aan’t-komen naar-jou en-voorts-tob-jij-je-af; 5
………………………//………….……/…. . .
het-is-aan’t-aantasten tot-jou:
…………………………………………….. !
en-voorts-ben-jij-verschrikt.
……..\……………fz………………………………………………………….. . . . . . . .
is-niet? het-ontzag-jouwer de-slaplendigheid-jouwer; 6
………/………………………… . .
de-gespannenheid-jouwer:
……………\…………………………………………………… . . . . . . .
de-volgaafheid-van de-neemwegen-jouwer.
…………………………….. . .
haak-erbij-aan~toch:
…<…………….\……………\……………………………. . . . . . . . . .
wie?(is) hij-die straffeloos-zijnde teloorgaat; 7
/…… . .
en-waar?:
…………………..//……………. !
zijn-recht-uiten verholen.
…..\……….fz………………..\………………… . . . . . . . . .
zoals-ik-zie de-bewerkers-van streverij; 8
…………………<>……………………………..\……………………………….. !
en-de-te-kienleggers-van moeite zijn-aan’t-knotten-dat.
………………………………\……………………………………..\…………………………………….. . . . . . . .. . . .
vandaan-van-de-ademhaling-van de-godheid zijn-zij-aan’t-teloor-gaan; 9
………………………………………….<>……………………………..\…………………………. !
en-vandaan-van-de-beluchting-van de-walgneus-zijner
[zijn-al-af-aan’t-worden.
………………\…………………fz………………………………………..\………………….. . . . . . . . . . . . . . .
het-gebrul-van de-stroper(leeuw) en-de-stem-van de-klauwige(leeuw); 10
…………..<>………………………..\…………………………………………. !
en-de-tanden-van de-tegenaars[17] worden-omvergerukt.
…………………fz………………..\…………………………………… . . . . . . . . .
een-oude-leeuw teloorgaande bij-zonder-vreetkost; 11
……………..//…………………………………../… . .
en-de-stichtjongen-van een-leeuwin:
……………………………… !
zij-zijn-zich-vaneen-aan’t-scheiden.
fz…………………………..\…………………………………. . . . . . . . . . . . .
en-naar-mij een-inbreng is-aan’t-gestolen-worden; 12
……………………..//……………./……. . .
en-voorts-neemt het-oor-mijner:
JOB 4
……\…………… !
gelispel[18] daarvandaan.
fz………………………………………………………………….\……………………………. . . . . . .
bij-muizenissen vandaan-van-de-schouwingen-van de-nacht; 13
………………//…………………………/.. . .
bij-het-vallen-van een-verdoving:
……….. !
op~menselijken.
…..\……fz…………………… . . . . . .
vrees treft-mij en-rilling; 14
……………<>………………………………………………………..\………………………… !
en-de-veelheid-van de-harde-botten-mijner doet-schrikken.
…….<…………………………………………………………………………..\…………………. . . . . . . . . . .
beluchting (is) op~de-vertegenwendiging-mijner aan’t-afwisselen; 15
…/………… . .
aan’t-vergriezen-is:
………..//……………………………. !
de-beharing-van het-vlees-mijner.
………………………….<…………………………………………………………………….\………………………………………… . .
hij-is-aan’t-staande-blijven en-niet~ben-ik-aan’t-waarnemen het-aanzien-zijner:16
……..fz………………………………..\…………………………………………………. . . . . . . .
een-gelijksoortigheid voor-gelegd-aan de-wel-ogen-mijner;
……….<>………………………….\………………………………. !
verstarring en-een-stem ben-ik-aan’t-horen.
……………..fz……………………………………………………………………………..\……….. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
(is)een-menselijke? vandaan-van-(anders-dan)de-godheid rechtvaardig-aan’t-zijn;17
<>………../………………………………………………… . .
of(is)? vandaan-van(anders-dan)de-maker-van-hem:
………………………………………. !
rein-aan’t-zijn~een-heerbaas.
…………\…..fz……………………………………………………………..\………………. . . . . . . . . . .
kijk-hier op-de-heerdienaren-zijner is-hij-niet aan’t-vertrouwen; 18
………/……………………………. . .
en-bij-de-werkboden-zijner:
……………………………………..//………………. !
is-hij-aan’t-(vast-)stellen een-zonde[19].
…<………………………….\……………………………………….. . .
dusdanig de-bewoners-van huizen-van~leem: 19
……………..//………… . . . . . . . . . . .
die~in-stof zich-grondvesten;
./……….. . .
die-verpulveren:
……………………………………………………………………….. !
voor-de-vertegenwendiging-van~een-mot.
………………………………\…………………………….\………………………………… . . . . . . . . . . . . . .
vandaan-van-de-ochtend tot-de-avond zij-zij-aan’t-gebeukt-worden; 20
JOB 4,5
..//…………………./……. . .
zonder een(vast-)stellende:
………………………………..//…………………………………………….. !
voor-viering-en-voortduur zijn-zij-aan’t-te-loor-gaan.
……………………….\…………………………………………………………..\……………… . . . . .
wordt-niet?~uitgerukt de-strakblijvendheid-hunner bij-hen; 21
………/…………………….. . .
gestorvenen-zijn-zij-aan’t-worden:
……….\…………. !
en-niet in-wijsheid.
………….<>….\……………………………………… . . . . . . . . . . . . .
roep~dan is-er? een-die-zich-toebuigt-naar-jou; 5.1
………………..<>………………………………………….\……………………………………………… !
en-naar-wie? vandaan-van-de-geheiligden ben-jij-je-aan’t-wenden.
……………………..fz………………………………………………………………………….. . . . . . . . .
ja~voor-een-zotte (geldt) aan’t-vermoorden-is-(hem)~hartzeer; 2
……………………. . .
en-een-toegankelijke:
………………………..//…………………….. !
aan’t-doen-sterven-is(hem) ijver.
………..fz…………….\…………… . . . . . . . .
ik~ik-zie een-zotte die-wortelt; 3
…………………………..<>………………….\…………………………… !
en-voorts-verdoem-ik het-lustoord-zijner plotseling.
..\…………………………………………\……………………………………………………………. . . . . . . . .
ver-aan’t-zijn-zijn de-stichtkinderen-zijner vandaan-van-vrijheid; 4
……………………………………….//……………………………………. . .
en-zij-zijn-aan’t-verpulverd-worden in-de-poort:
………\…………………………… !
en-geen die-eruit-sleept.
…..///……….\\……………………………..¬///…………………………………. . .
aldus de-knotting-zijner de-hongerige is(die)-aan’t-opeten: 5
……………………………………………//………………………………………… . . . . . . .
en-naar~vandaan-van-haagpunten zijn-zij-aan’t-nemen;
……………<>………………\…………………………………… !
en-op-hapt een-lasso het-vermogen-hunner.
///…………………………\………………………………………………………\… . . . . . . . .
ja niet~is-aan’t-uittrekken vandaan-van-het-stof streverij; 6
\\…………………………………….. . .
en-vandaan-van-het-roodlingse:
………………………….//…………………… !
is-niet~aan’t-uitspruiten moeite.
…………….fz……………………………..\………………………. . . . . . . . . . . . .
ja~een-roodling(is) tot-moeite aan’t-gebaard-worden; 7
………………………………………….\\………….. . .
en-stichtsels-van~een-iets-schroeiends:
…………………………..//………………………. !
zijn-aan’t-verrijzen om-te-vliegen.
………… . .
daarentegen: 8
fz…………………………….\…………………. . . . .
ik ik-ben-aan’t-vragen naar~god;
JOB 5
……………… . .
en-naar~gods:
…………………………..//………………………………. !
ben-ik-aan’t-stellen de-inbreng-mijner.
…..\………..fz……………………………….\……………………… . . . . . . .
makend grote(dingen) en-geenszins een-peiling; 9
. .
wonderheden:
………….//…………………………….. !
tot~geenszins een-boekstaving.
………..\……..fz…………………………………………………………………………. . . . . .
die-geeft regen op~de-vertegenwendiging-van~het-land; 10
………//……………/ . .
en-zendend wateren:
……………………………….//………………………………… !
op~de-vertegenwendiging-van de-straatbuitens.
………………\………….\…………………… . . . . . . . . . .
om-te-stellen lagen tot-verhevenheid; 11
./………. . .
en-bezwart-zijnden:
……………………\……………… !
zij-gaan-steil (in-)vrijheid.
fz……………………………..\……………………….. . . . . . . . .
verstorend de-berekeningen-van slimmen; 12
……………………………………..//………………/………….. . .
en-niet~zijn-aan’t-maken de-handen-hunner:
…….. !
welslagen.
…………..\………………………….\………………………………….. . . . . . . .
overmeesterend de-wijzen in-de-slimheid-hunner; 13
……………<>………………………………………………….\………………………………………. !
en-de-raadverschaffing-van zich-wringenden[20] wordt-overijld.
..//……………………………………………………………… . . . . . . . . .
dagelijks zijn-zij-aan’t-tegenkomen~duisternis; 14
\\………………………………………………………..//…………………………………. !
en-als-’s nachts zijn-zij-aan’t-tasten in-de-middagglans.
…………………………..\………………………………………………….<>………………………………………………… . . . . . . .
en-voorts-bevrijdt-hij vandaan-van-het-zwaard vandaan-van-de-mond-hunner; 15
………………………………………<>……………………..\……………………. !
en-vandaan-van-de-hand-van de-harde de-behoeftige.
…………………………….\………………………\……………. . . . . . . . . .
en-voorts-geschiedt voor-de-arme omspanning[21]; 16
./.. . .
en-valsheid:
…………………\…………………….. !
zij-trekt-in de-mond-harer.
………..<>………..\………………………….fz……………………………………………..\…………………….. . . . . .
kijk-hier gelukgewenst een-menselijke die-aan’t-terecht-brengen-is god[22]; 17
JOB 5
………….//…………………………./….. . .
en-het-onderricht-van de-overweldigende:
………………………………. !
niet~aan’t-schofferen-jij.
///..\…………………………………….\………………………………………… . . . . . . . .
ja hij hij-is-aan’t-doen-lijden en-hij-is-aan’t-omwinden; 18
../……………………… . .
hij-is-aan’t-verbrijzelen:
………………………..//……………………………… !
en-de-hand-zijner is-aan’t-herstellen.
……….\….fz…………………………………………………………………. . . . .
bij-zes beëngingen is-hij-aan’t-eruit-slepen-jou; 19
……………..§…………………………………….<>………………………\……….. !
en-bij-zeven > niet~is-aan’t-aantasten op-jou kwaad.
fz…………………………………………….\………………………………………. . . . . . . . . . . .
bij-honger koopt-hij-los-jou vandaan-van-de-gestorvenheid; 20
/………………….. . .
en-bij-broderij[23]:
………………………………..\……………………………….. !
vandaan-van-de-handen-van het-zwaard.
…………………..\…………………………fz………………………………………….. . . . . . . . .
bij-het-struinen-van een-tong ben-jij-je-aan’t-verschuilen; 21
………………………………………//………………………………………/………………………….. . .
en-niet~ben-jij-ontzag-aan’t-hebben vandaan-van-de-overweldiging:
.\…………………………. !
ja is-die-aan’t-komen.
………………..\……………………………….\……………………………………….. . . . . . .
om-overweldiging en-om-nooddruft ben-jij-aan’t-lachen; 22
………………………………………………………………….//…………………/… . .
en-vandaan-van(vanwege)-het-wildleven-van het-land:
………………………………. !
niet~ben-jij-ontzag-aan’t-hebben.
///…………………………………\………………………….\……………………………………… . . . . . . .
ja genoot-met~de-stenen-van het-veld (is)de-zuivergang-jouwer; 23
……………………..//………………./.. . .
en-het-wildleven-van het-veld:
…………………………………………………. !
doet-het-vrede-zijn~voor-jou.
fz………………………………….\…………………………… . . . . . . .
en-jij-volkènt ja~vrede(is) de-tent-jouwer; 24
……..//………………………………………..\\……………………………\………………………………………. !
en-jij-bemoeit-je met-het-oord-jouwer en-niet ben-jij-aan’t-verwaarden.
fz………………………………..\………………………………. . . . . . . .
en-jij-volkènt ja~veel-is het-kiemsel-jouwer; 25
/……………………………………….. . .
en-het-uitgetrokkene-jouwer:
JOB 5,6
………………….\…………………….. !
als-het-kruid-van het-land.
…………………………….\…………………\………………………………… . . . . .
jij-bent-aan’t-komen in-kranigheid naar~een-graf; 26
………………..<>……………………………..\……………………….. !
zoals-het-opgaan-van een-bult in-het-tij-zijner.
SEDER
=
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóWBh: 6.1
!
en-voorts-zegt-hij.
……. . .
als-toch: 2
….\……………………………..\…………………………………………………… . . . . . . .
wegend aan’t-gewogen-worden-is het-hartzeer-mijner;
./……………………….. . .
en-het-verval-mijner:
…………….//………………………………………………………………………………….. !
in-een-unster aan’t-hoog-heen-gedragen-worden~verenigd.
……….. . .
ja~welnu: 3
…………………………………………………………..\………………………\………………… . . . . . . . . . . . . . . .
vandaan—van(anders-dan)-het-zand-van de-zeeën is-het-zwaar-aan’t-zijn;
………. . .
om~vastzo:
……..//…………………………….. !
de-inbrengen-mijner slobberen.
///..<>……………………………..||……………………………….………….. . .
ja pijlen-van de-overweldigende (zijn)genoot-met-mij: 4
…\…………..fz…………\…………………………………. . . . . . . .
welk-een hitte drinkt de-beluchting-mijner;
………..<>…………………………………..\………………………………………….. !
overrompelingen-van de-godheid zijn-zich-aan’t-rangschikken-op-mij.
………………………………………………….//………….. . . . . . . . .
is?-aan’t-balken~een-wilde-ezel op~fris-groen; 5
//…………………………………/ . .
of is-aan’t-loeien~een-os:
………………………………………………….. !
op~het-(voeder-)mengsel-zijner.
………………………\……………………….fz…………………………………………….. . . . . .
is?-aan’t-gegeten-worden tegenzinwekkends zonder~zout; 6
…………………../ . .
of~is-er~smaak:
……………..\………………………… !
in-het-slijm-van een-dooier.
…………….\……………………………………..\………………………………….. . . . . . . .
(zo)belet(mij) om-(‘t)te-betasten de-lichaamziel-mijner; 7
JOB 6
./ . .
zij(zijn):
………………….//…..………………………………….. !
als-ongesteldheid-van het-brood-mijner.
………………………..fz……………………………..\………………………………………………… . . . . .
wie?~is-aan’t-geven-dat aan’t-komen-is het-gewenste-van-mij; 8
./…………………………… . .
en-waarop-ik-gespannen-ben:
…………..//………………… !
aan’t-geven-is de-godheid.
……..\……………………………….fz…………………………………………………………. . . . . .
en-op-maakt-zich de-godheid en-voorts-verpulvert-hij-mij; 9
…..//………………………/….. . .
strak-blijft de-hand-zijner:
…………………………………. !
en-aan’t-doen-afbrokkelen-is-hij-mij.
………………………………………………………\\………………¬……………… . .
en-is-dat-aan’t-geschieden~nogmalig hij-troost-mij: 10
………………………………..\……………………………..fz…………………………………\
en-voorts-ben-ik-opgeknapt-toch[24] in-gekronkel is-hij-geen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
[medelijden-aan’t-hebben;
………//……/… . .
ja~niet verheel-ik:
……..//…………………………….. !
de-zeggingen-van de-heilige.
……………………………………..//……………………………….. . . . . . . . . . . . .
wat(is)?~de-kracht-mijner dat[25]~ik-aan’t-wachten-ben; 11
…………………………../……… . .
en-welk?~het-einde-mijner:
………………………..//…………………………….……………….. !
dat~ik-aan't-strekken-ben –de-lichaamziel-mijner.
……………………\…………………\………………………………… . . . . . . .
of?~een-kracht-van stenen (is)de-kracht-mijner; 12
………………………………..//…………………….. !
of~(is)het-vlees-mijner van-metaal.
\…………….\……………………………….\…………. . . . . .
of? (is)geenszins die-mij-helpt bij-mij; 13
/….. . .
en-welslagen:
………………………….//…………………………………………………. !
wordt-aan’t-dolen-gebracht vandaan-van-mij.
…………………….\………………………………………………………………\………………………….. . . . . . . . . . .
voor-een-weggevloeide (is)vandaan-van-de-metgezel-zijner goede-gunst; 14
……………………<>……………………………..\………………………………………………. !
en-het-ontzag-voor de-overweldigende is-hij-aan’t-verlaten.
…….fz…………………………………………………………………….\…………………………………… . . . . . .
de-broedervverwanten-mijner verkostumeren-zich zoals~een-beek; 15
JOB 6
………………..\\…………………….\…………………………………..!
als-een-bedding-van beken zijn-zij-aan’t-oversteken.
………//……………………………………………………. . . . . . . . . . .
bezwarten vandaan-van(vanwege)~kaalkoude; 16
/……… . .
over-wie :
…………………………………………………………………………………….. !
zich-niet-(aanwezig)aan’t-laten-weten-is~sneeuw.
fz……………………………………………..\……………………………………………. . . . . . . .
in-een-tij-dat zij-aan’t-krimpen-zijn worden-zij-gesmoord; 17
../…………………………………………… . .
bij-het-heet-worden-van-hen:
……….//…………………………………………………………………………………………. !
vervluchtigen-zij-zich vandaan-van-de-opstaanplaats-hunner.
fz…………………………………………..\………………………………………. . . . . . . . .
aan’t-wervelen-zijn de-paden-van de-neemweg-hunner; 18
…………………………<>………………….\………………………………….. !
zij-zijn-aan’t-opgaan in wanpoel en-aan’t-teloor-gaan.
fz………………………………………\…………………………. . . . . .
uit-kijken zij-die-op-pad-zijn-van TtéMáA; 19
……………..//………………./. . .
zij-die-gaan-van SseBháA:
………………………………… !
zijn-gespannen~daarop.
…………..//………………………………………………….. . . . . . . . . .
te-schande-worden-zij ja~(met-hun)veiligheid; 20
……..//…………/…. . .
zij-komen tot-daar:
……………………………………………… !
en-voorts-worden-zij-gehoond.
………..fz………………………….\………. . . . . .
ja~welnu jullie-geschieden niet; 21
…………….//……………………………… . . . . . . . .
aan’t-zien-zijn-jullie ontsteltenis:
…………………………………………………….. !
en-voorts-hebben-jullie-ontzag.
……..fz…………………..\………….. . . . .
ja?~zeg-ik wel-aan voor-mij; 22
../……………………………………………. . .
vandaan-van-de-kracht-jelieder:
……//……………………. !
schenk tot-bij-mij.
……………………….//……………………………………………………………………………. . . . . . .
en-doe-ontsnappen-mij vandaan-van-de-hand-van~de-beënger; 23
………………………<>……………………\……………………….. !
en-van-de-hand-van verdeinzers aan’t-loskopen-mij.
fz……………………………….\………………………….. . . . . . . . .
leg-uit-aan-mij en-ik ik-ben-aan’t-zwijgen; 24
………………../….. . .
en-waar~ik-dwaal:
………………..//………………… !
onderscheidt’t voor-mij.
JOB 6,7
……………………//…………………………………………………. . . . . . . . . . . . . .
wat~ongeneeslijk-maken gezegden~(die)rechtuit(zijn); 25
…………………………………….<>………………………………….\………………………………………………………!
en-wat~is-aan’t-terecht-brengen het-terechtbrengen vandaan-van[26]-jullie.
……………..\…………………………………\……………………………………………… . . . . . . . .
om?-terecht-te-brengen woorden zijn-jullie-aan’t-berekenen; 26
/……………. . .
en-ter-beluchting:
……..//……………………………….. !
gezegden-van een-wanhopige.
……………………………………..//………………………………… . . . . . .
voorwaar~op~een-wees zijn-jullie-aan’t-vallen; 27
/……………………………………… . .
en-jullie-zijn-aan’t-graven:
………………………………………………… !
op-tegen~de-metgezel-van-jullie.
fz…………………..\…………………………………………….. . . . .
en-welnu maakt-je-op wendt-je~naar-mij; 28
………………………………../…………………………………… . .
en-op-tegen-de-vertegenwendiging-jelieder:
………………………. !
of~ik-aan’t-liegen-ben.
…………………….<>………………………………………….\………………… . . . . . . . .
keert-om~dan-toch niet-aan’t-geschieden-jullie valsheid; 29
………..//……………\\……………………………………………………….. !
en-keert-om nogmalig(is) het-recht-van-mij~daarin.
…………………………………..//……. . . . . . . .
is?er~op-de-tong-mijner valsheid; 30
………………../……………….. . .
of-is~de-inwijder[27]-mijner:
…………………………………….\………………… !
niet~aan’t-onderscheiden vervallenheden.
……..……………………….\……….….………………………………………….\……………………………… . . . . .
(is-er-)niet?~de-legerschare(dienst) voor-een-menselijke op~het-land; 7.1
…………….<>………………………………..\……………………….…………. !
en-als-dagen-van een-verloonde (zijn)de-dagen-zijner.
………………….//………………………………………………………………. . . . . . . . .
als-een-heerdienaar is-hij-aan’t-happen-naar~schemer; 2
/………………………… . .
en-als-een-verloonde:
…………………//……………………………………………………….. !
is-hij-gespannen-aan’t-zijn-op het-werk-zijner.
///…………………………..\……………………………<>…………………………. . . . . . .
vast-zo heb-ik-in-eigendom voor-mij maanden-van-waan; 3
……….//…………………./ . .
en-nachten-van moeite:
……………………………………….. !
sommeren-zij~voor-mij.
………………………….. . .
ware’t-dat~ik-neerlig: 4
JOB 7
……….. . .
en-ik-zeg:
………..\……………..fz…………………………………………………………………………………… . . . . . .
wanneer? ben-ik-aan’t-opstaan en-is-hij-aan’t-afmeten~de-avond;
…………………..…….<>…….……………\………….……………………………………………. !
en-ben-ik-verzadigd-van wegpaktaken[28] tot~de-(avond-)waaibries.
……….///…………………………..\…………………fz………………………………………\……………. . . . . .
bekleed-is het-vlees-mijner door-gewormte[29] en-een-kluit[30]-van stof; 5
…………………..//….……./. . .
het-vel-nmijner flitst-open:
………………………………………………. !
en-wordt-voorts-geschoffeerd.
………\………………………………fz…………………………………………………………………….. . . . . . . . . . .
de-dagen-mijner zijn-rapklein vandaan-van(anders-dan)-een-weefspoel; 6
…………………………………/ . .
en-voorts-zijn-zij-al-af:
……………………………….\……………………………….!
bij-het-over-de-rand-zijn-van gespannenheid.
fz……………………………………………..\……………………………………… . . . . . . .
haak-erbij-aan ja~een-beluchting(is) het-leven-mijner; 7
………………………………..//……………………../………….. . .
niet~zijn-aan’t-weerkeren de-wel-ogen-mijner:
……………..//……. !
om-te-zien goeds.
…………………….fz…………………………………………………..\………………………………. . . . . .
niet~aan’t-neer-blikken-is-op-mij het-wel-oog-van die-mij-ziet; 8
………………………..<>………………………….\……………………………………… !
de-welogen-jouwer (zijn)op-mij en-geenszins(ben)-ik.
……\………………………fz……………………….. . . . . . . . . . . . . .
al-af-raakt een-wolk en-voorts-gaat-hij-heen; 9
.//………………..…………//……………………. . .
vastzo (is)een-die-afdaalt-in de-oergroeve:
.\…………………………… !
niet is-hij-aan’t-opgaan.
………………………………………\………………\………………………………………… . . . . . .
niet~is-hij-aan’t-terugkeren nogmalig voor-het-huis-zijner; 10
…………………………………..<>………………………….\…………………………………………………. !
en-niet~is-aan’t-waarnemen-hem nogmalig de-opstaanplaats-zijner.
………..¬ ..///………………………………./ \
ook~ik niet ben-ik-aan’t-terughouden de-mond-mijner* 11
fz…………………………………………………………………….\………………………………………………….. . . . . . . .
ik-ben-aan’t-inbrengen-toch in-de-beëngdheid-van de-beluchting-mijner;
/…………………………….. . .
ik-ben-aan’t-overwegen-toch:
……………\…………………………………………………………. !
in-de-bitterheid-van de-lichaamziel-mijner.
JOB 7
…………………………..<>…………… . . . . . .
een-zee?~(ben)ik of~een-draak; 12
……………………………………..<>…………………\……………. !
ja~jij-ben-t-aan’t-stellen over-mij een-waarhouder.
……..<>……………………..\………………………………………. . . . . . .
ja~zeg-ik aan’t-troosten-is-mij de-divan-mijner; 13
…………………………………..//…………../………………….. . .
hoog-aan’t-heen-dragen-is bij-mijn-overwegen:
…………………….. !
het-ligbed-mijner.
………………………//………………… . . . . . . . .
dan-ontstel-jij-mij met-dromen; 14
………………………………………………………..//……………………… !
en-vandaan-van(vanwege)-schouwingen ben-jij-aan’t-overrompelen-mij.
…………………………..\……………..\…………………………………….. . . . . . . .
en-voorts-verkiest verwurging de-lichaamziel-mijner; 15
. .
gestorvenheid:
…………………………………………………………………………………… !
vandaan-van(anders-dan)-de-harde-botten-mijner.
fz………………………………………………….\……………………………………….. . . . . . . .
ik-schoffeer(ze) niet~voor-wereldlang ben-ik-aan’t-leven; 16
..//…………………………. . .
stop vandaan-van-mij:
………………..//…………………………………. !
ja~een-vlaag(zijn) de-dagen-mijner.
…………………..fz………………..\…………………………… . . . . . . . . . . . . . . . . .
wat?~een-menselijke ja jij-bent-aan’t-groot-maken-hem; 17
……………………………………….<>………………..\………………………. !
en-ja~jij-bent-aan’t-zetten op-hem het-hart-jouwer.
………………………………………………………..// . . . . . . . . . . .
en-voorts-bemoei-jij-je-met-hem ochtenden; 18
………… . .
en-aan-flitsen:
……………………………………….. !
ben-jij-aan’t-testen-hem.
fz…………………………………….\…………………………………………………………………………. . . . . .
als-wat? ben-jij-niet~acht-aan’t-slaan vandaan-van(vanwege)-mij; 19
…………………./………………….. . .
niet~ben-jij-aan’t-herstellen-mij:
………………………………………………..//………………………………. !
tot~het-verslinden-door-mij van-het-spuug-mijner. __
………..||…………///………………………………\\……………………….¬ …~…………………………/ \
verwaard-ik wat? ben-ik-aan’t-werken voor-jou hoeder-van de-roodling* 20
…………///……………\……………………………\…………………….. . . . .
voor-wat? stel-jij-mij tot-een-botsende met-jou;
……………………………<>…………………\………………………..!
en-voorts-geschied-ik op-mij tot-een-draaglast.
………///……………………………………………………………………….\…………………………………………………………..¬
en-wat(is’t-dat)? jij-niet~hoog-aan’t-heen-dragen-bent de-afvalligheid-mijner 21
________
………………………………………..~…………………………………………………………/ \
[en-(niet)-aan’t-doen-oversteken-bent en-wel~de-gebogenheid-mijner*
JOB 7,8
……..fz…………….\…………………………………. . .
ja~nu voor-stof ben-ik-aan’t-neerliggen;
………………\………………………………………………………………………………………………… !
en-kies-jij-in’t-vroege-glansdonker-mij dan-geenszins-(ben)ik-(er).
=
fz // . .
en-voorts-buigt-zich-toe BieLeDàD de-ShuWChiet: 8.1.
!
en-voorts-zegt-hij.
………………….//…………………………………………………….. . . . .
tot~ wanneer? ben-jij-aan’t-verwoorden~dit; 2
…………….//………………….. . .
een-beluchting menigvuldig:
………………………………………………………………… !
(zijn)de-gezegden-van~de-mond-jouwer.
fz………………………………\………. . . . . . . . . . . .
god? is-hij-aan’t-buigen stelregeling; 3
…………………/…… . .
en-of~de-overweldigende:
……………………………………. !
is-hij-aan’t-buigen~recht.
…………………………………………………………..//……………………………………….. . . . . . .
ware’t-dat~de-stichtkinderen-jouwer verwaarden~voor-hem; 4
……………………………………. . .
en-voorts-zendt-hij-hen:
……………………………………………………………….. !
in-de-hand-van~de-afvalligheden-hunner.
…………………….fz……………………………………………………………………..\……………………………. . . . . .
ware’t-dat~jij jij-in’t-vroege-glansdonker-aan’t-zoeken-bent naar~god; 5
………………………………../….. . .
en-naar~god~de-overweldigende:
……………………….. !
ben-jij-om-gratie-aan’t-bidden.
………………………../……………… . .
ware’t~glaskuis en-rechtuit: 6
.//……………..//……………………………………………\………………… . . . . .
jij ja~welnu hij-is’t-aan’t-doen-opwekken over-jou;
../………………………. . .
en-voort-is-hij-vrede-aan’t-doen-zijn:
……….\………………………………………………………….. !
het-lustoord-van de-gerechtigheid-jouwer.
…………………………………………….\…………………………………..\……………….. . . . . . . . .
en-voorts-is-aan’t-geschieden het-eerste-jouwer onbeduidends; 7
./………………………. . .
en-het-latere-jouwer:
…………………//……………. !
is-aan’t-wassen[31] machtig
…………………………..<>…………………………………..\……. . . . . . . .
ja~wens~dan-toch een-(geboorte-)ronde eerder; 8
JOB 8
./………………….. . .
en-maak-je-vastzo:
……………..\…………………….. !
om-te-peilen de-omvamenden.
………………\……………………..fz…………….\………………………………….. . . . . . . . .
ja~van-gisteren (zijn)wij en-niet zijn-wij-aan’t-volkènnen; 9
.<……………..<>……………………………\…………………………. !
ja een-schemering(zijn) de-dagen-onzer op~land.
\ fz \ . . . . .
niet?~zijn-zij aan’t-uitleggen-jou aan’t-zeggen aan-jou; 10
. .
en-vandaan-van-het-hart-hunner:
// !
aan’t-doen-uittrekken woorden.
<> \ . . . . . . .
is?-hoog-aan’t-worden~bieze bij-geen modder; 11
// !
is-aan’t-opwassen~gras zonder~water.
\ fz \ . . . . . . . . . . . .
dat-nog in-de-knop-zijner is-niet aan’t-geplukt-worden; 12
<> \ !
en-voor-de-vertegenwendiging-van al-af~het-hofgras
[is-het-(toch)aan’t-droog-worden.
. .
vastzo: 13
fz \ . . . .
de-paden-van al-af~wie-vergeten god;
<> \ !
en-de-gespannenheid-van de-roekeloze is-aan’t-teloor-gaan.
// . . . . . .
van-wie~weerzin-aan’t-wekken-is de-slappe-lende-zijner[32]; 14
// / . .
en-een-huis-van een-spin:
!
(is)de-veiligheid-zijner.
\ <> . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
hij-is-aan’t-leunen op~het-huis-zijner en-niet staande-aan’t-blijven; 15
// . .
hij-is-hard-aan’t-vatten daaraan:
!
en-niet aan’t-opstaan.
\ <> . . . .
sap-hebbend (is)hij voor-de-vertegenwendiging-van~de-zon; 16
JOB 8,9
/ . .
en-op~de-schutse-zijner:
// !
de-zuigelinge-zijner is-aan’t-uittrekken.
fz | \ . . . . . . . . . . . . . .
op~een-wenteling zijn-de-wortels-zijner aan’t-omsingeld-worden; 17
<> \ !
een-huis-van stenen is-hij-aan’t-schouwen.
// . . . . . .
ware’t-dat~hij-aan’t-verslinden-is-hem vandaan-van-de-opstaanplaats-zijner; 18
// . .
en-voorts-is-hij-aan’t-huichelen bij-hem:
\ !
niet zie-ik-jou.
<> \ . . . . . .
kijk-hier~hij verrukkelijk (is)de-neemweg-zijner; 19
/ . .
en-vandaan-van-het-stof:
// !
zijn-lateren aan’t-uitspruiten.
<> \ . . . . . . . .
kijk-hier~god is-niet aan’t-schofferen~een-volgave; 20
/ . .
en-niet~is-hij-hard-aan’t-vatten:
!
met-de-hand-van~kwaaddoeners.
\ \ . . . . . . .
tot~hij-vol-doet-zijn van-lachen de-mond-jouwer; 21
// !
en-de-lippen-jouwer van-jubelgeschrei.
// . . . . . . . .
die-beweigeren-jou zijn-aan’-bekleed-worden-met~schande; 22
<> \ !
en-een-tent-van schenders geenszins(is)die(er).
~
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóWBh: 9.1
!
en-voorts-zegt-hij.
fz \ . . . . . . . . . . . . .
op-trouwe ik-volkèn ja~vastzo (is-het); 2
<> \ !
en-waarmee?~is-rechtvaardig-aan’t-zijn een-menselijke genoot-met~god.
fz \ . . . . .
ware’t-dat~hij-welgevallen-aan’t-hebben-is om-te-twisten genoot-met-hem; 3
. .
niet~is-hij-zich-aan’t-toebuigen-naar-hem:
// !
één-enkel-maal vandaan-van~een-kuddetal.
\ fz \ . . . . . . .
wijs-is-hij van-hart en-hardbottig van-kracht; 4
JOB 9
// / . .
wie?~is-stijf naar-hem:
!
en-voorts-heeft-hij-vrede.
\ fz \ . . . . . . . . . .
die-doet-opklimmen bergen en-niet volkènnen-zij; 5
<> \ !
die omdraait-hen in-de-neuswalging-zijner.
\ fz . . . . . .
die-in-beweging-brengt land vandaan-van-de-opstaanplaats-zijner; 6
. .
en-de-staanders-zijner:
!
aan’t-trillen-zijn-zij-!.
\ fz \ . . . . . . . . .
die-zegt tot-de-zonneschijf en-niet is-hij-aan’t-opstijgen; 7
<> \ !
en-daarbij sterren is-hij-aan’t-verzegelen.
\ \ . . . . . . . . . . .
uitrekkende de-helftenhemel in-afzondering; 8
/ . .
en-de-weg-nemend:
// !
over~de-bulten-van de-zee.
\ <> // . .
makend~de-NgáSh[33] de-KeSieJL[34] de-KieJMáH[35]: 9
// !
en-de-kamerbinnens-van het-zuidenrechtse.
\ fz \ . . . . . . . . . .
makende grote (dingen) geen peilen-aan; 10
. .
en-wonderheden:
// !
geen boekstaven-aan.
/// \ fz \ . . . . .
kijk-hier hij-is-aan’t-oversteken op-mij en-niet ben-ik(‘t)-aan’t-zien; 11
/ . .
en-hij-is-in-wisseling-aan’t-gaan:
// !
en-niet~ben-ik-onderscheidingsvermogen-aan’t-hebben voor-hem.
\ fz \ . . . . .
kijk-hier is-hij-aan’t-gappen wie? doet(daarmee)terugkeren-hem; 12
// / . .
wie?~is-aan’t-zeggen tot-hem:
!
wat?~ben-jij-aan’t-maken.
fz \ . . . . . .
een-godheid is-niet~aan’t-doen-terugkeren de-neuswalging-zijner; 13
JOB 9
// / . .
op-de-drukplek-zijner bukken:
\ !
de-helpers-van RáHàB[36].
fz \ . . . . .
dus ja~ik ik-ben-mij-aan’t-toebuigen-naar-hem; 14
<> \ !
ik-ben-aan’t-uitkiezen-toch de-inbrengen-mijner genoot-met-hem.
\ fz \ . . . . . . .. . .
waarmee ware’t-dat~ik-rechtvaardig-ben ben-ik-niet mij-aan’t-toebuigen; 15
/ . .
aan-de-regelsteller-van-mij:
!
ben-ik-om-gratie-aan’t-vragen.
<> . . . .
ware’t-dat~ik-roep en-voorts-buigt-hij-zich-toe-naar-mij; 16
/ . .
niet~ben-ik-aan’t-vertrouwen:
// !
ja-dat~hij-het-oor-aan’t-lenen-is-aan de-stem-mijner.
// . . . .
hij-die~in-turbulentie aan’t-vermorzelen-is-mij; 17
// \ !
en-voorts-doet-hij-veel-zijn de-wonden-mijner gratisweg.
fz \ . . . . . . .
niet~is-hij-aan’t-geven-mij te-doen-terugkeren de-beluchting-mijner; 18
// / . .
ja hij-is-aan’t-verzadigen-mij:
!
vandaan-van-bitterheden.
\ \ . . . . . .
ware’t-om-kracht (die)stevig(is) kijk-hier-hij; 19
/ . .
en-ware’t-om-stelregeling:
\ !
wie? is-aan-de-orde-aan’t-stellen-mij.
fz \ . . . . .
ware~ik-rechtvaardig-aan’t-zijn 20
[de-mond-mijner is-tot-schender-aan’t-maken-mij;
/ . .
volgaaf~(ben)ik:
!
en-voorts-doet-hij-verkeerd-zijn-mij.
fz // \\
volgaaf~(ben)ik niet~ben-ik-aan’t-volkènnen de-lichaamziel-mijner 21
// !
[ik-ben-aan’t-schofferen het-leven-mijner.
. .
één-enkel (ding): 22
JOB 9
fz // . . . . . .
(is)het om~vastzo zeg-ik;
// / . .
volgave en-schender:
\ !
(is)hij al-af-makend.
<> \ . . . . . . . . . .
ware~een-afstruiner is-hij-aan’t-doen-sterven plotseling; 23
<> \ !
ter-beproeving-van straffelozen is-hij-aan’t-nabauwen.
/// \ . .
land wordt-gegeven in-de-hand-van~een-schender: 24
// . . . . . . . . .
de-vertegenwendiging-van~die-het-de-regel-stellen is-hij-aan’t-omhullen;
<> \ !
ware’t~niet danwel wie?~(is)hij.
\ <> . . . . . . . . .
de-dagen-mijner zijn-rapklein vandaan-van(anders-dan)-een-snel-loper; 25
. .
zij-schieten-heen:
// !
niet~zien-zij goeds.
fz \ . . . . .
zij-wisselen-zich-af genoot-met~schepen-van bast; 26
/ . .
zoals-een-adelaar:
// !
aan’t-duiken[37]-is op~eten.
<> \ . . . . . . . .
ware~het-gezegde-van-mij aan’t-vergeten-ben-ik de-overweging-mijner; 27
<> \ !
ik-ben-aan’t-achter-laten-! de-vertegenwendiging-mijner
[en-ik-ben-mij-aan’t-opmonteren-!
// . . . . . . .
ik-verklamp al-af~de-gekrenktheden-mijner; 28
/ . .
ik-volkèn:
/ !
ja~niet ben-jij-straffeloos-aan’t-laten-mij.
// . .
ik ben-ik-aan’t-schenden; 29
/ . .
voor-wat?~dit:
\ !
een-vlaag ben-ik-aan’t-arbeiden.
// . . . . . . . .
ware’t-dat~ik-mij-was in-wateren-van~sneeuw; 30
/ . .
en-voorts-maak-ik-glaskuis:
\ !
met-zuiverends de-handzolen-mijner.
JOB 9,10
fz \ . . . . .
dan in-een-kuilgat ben-jij-aan’t-dompelen-mij; 31
/ . .
en-aan’t-doen-gruwen-mij:
!
de-gewaden-mijner.
\ \ . . . . .
ja~niet naar-een-manmenselijke zoals-ik(ben) 32
[ben-ik-me-aan’t-toebuigen-naar-hem;
// / . .
zijn-wij-aan’t-komen verenigd:
!
bij-de-stelregeling.
\ \ . . . . . . . . . . . .
niet is-er~onderscheidend-ons een-terechtbrenger; 33
<> \ !
(die)aan’t-zetten-is de-hand-zijner op~ons-andertwee.
\ \ . . . . . . .
(die)aan’t-doen-wijken-is vandaan-van-op-mij de-stamstaf-zijner; 34
. .
en-het-afgrijzen-zijner:
!
niet~is-aan’t-overrompelen-mij.
fz \ . . . . .
ik-ben-aan’t-inbrengen-! en-niet ben-ik-aan’t-ontzien-hem; 35
// // /. .
ja niet~vastzo (ben)ik:
!
genoot-met-mijzelf.
// . .
weerzin-heeft de-lichaamziel-mijner: 10.1
/ \
bij-het-leven-mijner*
\ \ . . . . . . .
ik-ben-aan’t-achter-laten op-mij de-overweging-mijner;
/ . .
ik-ben-aan’t-inbrengen-!:
\ !
in-het-bittere-van de-lichaamziel-mijner.
\ fz . . . ..
ik-ben-aan’t-zeggen tot~de-god niet~aan’t-schenden-mij; 2
/ . .
doe-volkènnen-mij:
\ !
over wat~jij-aan’t-twisten-bent-met-mij.
\ | . .
doet-het-goed voor-jou ja~jij-bent~aan’t-bedrukken: 3
<> \ . . . . . . .
ja~jij-bent-aan’t-schofferen de-arbeid-van de-handzolen-jouwer;
<> \ !
en-op~de-beraadslaging-van schenders ben-jij-aan’t-schijnen.
\ \ . . . .
wel-ogen?-van vlees aan-jou; 4
JOB 10
<> \ !
ware’t~als?-het-zien-van een-menselijke ben-jij-aan’t-zien.
\ \ . . . . . . .
als-de-dagen?-van een-menselijke (zijn)de-dagen-jouwer; 5
. .
of~de-jaaranderingen-jouwer:
\ !
als-de-dagen-van een-heerbaas.
// . . . . . . .
ja~jij-bent-aan’t-zoeken naar-het-geontwricht-mijner; 6
. .
en-naar-het-verwaarden-van-mij:
!
ben-jij-aan’t-navragen.
fz \ . . . . . . . . .
op~de-volkènnis-van-jou ja~niet ben-ik-aan’t-schenden; 7
<> \ !
en-geenszins(is-er) vandaan-van-de-hand-jouwer een-eruit-gesleept-worden.
\ fz . . . . . . . . . . . .
de-handen-jouwer krenken-mij en-voorts-maken-zij-mij; 8
// . .
verenigd in-omsingeling:
!
en-voorts-verslind-jij-mij.
<> \ . . . . . . .
haak-erbij-aan~dan-toch ja~als-okerleem maak-jij-mij; 9
// !
en-tot~stof ben-jij-aan’t-doen-terugkeren-mij.
\ fz . . . . . . . . . . . . . . .
niet? als-vetmelk ben-jij-aan’t-vastig-maken-mij; 10
/ . .
en-als-kaas:
!
doe-jij-stremmen-mij.
\ fz . . . . .
met-vel en-met-vlees ben-jij-aan’t-bekleden-mij; 11
// . .
en-met-harde-botten en-met-zenuwen:
!
ben-jij-aan’t-samenvlechten-mij.
\ fz \ . . . . .
leven en-goede-gunst maak-jij genoot-met-mij; 12
. .
en-de-bemoeienis-jouwer:
// !
houdt-waar de-beluchting-mijner.
fz \ . . . .. . .
en-deze(dingen) berg-jij-op in-het-hart-jouwer; 13
/ . .
ik-volkèn:
// !
ja~dit(is) genoot-met-jou.
JOB 10
// . . . . . . .
ware’t-dat~ik-verwaard en-waar-houd-jij-mij; 14
/ . .
en-vandaan-van(vanwege)-het-geontwricht-van-mij:
\ !
ben-jij-niet aan’t-straffeloos-houden-mij.
|’ \ . .
ware’t-dat~ik-schend ai-toch[38] mij: 15
fz \ . . . . . . .
en-doe-ik-recht niet~ben-ik-hoog-heen-aan’t-dragen het-eerstdeel-mijner;
// / . .
verzadigd van-kleinering:
// !
en-zie de-gebogenheid-mijner.
fz \ . . . .
en-het-is-hoog-aan’t-worden als-een-klauwige(leeuw) 16
[ben-jij-aan’t-jagen-op-mij;
\\ // !
en(dan)ben-jij-aan’t-terugkeren en-aan’t-wonderlijk-doen~bij-mij.
\ \\ . .
jij-bent-aan’t-vernieuwen de-nogmaligstellers-jouwer voorgelegd-aan-mij: 17
\ fz . . . . .
en-jij-bent-veel-aan’t-doen-zijn het-hartzeer-jouwer genoot-met-mij;
<> \ !
verwisselingen en-een-schare genoot-met-mij.
\ fz . . . . .
voor-wat? vandaan-van-de-moederschoot doe-jij-uittrekken-mij; 18
/ . .
ik-ben-aan’t-uitblazen:
\ !
en-een-wel-oog is-niet~aan’t-zien-mij.
\ \ . . . . . . . . .
als-wie ik-niet-geschied ben-ik-aan’t-geschieden; 19
/ . .
vandaan-van-de-buik:
// !
voor-het-graf ben-ik-aan’t-afgedragen-worden.
\ \ . . . . . . . . . .
niet?~ een- weinig de-dagen-mijner is-hij-aan’t-stoppen; 20
// / . .
aan’t-(zich)zetten-is-hij vandaan-van-mij:
// !
en-ik-ben-aan’t-opmonteren een-weinig.
\ fz \ . . . . . . . . . .
bij-het-nog-vers-zijn ben-ik-aan’t-gaan en-niet ben-ik-aan’t-terugkeren; 21
<> \ !
naar~een-land-van duisternis en-schemersterfte.
/// \\ // . .
een-land-van somberte zoals donker: 22
fz // . .
schemersterfte en-geen onderdelen[39]:
JOB 10,11
// !
en-voorts-schijnt-het zoals~donker.
~
fz // . .
en-voorts-buigt-zich-toe TsoPhàR de-NàNgæMáTiejt: 11.1
!
en-voorts-zegt-hij.
\ fz \ . . . . . . . . . . . .
naar-een-veelheid?-van inbrengen is-niet aan’-t-toe-te-buigen; 2
<> // !
en-of~(is)een-manmenselijke-van dubbele-lippen rechtvaardig-aan’t-zijn.
fz \ . . . . . . . .
de-zwetspraatjes-jouwer zijn-lieden aan’t-doen-zwijgen; 3
. .
en-voorts-bauw-jij-na:
\ !
en-geen die-beschaamdeelt.
fz \ . . . . .
en-voorts-zeg-jij glaskuis-is het-vernomene-van-mij; 4
. .
en-zuiver:
// !
geschied-ik in-de-welogen-jouwer.
. .
en-daarentegen: 5
\ \ . . . . . . . . .
wie?~is-aan’t-geven(dat) de-godheid is-aan’t-inbrengen;
<> \ !
en-is-aan’t-openen de-lippen-zijner genoot-met-jou.
| \ ¬
en-hij-aan’t-voorleggen-is~aan-jou de-niet-geweten(dingen)-van de-wijsheid 6
~~ / \
[ja~dubbelingen voor-welslagen*
|’ // // . . . . . . . .
en-volkèn ja~kwijt-doet-raken jou de-godheid:
!
vandaan-van(vanwege)-het-geontwricht-jouwer.
\ \ . . . . . . .
het-peilen-van de-godheid ben-jij-aan’t-vinden; 7
/// <> \ !
of tot~het-al-af-zijn-toe de-overweldigende aan’t-vinden-ben-jij.
\ fz . . . . . . . . . . . . .
de-rijzigheden-van de-helftenhemel wat?~aan’t-werken-ben-jij; 8
// / . .
het-diep-zijn vandaan-van-de-oergroeve:
JOB 11
!
wat?~aan’t-volkènnen-ben-jij.
\ \ . . . . .
gestrekt-is vandaan-van(anders-dan)-het-land de-maat-harer; 9
. .
en-wijd-is-die:
!
vandaan-van(anders-dan)~de-zee.
// . . . . . . .
ware’t-dat~hij-aan’t-wisselen-is en-aan’t-doen-versluiten; 10
/ . .
en-hij-aan’t-doen-afstemmen-is:
\ !
en-wie? is-aan’t-doen-omkeren-hem.
<> // . . . . . .
ja~hij hij-volkènt lieden-van~waan; 11
/ . .
en-voorts-ziet-hij~streverij:
\ !
en-niet is-hij-aan’t-onderscheiden-dan.
\ fz . . . . . . . . . . . .
en-iedermenselijke die-hol-is is-‘t-aan’t-ter-harte-nemen; 12
<> . .
en-(als)een-ezelsveulen-van een-wilde-ezel:
// !
is-een-roodling aan’t-gebaard-worden.
fz \ . . . . . . .
ware’t-dat~jij vastzo-doet-zijn het-hart-jouwer; 13
<> !
en-uit-spreid-jij de-handzolen-jouwer.
\ fz . . . . . . . . . . . . . .
ware-er~streverij in-de-hand-jouwer doe-verweg-zijn-die; 14
<> \ !
en-niet~ben-jij-aan’t-doen-voortwonen in-de-tenten-jouwer valsheid.
/// \ \
ja~dan ben-jij-hoog-heen-aan’t-dragen de-vertegenwendiging-jouwer 15
. . . . . .
[vandaan-van-blaam;
// / . .
en-voorts-ben-jij-aan’t-geschieden (als)gegoten:
\ !
en-niet ben-jij-je-aan’t-ontzien.
fz \ . . . . . .
ja~jij moeite ben-jij-aan’t-vergeten; 16
<> \ !
als-bij-wateren (die)oversteken ben-jij-aan’t-aanhaken.
fz \ . . . . .
en-vandaan-van-de-middag is-aan’t-opstaan een-wijle; 17
/ . .
jij-bent-aan’t-vliegen:
// !
als-de-ochtend ben-jij-aan’t-geschieden.
JOB 11,12
fz \ . . . . . . . . . . . .
en-veilig-weet-jij-je ja~er-is gespannenheid; 18
/ . .
en-graaf-jij:
// !
tot-veiligheid ben-jij-aan’t-liggen.
SEDER
fz \ . . . . . . . . .
en-jij-legert-je en-geenszins een-die-doet-huiveren; 19
<> \ !
en-uit-putten de-vertegenwendiging-jouwer velen.
// . .
en-de-wel-ogen-van schenders: 20
/ \
zij-zijn-al-af-aan’t-worden*
fz \ . . . . .
en-toevlucht gaat-te-loor vandaan-van-hen;
/ . .
en-de-gespannenheid-hunner:
!
uitblazing-van~lichaamziel.
~
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóWBh: 12.1
!
en-voorts-zegt-hij.
fz \ . . . . . . . . .
trouwens ja jullie(zijn)~een-genotenvolk; 2
/ . .
en-genoot-met-jullie:
// !
is-aan’t-sterven de-wijsheid.
/// / . .
ook~aan-mij(is) een-hart zoals-aan-jullie: 3
\ \ . . . . .
niet~een-vallende (ben)ik vandaan-van(vanwege)-jullie;
// !
en-samen-met~wie?~(zijn)geenszins als~deze (dingen).
/// / . .
(als)een-uitgelachene voor-de-metgezel-zijner ben-ik-aan’t-geschieden: 4
\ fz . . . . .
roepende tot-de-godheid en-voorts-buigt-hij-zich-toe-naar-hem;
/ . .
uitgelachen:
// !
rechtvaardig volgaaf.
JOB 12
\ <> \ . . . . . . . . .
een-fakkel-van verachting voor-wie-produceert welgedaanheid; 5
/ . .
hij-zet-zich-vast:
\ !
voor-wankelenden-van voetebeen.
/// / . .
zorgeloos-aan’t-zijn-zijn de-tenten voor-overweldigers: 6
<> \ . . . . .
en-veiligheid voor-wie-tot-bewogenheid-brengen god;
/// <> \ !
om-wat doet-komen de-godheid met-de-hand-zijner.
. .
daarentegen: 7
\ \ . . . . .
wens~dan-toch van-het-gedierte en-het-is-het-aan’t-uitleggen-aan-jou;
// / . .
en-het-gevogelte-van de-helftenhemel:
!
en-het-is-het-aan’t-voorleggen~aan-jou.
/// \ \ . . . . .
of overweeg met-het-land en-het-is-het-aan’t-uitleggen-aan-jou; 8
// / . .
en-aan’t-boekstaven-zijn-zij voor-jou:
\ !
de-vissen-van de-zee.
fz \ . . . . . . . . . . . .
wie? is-niet~aan’t-volkènnen bij-al-af~deze (dingen); 9
// / . .
ja de-hand-van~die-JHWH-van-Israël:
\ !
die-maakt dit.
\ fz \ . . . . . .
in-wiens hand(is) de-lichaamziel-van al-af~het-leven; 10
/ . .
en-de-beluchting-van:
!
al-af~vlees-van~iedermenselijke.
<> \ . . . . . . .
niet?-is~een-oor verwoording aan’t-testen; 11
/ . .
en-een-inwijder[40]
\ !
eten is-het-aan’t-smaken~voor-hem.
// . . . . . . . .
bij-marmerwitten (is)wijsheid; 12
<> \ !
en-gestrektheid-van dagen (is)onderscheidingsvermogen.
JOB 12
fz \ . . . . . . . . . .
genoot-met-hem(Is) wijsheid en-baaskracht; 13
/ . .
aan-hem:
// !
raadverschaffing en-onderscheidingsvermogen.
\ fz \ . . . . . . . .
kijk-hier hij-is-aan’t-slopen en-niet is-hij-aan’t-stichten; 14
// . .
hij-is-aan’t-sluiten op-tegen~een-menselijke:
\ !
en-niet is-hij-aan’t-openen.
/// \ \ . . . . . . . . . .
kijk-hier hij-is-aan’t-versperren in-wateren en-zij-zijn-aan’t-uitdrogen; 15
/ . .
en-hij-is-aan’t-heenzenden-hen:
<> !
en-zij-zijn-aan’t-omdraaien land.
fz \ . . . . . . . . . .
genoot-met-hem(is) sterkte en-welslagen; 16
/ . .
aan-hem(is):
// !
die-dwaalt en-die-doet-dwalen.
\ \ . . . . . . . . . . . . .
doende-gaan beraadslagers tot-buit-gemaakt; 17
// !
en-regelstellers doet-hij-pralerig-zijn.
\ \ . . . . . . . . .
de-kneveling-van koningen opent-hij; 18
// / . .
en-voorts-knevelt-hij een-pantser,
!
aan-het-heupenpaar-zijner.
\ \ . . . . . . . . . . . . .
doende-gaan priesters buit-gemaakt; 19
\ !
en-bestendigen is-hij-aan’t-verrommelen.
\ fz . . . . . . . . . . .
doende-wijken lip(taal) aan-betrouwbaren; 20
<> \ !
en-de-smaak-van baardouden is-hij-aan’t-nemen.
\ <> !
uit-stortend minachting over~zelf-opofferaars; 21
<> \ !
en-de-ceintuur-van sterk-ingebedden[41] doet-hij-zakken.
\ fz . . . . . . . .
ontmantelend de-diepten vandaan-van-de-duisternis; 22
<> \ !
en-voorts-trekt-hij-uit tot-licht stervensschemer.
JOB 12,13
\ fz . . . . .
doende-opwassen naties en-voorts-doet-hij-teloor-gaan-hen; 23
// / . .
uitbreidend naties:
!
en-voorts-leidt-hij-hen.
. .
doende-wijken: 24
fz \ . . . . .
het-hart-van de-(groeps)eersten-van het-genotenvolk-van~het-land;
/ . .
en-voorts-doet-hij-tuimelen-hen:
\ !
in-een-wanboel geen~neemweg.
// . . . . .
zij-zijn-aan’t-voelen~duisternis en-geen~licht; 25
/ . .
en-voorts-doet-hij-tuiimelen-hen:
!
als-een-roesdronkene.
<> \ . . . . . . . .
kijk-hier~de-al-afheid ziet het-weloog-mijner; 13.1
// / . .
hoort het-oor-mijner:
// !
en-voorts-wordt-er-onderscheid-gemaakt daaraan.
fz \ . . . .
zoals-jullie-volkènnen volkèn-ik ook~ik; 2
<> \ !
niet~vallend (ben)ik vandaan-van-jullie.
. .
daarentegen: 3
fz \ . . . . . . . . . .
ik tot~de-overweldigende ben-ik-aan’t-inbrengen;
<> \ !
en-in-het-terechtwijzen van~god ben-ik-welgevallen-aan’t-hebben.
. .
en-daarentegen: 4
// . . . . . . .
jullie(zijn) aansmeerders-van~leugen;
<> \ !
genezers-van een-ongod al-af-jullie.
<> \ . . . . . . . . . . . .
wie?~is-aan’t-geven-dat zwijgend jullie-aan’t-zwijgen-zijn; 5
<> \ !
en-het-is-aan’t-geschieden voor-jullie tot-wijsheid.
// . . . . . . .
hoor~dan-toch de-terechtwijzing-van-mij; 6
<> \ !
en-op-de-twistwoorden-van de-lippen-mijner weest-opmerkzaam.
fz \ . . . . . . . .
tot-god? zijn-jullie-aan’t-inbrengen valsheid; 7
JOB 13
/ . .
en-voor-hem:
// !
zijn-jullie-aan’t-inbrengen bedriegerij.
// . . . . . . .
de-vertegenwendiging-zijner? zijn-jullie-hoog-heen-aan’t-dragen; 8
// !
of~voor-god zijn-jullie-aan’t-twisten.
fz \ . . . . . . .
goed? Ja~hij-is-aan’t-peilen enwel-jullie; 9
// .
of~als-het-dollen met-een-menselijke,
// !
zijn-jullie-aan’t-dollen met-hem.
\ <> . . . . . .
terechtwijzend is-hij-terecht-aan’t-wijzen enwel-jullie; 10
/ . .
of~in-het-verstokene:
// !
de-vertegenwendiging zijn-jullie-hoog-heen-aan’t-dragen-!.
\ fz \ . . . . . .
niet? is-de-hoog-dragendheid-zijner aan’toverrompelen enwel-jullie; 11
/ . .
en-de-vrees-voor-hem:
// !
is-aan’t-vallen op-jullie.
fz . . . .
de-aanhakingen-jelieder(zijn) vore-stellingen-van~as; 12
/ . .
tot-rugbochels-van~okerleem:
!
de-rugbochels-jelieder.
\ fz . . . .
zwijgt vandaan-van-mij en-voorts-breng-ik-in-toch~ik; 13
<> \ !
en-aan’t-oversteken-is over-mij wat(dan-ook).
/// \ \ . . . . . . .
om~wat? ben-ik-hoog-heen-aan’t-dragen het-vlees-mijner in-de-tanden-mijner;14
/ . .
en-de-lichaamziel-mijner;
// !
ben-ik-aan’t-stellen in-de-handzool-mijner.
\ fz \ . . . . . . . . .
kijk-hier hij-is-aan’t-doden-mij niet ben-ik-aan’t-verwachten; 15
/ . .
dusdanig~de-neemwegen-mijner:
// !
naar~de-vertegenwendiging-zijner ben-ik-aan’t-terecht-brengen.
// . . . . . . . .
ook(is)~hij~voor-mij tot-bevrijding; 16
// / . .
ja~niet voor-de-vertegenwendiging-zijner:
JOB 13
// !
een-roekeloze is-aan’t-komen.
\ fz . . . . . . .
hoort horend het-woord-mijner; 17
. .
en-het-getoonde-door-mij:
!
met-de-oren-jelieder.
<> \ . . . . . . . . . . .
kijk-hier~dan-toch ik-rangschik stelregeling; 18
. .
en-ik-volkèn:
// !
ja~ik ik-word-gerechtvaardigd.
<> \ . . . .
wie?~(is)hij-die aan’t-twisten-is genoot-met-mij; 19
<> \ !
ja~nu ben-ik-aan’t-zwijgen en-ben-ik-aan’t-uitblazen.
fz \ . . . . .
zowaar~andertwee(dingen) niet~aan’t-maken-jij genoot-met-mij; 20
// . .
dan vandaan-van-de-vertegenwendiging-jouwer:
\ !
niet ben-ik-mij-aan’t-versteken.
fz \ . . . . . . . . . .
de-handzool-jouwer vandaan-van-op-mij doe-verre-zijn; 21
/ . .
en-het-afrgijzen-jouwer:
!
is-niet~aan’t-overrompelen-mij.
fz \ . . . . . . . . .
en-roep en-ik ik-ben-m’aan’t-toebuigen; 22
. .
of~ben-ik-aan’t-inbrengen:
!
doe-‘t-terugkeren-naar-mij.
\ fz \ . . . . . . . . . . .
waar-in(zijn)? aan-mij ontwrichtingen en-verwaardingen; 23
// . . . . . . .
de-afvalligheid-mijner en-de-verwaarding-mijner:
!
doe-volkènnen-mij.
// . . . . . . .
voor-wat?~de-vertegenwendiging-jouwer ben-jij-aan’t-versteken; 24
/ . .
en-ben-jij-aan’t-rekenen-mij:
\ !
tot-vijand voor-jou.
\ \ . . . . . . . . . .
(loof-)opgang dat-verwaait ben-jij-aan’t-doen-afdeinzen; 25
<> \ !
en-enwel~een-stoppel die-verdroogd-is ben-jij-aan’t-achtervolgen.
JOB 13.14
\ \ . . . . . . . . . . .
ja~jij-bent-aan’t-schrijven over-mij bitterheden; 26
/ . .
en-jij-bent-aan’t-doen-wegvangen-mij:
// !
de-ontwrichtingen-van de-bonktijd-mijner.
¬ /// \\ / . .
en-jij-bent-aan’t-stellen in-het-blok de-voetebenen-mijner: 27
.. . . . . . . . .
en-jij-bent-aan’t-waar-houden al-af~de-paden-mijner;
// / . .
en-op~de-wortels-van de-voetebenen-mijner:
!
ben-jij-je-ingrifsels-aan’t-maken.
fz \ . . . . . . . . . . . . . . .
een-roodling de-gebaarde-van een-vrouwmenselijke; 14.1
// / . .
beknot-van dagen:
!
en-verzadigd-van~bewegen.
\ fz . . . . . . .
als-flora trekt-hij-uit en-voorts-wordt-hij-gesneden; 2
// / . .
en-voorts-schiet-hij-heen als-schemer:
\ !
en-niet is-hij-staande-aan’t-blijven.
fz \ . . . . . . .
dus~over~deze open-jij de-wel-ogen-jouwer; 3
¬ /// <> \ !
en-enwel-mij doe-jij-komen in-de-stelregeling genoot-met-jou.
\ fz . .
wie?~is-aan’t-geven reinheid vandaan-van-besmetting: 4
\ !
niet een-één-enkele.
/ . .
ware’t-ingescherpten de-dagen-zijner: 5
// . . . .
de-boekstaving-van~de-nieuwmaanden-zijner (is)bij-jou;
// / . .
de-ingriffingen-zijner maak-jij:
\ !
en-niet doet-hij(die)oversteken.
\ \ . . . . . . . . .
sla-acht vandaan-van-op-hem en-hij-is-aan’t-stoppen; 6
/ . .
tot~hij-aan’t-begenadigd-worden-is:
// !
zoals-een-verloonde-van de-dag-zijner.
/// // . .
ja er-is voor-een-houtboom: 7
/ \
gespannenheid*
JOB 14
fz \ . . . . . . . . .
ware’t-dat~hij-afgescheiden-aan't-worden-is en-nogmalig is-hij-aan’t-
/ . . [verwisselen;
en-de-zuigelaar-zijner:
\ !
is-niet aan’t-stoppen.
\ \ . . . . . . .
ware’t-dat~aan’t-verbaard-ouden-is in-het-land de-wortel-zijner; 8
/ . .
en-in-stof:
\ !
is-een-gestorvene-aan’t-zijn de-tronk-zijner.
\ \ . . . . . . . .
vandaan-van-het-lucht-krijgen-van wateren is-hij-aan’t-opbloeien; 9
<> \ !
en-voorts-is-hij-aan’t-maken een-afknotbare zoals~een-planting.
\ fz . . . . . .
en-een-manbaas is-aan’t-sterven en-voorts-wordt-hij-zwak; 10
<> \ !
en-voorts-blaast-uit een-roodling en-waar?-is-hij.
fz . . . .
weg-lopen~wateren vandaan-van~de-zee; 11
. .
en-een-blikkering:
// !
is-droog-aan’t-schroeien en-droog-aan’t-worden.
// . .
en-een menselijke ligt: ___ 12
/ \
en-niet~is-hij-aan’t-opstaan*
\ fz \ . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
tot~het-zijn-zonder helftenhemel zijn-zij-niet waak-warm-aan’t-worden;
/ . .
en-niet-gewekt-aan’t-worden:
!
vandaan-van-de-slaap-hunner.
/// \\ / . .
wie? is-aan’t-geven(dat) in-de-oergroeve jij-aan’t-opbergen-bent-mij: 13
fz \ . . . . . . .
jij-aan’t-versteken-bent-mij tot-de-keer-van de-neuswalging-jouwer;
/// <> \ !
jij-aan’t-zetten-bent voor-mij een-ingriffing en-jij-aan’t-aanhaken-bent-bij-mij.
// . .
ware’t- dat-aan’t-sterven-is een-manbaas: 14
/ \
is-hij-aan’t-leven?*
\ \ . . . . . . .
al-af~de-dagen-van het-in(leger-)schare-zijn-van-mij ben-ik-aan’t-wachten;
/ . .
totdat~komt:
JOB 14
!
een-omwisseling-voor-mij.
fz \ . . . . .
jij-bent-aan’t-roepen en-ik ik-ben-mij-aan’t-toebuigen-naar-jou; 15
<> \ !
aan-het-maaksel-van de-handen-jouwer ben-jij-zilverlust-aan’t-hebben.
fz \ . . . . . . . . .
ja~nu de-schreden-mijner ben-jij-aan’t-boekstaven; 16
/ . .
niet~ben-jij(ze)aan’t-waarhouden:
!
op-tegen~de-verwaardingen-mijner.
\ \ . . . . . . .
verzegeld in-inengsel (zijn)de-afvalligheden-mijner; 17
/ . .
en-voorts-smeer-jij(ze)-vast:
!
op-tegen~het-geontwricht-mijner.
fz \ . . . . . . .
en-daarentegen is-een-berg~die-valt aan’t-verslappen; 18
/ . .
en-een-rots:
// !
hij-is-aan’t-opklimmen vandaan-van-de-opstaanplaats-zijner.
/// // . .
stenen slijpen-af wateren[42]: 19
// . . . .
aan’t-overspoelen~het-erbij-gegroeide is-het-stof-van~het-land;
<> \ !
en-de-gespannenheid-van een-menselijke ben-jij-teloor-aan’t-doen-gaan.
\ fz . . . . . . .
jij-bent-aan’t-veroveren-hem voor-vieringen-voortduur en-voorts-gaat-hij; 20
// / . .
veranderend de-vertegenwendiging-zijner:
!
en-voorts-zend-jij-hem.
\ fz \ . . . . . .
zijn-aan’t-zwaar-worden de-stichtkinderen-zijner en-niet is-hij-aan’t-volkènnen;21
/ . .
en-zijn-zij-onbdeduidend-aan’t-worden:
// !
en-niet~is-hij-aan’-onderscheiden hen.
fz \ . . . . .
dusdanig(is)~het-vlees-zijner op-hem aan’t-lijden; 22
/ . .
en-de-lichaamziel-zijner:
JOB 14,15
// !
op-hem is-die-aan’t-treuren.
~
fz // . .
en-voorts-buigt-zich-toe AêLieJPhàZ de-TéJMáNiet: 15.1
!
en-voorts-zegt-hij.
. .
een-wijze?: 2
// . . . . . . .
is-hij-zich-aan’t-toebuigen-met volkènnis-van~beluchting;
<> \ !
en-is-hij-vol-aan’t-doen-zijn-van het-vroeg-oostelijke de-buik-zijner.
\ fz \ . . . . . . . .
terechtwijzend met-een-inbreng (die)niet aan’t-verzorgen-is; 3
. .
en-woorden:
// !
niet~is-hij-aan’t-nut-doen daarmee.
fz \ . . . .
dusdanig(ben)~jij jij-bent-aan’t-verstoren ontzag; 4
// . .
en-jij-bent-aan’t-àfhalen overweging:
!
voor-de-vertegenwendiging-van~god.
/// \ \ . . . . . . .
ja tot-kudde-aan’t-brengen-is het-geontwricht-jouwer de-mond-jouwer; 5
. .
en-jij-verkiest:
\ !
de-tong-van slimmen.
\ \ . . .
aan’t-schenden-is-jou de-mond-jouwer en-niet~ik; 6
. .
en-de-lippen-jouwer:
!
zijn-aan’t-neerbuigen~jou.
\ fz . . . . . .
(als)eerste roodling? ben-jij-gebaard; 7
<> \ !
en-voor-het-tegenwendig-zijn-van de-heuvelen ben-jij-uitgekronkeld.
\ \ . . . . . .
naar-het-overleg-van? de godheid ben-jij-aan’t-horen; 8
<> \ !
en-ben-jij-aan’t-àfhalen naar-jou de-wijsheid.
fz \ . . . . . . . . .
wat~volkèn-jij en-niet volkennen-wij; 9
JOB 15
/ . .
ben-jij-aan’t-onderscheiden:
<> !
en-niet~genoot-met-ons (is)het.
\ \ . . . . .
ook(is)~een-grauwharige ook~een-marmerwitte[43] bij-ons; 10
<> \ !
menigvuldig vandaan-van(anders-dan)-de-omvamenden-jouwer (zijn)de-dagen.
\ fz \ . . . . .
?is(‘t)-weinig vandaan-van-jou(gezien) de-vertroostingen-van god; 11
. .
(is-er)een-inbreng:
// !
heimelijk genoot-met-jou.
// . . . . . .
wat?~is-aan’t-benemen-jou het-hart-jouwer; 12
// !
en-wat?~zijn-aan’t-wenken de-welogen-jouwer.
\ \ . . . . . . .
ja~jij-bent-aan’t-keren tot~god de-beluchting-jouwer; 13
<> \ !
en-voorts-ben-jij-aan’t-doen-uittrekken vandaan-van-de-mond-jouwer woorden.
// . . . . . . . . . . . . . .
?wat~een-menselijke ja~is-glaskuis-aan’t-zijn; 14
/ . .
en-ja~rechtvaardig-aan’t-zijn-is:
\ !
een-gebaarde-van een-vrouwmenselijke.
\ fz . . . . . . .
kijk-hier op-de-heiligheid-zijner is-hij-niet-aan’t-vertrouwen; 15
/ . .
en-de-hemelhelften:
// !
niet~glaskuis-zijn-zij in-de-welogen-zijner.
fz // . . . . . .
dus ja~gruwelijk-is-hij en-geschift; 16
<> \ !
een-manmenselijke~drinkend als-water valsheid.
// . . . .
ik-ben-aan’t-tonen-jou hoor~naar-mij; 17
/ . .
en-dit~schouw-ik:
!
en-voorts-boekstaaf-ik(‘t).
// . . . . . . . . . . . .
wat~wijzen aan’t-voorleggen-zijn; 18
JOB 15
// . .
en-zij-niet verhelen:
!
vandaan-van-de-omvamenden-jelieder.
\ fz \ . . . . .
aan-hen in-hun-afzondering wordt-gegeven het-land; 19
<> \ !
en-niet~steekt-over een-vreemde in-het-midden-hunner.
\ . .
al-af~de-dagen-van een-schender: 20
\ . . . . . . . . . .
(is)hij zich-aanpakkend;
// . .
en-(de)te-boekstaven jaaranderingen:
// !
worden-opgeborgen voor-een-verdeinzer[44].
// . . . . . .
de-stem-van~verschrikkingen (is)in-de-oren-zijner; 21
. .
in-vrede:
// !
is-een-overweldiger aan't-komen-over-hem.
\ <> . . . . . . . . .
niet~is-hij-er-op-aan't-vertrouwen terug-te-keren vandaan-van-de-duisternis; 22
<> \ !
en-voorts-is-hij-aan't-gesignaleerd-worden[45] hij tot~een-zwaard.
/// \ \ . . . . .
fladderend (is)hij om-brood waar?; 23
& <> \ !
hij-volkènt ja~vastzo-is in-de-hand-zijner een-dag-van~duisternis.
fz \ . . . . . . . . . .
aan't-overrompelen-zijn-hem beëngdheid en-doordringing; 24
. .
zij-is(=zijn)-aan't-veroveren-hem:
/// \ !
zoals-een-koning toebereid ten-aanval.
\ \ . . . . .
ja~hij-rekt naar~god de-hand-zijner; 25
/ . .
en-naar-de-overweldigende:
!
is-hij-aan't-bazig-zijn.
JOB 15
\ \ . . . . .
aan't-lopen-is-hij op-hem-aan met-een-hals; 26
/ . .
in-een-dikwolk:
// !
rijzig het-schutschild-zijner.
\ \ . . . . . .
ja~hij-verhult de-vertegenwendiging-zijner in-het-melkvet-zijner; 27
<> \ !
en-voorts-maakt-hij een-vlies op~de-lende.
/// ¬ /// . .
en-voorts-bewoont-hij-! steden die-verholen-zijn: 28
fz \ . . . . . .
huizen zonder-dat~er-zitten daarin;
<> \ !
die zich-toebereiden voor-omwentelingen.
fz \ . . . . . .
niet~is-hij-rijk-aan't-worden en-niet~is-aan't-opstaan het-vermogen-zijner; 29
<> \ !
en-niet~is-aan't-uitrekken ter-land het-domein-hunner[46].
\\ . .
niet~doet-hij-zich-wijken vandaan-van~de-duisternis: 30
fz \ . . . . . . . . .
de-zuigloot-zijner is-verdroogd-aan't-worden[47] door-een-steekvlam;
. .
en-aan't-wijken-is-hij:
\ !
met-de-beluchting-van de-mond-zijner.
\ \ . . . . . . . . . . . . . . .
niet~aan't-vertrouwen(-is)-hij op-waan (of)hij-wordt-tot-tuimelen-gebracht; 31
. .
ja~waan:
// !
aan't-geschieden-is de-omzetting-van-hem.
fz . . . . . . . . . . .
bij-niet(er-zijn)-van~de-dag-zijner is-die(al)-vol-aan't-zijn; 32
. .
en-de-bladzool-zijner:
\ !
niet is-die-volsappig.
\ \ . . . . . .
men-is-geweld-aan't-aandoen als-van-een-rank de-onrijpe-druif-zijner; 33
// . .
en-men-is-aan't-wegwerpen als(van)een-vijg:
JOB 15,16
!
het-gefonkel-zijner.
\ \ . . . .
ja~een-ordegemeenschap (die)roekeloos(is) (is)steriel; 34
. .
en-een-vuur:
// !
ver-eet de-tenten-van~geschenk.
\ fz \ . . . .
ontvangend moeite en-barend streverij; 35
. .
en-de-buik-hunner:
// !
is-vastzo-aan't-maken bedriegerij.
=
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóWBh: 16.1
!
en-voorts-zegt-hij.
\ \ . . . . . . . .
ik-hoor als-deze veelheden; 2
<> \ !
troosters-van moeite(zijn) al-af-jullie.
// . . . . . . .
is-er-een-einde? aan-de-inbrengen-van~beluchting; 3
// . .
of wat?~is-ongeneeslijk-aan't-maken-jou:
\ !
ja jij-bent-je-aan't-toebuigen.
/// ¬ ~ / \
ook ik als-jullie ben-ik-aan't-inbrengen* 4
/// ~ |' /// . .
och~is de-lichaamziel-jelieder op-de-drukplek-van de-lichaamziel-mijner:
\ \ . . . . . . . .
ik-ben-m'aan't-doen-verbinden-! op-tegen-jullie met-woorden;
// / . .
en-aan't-schudden op-tegen-jullie:
\ !
daarbij het-eerstdeel-mijner.
// . . . . . .
ik-ben-aan't-stevig-doen-zijn-jullie daarbij~met-de-mond-mijner; 5
<> \ !
en-het-gefladder-van de-lippen-mijner is-zich-aan't-terughouden.
<> \
ware't-dat~ik-aan't-inbrengen-ben-! niet~is-aan't-terug-gehouden-worden 6
. . . . . . .
[het-lijden-mijner;
JOB 16
. .
en-ben-ik-aan't-stoppen-!:
// !
wat?-is~vandaan-van-mij aan't-gaan.
// . . . . . .
dus~nu tobt-hij-mij-af? ; 7
/ !
ontstel-jij? al-af~de-ordegemeenschap-mijner.
fz \ . . . . . . . . .
en-voorts-gris-jij-weg-mij[48] ter-nogmaligstelling geschiedt het; 8
// // / . .
en-voorts-staat-op tegen-mij het-gehuichel-over-mij:
// !
bij-de-vertegenwendiging-mijner is-die-zich-aan't-toebuigen.
/// \\ . .
de-neuswalging-zijner vervreet en-voorts-lastert-hij-mij: 9
\ \ . . . . . .
hij-knarst over-mij met-de-tanden-zijner;
.
de-beënger-van-mij,
<> \ !
is-aan't-wetten[49] de-wel-ogen-zijner voor-mij.
\ |' . .
zij-gapen op-tegen-mij met-de-mond-hunner: 10
fz \ . . . . . . .
met-hoon slaan-zij de-kaak-mijner;
/ . .
verenigd:
// !
over-mij zijn-zij-zich-vol-aan't-maken-toch.
\ <> . . . . . . .
aan't-heensluiten-is-mij god naar een-valsaard[50]; 11
<> \ !
en-op~de-handen-van schenders is-hij-(m')aan't-uitwringen.
¬ /// \\ . .
(als)een-zorgeloze geschied-ik en-voorts-verstoort-hij-mij: 12
\ fz . . . . .
en-voorts-is-hij-aan't-grijpen bij-de-nek-mijner
[en-voorts-is-hij-aan't-verstrooiselen-mij;
// / . .
en-voorts-doet-hij-opstaan-mij voor-zich:
JOB 16
!
tot-vizierpunt.
¬ /// \\ . .
aan't-omsingelen-zijn op-tegen-mij de-schutters-zijner: 13
\ <> \ . . . . . . . . . . . . . . . . .
aan't-verwrijven-is-hij de-nieren-mijner en-niet
[is-hij-medelijden-aan't-hebben;
// / . .
aan't-uitstorten-is-hij te-land:
!
het-(gal-)bitter-mijner.
\ <> . . . . .
aan't-open-rijten-is-hij een-reet op~de-vertegenwendiging-van~een-reet; 14
<> \ !
aan't-lopen-is-hij op-tegen-mij als-een-manbaas.
\ fz \ . . . . . . .
een-zak naai-ik op de-huid-mijner; 15
<> \ !
en-ik-behandel met-stof de-horen-mijner.
\ fz . . . . .
de-vertegenwendiging-mijner is-verokerd 16
[vandaan-van(vanwege)-het-geween-van-mij;
<> \ !
en-op de-wimpers-mijner stervensschemer.
fz \ . . . . . .
al-is-er niet~geweld in-de-handzolen-mijner; 17
// !
en-het-me-uitspreken is-glaskuis.
fz \ . . . . . . .
land niet~aan't-omhullen-jij de-roods(storting)-mijner; 18
// / . .
en-niet~aan't-geschieden een-opstaanplaats:
!
voor-het-geschreeuw-van-mij.
fz \ . . . . . . .
ook~welnu kijk-hier~in-de-helftenhemel de-nogmaligsteller-van-mij; 19
/ . .
de-pleiter[51]-voor-mij:
!
in-de-verhevenheden.
// . . . . . . .
bruut-zijnde-voor-mij de-metgezellen-mijner; 20
/ . .
naar~god:
// !
leekt het-wel-oog-mijner.
JOB 16,17
\ \ . . . .
aan't-terecht-brengen-is-men een-baas genoot-met~god; 21
// !
en-een-stichtkind-van~roodling de-metgezel-zijner.
\ \ . . . . . . . . . . . . . . .
ja~jaaranderingen te-boekstaven zijn-in-aantocht-aan't-zijn; 22
<> \ !
en-het-pad (waarop)ik-niet~aan't-terugkeren-ben ben-ik-aan't-gaan.
\ fz // / . .
de-beluchting-mijner wordt-te-gronde-gericht de-dagen-mijner vervluchtigen: 17.1
// !
graven voor-mij.
\ fz . . . .
ware't-dat~er-niet dollenden(zijn) genoot-met-mij; 2
/ // !
en-in-de-bitterheden-hunner aan't-overnachten-zijn de-welogen-mijner.
<> \ . . . . .
stel~dan-toch een-borg-voor-mij genoot-met-jou; 3
/ . .
wie?~(is)hij:
// !
die-de-hand-mijner aan't-aanstoten-is.
fz \ . . . . . . . . .
ja~het-hart-hunner berg-jij-op vandaan-van(vanwege)onderwezenheid; 4
/ . .
om~vastzo:
\ !
niet ben-jij-aan't-verheven-doen-zijn-hen.
fz \ . . . . . . . . . .
ter-vereffening is-hij-aan't-voorleggen aan-metgezellen; 5
<> \ !
en-de-wel-ogen-van de-stichtkinderen-zijner zijn-al-af-aan't-raken.
fz \ . . . . . . . . . .
en-hij-poneert-mij tot-vore-stel-van de-genotenvolken; 6
<> \ !
een-paukenslag voor-de-vertegenwendiging(-hunner[52]) ben-ik-aan't-geschieden.
\ \ . . . . . . .
en-voorts-kwijnt vandaan-van(vanwege)-hartzeer het-weloog-mijner; 7
<> \ !
en-de-lichaamsvormen-mijner als-een-schemering (zijn)zij-al-af.
\ \ . . . . . . .
aan't-ontsteld-worden-zijn recht-uiten daarover; 8
/ . .
en-een-straffeloze:
// !
op-tegen~een-roekeloze is-hij-zich-aan't-opwekken.
JOB 17
SEDER
\ \ . . . . . .
en-aan't-grijpen-is een-rechtvaardige de-neemweg-zijner; 9
/ . .
en-een-reine-van~handen:
// !
hij-is-aan't-toevoegen stevigte.
. .
en-daarentegen: 10
\ fz \ . . . . . . . .
al-af-zij aan't-omkeren-jullie en-kom dan-toch;
<> \ !
en-niet~ben-ik-aan't-vinden bij-jullie een-wijze.
\ \ \ . . . . .
de-dagen-mijner steken-over de-opzetjes-mijner rijten-zich-los; 11
\ !
wegvangsten-van het-hart-mijner.
fz \ . . . . . .
nacht voor-dag zijn-zij-aan't-stellen; 12
. .
licht:
// !
lijfna vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-van~duisternis.
fz \ . . . . . .
ware't-dat~ik-me-aan't-aanspannen-ben de-oergroeve (is)het-huis-mijner; 13
. .
in-de-duisternis:
// !
schoor-ik de-bed-stede-mijner.
\ fz \ . . . .
tot-de-kuil roep-ik de-omvamende-mijner (ben)jij; 14
// / . .
moederende-mijner en-zusterverwant-mijner:
!
tot-het-gewormte.
fz \ . . . . .
en-waar? danwel (is) de-gespannenheid-van-mij; 15
. .
en-de-gespannenheid-van-mij:
\ !
wie? is-aan't-blikken-daarop.
\ \ . . . . . . . .
de-afzonderstangen-van de-oergroeve zijn-aan't-neerdalen; 16
<> \ !
ware't-dat(er)~verenigd op~het-stof rust(is).
=
JOB 18
fz // . .
en-voorts-buigt-zich-toe BieLeDàD de-ShoeChieJt: 18.1
!
en-voorts-zegt-hij.
/// \ \ . . . . . . . .
tot~wanneer? zijn-jullie-aan't-stellen-! kluizen[53] voor-woorden; 2
/ . .
aan't-onderscheiden-jullie:
// !
en-laat-daarachter zijn-wij-aan't-inbrengen.
fz \ . . . . . . .
bekend-met-wat? zijn-wij-gerekend-aan't-worden als-diervee; 3
/ . .
zijn-wij-aan't-besmet-zijn:
!
in-de-wel-ogen-jelieder.
// . .
vervreter-van de-lichaamziel-zijner: 4
/ \
in-de-neuswalging-zijner*
fz \ . . . .
ter-toebuiging-aan-jou? is-aan't-verlaten-worden land;
/ . .
en-is-aan't-neerklimmen~een-rots:
!
vandaan-van-de-opstaanplaats-zijner.
/// \ \ . . . . . . . . .
ook het-licht-van schenders is-aan't-vervluchtigen; 5
/ . .
en-niet~is-aan't-stralen:
\ !
de-vonkenregen-van het-vuur-zijner.
<> \ . . . . . .
licht verduistert in-de-tent-zijner; 6
/ . .
het-lamplicht-zijner:
// !
is-op-hem aan't-vervluchtigen.
fz \ . . . . . .
aan't-beëngd-worden-zijn de-schreden-van het-streefvermogen-zijner; 7
// !
en-aan't-weg-werpen-hem-is de-raad-zijner.
\ \ . . . . . .
ja~gezonden-wordt-hij in-een-vangnet op-de-voetebenen-zijner; 8
JOB 18
/ . .
en-op een-hek:
!
is-hij-voor-zich-aan't-gaan.
\ \ . . . . . . .
grijpend bij-de-kwetshiel (is)een-klapnet; 9
<> \ !
aan't-hard-vatten-is op-hem een-lasso.
\ \ . . . . . . .
weg-gestopt(is) op-het-land het-snoer-zijner; 10
/ . .
en-het-overmeesteringstuig:
\ !
over een-straat.
<> \ . . . . . . . . . . .
in-omsingeling overrompelen-hem verzonderdheden[54]; 11
// !
en-verstrooien-hem voor-de-voetebenen-zijner.
// . . . . . .
aan't-geschieden~honger (als)het-streefvermogen-zijner; 12
/ . .
en-bemachtiging:
\ !
is-vastzo aan-zijn-kant.
<> \ . . . . . . .
aan't-eten de-afzonderstangen-van het-vel-zijner; 13
// / . .
aan't-eten de-afzonderstangen-zijner:
\ !
(is)de-voorste-van de-gestorvenheid.
\ fz . . . . . .
aan't-losgereten-worden-is vandaan-van-de-tent-zijner de-veiligheid-zijner; 14
/ . .
en-aan't-schrijden-doet-die-hem:
\ !
voor-de-koning-van de-verzonderdheden.
JOB 18,19
\ fz . . . . . . . . . . . .
aan't-voortwonen-is-die in-de-tent-zijner zonder~voor-hem(er-te zijn); 15
<> \ !
aan't-uitwannen-is-men over-het-oord-zijner zwavel.
fz \ . . . . . . . . . . .
vandaan-van(hun)drukplek zijn-de-wortels-zijner aan't-droog-worden; 16
/ . .
en-vandaan-van-boven:
// !
is-aan't-besneden-worden de-knotting-zijner[55].
fz . . . . .
het-aanhaken-bij-hem~gaat-te-loor vandaan-van~het-land; 17
// / . .
en-niet(is-er)~een-naam voor-hem:
!
op-de-vertegenwendiging-van~het -straatbuiten.
fz \ . . . . . . . . .
een-duw-zijn-zij-aan't-geven-hem vandaan-van-licht naar~duisternis; 18
// !
en-vandaan-van-de-afdrachtbodem zijn-zij-aan't-uitstoten-hem.
¬ /// \ \ \ . . . . . .
niet(is-er) een-voortplanting voor-hem en-niet een-nageslacht 19
[in-het-genotenvolk-zijner;
// / . .
en-geen ontglipte:
!
in-de-inklampplekken-zijner.
<> \ . . . . . . .
over-de-dag-zijner ontzetten-zich westen-lateren; 20
/ . .
en-oostenvroegen:
\ !
hen-grijpt turbulentie.
fz \ . . . . . . . .
dusdanig~deze(zijn) de-woningen-van een-valsaard; 21
/ . .
en-dit(is):
\ !
de-opstaanplaats-van wie-niet~volkènt~god.
=
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóWBh: 19.1
!
en-voorts-zegt-hij.
JOB 19
fz \ . . . . . . .
tot-wanneer? zijn-jullie-bekommerd-aan't-maken-! de-lichaamziel-mijner; 2
// !
en-aan't-verpulveren-mij met-woorden.
/// \ <> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
deze tien voetstampen zijn-jullie-tot-schaamdeel-aan't-maken-mij; 3
/ . .
niet~zijn-jullie-je-schandelijk-aan't-weten:
!
jullie-zijn-aan't-treiteren~mij.
// . . . . . .
dusdanig~op-trouwe ik-verdwaal; 4
/ . .
samen-met-mij:
// !
is-aan-'t-overnachten de-verdwaaldheid-mijner.
<> \ . . . . . . . . . . . . . .
ware'-t-dat~op-trouwe over-mij zijn-jullie-je-groot-aan't-maken; 5
// / . .
en-jullie-aan't-terecht-wijzen-zijn over-mij:
!
de-hoon-van-mij.
<> \ . . . . .
volkènt~dan-wel ja~een-godheid kromt-mij; 6
/ <>
en-de-kooi-zijner:
// !
over-mij omscheert-hij.
/// \ fz \ . . . . . . . . . . . . . .
kijk-hier ik-ben-aan't-schreeuwen geweld en-niet 7
[is-er-naar-mij-aan't-toegebogen-worden;
/ . .
ik-ben-aan't-kermen:
\ !
en-geen stelregeling.
\ fz \ . . . . . . . . .
het-pad-mijner is-bemuurd en-niet ben-ik-aan't-oversteken; 8
// / . .
en-op de-straten-mijner:
\ !
duisternis is-hij-aan't-stellen.
fz \ . . . . . . .
de-zwaarte-mijner vandaan-van-op-mij doet-hij-ontschillen; 9
/ . .
en-voorts-doet-hij-wijken:
\ !
de-krans-van het-eerstdeel-mijner.
\ fz . . . . . . . . .
hij-is-aan't-omverrukken-mij in-omsingeling en-voorts-ga-ik-heen; 10
JOB 19
// / . .
en-voorts-rukt-hij-los als-een-houtboom:
!
de-gespannenheid-mijner.
\ \ . . . . . .
en-voorts-ontgloeit over-mij de-walgneus-zijner; 11
<> \ !
en-voorts-rekent-hij-mij voor-zich als-beëngers-van-hem.
/// ¬ /// . .
verenigd zijn-aan't-komen de-in-kervers-zijner: 12
\ \ . . . . . . .
en-voorts-maken-zij-tot-opzetbaan op-tegen-mij de-neemwegen-hunner;
<> \ !
en-voorts-laten-zij-zich-neer in-omsingeling voor-de-tent-mijner.
fz \ . . . . . . .
de-broederverwanten-mijner vandaan-op-mij doet-hij-ver-zijn; 13
/ . .
en-wie-volkènnen-mij:
// !
dusdanig~vreemden-zijn-zij vandaan-van-mij.
// . . . . .
gestopt-zijn wie-lijfna-zijn-aan-mij; 14
<> !
en-de-volkènden-mij vergeten-mij.
/// \ fz
de-inklampers-van het-huis-mijner en-de-heerdienaressen-mijner 15
\ . . . . .
[voor-een-vreemde zijn-zij-aan't-rekenen-mij;
/ . .
(als)een-waargenomene:
// !
geschied-ik in-de-wel-ogen-hunner.
\ fz \ . . . . . . . . .
om-de-heerdienaar-mijner roep-ik en-niet is-hij-zich-aan't-toebuigen; 16
/ . .
met~de-mond-mijner:
!
ben-ik-aan't-gratie-vragen~aan-hem.
fz \ . . . . . .
de-beluchting-mijner is-vreemd voor-de-vrouwmenselijke-mijner; 17
/ . .
en-gratie-vraag-ik:
// !
aan-de-stichtkinderen-van de-buik-mijner.
fz \ . . . .
ook~behandelden[56] schofferen mij; 18
JOB 19
/ . .
ben-ik-aan't-opstaan:
!
en-voorts-brengen-zij(iets)in~bij-mij.
fz \ . . . .
gruwen-van-mij al-af-de-lieden-van het-overleg-met-mij; 19
/ . .
en-deze-die~ik-bemin:
!
zij-zijn-omgedraaid~bij-mij.
\ fz \ . . . . . . .
op-het-vel-mijner en-op-het-vlees-mijner kleeft het-hardebot-mijner; 20
/ . .
en-voorts-doe-ik-mijzelf-ontsnappen:
\ !
met-het-vel-van de-tanden-mijner.
\ \ \ . . . . . . .
gratieer-mij gratieer-mij jullie metgezellen-mijner; 21
// / . .
ja de-hand-van~de-godheid:
\ !
tast-aan op-mij.
fz \ . . . . .
voor-wat? zijn-jullie-aan't-achtervolgen-mij zoals~oh-god; 22
/ . .
en-vandaan-van-het-vlees-mijner:
\ !
niet zijn-jullie-je-aan't-verzadigen.
\ fz \ . . . . . .
wie?~geeft danwel en-aan't-opgeschreven-worden-zijn-! de-woorden-mijner; 23
<> \ !
wie?~geeft in-het-staafboek en-zijn-zij-aan't-ingegrift-worden.
// . . . . .
met-een-pen-van~ijzer en-van-lood; 24
/ . .
voor-de-duur:
// !
in-de-rots en-zij-zijn-aan't-gehouwen-worden-!.
\ fz \ . . . . .
en-ik ik-volkèn de-verlosser-van-mij leeft; 25
/ . .
en-westenlaat:
// !
over-stof is-hij-aan't-opstaan.
\ fz . . . .
en-laat-na het-vel-mijner scheren-zij-af~dit; 26
/ . .
en-vandaan-van-het-vlees-mijner:
JOB 19,20
// !
ben-ik-aan't-aanschouwen god.
/// \\ . .
die ik ik-aan't-schouwen-ben~voor-mij: 27
\ \ . . . . . . . .
en-de-welogen-mijner zien en-niet~een-vreemde;
<> \ !
al-af-zijn de-nieren-mijner in-de-dijenschoot-mijner.
\ fz . . . . .
ja jullie-zijn-aan't-zeggen wat?~zijn-wij-aan't-achtervolgen~hem; 28
// / . .
en-de-wortel-van de-inbreng:
!
is-aan't-gevonden-worden~in-mij.
/// \\ . .
klampt-aan voor-jullie 29
[vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-van~een-zwaard:
fz \ . . . . . . . .
ja~hittigheid (zijn)-de-ontwrichtingen-van het-zwaard;
<> \ !
ter-toebuiging-daaraan-dat jullie-aan't-volkènnen-zijn-! overweldiging.
=
fz // . .
en-voorts-buigt-zich-toe TsoPhàR de-NæNgàMàTiet: 20.1
. . . . . . .
en-voorts-zegt-hij.
fz \ . . . . .
om-vastzo de-muizenissen-mijner zijn-aan't-doen-terugkeren-mij; 2
/ . .
en-ter-oversteek-daarvan:
\ !
is-er-toesnellen bij-mij.
\ \ . . . . . .
onderricht in-de-schaamdeligheid-mijner ben-ik-aan't-horen; 3
/ . .
en-beluchting:
// !
vandaan-van(vanwege)-het-onderscheidingsvermogen-mijner
[is-zich-aan't-toebuigen.
\ fz . . . . .
dit? volkèn-jij vandaan-van~in-duur; 4
/// <> \ !
vandaan-daarvan-dat hij-stelt een-roodling op~land.
/// \ fz . . . . .
ja jubelgeschrei-van schenders vandaan-van-lijfna; 5
<> \ !
en-de-vreugde-van een-roekeloze tot~een-flits.
JOB 20
\ \ . . . . . .
ware't-dat~aan't-opgaan-is ten-helftenhemel 6
[de-hoogheendragendheid-zijner;
/ . .
en-het-eerstdeel-zijner:
// !
aan-de-dikwolk aan't-tasten-is.
fz \ . . . . . . . . .
als-de-wenteldrol-zijner voor-viering-en-voortduur is-hij-aan't-teloor-gaan; 7
/ . .
die-zien-hem:
// !
zijn-aan't-zeggen waar?-hij.
\ fz \ . . . . . . . . . .
als-een-droom is-hij-aan't-(ver-)vliegen en-niet is-men-aan't-vinden-hem; 8
/ . .
aan't-zich-wegpakken-is-hij:
// !
als-een-schouwspel-van de-nacht.
\ fz \ . . . . .
het-wel-oog bestraalt-hem en-niet voegt-het-toe; 9
/ . .
en-niet~nogmalig:
// !
is-een-blik-aan't-werpen-op-hem de-opstaanplaats-zijner.
fz \ . . . . . .
de-stichtkinderen-zijner zijn-aan't-genadigen armen; 10
/ . .
en-de-handen-zijner:
// !
zijn-aan't-doen-weerkeren het-streefwerk-zijner.
fz \ . . . . . . . .
de-harde-botten-zijner zijn-vol-van het-niet-weten-van-hem; 11
/ . .
en-genoot-met-hem:
// !
op~stof is-elk-aan't-neerliggen.
\ \ . . . . . .
ware't~zoet-aan't-zijn in-de-mond-zijner kwaad; 12
/ . .
hij-dat-verholen-doet-zijn:
\ !
op-de-drukplek-van de-tong-zijner.
\ fz \ . . . . . . . .
is-hij-medelijden-aan't-hebben daarmee en-niet aan't-verlaten-dat; 13
/ . .
en-is-hij-zich-aan't-verweren-daarmee:
JOB 20
\ !
in-het-midden-van de-inwijder[57]-zijner.
fz \ . . . . . . . . . . . . . . .
het-brood-zijner in-de-ingewanden-zijner is-aan't-omgedraaid-worden; 14
<> \ !
galbitter-van adders in-het-naderlijf-zijner.
\ fz . . . . . . .
een-vermogen verslindt-hij en-voorts-spuugt-hij-het-uit; 15
/ . .
vandaan-van-de-buik-zijner:
//
is-aan't-wegvangen-het o-god.
// . . . . . . .
wegvangst-van~adders is-hij-aan't-zuigen; 16
/ . .
aan't-vermoorden-is-hem:
\ !
de-tong-van een-otter.
// . . . . . . . .
niet~is-hij-aan't-zien naar-(water-)zijtakken; 17
// / . .
blikkeringen-van beken-van:
\ !
honing en-boter.
\ fz \ . . . . . . .
doende-weerkeren arbeid en-niet is-hij(iets)-aan't-verslinden; 18
// / . .
naar-het-vermogen-van de-omzetting-zijner:
\ !
en-niet aan't-genieten-is-hij.
fz \ . . . . . .
ja~hij-beukt-stuk hij-verlaat armen; 19
// / . .
een-huis ropt-hij-weg:
\ !
en-niet is-hij-aan't-stichten-het.
/// \ \ . . . . . .
ja niet~volkènt-hij zorgeloosheid in-de-buik-zijner; 20
/ . .
bij-het-door-hem-begeerde:
\ !
is-hij-niets aan't-laten-ontsnappen.
// . . . . .
geen~ontglipts om-te-eten-door-hem; 21
JOB 20
/ . .
om~vastzo:
\ !
heeft-hij-niet~te-verwachten het-goede-zijner.
\ fz \ . . . . .
bij-de-volheid-van zijn-aangestompt-worden[58] is-het-eng-aan't-zijn voor-hem; 22
<> \ !
al-af~hand die-moeite-geeft is-aan't-komen-bij-hem.
/// \ . .
is-er(iemand)-aan't-geschieden om-vol-te-maken de-buik-zijner: 23
<> \ . . . . . .
is-er(iemand)-aan't-zenden~op-hem de-gloed-van de-walgneus-zijner;
// / . .
en-is-er(iemand)-'t-aan't-doen-regenen op-hem:
!
bij-het-brood-zijner.
fz \ . . . . . .
is-hij-aan't-heenschieten vandaan-van(vanwege)-een-wapen-van ijzer; 24
/ . .
is-aan't-aantikken-hem:
\ !
een-boog-van metaal.
___
¬ ~ / \
het[59]-ontdoet-zich en-voorts-trekt-het-uit vandaan-van-de-rug-zijner* 25
fz // . .
en-(als)bliksem vandaan-van-de-bittergal-zijner is-het-aan't-gaan:
// !
over-hem (gaan) afgrijselijkheden.
______________
¬ ~ / \
al-af~duisternis weggestopt aan-de-opbergplaatsen-zijner* 26
fz \ . . . . . . .
aan't-vereten-is-hem een-vuur niet~stekend;
<> \ !
kwaad-aan't-zijn-is't-voor de-ontglipte in-de-tent-zijner.
\ \ . . . . . .
en-aan't-ontmantelen-zijn de-hemelhelften het-geontwricht-zijner; 27
. .
en-het-land:
// !
(is)zichzelf-doende-opstaan aan-hem.
fz \ . . . . . .
aan't-ontmanteld-worden-is de-afdracht-van het-huis-zijner; 28
// \ !
neergerolds op-de-dag-van de-neuswalging-zijner.
JOB 20,21
/// \ fz . . . . . .
dit(is) de-vereffening-van~een-roodling (die)schendt vandaan-van~gods; 29
<> \ !
en-het-eigendom van wat-hij-zegt vandaan-van-god.
~
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJóWBh: 21.1
!
en-voorts-zegt-hij.
\ fz . . . . . .
hoort horend het-woord-mijner; 2
/ . .
en-aan't-geschieden-is~dit:
!
(als)vertroostingen-jelieder.
fz \ . . . . . . . .
draagt-hoog-mij en-ik ik-ben-aan't-inbrengen; 3
<> \ !
en-laat-aan-achter de-inbrengen-mijner zijn-jullie-aan't-nabauwen-mij.
fz \ . . . . . . .
?ik voor-een-roodling (is)de-overweging-mijner; 4
/ . .
en-ware't~bekend-met-wat?:
// !
is-niet~aan't-knotten de-beluchting-mijner.
// . . . . . . .
wendt-je~naar-mij en-brengt-in-ontzetting; 5
<> \ .
en-stelt een-hand op~de-mond.
// . . . . . . .
en-ware't-dat~ik(erbij)-aanhaak dan-ben-ik-verschrikt; 6
// / . .
en-wordt-gegrepen[60] het-vlees-mijner:
!
door-getril.
\ \ . . . . . .
bekend-met-wat? zijn-schenders aan't-leven; 7
/ . .
zijn-aan-opklimmen:[61]
// !
ook~bazen-van vermogen.
JOB 21
/// \ \ . . . . .
het-kiemsel-hunner is-vast voor-de-vertegenwendiging–hunner genoot-met-hen;8
/ . .
en-die-uitgetrokken-zijn-uit-hen:
!
voor-de-wel-ogen-hunner.
\ \ . . . . .
de-huizen-hunner vrede vandaan-van-vrees; 9
/// \ \ !
en-niet(is) een-stamstaf-van een-godheid op-hen.
\ fz \ . . . . . . .
de-os-zijner maakt-oversteek[62] en-niet doet-hij(haar)-versmaden[63]; 10
// / . .
aan't-doen-ontkomen-is de-var-zijner[64]:
\ !
en-niet is-zij-aan't-ontkinderen[65].
\ fz . . . . . ..
zij-zijn-aan't-uitzenden als-voorttrekvee de-behandelden-hunner[66]; 11
/ . .
en-de-borelingen-hunner:
!
zij-zijn-aan't-huppelen.
fz \ . . . . . .
hoog-heen-aan't-dragen-zijn-zij als-pauk en-cister; 12
/ . .
en-aan't-verheugen-zijn-zij-zich:
\ !
aan-de-stem-van een-pansfluit.
\ \ . . . . . . .
aan't-verzonderen-zijn-zij[67] in-het-goede de-dagen-hunner; 13
/ . .
en-in-een-flits:
\ !
ter-oergroeve zijn-zij-zich-aan't-neerlaten[68].
\ fz \ . . . . .
en-voorts-zeggen-zij aan-o-god wijk vandaan-van-ons; 14
// / . .
en-aan-volkènnis-van de-neemwegen-jouwer:
\ !
niet hebben-wij-welgevallen.
JOB 21
// . . . . .
wat?~de-overweldigende ja~zijn-wij-aan't-heerdienen-hem; 15
/ . .
en-wat~nut-hebben-wij:
\ !
ja zijn-wij-aan't-botsen~op-hem.
/// \ \ . . . . . .
kijk-hier niet in-de-hand-hunner (is)het-goede-hunner; 16
// / . .
raadverschaffing-van schenders:
\ !
is-ver vandaan-van-mij.
/// ¬ /// . .
als-wat? is-de-lamp-van~schenders aan't-vervluchtigen: 17
\ \ . . . . . . .
en-is-aan't-komen over-hen de-overmachtiging-hunner;
/ . .
weeën:
// !
is-hij-aan't-vereffenen met-de-neuswalging-zijner.
. .
aan't-geschieden-zijn-zij: 18
// . . . . . . . .
als-stoppel voor-de-vertegenwendiging-van~een-beluchting;
/ . .
en-als-kaf:
// !
weg-steelt-het een-raapwind.
\ // . . . . . .
de-godheid is-aan't-opbergen~voor-de-stichtkinderen-zijner de-streverij-zijner;19
<> \ !
hij-is-aan't-vervredigen aan-hem en-het-wordt-volkènd.
\ \ . . . . . .
(zo)zien de-welogen-zijner het-ongeluk-zijner; 20
\\ \ !
en-vandaan-van-de-hittigheid-van de -overweldigende is-hij-aan't-drinken.
/// \ \ . . . . .
ja wat?~(is)het-welgevallen-zijner in-het-huis-zijner laat-na-hem; 21
<> // !
en-de-boekstaving-van de-nieuwmaanden-zijner wordt-gehalveerd.
// . . . . . . .
aan-o-god? is-men-aan't-aanleren~volkènnis; 22
/ . .
en-hij:
// !
verhevenen is-hij-de-regel-aan't-stellen.
. .
deze: 23
JOB 21
fz \ . . . . . .
hij-is-aan't-sterven in-de-hardbottigheid-van de-volgaafheid-zijner;
/ . .
al-af-van-hem:
// !
(is)ontzorgdheid en-zorgeloosheid.
fz \ . . . . . . .
de-containers[69]-zijner zijn-vol vetmelk; 24
<> \ !
en-de-vetrug-van de-harde-botten-zijner is-aan't-gedrenkt-worden.
. .
en-deze: 25
fz \ . . . . . . . . .
een-gestorvene-is-hij-aan't-zijn in-een-lichaamziel (die)bitter(is);
/ . .
en-niet~is-hij-aan't-eten:
!
bij-het-goede.
fz \ . . . . . .
verenigd op~stof zijn-zij-aan't-liggen; 26
/ . .
en-gewormte:
// !
is-een-hulle-aan't-zijn op~hen.
\ fz . . . . . .
kijk-hier ik-volkèn de-berekeningen-jelieder; 27
/ . .
en-(met)opzetplannen:
// !
op-mij zijn-jullie-geweld-aan't-doen.
/// . .
ja jullie-zijn-aan't-zeggen: 28
// . . . . . . . .
waar(is)? het-huis-van~de-zelfopofferaar;
/ . .
en-waar?:
/// \ !
de-tent-van de-voortwoningen-van de-schenders.
\ fz \ . . . . . . . .
niet? wensen-jullie(iets) van-de-overstekers-van de-neemweg; 29
/ . .
en-de-kentekenen-hunner:
\ !
niet zijn-jullie-aan't-waarnemen.
/// \ fz \ . . . . . . .
ja ten-dage-van overmachtiging is-aan't-teruggehouden-worden een-kwade; 30
JOB 21,22
<> \ !
ten-dage-van ontstokenheid zijn-zij-aan't-afgedragen-worden.
\ \ . . . . . .
wie?~is-aan't-voorleggen op-de-vertegenwendiging-zijner de-neemweg-zijner; 31
/ . .
en(wat)hij~maakt:
\ !
wie? is-het-aan't-vervredigen~aan-hem.
fz \ . . . . . . . . . . . . . . .
en-hij ter-grave is-hij-aan't-afgedragen-worden; 32
// !
en-op~een-bult is-hij-bedacht-aan't-zijn.
/ . .
zoet-zijn~voor-hem: 33
/ \
de-aardkloten-van de-beek*
fz \ . . . . . . . . . .
en-laat-na-hem al-af~roodling is-hij-aan't-heenvoeren;
/ . .
en-voor-de-vertegenwendiging-zijner:
\ !
is-geen boekstaving.
fz \ . . . . . .
en-ach-hoe zijn-jullie-aan't-troosten-mij een-vlaag; 34
/ . .
en-de-toekeringen-jelieder:
!
er-resteert~overtreding.
=
fz // . .
en-voorts-buigt-zich-toe AêLieJPhàZ de-TéMáNiet: 22.1
!
en-voorts-zegt-hij.
// . . . . . . . .
voor-god? is-een-verzorger-aan't-zijn~een-manbaas; 2
<> \ !
ja~een-verzorger-aan't-zijn-is over-zich een-onderwezene.
\ fz \ . . . . . . . . . .
is-het-welgevallig? voor-de-overweldigende ja jij-bent-aan't-rechtvaardig-zijn; 3
/ . .
en-ware't-winst:
// !
ja~aan't-volgaaf-ben-jij-aan't-doen-zijn de-neemwegen-jouwer.
\ . . . . . . . . . . . . . .
vandaan-van(vanwege)?-het-ontzag-voor-jou is-hij-aan't-terechtbrengen-jou; 4
JOB 22
<> / . .
is-hij-aan't-komen genoot-met-jou:
!
met-stelregeling.
\ \ . . . .
is-niet? het-kwaad-jouwer veel; 5
/ . .
en-geenzins(is-er)-een-einde:
!
aan-de-ontwrichtingen-jouwer.
\ \ . . . . . . . .
ja~jij-bent-aan't-verpanden de-broederverwant-jouwer gratisweg; 6
<> \ !
en-de-kostuums-van de-naakten ben-jij-aan't-afgeschild-doen-worden.
fz \ . . . . . . .
niet~(met)water ben-jij-een-afgtobde aan't-drenken; 7
/ . .
en-vandaan-van-een-hongerige:
!
jij-bent-aan't-beletten(hem)~brood.
\ fz \ . . . . .
en-een-manmenselijke-van arm(-kracht) voor-hem (is) het-land; 8
// . .
en-een-hoog-heen-dragende-van vertegenwendiging[70]:
\ !
is-aan't-zitten daarop.
fz \ . . . . .
weduwen zend-jij-heen geloosd; 9
<> \ !
en-de-armen-van wezen worden-verpulverd.
<> \ . . . . . . . . .
om~vastzo (zijn)in-omsingelingen-van-jou klapnetten; 10
/ . .
en-aan't-verschrikken-is-jou:
\ !
vrees plotseling.
// . . . . .
of~duisternis ben-jij-niet~aan't-zien; 11
// !
en-weelde-van~wateren is-aan't-verhullen-jou.
fz \ . . . . . . . . . . .
is-niet~de-godheid de-verrezenheid-van de-helftenhemel; 12
/// <> \ !
en-zie het-eerstdeel-van de-sterren ja~verheven-zijn-zij.
fz \ . . . . .
en-jij-zegt wat?~volkènt god; 13
JOB 22
<> \ !
tot-bij? mist is-hij-regel-aan't-stellen.
\ <> \ . . . . . . .
dikwolken(zijn) een-versteekplaats~voor-hem en-niet ziet-hij; 14
// / . .
en-de-afcirkeling-van de-helftenhemel:
!
ontgaat-hem.
\ \ . . . . . . . . . .
het-pad?-van de-wereldtijd ben-jij-aan't-waarhouden; 15
<> \ !
dat als-de-weg-nemen de-lieden-van~streverij.
// . . . .
die~weggegrist-worden en-niet(is-het)~het-tij; 16
/ . .
een-blikkering[71]:
// !
wordt-uitgestort-op de-grondvesten-hunner.
\ fz \ . . . . .
die-zeggen aan-god wijk vandaan-van-ons; 17
<> \ !
en-wat?~is-aan't-bewerken de-overweldigende voor-hen.
/// \ \ . . . . .
en-hij vol-maakt-hij de-huizen-hunner goed; 18
// / . .
de-raadverschaffing-van schenders:
\ !
is-ver vandaan-van-mij.
\ \ . . . . . . .
zien('t) rechtvaardigen en-zij-zijn-zich-aan't-verheugen; 19
/ . .
en-een-straffeloze:
!
hij-is-aan't-nabauwen~hen.
\ \ . . . . .
ware't-dat~niet verholen-is wie-opstaat-tegen-ons; 20
/ . .
en-het-strakgebleven-hunner:
\ !
vereet vuur.[72]
\ \ . . . . . .
doe-je-verzorgen~dan-toch genoot-met-hem en-heb-vrede; 21
/ . .
bij-hen:
// !
is-aan't-komen-bij-jou het-goede.
JOB 22,23
\ \ . . . . . .
neem-aan~dan-toch vandaan-van-de-mond-zijner uitleg; 22
// / . .
en-stel de-gezegden-zijner:
!
in-het-hart-jouwer.
\ fz . . . . . . . . . . . .
ware't-dat~jij-aan't-omkeren-bent tot~de-overweldigende 23
[jij-bent-aan't-gesticht-worden;
// / . .
aan't-ver-doen-zijn-(ben)jij valsheid:
!
vandaan-van-de-tent-jouwer.
// . . . . . . . .
en-zet~op~het-stof gouderts; 24
<> \ !
en-bij-de-rots-van beken AóWPhieJR[73].
\ \ . . . . . . .
en-voorts-is-aan-het-geschieden de-overweldigende (als)gouderts-jouwer; 25
<> \ !
en-zilver-van (berg)kammen voor-jou.
<> \ . . . . . . .
ja~dan over~de-overweldigende ben-jij-je-aan't-vergenoegen; 26
<> \ !
en-ben-jij-aan't-hoog-heen-dragen naar~god de-vertegenwendiging-jouwer.
\ <> . . . . .
ben-jij-aan't-afbidden tot-hem en-hij-is-aan't-horen-jou; 27
// !
en-de-toezeggingen-jouwer ben-jij-aan't-vervredigen.
// \ . . . .
en-ben-jijaan't-afsnijden~iets-gezegds dan-is-die-aan't-opstaan voor-jou; 28
/ . .
en-op~de-neemwegen-jouwer:
\ !
straalt licht.
fz \ . . . . .
ja~doen-zij-vallen en-voorts-zeg-jij omhoog; 29
<> \ !
en-de-gebukte-van wel-ogen is-hij-aan't-bevrijden.
// . . . . .
aan't-doen-ontkomen-is-hij welke?~straffeloze; 30
/ . .
en-voorts-is-hij-ontkomen:
\ !
met-de-zuiverheid-van de-handzolen-jouwer.
~
JOB 23
SEDER
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóBh: 23.1
!
en-voorts-zegt-hij.
fz \ . . . . . . .
ook~vandaag (is)bitterheid de-overweging-mijner; 2
/ . .
de-hand-mijner:
// !
is-zwaar op~het-gejammer-mijner.
\ fz . . . . .
wie?-is-aan't-geven de-volkennis-mijner en-ik-ben-aan't-vinden-hem; 3
/ . .
ik-ben-aan't-komen:
!
tot~de-vastigheid-zijner.
\ \ . . . . . . .
ik-ben-aan't-rangschikken voor-de-vertegenwendiging-zijner stelregeling; 4
/ . .
en-de-mond-mijner:
// !
ben-ik-vol-aan't-doen-zijn van-terechtwijzingen.
fz \ . . . . . . . . . .
ik-ben-aan't-volkènnen woorden (waarmee)hij-zich-aan't-toebuigen-is; 5
/ . .
en-voorts-ben-ik-aan't-onderscheiden:
// !
wat~hij-aan't-zeggen-is aan-mij.
<> \ . . . .
met-een-veelheid~kracht? is-hij-aan't-twisten genoot-met-mij; 6
// / . .
niet daarentegen~hij:
// !
is-(zich)aan't-stellen bij-mij.
. .
daar: 7
fz \ . . . . .
een-recht-uite wordt-terechtgebracht genoot-met-hem;
// / . .
en-voorts-ontkom-ik voor-viering-en-voortduur:
!
vandaan-van-de-regelsteller-van-mij.
/// \ <> . . . . . .
kijk-hier oostenvroeg ben-ik-aan't-gaan en-geenszins(is)hij(er; 8
/ . .
en-ben-ik-westenlaat-aan't-gaan:
JOB 23
// !
en-niet~ben-ik-aan't-onderscheiden hem.
\ \ . . . . . . . . . . .
noorderlinks als-hij(iets)-maakt en-niet~ben-ik-aan't-aanschouwen; 9
// / . .
is-hij-zich-aan't-los-weken zuidenrechts:
\ !
en-niet ben-ik('t)-aan't-zien.
fz \ . . . .
ja~hij-volkènt de-neemweg genoot-met-mij; 10
/ . .
hij-test-mij:
// !
als-goud ben-ik-aan't-uittrekken.
fz \ . . . . . .
bij-de-schrede-mijner grijpt-hij het-voetebeen-mijner; 11
<> \ !
de-neemweg-zijner houd-ik-waar en-niet~ben-ik-aan't-wegrekken.
\ fz \ . . . . . . . .
het-gebod-van de-lippen-zijner en-niet doe-ik-(die)-verdwijnen; 12
/ . .
vandaan-van(anders-dan / vanwege)-het-ingegrifte-voor-mij:
// !
berg-ik-op de-gezegden-van~de-mond-zijner.
\ fz \ . . . . .
en(is)hij bij-een-één-enkele en-wie? is-aan't-doen-keren-hem; 13
<> \ !
en-de-lichaamziel-zijner verlangt(iets) en-voorts-maakt-hij('t).
<> \ . . . .
ja hij-is-aan't-vervredigen het-ingegrifte-voor-mij; 14
<> \ !
en-zoals-deze (zijn)veel(dingen) genoot-met-hem.
fz \ . . . . . . . .
om-vast-zo vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-zijner 15
[ben-ik-aan't-schrikken;
/ . .
ik-ben-me-onderscheid-aan't-maken:
// !
en-ik-ben-aan't-vrezen vandaan-van(vanwege)-hem.
fz \ . . . . . .
en-de-godheid doet-zacht-zijn het-hart-mijner; 16
/ . .
en-de-overweldigende:
!
doet-schrikken-mij.
\ fz . . . . . . . . .
ja~niet gesmoord-ben-ik 17
[vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-van~duisternis;
JOB 23,24
/ . .
en-vandaan-van(vanwege)-de-vertegenwendiging-mijner:
!
omhult-donker.
. .
bekend-met-wat?: 24.1
fz \
zijn-vandaan-van(vanwege)de-overweldigende niet-aan't-opgeborgen-worden
. . . . . . .
[de-tij(d)en;
/ . .
en-die-volkennen-hem:
// !
niet~aanschouwen-zij de-dagen-zijner.
// . . . . . . . . . . .
gebiedsgrenzen zijn-aan't-bereikt-worden; 2
// / . .
een-uithaling[74] roppen-zij-weg:
!
en-voorts-weiden-zij(die).
\ \ . . . . . . . . .
de-ezel-van wezen zijn-zij-aan't-wegvoeren; 3
/ . .
aan't-verpanden-zijn-zij:
\ !
de-os-van een-weduwe.
\ \ . . . . . . . .
zij-doen-zich-rekken de-behoeftigen vandaan-van-een-neemweg; 4
// / . .
verenigd verschuilen-zich:
!
de-gebogenen-van~het-land.
/// \\ . .
kijk-hier wilde-ezels in-het-inbrengveld: 5
\ fz
zijn-aan't-uittrekken met-de-werken-hunner
\ . . . . . .
[het-vroege-glansdonker-uitkiezend ter-vervreting;
// // / . .
een-steppe voor-hem (is)brood:
!
voor-de-bonkers.
fz \ . . . . . . .
op-het-veld het-mengsel-zijner zijn-zij-aan't-knotten; 6
<> \ !
en-de-gaarde-van een-schender zijn-zij-aan't-zamelen.
JOB 24
\ fz \ . . . . . . .
een-naakte doen-zij-overnachten zonder kleding; 7
// / . .
en-geen omhulling:
!
bij-koude.
\ \ . . . . . . . . . . . . . . .
vandaan-van(vanwege)-een-plensbui-van de-bergen 8
[zijn-zij-doorsapt-aan't-worden[75];
// . .
en-zonder-bergplaats:
!
slaan-zij-zich-heen~om-een-rots.
fz \ . . . . . .
aan't-wegroppen-zijn-zij vandaan-van-een-borst een-wees; 9
// !
en-(wat)op~een-gebogene(is) zijn-zij-aan't-verpanden.
\ fz \ . . . . . .
een-naakte doen-zij-heen-gaan zonder kleed; 10
/ . .
en-hongerigen:
\ !
hoog-heen-dragen-zij de-garve.
// . . . . . . . .
onderscheidend~de-schansen-hunner zijn-zij-'smiddags-aan't-glanzen; 11
// / . .
van-de-inboorkuipen nemen-zij-de-weg:
!
en-voorts-hebben-zij-dorst.
¬ /// \\ . .
vandaan-van-de-stad zijn-lieden aan't-kreunen: 12
// . . . . . . .
en-de-lichaamziel-van~aangepakten is-aan't-kermen;
/ . .
en-de-godheid:
// !
niet~is-hij-aan't-stellen tegenzinwekkends.
_________________
/// ¬ / \
zij geschieden bij-de-weerspannigen-tegen~het-licht* 13
// . . . . . . .
niet~nemen-zij-waar de-neemwegen-zijner;
// / . .
en-niet zijn-zij-aan't-zitten:
!
op-de-straten-zijner.
JOB 24
|' ¬ /// . .
voor-licht is-aan't-opstaan een-doodslager: 14
// . . . . . . .
hij-is-aan't-kapot-maken~gebogene en-behoeftige;
/ . .
en-in-de-nacht:
\ !
leeft-hij als-de-steler.
/// \\ /// \
het-wel-oog-van een-echtbreker houdt-waar-! de-avond-morgen-bries 15
fz \ . . . . . . .
[te-zeggen niet~is-aan't-signaleren-mij een-weloog;
<> \ !
en-verstokenheid-van vertegenwendiging is-hij-aan't-stellen.
// . .
hij-doorklieft in-duisternis: 16
____
/ \
huizen*
// . .
overdag verzegelen-zij~die:
// !
niet~volkènnen-zij licht.
/// \\ \ \ . . . . . . . . . . . . .
ja verenigd (is)de-ochtend voor-hen stervensschemer; 17
/ . .
ja~aan't-waarnemen-is-hij:
// !
de-verzonderingen[76]-van de-stervensschemer.
/// . .
rap-klein~(is)hij op~de-vertegenwendiging-van~water: 18
\ \ . . . . .
aan't-gekleineerd-worden-is de-vereffening-hunner op-het-land;
/ . .
niet~is-hij-aan't-wenden:
\ !
de-neemweg-van de-gaarden.
/// . .
woestenij ook~heetheid: 19
// . .
zijn-aan't-wegroppen de-wateren-van~de-sneeuw:
\ !
oergroeve verwaarden-zij[77].
¬ /// \\ ¬ /// . .
aan't-vergeten-is-hem de-moederschoot het-zoete-zijner (is)gewormte: 20
JOB 24, 25
// . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
nogmalig is-er-bij-hem-niet~aangehaakt-aan't-worden;
<> \ !
en-voorts-wordt-gebroken als-hout streverij.
\ fz \ . . . . .
weidend een-ongeschikte (die)niet baart; 21
/ . .
en-een-weduwe:
\ !
is-hij-niet goed-aan't-doen.
\ \ . . . . . .
en-voerend enormen met-de-kracht-zijner; 22
/ . .
is-hij-aan't-opstaan:
// !
en-niet~is-hij-betrouwbaar-aan't-zijn bij-levenden.
\ fz . . . . . .
men-is-aan't-geven~aan-hem ter-veiligheid en-hij-is-aan't-leunen; 23
/ . .
en-de-wel-ogen-zijner:
!
(zijn)op~de-neemwegen-hunner.
fz \\ . .
zijn-zij-verheven een-weinig en-geenszins-(zijn)zij(er): 24
. .
en-zij-zijn-uitgeteerd:
// . . . . . . . . . .
zoals-de-al-afheid ziin-zij-aan't-geknot-worden;
<> \ !
en-als-het-eerstdeel-van een-halm zijn-zij-aan't-besneden-worden.
\ fz \ . . . . . . . .
en-ware't~niet danwel wie? is-aan't-doen-liegen-mij; 25
// / . .
en-is-aan't-stellen tot-niets:
!
het-woord-mijner.
=
fz // . .
en-voorts-buigt-zich-toe BieLeDàD de-ShoeChieJt: 25.1
!
en-voorts-zegt-hij.
\ \ . . . .
de-vore-stelling[78] en-de-vrees (zijn)genoot-met-hem; 2
// . .
die-maakt vrede:
JOB 25,26
!
in-de-verhevenheden-zijner.
\ fz . . . . . .
is-er? boekstaven aan-de-kervingen-zijner; 3
/ . .
en-over~wie?:
// !
is-niet~aan't-opstaan het-licht-zijner.
\ \ . . . .
waarin?~is-rechtvaardig-aan't-zijn een-menselijke genoot-met-god; 4
/ . .
en-waarin~glaskuis:
\ !
een-gebaarde-van een-vrouwmenselijke.
\ fz \ . . . . . .
kijk-hier tot~de-maan en-niet is-hij(die)-aan't-doen-tenten[79]; 5
/ . .
en-de-sterren:
// !
niet-zijn-zij-glaskuis in-de-welogen-zijner.
fz \ . . . . . .
dus ja~een-menselijke (is)een-worm; 6
/ . .
en-een-stichtkind-van~een-roodling:
!
een-karmozijn-worm.
~
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóBh: 26.1
!
en-voorts-zegt-hij.[80]
\ . . . . . . . . . .
wat~geef-jij-hulp aan-(die)niet~kracht(heeft); 2
JOB 26
/ . .
bevrijd-jij:
\ !
een-arm (die)niet~sterkte(heeft).
fz \ . . . . . . . . . . . .
wat~raad-schaf-jij aan-een(die)niet wijsheid(heeft; 3
/ . .
en-welslagen:
// !
aan-velen doe-jij-volkènnen.
<> \ . . . . . . .
enwel~wie? leg-jij-voor woorden; 4
/ . .
en-de-ademhaling-van~wie?:
// !
trekt-uit vandaan-van-jou.
// . . . . . . . . . . . . . . . . .
schimmen zijn-aan't-uitgekronkeld-worden; 5
// / . .
vandaan-van-de-drukplek-van water:
!
en-de-bewoners-daarvan.
\ \ . . . . .
naakt (is)de-oergroeve voor(gelegd-aan)-hem; 6
// / . .
en-geen verhulling
!
voor-teloorgang.
\ \ . . . . . . . .
uitrekkend het-opberg-noorden over~de-wanboel; 7
// / . .
ophangend het-land:
!
op~zonder~wat.
// . . . . . .
in-engend~water in-de-dikwolken-zijner; 8
<> \ !
en-niet~scheurt de-overwolking op-de-drukplek-daarvan.
// !
omgrijpend de-vertegenwendiging-van~de-verhulplaats[81]; 9
<> \ !
spreidend daarover de-overwolking-zijner.
<> . . . . . . .
een-ingriffing~afcirkelend over~de-vertegenwendiging-van~het-water; 10
<> \ !
tot~het-al-afgemaakt-zijn-van het-licht genoot-met~de-duisternis.
JOB 26,27
\ \ . . . . . . . .
de-staanders-van het-water zijn-aan't-wiebelen; 11
/ . .
en-zij-zijn-aan't-verbijsterd-zijn:
!
vandaan-van(vanwege)het-schelden-zijner.
fz \ . . . . .
met-de-kracht-zijner bedaart-hij de-zee; 12
/ . .
en-met-het-onderscheidingsvermogen-zijner:
\ !
verbrijzelt-hij geheister.
fz \ . . . . . . . . .
met-de-beluchting-zijner (is)de-helftenhemel helderheid; 13
// / . .
aan-pakt de-hand-zijner:
// !
het-waargedrocht dat-heen-schiet.
/// \ . .
kijk-hier~deze(zijn) de-einden-van de-neem-wegen-zijner: 14
\ fz . . . . .
en-wat~gelispel-van inbreng horen-wij~bij-hem;
// / . .
en-het-gedreun-van de-baaskracht-zijner:
\ !
wie? is-aan't-onderscheiden(die)-!.
=
\ fz // . .
en-toevoegend(is) AieJJóWBh hoog-heen-dragend het-vore-stel-zijner: 27.1
!
en-voorts-zegt-hij.
<> \ . . . .
leve~die-god wijken-doet-hij de-stelregeling-van-mij; 2
/ . .
en-de-overweldigende:
// !
hij-verbittert de-lichaamziel-mijner.
\ \ . . . .
ja~al-af~nog (is)de-ademhaling-mijner in-mij; 3
<> \ !
en-de-beluchting-van de-godheid in-de-walgneus-mijner.
\ \ . . . . . . . .
ware't-dat~aan't-inbrengen-zijn de-lippen-mijner valsheid; 4
/ . .
en-de-tong-mijner:
// !
ware't-dat~die-aan't-mompelen-is bedrog.
JOB 27
______
\ ¬ <> / \
een-overaanpak voor-mij ware't-dat~ik-aan't-rechtvaardigen-ben enwel-jullie* 5
. . . . . . . . . . .
tot~ik-aan't-uitblazen-ben;
<> \ !
niet~ben-ik-aan't-doen-wijken de-volgaafheden-mijner vandaan-van-mij.
\ fz \ . . . . . . . . . .
bij-de-gerechtigheid-mijner volhard-ik en-niet doe-ik-zakken(die); 6
// / . .
niet~is-aan't-honen het-hart-mijner:
!
vandaan-van(vanwege)-de-dagen-mijner.
\ fz . . . . . .
aan't-geschieden zoals-een-schender (is)de-vijand-mijner; 7
// !
en-die-zich-doet-opstaan-tegen-mij zoals-een-valsaard.
/// \ \ \ . . . . . . . . . . . .
ja waarop?~is-aan't-gespannen-zijn een-roekeloze ja hij-is-aan't-brokken-maken;8
/// <> \ !
ja aan't-buit-maken-is de-godheid de-lichaamziel-zijner.
fz // . . . . . .
het-geschreeuw-zijner? is-aan't-horen o-god; 9
<> \ !
ja~aan't-komen-is op-hem beënging.
// . . . . . . .
ware't~over~de-overweldigende is-hij-zich-aan't-vergenoegen; 10
<> \ !
is-hij-aan't-roepen de-godheid in-al-af~tij.
\ \ . . . . . .
ik-ben-aan't-uitleggen enwel-jullie over-de-hand-van~o-god; 11
// / . .
wat(is) genoot-met~de-overweldigende:
\ !
ben-ik-niet aan't-verholen-doen-zijn.[82]
\ \ . . . . . . . . . . . .
kijk-hier~jullie al-af-jullie jullie-aanschouwen-het; 12
/ . .
en-voor-wat?~dit:
JOB 27
\ !
een-vlaag zijn-jullie-als-vlagen-aan't-worden.
/// <> // . . . . . .
dit (is) de-vereffening-van~een-roodling (die)schender(is) genoot-met~o-god; 13
// / . .
en-het-eigendom-van wie-doen-afdeinzen:
// !
vandaan-van-de-overweldigende zijn-zij't-aan't-nemen.
\ \ . . . . . . . .
ware't-dat~veel-aan't-worden-zijn de-stichtkinderen-zijner ten-zwaarde; 14
/ . .
en-wie-uittrekken-van-hem:
\ !
zijn-zich-niet aan't-verzadigen-met~brood.
fz \ . . . . . . . . . . . .
wie-ontglipte-van-hem aan-de-gestorvenheid zij-zijn-aan't-begraven-worden; 15
/ . .
en-de-weduwen-zijner:
!
zijn-niet aan't-wenen.
\ \ . . . . . .
ware't-dat~zij-aan't-stapelen-zijn als-stof zilver; 16
/ . .
en-als-okerleem:
// !
is-hij-vastzo-aan't-maken kleding.
fz \ . . . . . .
hij-is-vastzo-aan't-maken en-een-rechtvaardige is-zich-aan't-kleden; 17
/ . .
en-zilver:
// !
een-straffeloze is-het-aan't-vereffenen.
\ \ . . . . . .
hij-sticht als-een-mot het-huis-zijner; 18
/ . .
en-zoals-een-vlechthut:
!
maakt een-hoeder.
\ fz \ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
een-rijke is-aan't-neerliggen en-niet is-hij-binnengehaald-aan't-worden; 19
<> \ !
de-welogen-zijner ontsluit-hij en-geenszins-(is)hij(er).
\ fz . . . . . . . . . . . . .
aan't-wassen-zijn als-wateren verzonderdheden[83]; 20
JOB 27,28
/ . .
's nachts:
// !
besteelt-hem een-wegraper[84].
\ \ . . . . . .
hoog-heen-aan't-dragen-is-hem een-oostenvroeger[85] en-hij-is-aan't-gaan; 21
/ . .
en-aan't-turbuleren-is-hij-hem:
!
vandaan-van-de-opstaanplaats-zijner.
\ fz \ . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
en-aan't-weg-werpen-is-hij over-hem en-niet is-hij-medelijden-aan't-hebben; 22
/ . .
vandaan-van(vanwege)-de-hand-zijner:
// !
heenschietend is-hij-aan't-heenschieten.
\ \ . . . . . . . . . . . . .
aan't-stompen-is-men op-hem de-handzolen-zijner; 23
// / . .
en-aan't-lipfluiten-is-men over-hem:
!
vandaan-vande-opstaanplaats-zijner.
/// \ \ . . . . . . . . . . .
ja er-is voor-het-zilver een-uittrekplaats; 28.1
/ . .
en-een-opstaanplaats:
// !
voor-het-goud (dat)zij-aan't-louteren-zijn.
fz \ . . . . . . . . . . . .
met-ijzer vandaan-van-stof is-het-aan't-genomen-worden; 2
/ . .
en-steen:
// !
is-aan't-uitsmelten metaal.
/// /// . .
een-einde stelt-hij aan-de-duisternis: 3
fz \ . . . . . . . .
en-tot-al-af~het-al-af-gemaakte (is)hij peilende;
<> \ !
gesteente donker en-stervensschemer.
/// \\ . .
open-rijt een-beek vandaan-van-genoot-met~een-inklamper: 4
// . . . . . . . . .
zij-die-vergeten-worden vandaan-van(vanwege)-een-voetebeen;
<> \ !
arm-worden-zij vandaan-van(vanwege)-een-menselijke zij-schudden.
JOB 28
. .
land: 5
// . . . . . .
vandaan-daarvan is-aan't-uittrekken~brood;
/ . .
de-drukplek-daarvan:
// !
wordt-omgedraaid (zijnde)als~vuur.
// . . . . . .
een-opstaanplaats-van~safier (zijn)de-stenen-harer; 6
<> \ !
en-stofdelen-van goud (zijn)daaraan.
fz \ . . . . . . . .
een-straat is-niet~aan't-volkènnen een-afstormer[86]; 7
// / . .
en-niet bestraalt-die:
\ !
het-wel-oog-van een-gier.
<> . . . . . . . . . . . .
niet~nemen-die-weg de-stichtjongen-van-een~adelijk(dier)[87]; 8
<> \ !
niet~duurt daarop een-klauwige(leeuw).
fz \ . . . . . .
in-kiezel zendt-hij de-hand-zijner; 9
<> \ !
om-draait-hij vandaan-van-de-wortel bergen.
fz \ . . . . . . . .
in-rotsen rivieren ontsplijt-hij; 10
/ . .
en-al-af~kostelijks:
// !
ziet het-wel-oog-zijner.
fz \ . . . . . . . .
vandaan-van(vanwege)-het-tranen blikkeringen omwindt-hij; 11
/ . .
en-het-ongewetene:
\ !
doet-uittrekken licht.
~
fz \ . . . . . . .
en-de-wijsheid vandaan-van-waar? wordt-ze-gevonden; 12
// / . .
en-waar? (is)dit:
JOB 28
\ !
een-opstaanplaats-van onderscheidingsvermogen.
\ \ . . . . . . .
niet~volkènt een-menselijke de-rangschikking[88]-daarvan; 13
// / . .
en-niet wordt-ze-gevonden:
\ !
in-het-land-van de-levenden.
\ fz \ . . . .
de-poel-der-beroerte zegt niet bij-mij~(is)~die; 14
// / . .
en-de-zee zegt:
\ !
geenszins genoot-met-mij.
\ \ . . . . .
niet~is-aan't-gegeven-worden een-sluitcel[89] op-de-drukplek-van-haar; 15
// . . . . . . . .
en-niet is-aan't-versikkelen:
\ !
zilver de-koopprijs-van-haar.
\ \ . . . . . . .
niet~is-zij-afgeschat-aan't-worden met-fijngoud-van AóWPhieJR; 16
<> \ !
met-carneool kostbaar en-safier.
\ fz . . . . . . .
niet~is-aan't-rangschikken-haar goud en-kuisglas[90]; 17
\ !
en(is)-de-omzetting-van-haar gerei-van~gedegen-goud.
\ fz \ . . . . . . . . . . . . . . . . . .
bij-bloedkoraal[91] en-ijskristal is-zij-niet aangehaakt-aan't-worden; 18
// / . .
en-have-aan wijsheid:
!
(is)vandaan-van(anders-dan)-wendeparels.
fz . . . . . . .
niet~is-aan't-rangschikken-haar een-topaas-van~KuWSH; 19
// / . .
en-met-fijngoud rein:
\ !
is-zij-niet aan't-afgeschat-worden.
fz \ . . . . . .
en-de-wijsheid vandaan-van-waar? is-zij-aan't-komen; 20
// / . .
en-waar (is)dit:
JOB 28
\ !
een-opstaanplaats-van onderscheidingsvermogen.
fz \ . . . . . . .
en-ongeweten-houdt-zij-zich vandaan-van-de-wel-ogen-van al-af~levende; 21
<> \ !
en-vandaan-van-het-gevogelte-van de-helftenhemel versteekt-zij-zich.
\ // . . . . . . .
teloorgang en-sterfte zeggen; 22
/ . .
met-de-oren-onzer:
// !
horen-wij het-hoorgerucht-van-haar.
fz \ . . . . .
gods onderscheidt de-neemweg-harer; 23
/ . .
en-hij:
// !
hij-volkènt enwel~de-opstaanplaats-harer.
<> \ . . . . . . . . .
ja~hij op-de-einden-van~het-land is-hij-aan't-neerblikken; 24
<> \ !
de-drukplek-van al-af~de-helftenhemel ziet-hij.
\ \ . . . . . . . . . . .
om-te-maken voor-de-beluchting sikkelgewicht; 25
/ . .
en-water:
// !
stelt-hij-vast met-een-maat.
\ \ . . . . . . . .
als-hij-maakt voor-de-regen een-ingriffing; 26
/ . .
en-een-neemweg:
// !
voor-het-schouwspel-van donderstemmen.
\ fz . . . . .
dan ziet-hij-haar en-voorts-boekstaaft-hij-haar; 27
/ . .
hij-onderscheidt-haar:
!
en-ook~peilt-hij-haar.
/// . .
en-voorts-zegt-hij aan-roodling: 28
/// \ fz \ . . . . . . . .
kijk-hier ontzag-voor de-machtiger-mijns dat(is) wijsheid;
<> \ !
en-wijken vandaan-van-kwaad (is)onderscheidingsvermogen.[92]
JOB 29
=
\ fz // . . . . . . .
en-voorts-voegt-toe AieJJóWBh aan-het-hoog-heen-dragen-van 29.1
[de-vore-stellen-zijner:
!
en-voorts-zegt-hij.
// . . . . . . . . . .
wie?~is't-aan't-geven-mij naar-de-maanden~oostenvroeg; 2
/ . .
naar-de-dagen-dat:
\ !
de-godheid aan't-waarhouden-is-mij.
\ fz . . . . . .
als-doet-bepralen de-lamp-zijner het-eerstdeel-mijner; 3
/ . .
voor-het-licht-zijner:
\ !
ben-ik-aan't-gaan (in)duisternis.
\ fz \ . . . . . . .
zoals ik-geschied in-de-dagen-van het-herfsttij-mijner[93]; 4
// / . .
bij-het-overleg-van de-godheid:
\ !
over-mij de-tent-mijner.
\ fz . . . .
bij-het-(er)nog(zijn) van de-overweldigende genoot-met-mij; 5
<> !
omsingelend-mij de-bonkers-mijner.
\ <> . . . . . .
bij-het-wassen van-de-gaanwegen-mijner in-boter; 6
// // / . .
en-een-rots aan't-uitgieten-is genoot-met-mij:
!
aftakkingen-van~olie.
\ \ . . . . . . . .
als-ik-uittrek een-poort over~een-trefplaats; 7
/ . .
op-de-wijdte:
// !
ik-aan't-vastzo-doen-zijn-ben de-zitplaats-mijner.
\ \ . . . . . . . . . .
zien-mij bonkers en-zij-verschuilen-zich; 8
/ . .
en-marmerwitten;
JOB 29
\ !
zij-staan-op blijven-staande.
fz \ . . . . . . . .
vorsten versperren woorden; 9
/ . .
en-een-handzool:
// !
zijn-zij-aan't-stellen voor-de-mond-hunner.
// . . . . . . . . . . .
de-stem-van~voorleggers verschuilt-zich[94]; 10
/ . .
en-de-tong-hunner:
// !
aan-de-inwijder-hunner kleeft-zij.
/// \ fz . . . . . . .
ja een-oor hoort en-voorts-wenst-het-geluk-mij; 11
// / . .
en-een-weloog ziet:
!
en-voorts-stelt-het-nogmalig-mij.
fz \ . . . . . .
ja~ik-doe-ontkomen een-gebogene die-kermt; 12
/ . .
en-een-wees:
// !
en-niet(was-er)~een-helper voor-hem.
\ fz \ . . . . . . .
de-inzegening-van een-teloorgaande is-op-mij aan't-komen; 13
<> \ !
en-het-hart-van een-weduwe doe-ik-jubelschreien.
SEDER
\ fz . . . . .
met-recht bekleed-ik-mij en-voorts-bekleedt-het-mij; 14
// . .
als-een-overgooier en-een-tulband:
!
(is)de-stelregeling-van-mij.
\ fz . . . . . .
(als)wel-ogen geschied-ik voor-de-blinde; 15
<> \ !
en-voetebenen voor-de-hinkende (ben)ik.
\ fz . . . . . . . . .
een-omvamende (ben)Ik voor-de-behoeftigen; 16
JOB 29
<> \ !
en-een-twist (die)ik-niet~volkèn ik-ben-aan't-peilen-die.
fz \ . . . . . . . .
en-voorts-breek-ik-! het-gebit-van de-valsaard; 17
/ . .
en-vandaan-van-de-tanden-zijner:
// !
ben-ik-aan't-wegwerpen vreetkost.
fz \ . . . . . . . .
en-voorts-zeg-ik genoot-met~het-nest-mijner ben-ik-aan't-uitblazen; 18
/ . .
en-als-het-zand:
// !
ben-ik-veel-aan't-doen-zijn dagen.
\ \ . . . . . . .
de-wortel-mijner (is)geopend naar~water; 19
/ . .
en-dauw:
// !
is-aan't-overnachten op-het-afknotsel-mijner.
fz \ . . . . .
de-zwaarte-mijner (is)maand-nieuw genoot-met-mij; 20
/ . .
en-de-boog-mijner:
// !
in-de-hand-mijner is-die-zich-aan't-verwisselen.
// . . . . . . . . . .
om-mij~horen-zij en-wachten-zij; 21
/ . .
en-zij-zijn-aan't-verstarren:
!
voor de-raad-mijner.
\ fz \ . . . . . . . .
laat-aan-achter de-inbreng-mijner zijn-zij-niet aan't-veranderen; 22
/ . .
en-op-hen:
// !
is-aan't-druipen het-woord-van-mij.
\ \ . . . . .
en-zij-wachten als(op)regen op-mij; 23
/ . .
en-de-mond-hunner:
// !
gapen-zij om-zamelregen.
\ fz . . . . . . . .
ben-ik-aan't-lachen naar-hen niet zijn-zij-aan't-vertrouwen; 24
// / . .
en-het-licht-van de-vertegenwendiging-mijner:
JOB 29,30
\ !
niet is-dat-aan't-bevallen-hen[95].
\ ¬ ^
ben-ik-aan't-uitkiezen de-neemwegen-hunner dan-ben-ik-aan't-zitten 25
// fz \ . . . . . . . .
[(als)eerstlid en-ben-ik-aan't-voortwonen als-een-koning bij-een-kerfgroep;
<> \ !
zoals (hij) treurigen is-aan't-troosten.
///\ ¬ // . .
en-nu lachen over-mij die-onbeduidend-zijn vandaan-van(anders-dan-ik)mij: 30.1
___
/ \
voor-dagen*
// . . . . . . .
waarmee~ik-schoffeer de-omvamenden-hunner;
/ . .
om-te-zetten:
// !
genoot-met-de-honden-mijner het-voorttrekvee-mijner.
\ fz \ . . . .
ook~de-kracht-van de-handen-hunner(is) voor-wat? voor-mij; 2
/ . .
op-hen:
\ !
gaat-te-loor kranigheid[96].
// . .
in-tekort en-in-nooddruft[97]: 3
___
/ \
steriel[98]*
// . . . . . . . .
(zijn)die-afknagen de-woestenij;
/ . .
verleden-tijd:
// !
een-ramp en-een-rampzaligheid.
\ \ . . . . . . . . . .
die-plukken zoutigheid op~struikgewas; 4
<> \ !
en-de-wortel-van jeneverbessen (is)het-brood-hunner.
// . . . . . . . . . . . .
vandaan-van~de-rug zijn-zij-aan't-verdreven-worden; 5
// / . .
zij-zijn-aan't-schetteren over-hem:
JOB 30
!
als-een-steler.
\ \ . . . . . . . . . . . .
in-het-afdeinselijke-van beken om-voort-te-wonen; 6
<> \ !
gaten-van stof en-steenklippen[99].
// . . . . . . .
onderscheidend~struikgewassen zijn-zij-aan't-balken; 7
<> \ !
op-de-drukplek-van netelheide zijn-zij-bij-elkaar-gedaan-aan't-worden.
fz \ . . . . . .
stichtkinderen-van~een-slappeling ook~stichtkinderen zonder~naam; 8
/ . .
weggeslagenen:
!
vandaan-van~het-land.
fz \ . . . . . . . .
en-nu (als)de-snaren-hunner geschied-ik; 9
<> \ !
en-voorts-geschied-ik voor-hun tot-een-woord.
fz \ . . . . .
zij-gruwelen-van-mij verre-houden-zij-zich vandaan-van-mij; 10
/ . .
en-vandaan-van-de-vertegenwendiging-mijner:
// !
houden-zij~niet-terug spuug.
\ fz . . . . . . . . . .
ja~wat-mij-strak-houdt[100] bekrast-men en-voorts-buigt-men-mij; 11
/ . .
en-het-bit:
// !
vandaan-van-de-vertegenwendiging-mijner zenden-zij-weg.
_______
¬ ~ / \
op~de-zuidenrechter (in)bloei zijn-zij-aan't-opstaan* 12
// . . . . .
de-voetebenen-mijner zenden-zij-weg;
// / . .
en-voorts-maken-zij-opzetbanen op-tegen-mij:
// !
paden-van overmachtiging.
. .
omver-rukken-zij: 13
JOB 30
____
/ \
de-straat-mijner*
. . . . .
tot-mijn-verval~hebben-zij-nut;
<> \ !
niet een-helper onder-hen.
\ \ . . . . . . . .
als-een-reet wijd zijn-zij-in-aantocht; 14
// / . .
op-de-drukplek-van de-ramp:
!
wentelen-zij-zich.
// . .
men-doet-draaien op-tegen-mij: 15
________
/ \
wegzonderingen[101]*
\ fz . . . . . . . . .
achtervolgd-is-aan't-worden als-een-beluchting mijn-zelfopoffering;
/ . .
en-als-een-dikwolk:
// !
steekt-over de-bevrijding-van-mij.
. .
en-nu: 16
fz \ . . . . . .
over-mij is-zich-aan't-uitstorten de-lichaamziel-mijner;
\ !
aan't-aangrijpen-zijn-mij dagen-van~gebogenheid.
. .
's nachts: 17
fz \ . . . . .
de-harde-botten-mijner holt-men-uit vandaan-van-op-mij;
/ . .
en-die-afknagen-mij:
\ !
niet zijn-zij-aan't-neerliggen-!.
<> \ . . . . . .
met-een-veelheid-aan~kracht is-men-aan't-opsporen de-kleding-mijner; 18
<> \ !
als-de-monding-van de-lijfrok-mijner is-men-aan't-ompantseren-mij.
// . . . . . . . .
uit-legt-men-mij voor-okerleem; 19
JOB 30
/ . .
en-voorts-ben-ik-me-aan't-vore-stellen:
// !
als-stof en-als-as.
\ fz \ . . . . .
ik-ben-aan't-kermen tot-jou en-niet ben-jij-je-aan't-toebuigen-naar-mij; 20
/ . .
ik-blijf-staande:
// !
en-voorts-onderscheid-jij-je bij-mij.
// \ . . . .
jij-bent-aan't-omdraaien tot-een-vreemde voor-mij; 21
<> \ !
met-de-harde-bot-van de-hand-jouwer ben-jij-aan't-belasteren-mij.
\ fz . . . . . . . . . .
jij-bent-hoog-heen-aan't-dragen-mij naar~de-beluchting 22
[ben-jij-aan't-doen-oprijden-mij;
/ . .
en-jij-bent-aan't-doen-weg-golven-van-mij:
!
welslagen.
fz \ . . . .
ja~ik-volkèn gestorvenheid ben-jij-aan't-doen-weerkeren-op-mij; 23
<> \ !
en-het-huis-van gemeenschapsordening voor-al-af~leven.
\ fz . . . . .
dus niet~bij-het-ontwrichte is-hij-aan't-zenden~een-hand; 24
/ . .
ware-het~bij-ongeluk-door-hem:
// !
voor-hen(is) gekerm.
\ fz . . . .
ware't~niet-dat ik-ween om-het-stijve-van~de-dag; 25
// / . .
triest-is[102] de-lichaamziel-mijner:
!
om-de-behoeftige.
/// \ fz \ . . . . . .
ja op-het-goede ben-ik-gespannen en-voorts-komt kwaad; 26
// / . .
en-voorts-wacht-ik voor-licht:
// !
en-voorts-komt donker.
<> // . . . . .
de-ingewanden-mijner schuimen en-niet~worden-zij-star; 27
// !
oosten-vroeg-zijn-mij de-dagen-van~de-gebogenheid.
JOB 30,31
\ fz \ . . . . .
zwart-zijnde ga-ik-heen bij-(het)niet(zijn-van) hitte; 28
<> \ !
op-sta-ik in-de-afstemming ben-ik-aan't-kermen.
fz \ . . . . . .
(als)een-broederverwant geschied-ik voor-draken; 29
/ . .
en-een-mede-gezel:
// !
voor-de-stichtdochters-van een-struisvogel.
<> \ . . . .
het-vel-mijner is-uitgekozen-vroeg-glansdonker vandaan-van-op-mij; 30
/ . .
en-het-harde-bot-mijner~gloeit:
!
vandaan-van(vanwege)~schroeidroogte.
\ fz . . . . . .
en-voorts-geschiedt tot-treurnis de-cister[103]-mijner; 31
/ . .
en-de-pansfluit-mijner:
\ !
(is)voor-de-stem-van wie-wenen.
fz \ . . . . . . .
een-zuivergang scheid-ik-af voor-de-wel-ogen-mijner; 31.1
// / . .
en-wat? ben-ik-mij-aan't-onderscheiden:
!
op~een-maagd.
/// \ \ . . . . . .
en-welke(is)? de-vereffening-van de-godheid vandaan-van-boven; 2
// / . .
en-het-eigendom-van de-overweldigende:
!
vandaan-van-de-verhevenheden.
// . . . . . . .
(is er)niet?~overmachtiging voor-de-valsaard; 3
/ . .
en-waarneming:
\ !
voor-de-werkers-van streverij.
<> \ . . . . . .
niet?~hij ziet-hij de-neemwegen-mijner; 4
// !
en-al-af~de-schreden-mijner is-hij-aan't-boekstaven.
// . . . . .
ware't-dat~ik-ga genoot-met~waan; 5
JOB 31
<> \ !
en-snelt op~bedriegerij het-voetebeen-mijner.
// . . . . . .
hij-is-aan't-sikkelwegen-mij op-een-unster-van~recht; 6
// / . .
en-aan't-volkènnen-is de-godheid:
!
de-volgaafheid-mijner.
_____ *
\ ¬ ~ / \
en-ware't-dat~zich-rekt de-doelgang-van-mij vandaan-van de-neemweg* 7
\ fz \ . . . . . .
en-laat-aan-achter de-welogen-mijner gaat het-hart-mijner;
/ . .
en-aan-de-handzolen-mijner:
\ !
kleeft wat-dan-ook.
~
fz \ . . . . .
ik-ben-te-kiem-aan't-leggen en-een-latere is-aan't-eten; 8
// !
en-de-uittreksels-mijner zijn-ontworteld-aan't-worden.
\ fz . . . . . . . . . . . . .
ware't-dat~toegankelijk-is-geworden het-hart-mijner 9
[over~een-vrouwmenselijke;
<> \ !
en-aan~de-opening-van de-metgezel-mijner loer-ik.
\ \ . . . . . .
(dan)is-aan't-molendraaien voor-een-latere de-vrouwmenselijke-mijner; 10
/ . .
en-over-haar:
// !
zijn-aan't-knielen lateren.
// . . . . . . . . . .
ja~dat(is) een-opzettelijkheid; 11
/ . .
en-dat(is):
// !
een-ontwrichting-van uitgesprokenheden.
/// \ <> \ . . . . . . .
ja een-vuur (is)het tot~teloorgang-toe vereet-het; 12
\ !
en-al-af~de-inkomst-mijner is-aan't-ontworteld-worden.
. .
ware't-dat~ik-aan't-schofferen-ben: 13
JOB 31
\ fz . . . . . . .
de-stelregel-van de-heerdienaar-mijner en-de-heerdienares-mijner;
/ . .
als-zij-twisten:
!
genoot-met-mij.
\ fz \ . . . . .
wat? ben-ik-aan't-maken ja~op-staat o-god; 14
/ . .
en-ja~is-hij-zich-aan't-bemoeien:
\ !
wat? ben-ik-aan't-doen-weerkeren-naar-hem.
fz \ . . . . .
niet?~in-de-buik de-maker-van-mij maakt-hem; 15
/ . .
en-voorts-zet-hij-vastzo-hem:
// !
in-een-moederschoot een-één-enkele.
fz \ . . . . . .
ware't-dat~ik-aan't-beletten-ben het-welgevallen-van armen; 16
<> \ !
en-de-welogen-van een-weduwe zonder-ik-weg.
\ \ . . . . . . . . .
en-ik-eet het-brok-mijner in-afzondering; 17
<> \ !
en-niet~doe-ik-eten een-wees daarvan.
\ fz \ . . . . . . . .
ja vandaan-van-de-bonktijd-mijner is-hij-groot-aan't-worden-voor-mij 18
[als-een omvamende;
<> \ !
en-vandaan-van-de-buik-van de-moederende-mijner ben-ik-aan't-voeren-haar.
\ fz // . . . . . .
ware't-dat~ik-zie een-teloorgaande zonder kleding; 19
// / . .
en-geenszins omhulling:
!
voor-een-behoeftige.
\ \ . . . . . .
ware't-dat~niet inzegenen-mij de-uitrustingsledematen-zijner; 20
// / . .
en-vandaan-van (vanwege)-de-schutvellen-van de-lammeren-mijner:
!
hij-aan't-heet-worden-is.
\ \ . . . . . . .
ware't-dat~ik-doe-zwaaien op-tegen~een-wees de-hand-mijner; 21
// / . .
ja~ik-ben-aan't-zien in-de-poort:
!
de-hulp-mijner.
JOB 31
fz \ . . . . . .
het-zijdeel-mijner is-vandaan-van-de-schouder aan't-vallen; 22
/ . .
en-de-arm-mijner:
// !
is-vandaan-van-de-stengel aan't-breken.
/// \ fz \ . . . . .
ja vrees naar-mij (is)de-overmachtiging-van o-god; 23
/ . .
en-de-hoog-heen-dracht-zijner:
\ !
ben-ik-niet aan't-aankunnen.
\ \ . . . . .
ware't-dat~ik-stel goud om-de-slappe-lende-van-mij; 24
/ . .
en-tot-fijn-goud:
// !
zeg-ik veiligheid-van-mij.
fz \ . . . . . .
ware't-dat~ik-mij-aan't-verheugen-ben ja~veel(is) het-vermogen-mijner; 25
/ . .
en-ja~menigvuldig:
// !
vindt de-hand-mijner.
\ <> . . . . . . .
ware't-dat~ik-aan't-zien-ben licht ja het-is-aan't-pralen; 26
/ . .
en-de-maan:
// !
kostelijk heengaande.
\ \ . . . . . . .
en-voorts-wordt-toegankelijk in-het-verstokene het-hart-mijner; 27
<> \ !
en-voorts-geeft-een-kus de-hand-mijner aan-de-mond-mijner.
<> \
ook~dat(is) ontwrichting (die)uitspreekbaar(is); 28
<> \ !
ja~ik-huichel voor-o-god vandaan-van-boven.
fz \ . . . . . . . . . . .
ware't-dat~ik-mij-aan't-verheugen-ben bij-het-ongeluk-van wie-beweigeren-mij;29
/ . .
en-voorts-ben-ik-aan't-opgewekt-worden:
// !
ja~zij-vinden kwaad
JOB 30
\ \ . . . . . . . .
en-niet~geef-ik om-te-verwaarden de-inwijder-mijns[104]; 30
<> \ !
om-te-wensen met-een-bezwering de-lichaamziel-zijner.
\ fz // . . . . . .
ware't~niet-dat zeggen de-lieden-van de tent-mijner; 31
// / . .
wie?~is-aan't-geven vandaan-van-het-vlees-zijner:
\ !
niet zijn-wij-aan't-verzadigd-zijn.
fz \ . . . . . . . . .
op-het-straatbuiten is-niet~aan't-overnachten een-inklamper; 32
/ . .
de-bungeldeuren-mijner:
// !
voor-een-padganger ben-ik-aan't-openen.
\ \ . . . . . . .
ware't-dat~ik-verhul zoals-roodling de-afvalligheid-mijner; 33
<> \ !
om-weg-te-stoppen in-gekoester het-geontwricht-van-mij.
/// \\ ¬ \\\ . .
ja ik-ben-aan't-doen-afdeinzen oproer veel: 34
// . . . . .
en-een-verachte-van~de-families is-aan't-ontstellen-mij;
. .
en-voorts-verstar-ik:
// !
niet~ben-ik-aan't-uittrekken (uit)een-opening.
/// \\ ¬ /// . .
wie? is-aan't-geven~aan-mij een-die-hoort naar-mij: 35
<> \ . . . . . . . .
kijk-hier~het-merkteken-mijner de-overweldigende
[is-zich-aan't-toebuigen-naar-mij;
// / . .
een-staafboek schrijft:
\ !
een-manmenselijke die-twist-met-mij.
\ fz . . . . . . . . . . . .
ware't-dat~niet op-de-schouder-mijner ik-hoogaan't-heen-dragen-ben-dit; 36
<> \ !
ik-ben-aan't-omdoen kransen aan-mij.
\ fz . . . . .
de-boekstaving-van de-schreden-mijner ben-ik-aan't-voorleggen-aan-hem; 37
/ . .
zoals~een-voorlegger:
JOB 31,32
!
ben-ik-aan't-lijfnaderen-hem.
fz \ . . . . . . . . . . .
ware't-dat~op-tegen-mij het-roodlingse-mijner aan't-schreeuwen-is; 38
/ . .
en-verenigd:
// !
de-voren-daarvan aan't-wenen-zijn-!.
fz \ . . . . . . . .
ware't-dat~de-kracht-daarvan ik-opeet zonder~zilvergeld; 39
<> \ !
en-de-lichaamziel-van de-bezitters-daarvan ik-doe-blazen.
/// \\ // . .
op-de-drukplek-van tarwe is-aan't-uittrekken ringdoorn: 40
// . . . . . . . . . . . . . . . . .
en-op-de-drukplek-van~harige-gerst kwalijkriekend(gewas);
/ . .
volgaaf-zijn:
// !
de-inbrengen-van AieJJóWBh.
~
|' /// \ fz
en-voorts-verstillen de-drie menselijken (nl.)deze 32.1
\ . . . . . .
[vandaan-van-het-zich-toebuigen enwel~naar-AieJJóWBh;
///<> \ !
ja hij(is) rechtvaardig in-de-welogen-zijner.[105]
~
/// \\ \ \
en-voorts-ontgloeit de-walgneus-van AêLieJHuWA stichtzoon-van~BàRàKheAéL 2
________
¬ ~ / \
[de-BuWZiet vandaan-van-de-familie-van RáM *
/ . . . . . .
bij-AieJJóWBh ontgloeit de-neuswalging-zijner;
// . .
op-daartegen-dat~hij-rechtvaardigt de-lichaamziel-zijner:
!
vandaan-van(anders-dan)-gods.
JOB 32
___________
\ ¬ / \
en-bij-de-drie metgezellen-zijner ontgloeit de-walgneus-zijner* 3
/// \ \ . . . . . . . . .
op-daartegen dat zij-niet vinden een-toebuiging;
/ . . .
en-voorts-een-schender-doen-zijn:
!
enwel~AieJJóWBh.
| \ fz . . . . . . . . .
en-AêLieHuW verbeidt enwel~AieJJóWBh bij(zijn)-inbrengen; 4
/// <> \ !
ja baardouden(zijn)~zij vandaan-van(anders-dan-hij)-hem naar-dagen.
/// . .
en-voorts-ziet AêLieHuWA: 5
¬ /// . .
ja geen toebuiging:
fz // . .
in-de-mond-van de-drie menselijken:
// !
en-voorts-ontgloeit de-neuswalging-zijner.
~
/// <> // . .
en-voorts-buigt-zich-toe AêLieHuWA stichtzoon-van~BàRàKheAéL de-BuWZiet: 6
____________
/ \
en-voorts-zegt-hij*[106]
¬ /// \ fz // . . . . . . . .
onbeduidend (ben)ik naar-dagen en-jullie marmerwit[107];
<> // .
om~vastzo ben-ik-geïmponeerd en-voorts-heb-ik-ontzag,
<> \ !
vandaan-van-het-doen-aanschouwen de-volkènnis-mijner
[enwel-jullie.
fz \ . . . . . . . . .
ik-zeg dagen zijn-aan't-inbrengen; 7
// / . .
en-een-veelheid-van jaaranderingen:
// !
zijn-aan't-doen-volkènnen wijsheid.
JOB 32
fz \ . . . . . . . . .
voorwaar beluchting(is)~(nl)die(is) in-de-menselijke; 8
<> \ !
en-ademhaling-van de-overweldigende is-aan't-doen-onderscheiden-hen.
// . . . . . . . . . . . .
niet~veelaars[108] zijn-wijs-aan't-zijn; 9
/ . .
en-baardouden:
// !
zij-zijn-(niet)-aan't-onderscheiden stelregeling.
\ fz . . . .
om-vastzo zeg-ik hoor~naar-mij; 10
<> \ !
ik-ben-aan't-tonen de-volkennis-mijner dus~ik.
/// \ . .
kijk-hier ik-wacht om-de-inbrengen-jelieder: 11
fz . . . . .
ik-ben-het-oor-aan't-lenen tot~de-onderscheidingen-jelieder;
// !
tot-dat~jullie-peilen-! woorden.
. .
en-tot-jullie: 12
____________
/ \
ben-ik-aan't-onderscheid-maken*
/// \ \ . . . . . . . . . .
en-kijk-hier geenszins(is-er) voor-AieJJóBh een-die-terechtbrengt;
<> \ !
een-die-zich-toebuigt-naar de-gezegden-zijner vandaan-van-jullie.
fz\ \ . . . . . . .
afwendend-dat~jullie-aan't-zeggen-zijn wij-vinden wijsheid; 13
<> \ !
o-god is-aan't-toewaaien-die niet~een-menselijke.
\ \ . . . . . . .
en-niet~rangschikt-hij naar-mij woorden; 14
/ . .
en-met-de-gezegden-jelieder:
\ !
niet ben-ik-aan't-doen-weerkeren-die.
fz \ . . . . . . . .
ontsteld-zijn-zij niet~buigen-zij-zich-toe nogmaals; 15
<> \ !
opklimmen-doen-zij vandaan-van-hen de-woorden-hunner.
fz \ . . . . . . . . .
en-ik-wacht ja~niet zijn-zij-aan't-inbrengen; 16
JOB 32,33
// / \
ja staande-blijven-zij:
// !
niet~buigen-zij-zich-toe nogmaals.
\ \ . . . . . .
ik-ben-m'aan't-toebuigen dus~ik de-vereffening-mijner; 17
<> \ !
ik-ben-aan't-tonen de-volkennis-mijner dus~ik.
<> \ . . . . . . .
ja ik-verwoord woorden; 18
/ \
mij-doordringt*
\ !
een-beluchting de-buik-mijner.
. .
kijk-hier~de-buik-mijner: 19
// . . . . . . . . . . . . . . . . .
als-wijn die-niet~geopend-aan't-worden-is;
// . .
als-builen maandnieuw:
!
is-hij-aan't-scheuren.
// . . . . . . . .
ik-ben-aan't-inbrengen-toch en-hij-is-aan't-beluchten~voor-mij; 20
<> \ !
ik-ben-aan't-openen het-lippenpaar-mijner en-ik-ben-m'aan't-toebuigen.
fz \ . . . . . . . . . . . . .
niet~dan-toch ben-ik-hoog-heen-aan't-dragen 21
[de-vertegenwendiging-van~iedermenselijke;
/ . .
en-tot~een-roodling:
\ !
niet ben-ik-m'aan't-ophemelen.
/// \ \ . . . . . . . . .
ja niet – volkèn-ik – ben-ik-m'aan't-ophemelen; 22
/ . .
als-weinig:
// !
is-hoog-heen-aan't-dragen-mij de-maker-van-mij.
. .
en-misschien: 33.1
\ \ . . . . . . .
hoor~dan-toch AieJJóWBh de-woorden-mijner;
// !
en-aan-al-af~de-inbrengen-mijner leen-het-oor.
<> \ . . . . . .
kijk-hier~dan-toch ik-open de-mond-mijner; 2
JOB 33
<> \ !
in-brengt('t) de-tong-mijner in-de-inwijder-mijner[109].
// . . . . . . .
recht-uitheid-van~hart (zijn)de-gezegden-mijner; 3
// / . .
de-volkennis-van de-lippen-mijner:
// !
gezuiverds verwoorden-zij.
// . . . . . . . . .
de-beluchting-van~o-god maakt-mij; 4
<> \ !
en-de-ademhaling-van de-overweldigende is-aan't-doen-leven-mij.
// . . . . . . .
ware't-dat~jij-aan't-aankunnen-bent doe-('t)weerkeren-tot-mij; 5
// / . .
rangschik-je voor-de-vertegenwendiging-mijner:
!
plaats-jezelf.
\ \ . . . . . .
kijk-hier~mij als-de-mond-jouwer voor-o-god; 6
/ . .
vandaan-van-okerleem:
// !
ben-ik-afgeknepen ook~ik.
\ fz \ . . . .
kijk-hier de-afgrijselijkheid-mijner is-niet aan't-overrompelen-jou; 7
/ . .
en-het-lastig[110]-hebben-van-mij:
// !
is-op-jou niet~zwaar-aan't-zijn.
fz \ . . . . . . .
dusdanig zeg-jij in-de-oren-mijner; 8
<> \ !
een-stem-van woorden ben-ik-aan't-horen.
// . .
glaskuis (ben)ik: 9
________
/ \
zonder afvalligheid*
// . . .
puur (ben)ik;
JOB 33
<> \ !
en-niet (is-er)ontwrichtends aan-mij.
\ fz \ . . . . . .
kijk-hier ontmoetimgsgelegenheden op-tegen-mij is-hij-aan't-vinden; 10
<> \ !
aan't-rekenen-is-hij-mij tot-vijand voor-zich.
\ \ . . . . . . .
aan't-stellen-is-hij in-een-blok de-voetebenen-mijner; 11
/ . .
aan't-waarhouden-is-hij:
!
al-af~de-paden-mijner.
\ \ . . . . . . . .
kijk-hier~dit (is)niet~de-rechtvaardigheid-jouwer 12
[ben-ik-aan't-toebuigen-naar-jou;
// / . .
ja~veel-aan't-zijn-is-toch de-godheid:
!
vandaan-van(anders-dan)-een-menselijke.
fz \ . . . . . .
bekend-met-wat? aan-hem twist-jij; 13
// / . .
ja al-af~de-inbrengen-zijner:
!
is-hij-niet-aan't-toebuigen.
// . . . . . .
ja~met-een-één-enkele is-aan't-inbrengen~o-god; 14
/ . .
en-met-andertwee:
\ !
niet is-daarop-een-blik-aan't-geworpen-worden.
/// \ . .
in-de-droom een-schouwing 's nachts: 15
\ fz . . . . . . . . . .
bij-het-vallen-van een-verdoving op~menselijken;
/ . .
in-een-sluimering:
!
op een-ligbed.
\ fz \ . . . . . . . . . .
dan is-hij-aan't-ontmantelen het-oor-van menselijken; 16
\ !
en-op-het-onderricht-hunner is-hij-het-zegel-aan't-leggen.
fz \ . . . . . .
om-te-doen-wijken roodling vandaan-van-het-maken; 17
<> \ !
en-de-hoovaardij van-een-heerbaas is-hij-aan't-verhullen.
\ fz . . . . . . . . . .
hij-is-aan't-terughouden de-lichaamziel-zijner vandaan-van-de-verderf-kuil; 18
JOB 33
/ . .
en-het-leven-zijner:
// !
vandaan-van-het-overstoken-worden door-eeen-zendwapen.
\ fz . . . . . . . . . . .
en-terecht-gebracht-wordt-hij door-lijden op~het-ligbed-zijner; 19
<> \ !
en-de-veelheid[111]-van de-harde-botten-zijner (is)bestendig.
\ \ . . . . . .
en-kokhalst[112] het-leven-zijner van-brood; 20
/ . .
en-de-lichaamziel-zijner:
// !
die-eet van-het-verlangde.
\ \ . . . . .
al-af-is-aan't-raken het-vlees-zijner vandaan-van-het-zicht; 21
// / . .
en-de-vermorzelde harde-botten-zijner:
\ !
zijn-niet gezien-aan't-worden.
\ \ . . . . . .
en-voorts-lijfnadert tot-de-verderfkuil de-lichaamziel-zijner; 22
/ . .
en-het-leven-zijner:
!
tot-gestorvenen.
/// \\ . .
ware-er-dan over-hem een-werkbode: 23[113]
. .
heimelijk-raadgevend:
// . . . . . . . .
een-één-enkele vandaan-van-een-kuddetal;
<> \ !
om-voor-te-leggen aan-roodling het-recht-uite.
. .
en-voorts-gratieert-hij-hem: 24
JOB 33
. .
en-voorts-zegt-hij:
fz // . . . . . . .
koop-vrij-hem vandaan-van-het-afdalen in-de-verderfkuil:
// !
ik-vind betegening.
|| \ . . . . . . .
mollig[114]-is het-vlees-zijner vandaan-van-de-bonktijd; 25
fz . .
hij-is-aan't-weerkeren:
// !
tot-de-dagen-van het-niet-weten-zijner.
/// \\ . .
hij-is-aan't-bidden tot~de-godheid en-voorts-is-hij-aan't-genadigen-hem: 26
\ fz . . . . . . . . . . .
en-voorts-ziet-hij de-vertegenwendiging-zijner met-jubelgeschrei;
// / . .
en-voorts-doet-hij-weerkeren aan-de-menselijke:
!
de-gerechtigheid-zijner.
/// . .
aangeblikt-is-hij-aan't-worden onder~menselijken: 27
. .
en-voorts-zegt-hij:
fz // . .
ik-verwaard en rechtuitheid ontwricht-ik:
// !
en-niet~is-het-voorgehouden aan-mij.
\ \ \ . . . . . . . . . .
vrij-koopt-hij de-lichaamziel-mijner vandaan-van-het-oversteken 28
[in-de-verderfkuil;
/ . .
en-het-leven-mijner:
// !
in-het-licht is-het-aan't-zien.
fz . . . . .
kijk-hier~al-af~deze(dingen) is-aan't-bewerken~o-god; 29
<> \ !
aan-(voet)stampen drie genoot-met-een-manbaas.
\ fz . . . . . . . . .
om-te-doen-keren de-lichaamziel-zijner vandaan-van~de-verderfkuil; 30
/ . .
om-te-verlichten:
\ !
met-het-licht-van de-levenden.
<> // . . . .
houd-er-rekening-mee AieJJóWBh hoor-naar-mij; 31
JOB 33,34
/ . .
zwijg:
// !
en-ik ik-ben-aan't-inbrengen.
fz // . . . . . . .
ware~er een-woord doe't-terugkeren~naar-mij; 32
/ . .
breng't-in:
// !
ja~welgevallig-is-mij de-gerechtigheid-jouwer.
<> \ . . . . . . . .
ware~er-geen jij hoor~naar-mij; 33
/ . .
zwijg:
// !
envoorts-ben-ik-brengen-jou-tot-de-kudde-van de-wijsheid.
~
SEDER
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AèLieJHuA: 34.1
!
en-voorts-zegt-hij.
\ \ . . . . . .
hoort wijzen de-woorden-mijner; 2
/ . .
en-volkènnenden:
// !
leent-het-oor aan-mij.
<> \ . . . . . . .
ja~een-oor is-woorden aan't-testen; 3
/ . .
en-een-inwijder[115]:
// !
is-smaak-aan't-geven aan-eten.
// . . . . .
een-stelregel zijn-wij-aan't-uitkiezen~voor-ons; 4
<> \ !
wij-zijn-aan'tvolkènnen onderscheidend-ons wat~goed(is).
fz \ . . . . . . . . . . . .
ja~zegt AieJJóWBh rechtvaardig(ben)ik; 5
/ . .
en-o-god:
// !
doet-wijken de-stelregeling-van-mij.
JOB 34
// . . . . . .
over~de-stelregeling-van-mij ben-ik-aan't-liegen; 6
<> \ !
ziekmakend(is) de-pijl-mijner zonder~afvalligheid.
// . . . . . . . . .
wie?~(is)een-baas zoals-AieJJóWBh; 7
// !
hij-is-aan't-drinken~nabauwerij als-water.
\ fz \ . . . . . . .
en-z'n-pad-neemt-hij ter-verbondenheid genoot-met~werkers-v an streverij; 8
/ . .
en-om-te-gaan:
!
genoot-met~menselijken-van~schending.
fz \ . . . . .
ja~hij-zegt niet verzorgd-aan't-zijn-is~een-baas; 9
/ . .
als-hij-begenadigd-wordt:
!
genoot-met~gods.
/// // . . . . .
om-vastzo menselijken-van hart: 10
_________
/ \
hoort naar-mij*
<> // . .
het-is-aanpakken voor-o-god vandaan-van(vanwege)-schending:
// !
en-(voor)de-overweldigende vandaan-van(vanwege)-ontwrichting.
/// \ fz . . . . . . .
ja het-werk-van een-roodling is-hij-aan't-vervredigen~aan-hem; 11
// / . .
en-naar-het-pad-van iedermenselijke:
!
is-hij-aan't-vinden-hem.
. .
dus~in-trouwe: 12
// . . . . . . . . .
o-god is-niet aan't-schenden;
/ . .
en-de-overweldigende:
// !
niet~is-hij-aan't-ontwrichten een stelregel.
\ \ . . . . .
wie?~geeft-er-bemoeienis op-hem van-het-land; 13
// / . .
en-wie? stelt:
// !
het-afdrachtland al-af.
JOB 34
\ . . . . . .
ware't-dat~hij-aan't-stellen-is tot-hem het-hart-zijner; 14
// / . .
de-beluchting-zijner en-de-ademhaling-zijner:
// !
tot-hem is-hij-aan't-bijeen-halen.
\ \ . . . . . .
aan't-uit-blazen-is al-af~het-vlees verenigd; 15
/ . .
en-de-roodling:
// !
op-het-stof is-hij-aan't-weerkeren.
// . . . .
ware-er~onderscheidingsvermogen hoor-toch~dit; 16
/ . .
en-leen-het-oor-toch:
\ !
aan-de-stem-van het-woord-mijner.
\ \ \ . . . . . . .
dus? die-beweigert de-stelregel is-aan't-omwinden; 17
<> \ !
en-ware~het-rechtvaardig menigvuldig ben-jij-(hem)aan't-schenden.
\ \ . . . . . . . . .
zegt-men? tot-een-koning 'zonder-nut'; 18
/ . .
en-'schender':
!
tot~zelfopofferaars.
/// \\ . .
die niet~hoog-heen-draagt de-vertegenwendiging-van vorsten: 19
\ <> . . . . . .
en-niet waarneemt~gekerm voor-de-vertegenwendiging-van~een-arme;
<> \ !
ja~maaksel-van de-handen-zijner (zijn)al-af-zij.
/// ¬ ~ //
in-een-flits zijn-zij-gestorvenen-aan't-worden en-op-de-helften-van een-nacht 20
\ \ . . . . . . . . .
[zijn-zij-aan't-schokken een-genotenvolk en-zijn-zij-aan't-oversteken;
// . .
en-zijn-zij-aan't-doen-wijken een-enorme:
\ !
niet met-de-hand.
fz . . . . . . . . . . . .
ja~de-welogen-zijner (zijn) op~de-neemwegen-van~iedermenselijke; 21
<> !
en-al-af~de-schreden-zijner is-hij-aan't-zien.[116]
JOB 34
<> . . . . . . . . . . . . .
geen~duisternis en-geen stervensschemer; 22
// / . .
om-te-versteken daar:
\ !
werken-van streverij.
/// \ <> \ . . . . . . . .
ja niet op~een-iedermenselijke is-hij-aan't-stellen nogmaals; 23
// / . .
om-te-gaan naar~oh-god:
!
met-een-stelregel.
\ \ . . . . . . .
hij-doet-kwaad menigvuldige(lieden) niet~(is-er)peiling; 24
<> \ !
en-voorts-doet-hij-staande-blijven lateren op-de-drukplek-hunner.
. .
om-vastzo: 25
fz . . . . . .
is-hij-aan't-waarnemen de-heerdiensten-hunner;
// / . .
en-voorts-is-hij(ze)aan't-omdraaien 's-nachts:
!
en-zij-zijn-aan't-verpulveren.
// . .
op-de-drukplek-van~schenders stompt-hij-hen, 26
// !
op-een-opstaaanplaats-van toezienden.
\ <> \ . . . . .
die om~vastzo wijken vandaan-van-laat-achter-hem; 27
/ . .
en-in-al-af~de-neemwegen-zijner:
\ !
niet onderwezen-zijn.
\ fz . . . . . .
om-te-doen-komen op-hem het-geschreeuw-van~een-arme; 28
<> \ !
en-hij-het-geschreeuw-van gebogenen aan't-horen-is.
/// \\ // \ \
en-hij is-hij-aan't-kalm-zijn en-wie? is-aan't-schenden en-is-hij-aan't-versteken 29
fz \ . . . . . . . .
[de-vertegenwendiging en-wie? is-aan't-signaleren-hem;
<> \ !
en-over~een-natie en-over~een roodling verenigd.
JOB 34,35
fz // . . . . . . . . . . .
vandaan-van-het-koningen-van een-roodling (die)roekeloos(is: 30
// !
vandaan-van-de-vallen-van een-genotenvolk.
<> // . .
ja~naar~oh-god zegt-hij? hoog-heen-draag-ik: 31
\ !
niet ben-ik-aan't-te-gronde-richten.
\ fz \ . . . . . . .
zonder-dat ik('t)aan't-aanschouwen-ben (ben)jij ('t)uitleggend-aan-mij; 32
// / . .
ware't-dat~ontwrichting ik-bewerk:
\ !
niet ben-ik-aan't-toevoegen.
\ \\ . .
is-vandaan-van-genoot-met-jou hij-aan't-vervredigen-dan-toch 33
[ja~jij-schoffeert(-hem):
\ \ . . .
ja~jij jij-bent-('t)aan't-uitkiezen en-niet~ik;
// !
en-wat?~volkèn-jij breng('t)in.
\ fz \ . . . .
menselijken-van hart zijn-aan't-zeggen aan-mij; 34
// / . .
een-heerbaas wijs:
\ !
(is)horend naar-mij.
fz \ . . . . . . . .
AieJJóWBh is-niet~met-kennis aan't-inbrengen; 35
/ . .
en-de-inbrengen-zijner:
\ !
(zijn)niet in-onderwezenheid.
. .
de-omvamende-mijner: 36
\ \ . . . . . . . . . . . . . . . .
is-aan't-testen AieJJóWBh voor-viering-en-voortduur;
/ . .
op~toekeer:
!
bij-menselijken-van~streverij.
// ¬ \ . . . . . . . . .
ja hij-is-aan't-toevoegen boven-op~verwaarding-zijner afvalligheid: 37
\ . . . . . . . .
onderscheidend-ons is-hij-aan't-stompen;
<> \ !
en-hij-is-veel-aan't-doen-zijn de-gezegden-zijner voor-oh-god.
=
JOB 35
// . .
en-voorts-buigt-zich-toe AêLieJHuW: 35.1
!
en-voorts-zegt-hij.
fz \ . . . . . . . .
dit? reken-jij voor-een-stelregel; 2
/ . .
jij-zegt:
// !
rechtvaardig(ben)-ik vandaan-van(anders-dan)-oh-god.
<> . . . . . . .
ja~jij-bent-aan't-zeggen wat?~is-verzorgend-aan't-zijn~voor-mij; 3
/ . .
wat?~ben-ik-aan't-nut-hebben:
!
vandaan-van-de-verwaarding-mijner.
fz \ . . . . . .
ik ik-ben-aan't-doen-weerkeren-aan-jou een-woord; 4
// !
en-enwel~(aan)de-metgezellen-jouwer genoot-met-jou.
\ \ . . . .
bekijk de-helftenhemel en-zie; 5
// / . .
en-blik-op de-slijpselluchten:
// !
zij-verrijzen vandaan-van-jou.
fz . . . . .
ware~jij-aan't-verwaarden wat?~ben-jij-aan't-uitwerken~op-hem; 6
// / . .
en-zijn-veel de-afvalligheden-jouwer:
!
wat?~ben-jij-aan't-maken~hem.
fz . . . . .
ware~jij-rechtvaardig-aan't-zijn wat?~ben-jij-aan't-geven~aan-hem; 7
<> // !
of wat?~vandaan-van-de-hand-jouwer is-hij-aan't-aannemen.[117]
// . . . . .
voor-een-menselijke~(die-is)zoals-jij (Is)-het-geschend-van-jou; 8
/ . .
en-voor-een-stichtkind-van~roodling:
!
(is)de-gerechtigheid-van-jou.
JOB 35
fz \ . . . . . . . . . .
vandaan-van(vanwege)-de-veelheid-van het-bedrukken 9
[zijn-zij-aan't-schreeuwen;
<> \ !
en-zij-zijn-aan't-kermen vandaan-van(vanwege)de-arm-van de-veelhebbenden.[118]
. .
en-niet~zegt-men: 10
fz \ . . . . . . .
waar?(is) god die-mij-maakt;
<> \ !
gevend ervezelingen in-de-nacht.
fz \ . . . . .
die-ons-tot-de-kudde-brengt vandaan-van-het-gedierte-van het land; 11
<> \ !
en-vandaan-van-het-gevogelte-van de-helftenhemel is-hij-aan't-wijs-maken-ons.
\ fz \ . . . . . . . . .
daar zijn-zij-aan't-schreeuwen en-niet is-hij-zich-aan't-toebuigen; 12
/ . .
vandaan-van(vanwege):
\ !
de-hoovaardij-van kwaden.
fz // . . . . .
dus~waan is-niet~aan't-horen oh-god; 13
/ . .
en-de-overweldigende:
\ !
is(dat)-niet aan't-signaleren-dan-toch.
\ fz \ . . . . .
voorwaar ja~jij-bent-aan't-zeggen niet ben-jij-aan't-signaleren-hem; 14
// / . .
beoordeling (is er) voor-de-vertegenwendiging-zijner:
// !
en-jij-bent-aan't-wachten op-hem.
. .
en-welnu: 15
fz \ . . . . . .
ja~geenszins bemoeit-zich de-walgneus-zijner;
<> \ !
en-niet~volkènt-hij('t) bij-afvalligheid[119] machtig.
fz \ . . . . . .
en-AieJJóWBh (als)een-vlaag is-hij-aan't-opensperren~de-mond-zijner; 16
/ . .
zonder~kennis:
JOB 35,36
// !
een-woord is-hij-aan't-vermenigvuldigen.
~
// . .
en-voorts-voegt-toe AêLieJHuWA: 36.1
!
en-voorts-zegt-hij.
JOB 36
\ fz . . . .
wees-rondom~mij een-luttel en-voorts-toon-ik-jou; 2
///<> \ .
ja nogmalig voor-de-godheid (zijn-er)woorden.
\ fz . . . .
ik-ben-hoog-heen-aan't-dragen de-volkènnis-mijner vandaan-van-ver; 3
/ . .
en-aan-wie-werkt-aan-mij:
!
ben-ik-aan't-geven~recht.
fz \ . . . . . . .
ja~op-trouwe niet~een-leugen(is) het-woord-mijner; 4
<> \ !
een-volgave-van volkènnis (is)genoot-met-jou.
\ fz \ . . . . . .
kijk-hier~god (is)menigvuldig en-niet is-hij-aan't-schofferen; 5
/ . .
menigvuldig:
\ !
(is)de-kracht-van het hart.
// . . . . . . . . .
niet~is-hij-aan't-doen-leven een-schender; 6
<> \ !
en-een-stelregeling-voor gebogenen is-hij-aan't-geven.
// . .
niet~is-hij-aan't-afhalen vandaan-van-een-rechtvaardige: 7
/ \
de-welogen-zijner*
// . . . . .
enwel~koningen voor-de-troon;
// / . .
en-voorts-stelt-hij-hen voor-viering-en-voortduur:
!
en-voorts-verrijzen-zij.
// . . . . . .
en-ware't~geknevelden met-gespen; 8
/ . . !
die-aan't-overmeesterd-worden-zijn met-snoeren-van~gebogenheid.
\ \ . . . . . .
en-voorts-legt-hij-voor aan-hen de-werken-hunner; 9
JOB 36
/ . .
en-de-afvalligheden-hunner:
\ !
ja zij-zijn-zich-tot-heerbaas-aan't-maken.
\ fz . . . . . . . . .
en-voorts-ontmantelt-hij het-oor-hunner ter-onderricht; 10
/ . .
en-voorts-zegt-hij:
// !
ja~aan't-keren-zijn-jullie-! vandaan-van-streverij.
. .
ware't-dat~zij-aan't-horen-zijn: 11
/ \
en-aan't-heerdienen-zijn*
\ \ . . . . . .
zij-zijn-al-af-aan't-doen-worden de-dagen-hunner in-het-goede;
/ . .
en-de-jaaranderingen-hunner:
!
in-lustoorden.
\ fz \ . . . . . . . . . .
en-ware't-dat~zij-niet aan't-horen-zijn met-een-zendsteek 12
[zijn-zij-aan't-oversteken;
/ . .
en-zijn-zij-aan't-uitblazen:
!
zonder~volkènnis.
fz \ . . . . . . . . . .
en-roekelozen-van~hart zijn-aan't-stellen neuswalging; 13
// / . .
niet zijn-zij-aan't-kermen:
\ !
ja hij-knevelt-hen.
\ \ . . . . . .
aan't-sterven-is in-de-bonktijd de-lichaamziel-hunner; 14
/ . .
en-het-leven-hunner:
!
bij-de-heilige(jongens?).
\ \ . . . . . .
hij-is-aan't-onttrekken een-gebogene in-de-gebogenheid-zijner; 15
// \ !
en-hij-is-aan't-ontmantelen in-de-beknelling het-oor-hunner.
/// | . . . . . . . .
en-dusdanig haalt-hij-af-jou vandaan-van-de-mond-van~beëngdheid: 16
fz \ . . . . . . .
een-wijdte (is)niet~(als)doordringing aan't-geschieden;
// / . .
en-de-rust-van-de-tafel-jouwer:
JOB 36
\ !
is-vol vettigheid.
// . . . .
het-oordeel-van~een-schender maak-jij-vol; 17
<> \ !
oordeel en-stelregel zijn-(je)aan't-vasthouden.
fz \ . . . . . .
ja~hittigheid afwendend-dat~die-aan't-lokken-is-jou met-gestomp; 18
/ . .
en-veel~tegenslag:
!
is-niet~aan't-heenrekken-jou.
\ <> \ . . . . . . .
?is-hij-aan't-rangschikken het-gekerm-jouwer niet in-beënging; 19
/ . .
en-een-al-afheid:
!
aan-gevonden~kracht.
// . . . . . .
niet~aan't-toehappen-jij 's-nachts; 20
<> \ !
voor-het-opgaan-van genotenvolken op-de-drukplek-hunner.
fz \ . . . .
houd-je-waar niet~aan't-wenden-jij naar~streverij; 21
// / . .
ja~om~dit:
// !
kies-jij vandaan-van-gebogenheid.
fz \ . . . . . .
kijk-hier~god is-zich-tot-een-steilte-aan't-maken met-de-kracht-zijner; 22
<> \ !
wie? zoals-hij een-uitlegger.
\ \ . . . . . .
wie?~geeft-de-bemoeienis aan-hem over-de-neemweg-zijner; 23
/ . .
en-wie?~zegt:
// !
jij-werkt valsheid.
fz \ . . . . . .
haak-erbij-aan ja~aan't-wassen[120]-is het-werk-zijner; 24
<> \ !
waarop blikken menselijken.
// . . . .
al-af~roodling aanschouwt~het; 25
/ . .
een-menselijke:
JOB 36,37
// !
is-aan't-kijken vandaan-van-verre.
\ fz . . . . . . .
kijk-hier~god is-een-steilte en-niet zijn-wij"t-aan't-volkènnen; 26
<> \ !
een-staafboek-van de-jaaranderingen-zijner en-niet~te peilen.
fz \ . . . . . .
ja hij-is-aan't-afhalen druipsels-van~water; 27
<> \ !
zij-zijn-aan't-sprenkelen regen voor-de-nevel-zijner.
// . . . . . . . . . . . .
zoals~aan't-vlieten-zijn slijpselluchten; 28
/ . .
zij-zijn-aan't-druppelen:
/// \ !
over roodling veel.
\ fz . . . . . . .
dus ware~men-aan't-onderscheiden spreidingen-van~dikwolk; 29
/ . .
(het-is)krachen-van:
!
de-vlechthut-zijner.
\ \ . . . . . .
kijk-hier~hij-spreidt over-hem het-licht-zijner; 30
<> \ !
en-de-wortels-van de-zee verhult-hij.
fz \ . . . . . . . . . .
ja~met-hen is-hij-aan't-oordelen genotenvolken; 31
// !
hij-is-aan't-geven~eten menigvuldig.
// . . . . .
over~de-handzolen omhult-hij~het-licht; 32
<> \ !
en-voorts-gebiedt-hij daarover met-botsing.
\ \ . . . . . .
vóór-legt(het) over-hem de-metgezel-zijner; 33
/ . .
het-verworvene:
\ !
dus over~een-opgang.[121]
fz \ . . . . . .
dus~hierover is-aan't-huiveren het-hart-mijner; 37.1
JOB 37
/ . .
en-is-op-hol-aan't-slaan:
!
vandaan-van-de-opstaanplaats-zijner.
/// // \ . . . . . .
hoort horende bij-de-bewogenheid-van de-stem-zijner; 2
/ . .
en-gemompel:
// !
vandaan-van-de-mond-zijner is-het-aan't-uittrekken.
// . . . . . . . . . . . . . . . . .
op-de-drukplek-van~al-af~de-helftenhemel is-hij-het-rechtuit-aan't-doen-zijn; 3
/ . .
en-het-licht-zijner:
// !
over~de-vleugels-van het-land.
/// . .
laat-daarachter is-aan't-brullen~een-stem: 4
fz \ . . . . . .
hij-is-aan't-dreunen met-de-stem-van de-hoovaardigheid-zijner;
// / . .
en-niet is-hij-kwetshielig-aan't-maken-hen:
// !
ja~aan't-horen-zijn-zij de-stem-zijner.
/// \ fz . . . . . . . . . . .
aan't-dreunen is god met-een-stem-van wonderheden; 5
// / . .
makend grote(dingen):
\ !
en-niet zijn-wij-(ze)aan't-volkènnen.
/// \\ . .
ja aan-de-sneeuw is-hij-aan't-zeggen: 6
_________
/ \
geschied op-het-land*
// . . . . . .
en-de-plasregen regent;
/ . .
en-een-plasregen-van
// !
regens-van de-sterkte-zijner.
// . . . . . . . .
in-de-hand-van~al-af~roodling is-hij-aan't-verzegelen; 7
/ . .
opdat-volkènnen:
// !
al-af~de-menselijken het-maaksel-zijner.
\ \ . . . . . . . .
en-voorts-komt wildleven in~loerstand; 8
JOB 37
\ !
en-in-de-domicilies-daarvan is-het-aan't-voortwonen.
fz \ . . . . . . . .
vandaan-van~het-kamerbinnen is-aan't-komen een-raapwind; 9
// !
en-vandaan-van-de-wanwinden koude.
// . . . . . . . .
vandaan-van(vanwege)-de-ademhaling-van~god is-hij-aan't-geven~ijskaalte; 10
<> !
en-de-wijdte-van water in-uitgegotenheid.
fz \ . . . . . . .
dus~met-nattigheid is-hij-aan't-bevrachten de-dikwolk; 11
/ . .
is-hij-aan't-verstrooien:
\ !
de-overwolking-van het-licht-zijner.
/// \\ \ \ . . . . . . .
en-hij rondsingelend zich-draaiend met-de-snoervaardigheden-zijner 12
[zodat-zij-werken;
<> // .
al-af wat hij-gebiedt-hen,
<> \ !
op~de-vertegenwendiging-van de-afdrachtbodem het-land.
// . . . . . .
ware't~voor-stamstaf ware't~voor-het-land-zijner; 13
/ . .
ware't-voor-goede-gunst:
!
hij-is-aan't-vinden-hem.[122]
\ \ . . . . . . .
neem-ter-ore dit AieJJóWBh; 14
/ . .
blijf-staande:
/// \ !
en-onderscheidt de-wonderheden-van god.
fz \ . . . . .
ben-jij-aan't-volkènnen? bij-het-(zich)stellen-van~de-godheid over-hen; 15
/ . .
en-het-doen-schijnen:
JOB 37
\ !
van-het-licht-van de-overwolking-zijner.
fz . . . . . . . . . .
ben-jij-aan't-volkènnis-hebben over~de-vereveningen-van~dikwolkendek; 16
/ . .
wonderheden:
\ !
volgaaf-van volkènnisheden.
// . . . . . . . . . . . . . . .
dat~de-kostuums-jouwer heet-wordende(zijn); 17
// / . .
bij-het-kalm-worden-van het-land:
!
vandaan-van-het-zuiden.
\ fz . . . . . . . . . . .
ben-jij-aan't-pletten? genoot-met-hem de-geslepensferen; 18
/ . .
die-hard-zijn:
// !
als-een-tegenziener[123] gegoten.
\\ \ . . . . .
doe-volkènnen-ons wat?~zijn-wij-aan't-zeggen aan-hem; 19
/ . .
niet~zijn-wij-aan't-rangschikken:
!
vandaan-van(vanwege)~de-duisternis.
<> . . . . . . . . . . .
is-het-geboekstaafd-aan't-worden~voor-hem ja (als)ik-aan't-inbrengen-ben; 20
// / . .
ware't-dat~zegt een-iedermenselijke:
\ !
ja is-hij-is-aan't-verslonden-worden.
/// ¬ /// . .
en-nu niet zien-zij licht: 21
\ <> . . . . . . . . . .
een-blaas (is)het in-de-geslepensferen;
// / . .
en-een-beluchting steekt-over:
!
en-voorts-reinigt-die-hen.
fz \ . . . . . . . . . . . . . . .
vandaan-van-het-opbergnoorden is-goud in-aantocht-aan't-zijn; 22
/ . .
op~de-godheid:
\ !
ontzagwekkende behandklapping.
JOB 37,38
\ fz . . . . . . .
de-overweldigende niet~zijn-zij-aan't-vinden-hem gewassen-in~kracht; 23
// / . .
en-stelregeling en-veel~gerechtigheid:
!
is-hij-niet aan't-buigen.
fz \ . . . . . . . . . .
om-vaszo zijn-ontzag-aan't-hebben-voor-hem menselijken; 24
/ . .
niet~is-hij-aan't-aanzien:
!
al-af~de-wijzen-van~hart.[124]
~
\ fz
en-voorts-buigt-zich-toe~die-JHWH-van-Israël enwel~naar-AieJJóWBh 38.1
. .
[vandaan-van-de-turbulentie:
!
en-voorts-zegt-hij.
/// \\ <> // . .
wie? (is)deze die-verduistert raadverschaffing met-woorden: 2
!
zonder~volkènnis.
\ \ . . . . . .
ompantser~dan-toch als-een-baas de-uitrustingsledematen-jouwer; 3
/ . .
en-ik-ben-aan't-wensen-jou:
!
doe-volkènnen-mij.
\ fz . . . . .
waar-en-hoe? geschied-jij bij-het-grondvesten-door-mij~van-het-land; 4
/ . .
leg-het-voor:
// !
ware't-dat~jij-volkènt onderscheidingsvermogen.[125]
\ fz \ . . . . . . .
wie?~stelt de-maten-harer ja jij-bent-aan't-volkènnen; 5
JOB 38
/// <> \ !
of wie?~rekt-uit over-haar een-span.
<> \ . . . . . .
op~wat? worden-de-machtdragers-harer geplonsd; 6
// / . .
of wie?~legt-uit:
\ !
de-steen-van de-wende-hoek-harer.
fz \ . . . . . . . .
bij-het-jubelschreien~verenigd van-de-sterren-van de-ochtend; 7
/ . .
en-voorts-schetteren:
// !
al-af~de-stichtkinderen-van gods.
\ \ . . . . .
en-voorts-omvlecht-hij de-bungeldeuren-van de-zee; 8
/ . .
bij-het-uittijgen-van-hem:
// !
vandaan-van-de-moederschoot trekt-hij-uit.
\ \ . . . . .
als-ik-stel een-ovewolking tot-kleed-zijner; 9
/ . .
en-mist:
!
de-winde-zijner.
\ \ . . . . . . .
en-voorts-breek-ik over-hem de-ingriffing-mijner; 10
/ . .
en-voorts-stel-ik:
\ !
schietboom en-bungeldeuren.
. .
en-voorts-zeg-ik: 11
\ fz \ . . . . . . . . .
tot~hier ben-jij-aan't-komen en-niet ben-jij-aan't-toevoegen;
// / . .
en-hier(tegen)~is-hij-aan't-zetten:
// !
bij-het-hoogoplopen-van de wentelingen-jouwer.
fz \ . . . . . . .
vandaan-van-de-dagen-jouwer? gebied-jij de-ochtend; 12
<> \ !
ben-jij-aan't-volkènnen het-uitgekozen-vroege-glans-donker-van
[de-opstaanplaats-zijner.
fz \ . . . .
om-aan-te-grijpen bij-de-vleugels-van het-land; 13
<> \ !
en-losgebonkt-zijn-aan't-worden schenders vandaan-daarvan.
JOB 38
fz \ . . . . . .
het-draait-zich als-het-okerleem-van een-zegel; 14
/ . .
en-zij-zijn-zich-aan't-plaatsen[126]:
\ !
zoals kledij.
\ \ . . . . . . .
en-aan't-belet-worden vandaan-van-schenders is-het-licht-hunner; 15
// / . .
en-een-arm die-verheven-is:
!
is-aan't-gebroken-worden.
fz . . . .
kom-jij? tot~de-oorsprongen-van~de-zee; 16
// / . .
en-bij-het-gepeilde-van de-poel-der-beroerte:
!
doe-jij-jezelf-gaan.
\ <> . . . . . . . . . .
worden-ontmanteld? voor-jou de-poorten-van~gestorvenheid; 17
<> \ !
en-de-poorten-van de-stervensschemer ben-jij-aan't-zien.
fz . . . . . . .
ben-jij-aan't-onderscheiden? tot~de-wijdten-van~het-land-toe; 18
/ . .
leg-het-voor:
// !
ware't-dat~jij-volkènt de-alafheid-zijner.
/// fz . . . . .
waar?~is de-neemweg (waar)aan't-voortwonen-is~het-licht; 19
/ . .
en-de-duisternis:
// !
waar?~is de-opstaanplaats-daarvan.
\ fz . . . . . .
ja jij-bent-aan't-meenemen-hem naar~de-gebiedsgrens-zijner; 20
// / . .
en-ja jij-bent-aan't-onderscheiden:
// !
de-straten-van het-huis-zijner.
fz \ . . . . . . . . . . . . .
jij-volkènt('t) ja~dan ben-jij-een-gebaarde-aan't-zijn; 21
<> \ !
en-de-boekstaving-van de-dagen-jouwer (zijn)veel.
fz \ . . . . . . .
kom-jij? naar~de-voorraden-van sneeuw; 22
JOB 38
<> \ !
en-voorraden-van hagel ben-jij-aan't-zien.
// . . . . . . .
die~ik-terughoud voor-het-tij-van~beënging; 23
// / . .
voor-de-dag-van te-lijfnadering:
!
en-broderij.
\ fz \ . . . . .
waar(is)~dit? de-neemweg is-aan't-vereffenen licht; 24
<> \ .
is-aan't-uitstrooien oostenvroegers op~het-land.
\ \ . . . . . . . . . .
wie~takt-af voor-een-overspoeling een-opgangsplek; 25
/ . .
en-de-neemweg:
// !
voor-het-weerlichten-van donderstemmen.
fz \ . . . . . . . . . . .
om-het-te-doen-regenen op~land (waar)niet~een-menselijke(is); 26
/ . .
een-inbrengveld:
// !
(waar)niet~een-roodling op-is.
\ <> . . . . . . .
om-te-verzadigen krach en-gekrachts; 27
/ . .
en-om-te-doen-uitspruiten:
\ !
drachtig groen.
// . . . . . . . . .
is-er?~voor-de-regen een-omvamende; 28
// / . .
of wie?~doet-baren:
!
belletjes-van~dauw.
\ <> \ . . . . . . . . . . . .
vandaan-van-de-buik-van wie? trekt-uit het-kaal-koude(ijs); 29
// / . .
en-rijp-van-de-helftenhemel:
!
wie? baart-dat.
fz \ . . . . . . . . . . . .
als-gesteente zijn-wateren aan't-verscholen-worden; 30
// / . .
en-de-vertegenwendigingen-van de-poel-der-beroerte:
!
zijn-aan't-overmeesterd-worden.
JOB 38
fz \ . . . . . . .
verknoop-jij? de-sierlijkheden-van het-zevengesternte; 31
<> \ !
of~de-voersels-van Orion ben-jij-aan't-openen.
fz \ . . . . . .
ben-jij-aan't-doen-uittrekken de-morgenster op-het-tij-zijner; 32
/ . .
en-de-Beer:
// !
op-de-stichtkinderen-harer ben-jij-aan't-leiden.
fz \ . . . . . . . . . . .
volkèn-jij de-ingriffingen-van de-helftenhemel; 33
<> \ !
ware't-dat~jij-aan't-stellen-bent het-ambt-zijner op-het-land.
SEDER
\ \ . . . . . .
ben-jij-aan't-verheven-doen-zijn tot-een-dikwolk de-stem-jouwer; 34
// !
en-de-weelde-van~water is-aan't-verhullen-jou.
\ \ . . . . .
ben-jij-aan't-heenzenden? bliksems en-zijn-zij-aan't-gaan; 35
<> \ !
en-zijn-zij-aan't-zeggen aan-jou kijk-hier-mij.
fz \ . . . . . . .
wie?~zet in-overkledingen wijsheid; 36
// <> \ !
of wie?~geeft aan-een-lonkende onderscheidingsvermogen.
\ \ . . . . . . . .
wie~is-aan't-boekstaven slijpselluchten in-wijsheid; 37
// / . .
en-de-slapzakken-van de-helftenhemel:
\ !
wie? is(die)-aan't-doen-neerliggen.
\ fz . . . . . . . . . .
als-doordrongen-is stof tot-doordrongenheid; 38
// !
en-aardkloten aaneen-aan't-kleven-zijn.
\ \ . . . . . . . .
ben-jij-aan't-jagen? voor-een-leeuw vreetkost; 39[127]
<> \ !
en-het-wildleven-van tegenaars[128] aan't-vol-maken.
// . . . . . .
ja~zij-bukken-zich in-domicilies; 40
JOB 38,39
<> \ !
zij-zitten in-een-vlechthut voor-het-geloer.
/// // . .
wie? doen-vastzo-zijn voor-een-raaf: 41
/ \
teerkost*
fz \ . . . . . . .
ja~de-boreling-zijner is-tot~oh-god aan't-kermen;
// !
aan't-tuimelen-zijn-zij zonder~eten.
. .
volkèn-jij't? 39.1
fz \ . . . . . . . . . . . . .
het-tij-van het-baren-van de-klipsteenbokken;
<> \ !
het-uitkronkelen-van een-ree ben-jij-aan't-waar-houden.
\ \ . . . . . . . . .
ben-jij-aan't-boekstaven maanden (die)zij-vol-maken; 2[129]
/ . .
en-volkèn-jij:
\ !
het-tij voor-het-baren-van-hen.
fz \ . . . . . . . . .
zijn-zij-aan't-knielen de-borelingen-hunner zijn-zij-aan't-uitwrijven; 3
// !
de-weeën-hunner zijn-zij-aan't-wegzenden.
\ fz . . . . . . . . .
aan't-gezond-worden-zijn de-stichtjongen-hunner bij-breeksel[130]; 4
/ . .
uit-trekken-zij:
// !
en-niet~keren-zij-terug daarvoor.
\ \ . . . . . .
wie?~zendt-heen een-wilde-ezel ontslagen; 5
// / . .
en-de-snoeren-van een-steppe-ezel:
\ !
wie? opent.
\ \ . . . . .
ik-die~stel steppe (als)het-huis-zijner; 6
// !
en(als)-woningen-voor-hem het-zoute.
fz \ . . . . . . .
hij-is-aan't-lachen om-de-beroering-van een-trefburg; 7
JOB 39
// / . .
de-krachuitbraken-van de-afdwingers:
\ !
is-hij-niet aan't-horen.
\ \ . . . . . .
hij-is-aan't-uitzoeken bergen (tot)weide-zijner; 8
<> \ !
en-laat-er-achter al-af~geel-groen is-hij-aan't-navragen.
\ \ . . . .
is-aan't-verlangen? een-eenhoorn om-te-heerdienen-jou; 9
/ . .
of~is-hij-aan't-overnachten:
!
op~de-vetmesttrog-jouwer.
fz \ . . . . . .
ben-jij-aan't-verknopen?~een-eenhoorn op-een-vore (aan)het-touw-zijner; 10
<> \ !
of~is-hij-aan't-eggen diepten laat-aan-achter-jou.
<> \ . . . . . .
ben-jij-je-veilig-aan't-weten?~bij-hem ja~veel(is) de-kracht-zijner; 11
<> \ !
en-ben-jij-aan't-achterlaten tot-hem de-arbeid-jouwer.
\ <> \ . . . . . . .
ben-jij-aan't-vertrouwen? op-hem ja~aan't-doen-terugkeren-is-hij 12
[het-kiemgoed-jouwer;
// !
en-de-vloer-jouwer is-hij-bijeen-aan't-halen.
// . . . . . .
een-vleugel-van~jubelschreiers(is) een-pauw; 13
/ . .
of~een-slagpen:
// !
een-ooievaar en-een-fonkelvalk.
\ \ . . . . . .
ja~jij-bent-aan't-achterlaten aan-het-land de-eieren-harer; 14
// !
en-op~stof is-het-heet-aan't-worden.
\ \ . . . .
en-ben-jij-(ze)aan't-vergeten? ja~een-voetebeen is-aan't-verknijpen-dat; 15
<> \ !
en-het-wildleven-van het-veld is-aan't-dorsen-dat.
fz \ . . . . . . . .
stijf-maakt-zij-zich bij-de-stichtjongen-harer alsof-niet~van-haar; 16
<> \ !
alsof-loos(is) de-arbeid-harer zonder~vrees.
\ \ . . . . . . .
ja~kwijt-doet-raken de-godheid wijsheid; 17
// / . .
en-niet~vereffent-hij't voor-haar:
JOB 39
!
met-onderscheidingsvermogen.
fz \ . . . . . . . . . . .
op-het-tij in-het-verhevene is-zij-aan't-ophef-maken[131]; 18
// / . .
zij-is-aan't-lachen om-het-paard:
!
en-om-de-oprijder-van-hem.
\ \ . . . . . . . . .
geef-jij? aan-het-paard baaskracht; 19
<> \ !
ben-jij-aan't-bekleden? de-hals-zijner met-gedreun.
fz . . . . . . . . .
doe-jij-siddderen-hem? als-een-sprinkhaan; 20
<> \ !
de-behandklapping-van het-briesen-van-hem(is) een-afgrijselijkheid.
\ fz \ . . . . . .
zij-zijn-aan't-woelen in-de-diepte en-verrukt-aan't-zijn in-kracht; 21
/ . .
aan't-uittrekken-is-hij:
!
om-te-treffen~een-bewapende.
\ fz \ . . . . . . . . . . . .
hij-is-aan't-lachen om-vrees en-niet is-hij-ontsteld-aan't-zijn; 22
/ . .
en-niet~is-hij-aan't-terugkeren:
!
vandaan-van(vanwege)~een-zwaard.
fz \ . . . . . .
op-tegen-hem is-aan't-jubelschreien een (pijl)koker; 23
<> \ !
de-steekvlam-van een-neerlater en-een-vonkspies.
\ fz . . . . .
met-siddering en-beweging is-hij-aan't-opslurpen~land; 24
/ . .
en-niet~is-hij-aan't-vertrouwen:
// !
ja~de-stem-van een-klaroen.
_______
/// \\ / \
op-de-maten-van een-klaroen is-hij-aan't-zeggen* 25
. .
aha:
fz \ . . . . . . .
en-vandaan-van-verre is-hij-lucht-aan't-krijgen-van broderij;
JOB 39,40
// / !
gedreun-van vorsten en-geschetter.
\
vandaan-van(vanwege)-het-onderscheidingsvermogen-jouwer? 26
. . . . . . . .
[is-aan't-slagpennen~een-fonkelvalk;
<> \ !
is-hij-aan't-spreiden de-vleugels-zijner voor-het-rechterzuiden.
\ fz . . . . . . . .
op-een-klip is-hij-aan't-voortwonen en-aan't-vernachten; 27
/ . .
op~een-tand-van~een-klip:
!
en-(van)een-kooi.
// . . . . .
vandaan-van-daar woelt-hij-op~eten; 28
/ . .
vandaan-van-verre:
// !
zijn-de-welogen-zijner aan't-kijken.
/ . . . . . .
en-de-nabloei-zijner zijn-aan't-slobberen[132]~roods; 30
// / . .
en-bij-hen-die aangepakten(zijn):
\ !
daar (is)hij.
~
<> // . .
en-voorts-buigt-zich-toe die-JHWH-van-Israël tot~AieJJóBh: 40.1[133]
!
en-voorts-zegt-hij.
fz \ . . . . . . .
is-een-twistende? genoot-met-de-overweldigende aan't-onderrichten; 2
<> \ !
een-die-terecht-wijst de-godheid zich-aan't-toebuigen.
<> // . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóWBh enwel-tot~die-JHWH-van-Israël: 3
!
en-voorts-zegt-hij.
\ fz \ . . . .
kijk-hier rap-klein-ben-ik wat? ben-ik-aan't-doen-weerkeren-naar-jou; 4
/ . .
de-hand-mijner:
JOB 40
\ !
stel-ik voor~de-mond-mijner.
\ fz \ . . . . . . . . .
één-enkele-keer breng-ik-in en-niet ben-ik-me-aan't-toebuigen; 5
/ . .
en-een-andere-keer:
\ !
en-niet ben-ik-aan't-toevoegen.
~
\ fz
en-voorts-buigt-zich-toe~die-JHWH-van-Israël enwel~tot-AieJJóWBh 6[134]
. .
[vandaan-van een-turbulentie:
!
en-voorts-zegt-hij.
\ \ . . . . . .
bepantser~dan-toch als-een-heerbaas de-uitrustingsledematen-jouwer; 7[135]
/ . .
ik-ben-aan't-wensen-van-jou:
!
en-doe-volkènnen-mij.
fz \ . .
dusdanig? ben-jij-aan't-breken: 8[136]
. . . . . .
de-stelregelingen-mijner;
/ . .
ben-jij-een-schender-aan't-doen-zijn-mij:
\ !
ter-toebuiging-daaraan-dat jij-je-rechtvaardigt.
<> // . . . .
ware'-er~een-arm zoals-god aan-jou; 9
/ . .
en-met-een-stem:
// !
zoals-hij ben-jij-aan't-dreunen.
\ \ . . . . . . . . .
sier-je~dan-toch met-hoogheid en-verrezenheid; 10
<> \ !
en-met-behandklapping en-luisterrijk ben-jij-je-aan't-kleden.
fz \ . . . . . . .
strooi-uit de-overstekingen-van de-walgneus-jouwer; 11
// / . .
en-zie al-af-hoovaardigheid:
JOB 40
!
en-verlaag-die.
\ fz . . . .
zie al-af~hoovaardigheid doe-knielen-die; 12
<> \ !
en-verpulver schenders op-de-drukplek-hunner.
\ \ . . . . . .
stop-weg-hen in-het-stof verenigd; 13
/ . .
de-vertegenwendingen-hunner:
\ !
omwind-ze in-wegstopping.
// . . . . . . . . . . . . .
en-ook~ik ik-ben-aan't-behandklappen-jou; 14
// \ !
ja~aan't-bevrijden-is jou de-zuidenrechter-jouwer.
\ fz \ . . . .
kijk-hier~dan-toch het-dier[137] die~ik-maak genoot-met-jou; 15
/ . .
hofgras:
// !
als-een-rund is-hij-aan't-eten.
\ \ . . . . . .
kijk-hier~dan-toch de-kracht-zijner in-de-heupen-zijner; 16
/ . .
en-de-streverij-zijner:
// !
in-de-strengen-van de-buik-zijner.
\ \ . . . . . .
is-hij-welgevallen-aan't-hebben de-staart-zijner (is)zoals~een-ceder; 17
<> \ !
de-zenuwen-van de-vrees-zijner zijn-omkringeld-aan't-worden.
fz \ . . . . .
de-harde-botten-zijner beddingen-van metaal; 18
/ . .
de-knoken-zijner:
// !
als-een-staaf-van ijzer.
<> \ . . . . .
hij(is) de-eersteling-van de-neemwegen-van~god; 19
/ . .
die-maakt-hem:
// !
is-binnen-bereik-aan't-brengen het-zwaard-zijner.
<> \ . . . . .
ja~afdracht zijn-de-bergen hoog-heen-aan't-dragen~voor-hem; 20
JOB 40
// / . .
en-al-af~het-wildleven-van het-veld:
!
zij-zijn-aan't-lachen~daar.
// . . . . . . . . .
op-de-drukplek-van~lotusbomen[138] is-hij-aan't-neerliggen; 21
<> \ !
in-een-versteekplek-van gestengelte en-modder.
\ \ . . . . .
aan't-omvlechten-zijn-hem lotusbomen in-de-schemer-doen-zakkend-hem; 22
/ . .
aan't-omvlechten-zijn-hem:
!
beek~wilgen[139].
/// \ fz \
kijk-hier hij-is-aan't-bedrukken een-blikkering[140] niet 23
. . . . . . . . . . . .
[is-hij-aan't-opgejaagd-zijn;
.
hij-is-zich-veilig-aan't-weten,
<> \ !
ja~hij-doet-uittijgen de-JàReDéN naar~de-mond(ing)-zijner.
// . . . . .
met-de-wel-ogen-zijner is-hij-aan't-nemen-hem; 24
/ . .
in-een-val:
!
is-aan't-ingeboord-worden~de-walgneus.
\ \ . . . . . .
jij-bent(zou-zijn)-aan't-voeren de-LieWeJáTáN met-een-angel; 25
/ . .
en-met-een-snoer:
// !
ben-jij-aan't-omlaag-brengen de-tong-zijner.
\ \ . . . . . .
ben-jij-aan't-stellen een-poelriet in-de-walgneus-zijner; 26
/ . .
en-met-een-ringdoorn:
// !
ben-jij-aan't-inboren de-kaak-zijner.
\ fz . . . . . . . . . .
veel-is-hij-aan't-doen-zijn naar-jou gratiebeden; 27
<> \ !
ware-hij-aan't-inbrengen naar-jou zachtheden.
JOB 40
\ \ . . . .
is-hij-aan't-afscheiden? een-zuivergang genoot-met-jou; 28
/ . .
ben-jij-aan't-nemen-hem:
\ !
tot-heerdienaar wereldlang.
<> . . . . . . .
ben-jij-aan't-lachen~met-hem? als-een-tsjirper; 29
/ . .
en-ben-jij-aan't-vastknopen-hem:
!
voor-de-bonksters-jouwer.
\ fz . . . . . . . .
gastmaal-zijn-aan't-bereiden over-hem verbondenen; 30
/ . .
zijn-zij-aan't-verhelften-hem:
\ !
onderscheidend marskramers.
\ \ . . . . . . .
ben-jij-vol-aan't-doen-zijn? met-omvlechtingen het-vel-zijner; 31
<> \ !
en-met-de-schelschemer-van vissen het-eerstdeel-zijner.
// . . . . . . .
stel~op-hem de-handzool-jouwer; 32
// / . .
haak-aan-bij broderij:
!
niet~ben-jij-aan't-toevoegen.
<> . . . . . .
kijk-hier~het-wachten-op-hem blijkt-een-leugen; 41.1[141]
<> <> !
ook? bij~het-zien-van-hem is-men-neergesmeten-aan't-worden.
fz . . . . .
niet~een-wrede ja is-aan't-wekken-hem[142]; 2
// / . .
en-wie? is-hij:
// !
voor-de-vertegenwendiging-mijner is-hij-zich-aan't-plaatsen.
\ fz . . . . . . . .
en-wie doet-oostenvroeg-zijn-mij en-voorts-vervredig-ik; 3
<> \ !
de-drukplek-van al-af~de-helftenhemel aan-mij~(is)die.
// . . . . . .
niet~ben-ik-aan't-verzwijgen de-draagstangen-zijner; 4
JOB 41
/ . .
en(niet)-de-inbreng-van~baaskracht:
\ !
en-de-gratie-van de-gestrektheid-zijner.
fz \ . . . . . .
wie?~ontmantelt de-vertegenwendiging-van de-kleding-zijner; 5
// / . .
als-het-dubbele-van het-bit-zijner:
\ !
wie? doet(dat)-komen.
\ fz \ . . . . . .
de-bungeldeuren-van de-vertegenwendiging-zijner wie? opent; 6
<> \ !
de-singels-van de-tanden-zijner (zijn)afgrijselijk.
fz \ . . . . . . . .
hoogte (zijn)de-beddingen-van de-schutten; 7
/ . .
gesloten:
// !
het-zegel-van benauwdheid.
\ \ . . . . . .
een-enkel-ene(is) op-een-ander-ene aan't-reiken; 8
/ . .
en-beluchting:
// !
is-niet~aan't-komen onderscheidend-hen.
// . . . . . .
iedermenselijke~op-de-broederverwant-zijner zijn-aan't-kleven; 9
/ . .
zij-zijn-voor-zich-aan't-overmeesteren:
\ !
en-niet zijn-zich-vaneen-aan't-scheiden.
fz \ . . . . .
de-proesterijen-zijner zijn-aan't-pralen licht; 10
/ . .
en-de-wel-ogen-zijner:
!
als-de-wimpers-van~het-vroege-uitgekozen-glans-donker.
fz \ . . . . .
vandaan-van-de-mond-zijner (zijn)fakkels aan't-gaan; 11
// / . .
spiesvonken-van vuur:
!
zijn-zich-aan't-doen-ontsnappen.
// \ . . . . .
vandaan-van-de-smookgaten-zijner is-aan't-uittrekken rook; 12
<> \ !
als-een-vat aangeblazen en(vol)poelriet.
JOB 41
fz \ . . . . . . .
de-lichaamziel-zijner is-kolen aan't-vefzengen; 13
/ . .
en-een-steekvlam:
// !
is-vandaan-van-de-mond-zijner aan't-uittrekken.
fz \ . . . . . . .
in-de-hals-zijner is-aan't-overnachten sterkte; 14
/ . .
en-voor-de-vertegenwendiging-zijner:
// !
is-op-de-loop-aan't-gaan een-flauwte.
\ \ . . . . . . . . . . .
afvalstukken-van het-vlees-zijner kleven-samen; 15
// / . .
en-uitgegoten op-hem:
!
zonder-dat~het-zich-verzwikt.
fz \ . . . . . .
het-hart-zijner uitgegoten zoals~steen; 16
/ . .
en-uitgegoten:
\ !
als-een-uitwrijver[143] op-de-drukplek.
fz \ . . . . . .
vandaan-van(vanwege)de-hoogdragendheid-zijner huiveren goden; 17
/ . .
vandaan-van(vanwege)-breuken:
!
zijn-zij-zich-aan't-verwaarden.
\ fz \ . . . . . . . . .
bereikend-is-hem een-zwaard zonder-dat het-aan't-opstaan-is; 18
<> \ !
neerlater geschut en-borstwapen.
\ \ . . . . .
hij-is-aan't-rekenen voor-stroo ijzer; 19
<> \ !
en-voor-hout-van verotting metaal.
\ . . . . .
niet~is-aan't-doen-heenschieten-hem het-stichtjong-van~een-boog; 20
/ . .
tot-gestoppelte:
// !
worden-omgedraaid~voor-hem de-stenen-van~een-slinger.
fz \ . . . . . . .
als-gestoppelte worden-gerekend knuppel(s); 21
JOB 41,42
/ . .
en-hij-is-aan't-lachen:
\ !
over-het-dreunen-van een-vonkspies.
fz \ . . . . . . . .
op-de-drukplek-zijner scherpigheden-van een-scherfklei; 22
<> \ !
hij-is-aan't-schoren een-inscherper[144] op~slijk.
\ \ . . . . . . . . . .
hij-is-aan't-doen-schuimen als-een-pot het-schemerdiep; 23
/ . .
de-zee:
// !
is-hij-aan't-stellen als-een-saus.
fz \ . . . . . .
laat-achter-zich is-hij-aan't-doen-oplichten een-straat; 24
<> \ !
en-hij-is-aan't-rekenen de-poel-der-beroerte voor-grauwharigheid.
// . . . . .
geen~op~het-stof is-een-voorstelling-van-hem; 25
/ . .
gemaakt:
!
zonder~ontsteltenis.
// . . . . .
enwel~al-af~het-rijzige is-hij-aan't-zien; 26
/ . .
hij:
// !
(is)koning over~al-af~de-stichtkinderen-van~adelijk-gedierte[145].
<> // . .
en-voorts-buigt-zich-toe AieJJóBh enwel-naar-die-JHWH-van-Israël: 42.1
JOB 42
!
en-voorts-zegt-hij.
fz \ . . . . . . . . .
ik-volkèn ja~de-al-afheid ben-jij-aan't-aankunnen; 2
<> \ !
en-niet~is-aan't-ontoegankelijk-gemaakt-worden vandaan-van-jou een-opzet.
/// \\ // . .
wie? (is)deze niet-wetend-van een-raadverschaffing: 3
______
/ \
zonder kennis*
\ fz \ . . . . . . . .
om-vastzo leg-ik-vóór en-niet ben-ik-aan't-onderscheiden;
// / . .
wonderlijkheden vandaan-van-mij:
\ !
en-niet ben-ik-z'aan't-volkènnen.
<> \ . . . . . . . .
hoor~dan-toch en-ik ik-ben-aan't-inbrengen; 4
/ . .
ik-ben-aan't-wensen-van-jou:
!
en-doe-volkènnen-mij.
<> . . . . . .
voor-een-horend~oor hoor-ik-jou; 5
/ . .
en-nu:
// !
het-wel-oog-mijner ziet-jou.
<> \ . . . . . . . . . . .
om-vastzo ben-ik-m'aan't-schofferen en-voorts-ben-ik-aan't-troost-zoeken; 6
// !
op~stof en-as.
~
. .
en-voorts-geschiedt het: 7
\\ \\\ // //
laat-na het-inbrengen door-die-JHWH-van-Israël enwel~de-inbrengen
<> . . . . . . .
[(nl.)deze tot~AieJJóWBh;
\\ / \ . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot~AêLieJPhàZ de-TéJMáNiet:
\\ /// | \ .
(nu)gloeit de-walgneus-mijner op-jou en-op-andertwee
JOB 42
[de-metgezellen-jouwer[147],
\ // // <>
niet brengen-jullie-in tot-mij wat-vast-zo-is
// !
[zoals-de-heerdienaar-mijner AieJJóWBh.
|' \ ☼ \\ / \
en-nu neemt~voor-jullie zeven~varren en-zeven reebokken en-gaat 8
\ . .
[naar-de-heerdienaar-mijner AieJJóWBh:
/// | .
en-voorts-zijn-jullie-aan't-doen-opgaan een-opgaander om-jullie,
\ .
en-AieJJóWBh de-heerdienaar-mijner,
<> . . . . .
is-zich-aan't-uitspreken over-jullie;
/// \ . .
ja ware't-dat~de-vertegenwendiging-zijner ik-hoog-heen-aan't-dragen-ben,
|| /// | .
zonder te-maken genoot-met-jullie verslaptheid,
☼ \ // // <>
ja niet brengen-jullie-in tot-mij wat-vast-zo-is
// !
[zoals-de-heerdienaar-mijner AieJJóWBh.
| \\ / \ . .
en-voorts-gaan AêLiePhàZ de-TéMáNiet en-BieleDàD de-ShuWChiet: 9
| .
TsoPhàR de-NàNgæMáTiet,
.
en-voorts-maken-zij,
// // <> . . . . . . . . . . . .
zoals inbrengt tot-hen die-JHWH-van-Israël;
// <>
en-voorts-draagt-hoog-heen die-JHWH-van-Israël
// !
[enwel~de-vertegenwendiging-van AieJJóWBh.
. .
en-die-JHWH-van-Israël: 10
/// \ .
hij-keert enwel~de-gevangenschap-van AieJJóWBh,
<> . . . . . .
als-hij-zich-uitspreekt om de-metgezel-zijner;
\\\ // // //
en-voorts-voegt-toe die-JHWH-van-Israël enwel~al-af~wat(is) aan-AieJJóWBh
JOB 42
!
[andermaal[148].
\ ☼ \\
en-voorts-komen naar-hem al-af~de-broederverwanten-zijner 11
/ \
[en-al-af~de-zusterverwanten-zijner en-al-af~de-bekenden-zijner
. .
[van-voor-het-tegenwendige[149]:
\\ \ ¬ .
en-voorts-eten-zij genoot-met-hem brood in-het-huis-zijner
/// \\ \ .
en-voorts-omfladderen-zij hem en-voorts-troosten-zij enwel-hem[150],
/// .
op-tegen al-af~het-kwaad,
// <> . . . . .
dat~doet-komen die-JHWH-van-Israël[151] op-hem;
. .
en-voorts-geven-zij~aan-hem:
/// \ .
ieder iets-munt-echts een-één-enkele,
☼ // <> !
en-ieder een-hoofdring van-goud een-één-enkele.
. .
en-die-JHWH-van-Israël: 12
// // <> . . . . . .
hij-zegent-in enwel-het-latere-van AieJJóWBh
JOB 42
[vandaan-van(anders dan[152])-het-eerste-zijner;
|' ☼ \\ / . .
en-voorts-geschiedt~aan-hem veer-tien kuddetal voorttrekvee:
/// ☼ .
en-zes kuddetallen kamelen,
// <> // !
en-een-kuddetal~aan-juk rundvee en-een-kuddetal ezelinnen.
// // <> // !
en-voorts-geschiedt~aan-hem zeven stichtzonen en-drie stichtdochters. 13
/// | .
en-voorts-roept-hij de-naam-van~de-één-enkele JeMieJMáH, 14
// <> . . . . .
en-de-naam-van de-andere QeTsieJNgáH;
// <> // !
en-de-naam-van de-derde QèRèN HàPuWK.
\\ / // // //
en-niet worden-gevonden[153] vrouwmenselijken mooi als-de-stichtdochters-van 15
<> . . . . .
[AieJJóWBh in-al-af~het-land;
\\ \\\ // <> //
en-voorts-geeft aan-hen de-omvamende-hunner eigendom in-het-midden-van
!
[de-broederverwanten-hunner[154].
=
/// | // // <> . . . . . . . . . .
en-voorts-geschiedt AieJJóWBh laat-na~dit honderd en-veertig[155] jaarandering;16
. .
en-voorts-ziet-hij:
| \
enwel~de-stichtkinderen-zijner en-enwel~de-stichtkinderen-van
.
[de-stichtkinderen-zijner,
<> !
vier (geboorte)rondes[156].
JOB 42
\ .
en-voorts-sterft AieJJóWBh, 17
<> // !
baard-oud en-verzadigd-van dagen.
1
[1] Het Hebreeuwse woord voor ‘drie’, SháLoSh, is de stam van een werkwoord, dat ‘in drieën delen’ betekent, of ‘in de derde plaats doen’. Het gaat daarbij eigenlijk om die derde plaats / plek. De derde plek op een strijdwagen is voor de sterkste en meest bewapende strijder. En zo krijgt dit stamwoord in de vorm van SháLieJSh de betekenis van de beste strijder of ruiter. Het is daarom belangrijk om deze samenhang ook in een vertaling te laten horen, omdat zo duidelijk wordt, dat telwoorden in het Hebreeuws geen aantallen aangeven, maar vertelwoorden zijn. Het Hebreeuwse woord SháLieJSH kunnen we dus beter met ‘derde-man’ vertalen.
[2] Het Hebreeuwse woord voor ‘zeven’, ShiBheNgáH, is te herkennen in een werkwoord SháBhàNG, dat meestal met ‘zweren’ wordt vertaald. Eigenlijk betekent dit werkwoord zoiets als: het woord-getal zeven erop leggen’. Het getal ‘zeven’ is immers een bijzonder getal. Het gaat bij ‘zeven’ minder om het aantal dan om de magie van dit getal. In TaNaKh is dit getalwoord door die-JHWH-van-Israël bij de zuiverstelling (‘schepping’, zie bij in de Nederlandse woordenlijst) ingezet om de opeenvolging van de dagen te markeren, met de instelling van de ShàBBàT, de dag waarop het leven stil komt te staan; ver-stilt. ‘Zeven’ is dus een woord met een geladen betekenis. Het getal woord ‘zeven’ ergens op van toepassing verklaren betekent dus die dezelfde lading ook daaraan verbinden. ‘Zweren’ is dus in TaNaKh ‘bezevenen’.
[3] Hier staat in het Hebreeuws het woord AáLèPh. Dat woord kennen we via het Griekse woord ‘alpha’. De eerste letter van het Griekse alfabet heet ‘alpha’ en die van het Hebreeuwse alfabet heeft AáLèPh. Dat Hebreeuwse woord wordt meestal ook met ‘rund’ vertaald, maar beter is de vertaling ‘kuddedier’. Als telwoord krijgt het de betekenis van ‘duizend’. Maar het gaat in deze oude culturen niet zozeer om rekenen met cijfers, maar vooral om ver-tellen. ‘Duizend’ is de aanduiding van een bepaalde hoeveelheid – en daarbij gaat het niet om één meer of minder zelfs niet om tien meer of minder. Wie een idee wil hebben van het begrip ‘AáLèPh’ kan naar een kudde runderen kijken. Het gaat om een kuddetal en dat zal, wanneer er gecijferd wordt, ongeveer op duizend zijn neer gekomen.
[4] Ook in het Hebreeuwse woord voor ‘vijf’, gaat het niet zozeer om een aantal, maar om een geheel, een groep, om de voltalligheid van een hand. Het gaat om een vijfgroep. En zo kan dit woord als een werkwoord gebruikt worden in Ex., Joz. en Ri. om een leger op te stellen, d.w.z in vijfgroepen op te stellen.
[5] In de Hebreeuwse tekst staan deze twee woorden andersom, maar omdat zij verbonden worden door een maqqéph (een verbindingstreep) vormen ze voor de accentuering één woord en kunnen we hier de Nederlandse woordvolgorde toch gebruiken.
[6] Hier staat precies hetzelfde woord als in vs 5. De gebruikelijke vertaling ‘zonen van God’ in de betekenis van de ‘engelen’ van God is bepaald niet vanzelfsprekend. Het is een interpretatie, die uit de oude en door Joden uit Alexandrië nog voor het begin van onze jaartelling gemaakte Griekse vertaling, de Septuaginta (LXX) komt. In de Hebreeuwse tekst gaat het ook in vs 6 om mensenkinderen – en onder hen is altijd wel een lasteraar (Satan). Overal waar Joden wonen. beklagen andere mensen zich tot bij God over de welstand van één Jood en zij betwijfelen zijn gerechtigheid en brengen zijn vroomheid in discrediet en willen wel eens zien of hij daarbij blijft als het slecht gaat. Over die ervaring van Joden gaat deze vertelling. Zoals wel vaker wilden de Joodse vertalers voorkomen dat de mensen om hen heen zich te direct aangesproken en bekritiseerd zouden voelen. Daarom interpreteerden ze deze tekst vanuit de latere ook bij Joden bekende voorstelling van een groep aartsengelen rond God, onder wie Satan, ook wel bekend als Lucifer.
[7] In het Hebreeuws klinkt dit woord als SsáTháN, een woord dat is afgeleid van een werkwoord, dat ‘lasteren’ betekent.
[8] Hier staat hetzelfde werkwoord als in vs 10 en dat dient ook in deze vertaling hoorbaar te zijn; daarom vertalen we niet ‘vervloeken’ zoals meestal gebeurt, maar ‘ver-zegenen’ en maken gebruik van de negatieve strekking die het voorvoegsel ‘ver-‘ aan het werkwoord geven kan.
[9] JHWH test de lasteraar, zal hij zijn hand uitstrekken tegen Job? Want JHWH zelf doet dat niet!
[10] = ‘bij’.
[11] Aanvullen: de grond = ploegen
[12] In het Hebreeuws een woord voor de zeer jeugdigen, 'bonken' zij – vaak nog met het hoofd, maar ook op de deuren van de maatschappij.
[13] Een andere naam voor Chaldeeërs.
[14] Schillen is hier een activiteit, waardoor men in snijdt op iets (zoals hier) of iets weg snijdt, b.v. een huid: ‘iemand ontschillen’.
[15] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor. Het kan ook niet worden afgeleid van andere Hebreeuwse woorden. De betekenis is ontleend aan de LXX en aan andere Semitische talen. De Masoreten hebben later dit woord in verband gebracht met MáRàR, bitter-zijn.
[16] een te vroege bevalling
[17] Een ander Hebreeuwse naam voor een type leeuw, nl. de jonge die overal tegenaan gaat.
[18] Met dank aan Albert Koster.
[19] Dit Hebreeuwse woord (TáHåLáH) komt alleen hier maar voor en de betekenis moet dus uit de context worden afgeleid. De LXX vertaalt met skolion = verdraaiing. Hier kunnen we het woord ‘zonde’ gebruiken, dat voor de vertaling van andere Hebreeuwse woorden vanwege het niet concrete gehalte van dit woord onbruikbaar is.
[20] = zich in bochten wringenden.
[21] Of: gespannenheid, in de zin van verwachting(SV); maar het woord kan dus ook op ‘opgevangenheid’ duiden.
[22] = die wordt terecht gebracht door god.
[23] Het Nederlands kent het woord ‘broddel(-werk)’ en het Vlaams ‘brod’ en die woorden hebben te maken met ‘met elkaar verwarren, in verwarring brengen’. Het Nederlandse ‘brood’ (dat op zichzelf niets met tarwe of bakken te maken heeft) is daarmee verwant. Met dit woord kunnen we zowel het Hebreeuwse woord LèChèM (= brood !) als het daarmee stamverwante Hebreeuwse woord MiLÇháMáH (dat meestal met strijd of oorlog wordt vertaald) concordant vertalen.
[24] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor.
[25] Het Hebreeuwse woordje ‘KieJ’ vertalen we vrijwel altijd met ‘ja” (evenals A.Chouraqui in zijn Franse vertaling). In deze constructie fungeert dit Hebreeuwse woordje zoals het Nederlandse ‘dat’, nl. als een bevestiging.
[26] = van de kant van jullie.
[27] = het inwijdingsorgaan: het gehemelte
[28] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor. Wij leiden het af van een werkwoord, dat in de qal-vervoeging het beste met ‘(zich) wegpakken’ vertaald kan worden.
[29] In het Hebreeuws staat er een actieve zin, met gewormte als onderwerp. Terwille van de duidelijkheid in het Nederlands en om de volgorde van de woorden in het Hebreeuws te kunnen bewaren (en dat is nodig om de melodie-lijn, die door accenten wordt aangegeven, te behouden), kiezen we hier voor een passieve constructie.
[30] Dit woord komt alleen hier maar voor.
[31] = toenemen.
[32] De gebruikelijke vertaling luidt : wiens hoop een herfstdraad is. ‘Hoop’is dan de vertaling van het derde Hebreeuwse woord van de eerste vershelft, dat letterlijk met ‘lende’ te maken heeft en op weekheid, slapte duidt. Figuurlijk wordt het meestal met ‘dwaasheid’vertaald, maar soms met ‘hoop’. Wanneer we de lichamelijke herkomst laten horen – slappe lende: zoiets als het Nederlandse knikkende knieën – kan het zowel om hulpbehoevendheid gaan (hoop) als om onzekere gedrag( dwaasheid). Het tweede woord wordt afgeleid van een niet bestaand werkwoord, dat waarschijnlijk stamverwant is met een wel voorkomend werkwoord en dat betekent ‘weerzin hebben’. Als substantief opgevat heeft de vertaaltraditie voor ‘herfstdraad’ gekozen. Maar F.Baader herknt het werkwoord en vertaalt “dessen Vernarrung beëkelt”. We volgen hem hierin.
[33] Waarschijnlijk het sterrenbeeld Grote Beer.
[34] Waarschijnlijk Orion.
[35] Waarschijjnlijk het Zevengesternte.
[36] Dit Hebreeuwse woord wordt in vele vertalingen als een naam opgevat. Het kan echter een afleiding zijn van het werkwoord RáHàBh, dat we in deze vertaling met ‘heisteren’ vertalen (= zich druk maken) en die afleiding betekent dan ‘geheister’: helpers-van geheister ofwel heisterende helpers.
[37] Met dank aan A.Koster, in zijn WOORD VOOR WOORD VERTALING, DEEL:Job en de vijf rollen.
[38] Dit Hebreeuwse woord komt behalve hier alleen nog voor in Micha 7:1.
[39] Hier staat het meervoud van het Hebreeuwse woord SéDèR, dat we tussen de tekst tegenkomen als aanduiding van een volgend tekstgedeelte. In de tekst komt dit woord alleen hier maar voor. In Richt.3:23 komt dan nog een daarmee stamverwant Hebreeuws woord voor, dat het beste met ‘deel’ ( als onderdeel van een boerderij) vertaald kan worden.
[40] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal met ‘gehemelte’ vertaald, maar het is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord CháNàK dat ‘inwijden’betekent en dat wj kennen in het woord chanoekha, de naam van het inwijdingsfeest van de tweede tempel. En is het gehemelte niet het orgaan dat ons inwijdt in het voedsel dat binnenkomt?
[41] Letterlijk betekent het Hebreeuwse woord ‘bedding’ . Het is afgeleid van een werkwoord dat ‘ingebed zijn’ betekent, maar de betekenis kreeg van stevig staande. Koster vertaalt ‘flink’.
[42] = stenen worden afgeslepen door wateren.
[43] Zie Job.12:12.
[44] Dat is: een tyran, die anderen doet afdeinzen. In het Hebreeuws is dit zelfstandig naamwoord afgeleid van een werkwoord dat 'deinzen' en ' (doen) af / terugdeinzen' betekent.
[45] Reeds de Masoreten gaan ervan uit dat de vorm waarin het Hebreeuwse werkwoord hier in de handschriften staat onjuist is en zij plaatsten een "Qeré " (een 'te-lezen') in de kantllijn. Zoals in de meeste vertalingen is die lezing ook hier als basis voor de vertaling gekozen. Het bevestigt – met vele andere aanwijzingen – hoe zorgvuldig deze Masoreten de tekst hebben overgeleverd: wat zij niet begrepen hebben zij laten staan, zodat latere lezers altijd nog de mogelijkheid hebben een uitleg te vinden.
[46] Met dank aan A.Koster, in zijn woord-voor-woord vertaling. Het Hebreeuwse woord, dat hier staat, komt alleen hier maar voor en de etymologie is onbekend.
[47] In het Hebreeuws heeft het werkwoord de actieve vorm; om de woordvolgorde te kunen handhaven en de betekenis van misverstand te vrijwaren, is in het Nederlands gekozen voor de passieve vorm van het werkwoord.
[48] Met dank aan A.Koster in "JOB EN DE VIJF ROLLEN" (WOORD VOOR WOORD VERTALING), Aproges Eindhoven 1998.
[49] = scherp maken: in het Nederlands is er geen werkwoord, dat zowel het scherp maken van messen en zwaarden als dat van de ogen kan aanduiden, in het Hebreeuws wel.
[50] Letterlijk betekent het Hebreeuwse woord: 'spijsling' (jong kind), maar volgens de hele vertaaltraditie, vanaf de LXX en de Syriaca, de Targoems en verder, moet de kleine letter 'Jod' als derde medeklinker een vergissing zijn. Wanneer die weggegelaten wordt, staat er een woord, dat 'valsaard' betekent.
[51] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor, het is waarschijnlijk een Aramees leenwoord.
[52] De LXX, de Syriaca en de Vulgata lezen hier LiePh'NéJHèM.
[53] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor. De betekenis is op te maken uit enkele vergelijkbare woorden in verwante talen – en uit een bepaalde vertaaltraditie. Een andere traditie heeft het opgevat als een verschrijving van het Hebreeuwse woord QéTs = einde.
[54] Dit Hebreeuwse woord is afgeleid van een uit twee radicalen bestaand stamwoord BàL, dat we hier proberen consequent met 'zonder' te vertalen. Er is een werkwoord van afgeleid dat de betekenis heeft 'zonder komen te zitten', in Pi'eelvervoeging: 'zonder doen zijn' – we kozen voor een neologisme 'verzonderen'; in de Hiph'il en in de Hithpa'eel voor 'zich verzonderen van' (zich zonder doen zijn). 'Verzonderdheid' duidt dan op iets dat je niet meer hebt, waarvan je zonder zit. Door te proberen zo consequent concordant te vertalen, hoor je ook in het Nederlands in allerlei teksten op de een of andere manier het wooord 'zonder' klinken, zoals in het bijbels Hebreeuws het woord BàL klinkt. Aan de basis ligt dus de keuze voor 'zonder' bij de vertaling van BàL. Die keuze moet afgewogen worden tegen de vertaling van andere Hebreeuwse woorden die een negatie aan brengen, waarbij bovendien het eigene van elke negatie moet worden onderzocht en meegewogen. Natuurlijk is onze afweging arbitrair, maar elke wijziging krijgt bij deze manier van vertalen veel gevolgen. Maar wat zo duidelijk tot het Hebreeuws de taaleigen (idioom) behoort, wordt zo ook in een 'vertaling' bewaard. Daarmee wordt voorkomen, dat noties die in het Hebreeuws slechts een aspect van de betekenis zijn, in de vertaling gaan domineren. En dat gebeurt wanneer in de vertalingen hier voor 'beroeringen' (SV), 'schokkende dingen'(A.Koster en NB) en 'verschrikkingen' (NBG1951 en NBV) gekozen wordt.
[55] In de zin van: het geknotte, en wel van oogstbare halmen en aren.
[56] = wie afhanekelijk zijn van behandeling: kleine kinderen
[57] Het Hebreeuwse ChéK, dat meestal met 'gehemelte' wordt vertaald, is afgeleid van een werkwoord CháNàK, dat 'inwijden' betekent en dat we kennen in de naam van het ChaNoeKháH-feest, het inwijdingsfeest van de tweede tempel. Het gehemelte is het orgaan dat ons 'inwijdt' in de smaak van wat we in de mond nemen.
[58] waarschijnlijk aanvullen: van bewondering, zie Jes.2:6.
[59] aanvullen: het zwaard?
[60] In het Hebreeuws staat het werkwoord in het activum, met 'vlees' als object en 'getril' als onderwerp. Wanneer we in een vertaling de Hebreeuwse volgorde willen bewaren ( en dat stelt wie concordant en idiolect probeert te vertalen zich ten doel, ook om de volgorde van de muzikale voordrcahtsaccenten te kunnen vasthouden en die is immers bepalend voor de melodie), ontstaat er onduidelijkheid in het Nederlands. Daarom hebben we er hier voor gekozen het werkwoord in het passivum te vertalen.
[61] aanvullen: 'in dagen' c.q. 'jaren'.
[62] Hier staat de pi'eelmodus van het werkwoord NgáBhàR, die maar weinig voorkomt en in het Hebreeuws aanduidt wat in het Nederlands met 'bespringen' wordt aangeduid, nl. van een koe.
[63] De hiph'ilmodus van dit werkwoord komt alleen hier maar voor; aanvullen: zijn zaad.
[64] aanvullen: een jong.
[65] in de zin van 'een misdracht hebben'.
[66] = een aanduiding van kinderen, die nog behandeling nodig hebben.
[67] In het Nederlands zeggen we: wij verslijten.
[68] De werkwoordsvorm is problematisch: van welk Hebreeuws werkwoord is deze vorm afleidbaar? Vertalers kiezen verschillend; wij kiezen (met de SV?) voor het werkwoord CháNáH = zich neerlaten.
[69] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor en de herkomst is onduidelijk. Vandaar de keuze voor een Nederlands woord, dat hier eigenlijk misstaat.
[70] Iemand die een hooghartige houding aanneemt: die met zijn presentie('vertegenwendiging') aandacht trekt (hoog heen draagt).
[71] aanvullen: van water: de glinstering van een rivier.
[72] = wordt opgegeten door vuur.
[73] Een naam die vooral bekend is vanwege het goud en zo werd het de naam zelf een aanduiding voor goud.
[74] nl. van schapen en geiten uit de kooi.
[75] Dit Hebreeuwse werkwoord komt alleen hier maar voor; een afgeleid zelfst.namwoord komt alleen nog voor in Job 8:14.
[76] Zie voetnoot 54
[77] De betekenis van deze twee woorden is onduidelijk; mogelijk is: een-oergroeve voor-wie-verwaarden.
[78] in de betekenis van: de taak om voorstellen te doen.
[79] De volledige vertaaltraditie, vanaf de LXX en de Vulgata tot BR, Couraqui,de NB, F.Baader en de NBV toe,
vertaalt hier 'helder-zijn' of een synoniem, vanwege symmetrie met de volgende vershelft. De LXX leest i.p.v. NgàD (= tot) een werkwoordsvorm JàNgàD (= verordent) en BR vertalen daar 'verwärmen'. Toch verwijst het Hebreeuwse werkwoord hier duidelijk naar het woord AoHèL (= tent), waarvan denominatief een werkwoord is afgeleid 'tent-wonen' > 'tenten'; het komt voor in de Qalmodus en de Pi'eelmodus en waarom niet in de hiphílmodus zoals hier. En dan de betekenis: de maan is dag en nacht te zien, anders dan de zon; de maan 'tent' dus nooit; die vaststelling kan hier als een bijzin functioneren, zoals vaker gebeurt in het Hebreeuws.
[80] Hier begint de grote slotrede van Job als antwoord aan zijn drie vrienden. Daarin wordt nog eens vastgetseld, dat het die-JHWH-van-Israël is die van de mens niet alleen een ander verwacht (en aan die verwachtingen voldoet Job; dat houdt hij tegen alle rederingen van zijn drie vrienden in vol!), maar hem daartoe ook de mogelijkheden schenkt en hem dus ook de kans moet geven en die kans wordt Job nu ontnomen. Dus moet God zich hier bekeren, dat is hij aan zijn naam JHWH verplicht. omdat die-JHWH-van-Israël alleen zo god wil zijn en niet anders. Daarna (Job 32) vraagt een andere stem om aandacht, die van Elihu (zijn naam verwijst naar het woord Elohiem). Ook in zijn verhaal gaat het om het uitoefenen van het 'gods-schap' door die-JHWH-van-Israël.
[81] Men vermoedt, dat de Masoreten, gezien de onder de medeklinkers van dit woord geplaatste klinkernotatie, het Hebreeuwse woord voor 'troon' hebben willen lezen; KieSSéA i.p.v. KieSSéH.
[82] In deze afsluitende rede van Job gaat hij in op de vraag, of wat mensen – en dus ook hij – ondervinden, te maken heeft met een goddelijke heerschappij. Steeds komen hier twee woorden nl. AéL en AêLóWàCh voor, die gewoonlijk met 'God' vertaald worden, net zoals het vaak in TaNakh voorkomende woordt AêLoHieJM, dat wij met 'gods' weergeven, omdat het een meervoudsvorm is. Maar netzoals het laatst genoemde woord zijn ook de twee eerdere in TaNakh voor alles functie-aanduidingen, zoals bv koning en heer. Als voor die functie essentieel is het hebben en uitoefenen van alle macht, inclusief de macht over de natuur, omdat het zijn maaksel is – het Hebreeuwse woord BáRáA, dat meestal maar incorrect met 'scheppen'wordt vertaald, komt, opvallend genoeg, in het hele boek Job NIET voor – , dan lijkt het er erg op, dat die heerschappij volstrekt willekeurig is.
Menselijk is dan niet wie zich daarbij neerlegt; menselijk is wie zich daar tegen verzet en begrippen als 'goddelijkheid' en 'godsheerschappij' allereerst verbindt met gerechtigheid en betrouwbaarheid. Wie is er zo 'goddelijk'? Als die-JHWH-van-Israël zo god wil zijn, dan roep ik Hem – aldus Job.
[83] De kern van het Nederlandse woord is 'zonder', net als van het Hebreeuwse woord, maar in het Hebreeuws kunnen daar meerdere woorden van afgeleid worden, zoals ook dit zelfst. naamwoord, dat iets aanduidt waar we zonder komen te zitten en dan in het meervoud: we hebben terwille van de concordantie onze toevlucht tot dit wat raadselachtige maakwoord moeten nemen – en leggen het hier dus even uit.
[84] Een wind?
[85] Ook een wind?
[86] waarschijnlijk aanduiding van een soort roofvogel.
[87] sommigen menen dat hier de uil bedoeld is.
[88] vgl het moderne begrip 'ranking' .
[89] Waarschijnlijk aanvullen: van goud; het gaat dan om speciaal bewerkt goud of om wat wij een 'kluis' noemen een woord dat ook 'geslotenheid' betekent.
[90] = kristal?
[91] Met dank aan de NB, een onzker woord, dat alleen hier en in Ez.27:16 en Spr.24:7 voorkomt.
[92] zie Ps.111:10, Spr.1:7 en 9:10
[93] In het klimaat van het Midden Oosten is de herfst de tijd van het volle oogsten (het voorjaar van het eerste oogsten) en dus van de volle rijpheid.
[94] Het Hebreeuws heeft hier een meervoud, maar dat kan het gevolg zijn van het meervoud 'voorleggers'; het kan een dichterlijke beknoptheid zijn van: hun stem houden voorleggers schuil en zo houden ze zichzelf schuil.
[95] letterlijk: zijn-zij-aan't-doen-neervallen-dat.
[96] Met dank aan A.Koster. Dit woord komt behalve hier alleen nog voor in Job 5:23.
[97] idem.
[98] Dit woord komt behalve hier alleen nog voor in Job 3:7.
[99] Dit woord komt alleen hier en in Jer.4:29 maar voor, De Aramese vorm is KéPháA, dat in het Grieks als KePhaS klinkt, de bijnaam die Jezus aan Petrus geeft.
[100] In de Hebreeuwse tekst is de slotmedeklinker een WaW. Reeds de Masoreten vermoedden dat dit een Jod moet zijn en hebben die correctie in de kantlijn aangebracht.
[101] De kern van dit Nederlandse woord is 'zonder', zoals in het Hebreeuwse woord. In het Nederlands kunnen we dit woord combineren met het voorzetsel 'uit'; in het Hebreeuws klinkt het woord als gecombineerd met 'weg'. Er kunnen zaken 'weggezonderd' worden (vgl. in het Nederlands: 'uitgezonderd'); soms vertalen we het met 'verzonderen'en 'verzonderingen'.
[102] Met dank aan A.Koster in zijn Woord-voor-woord-vertaling van Spreuken.
[103] een eensnarig muziekinstrument.
[104] Dit woord wordt gewoonlijk met 'gehemelte' vertaald, maar in het Hebreeuws heeft het met 'hemel;'niets te maken, wel met 'inwijden', want het is afgeleid van het werkwoord ChóNàK, dat 'inwijden' betekent..
[105] In deze zin komt heel de bittere discussie tussen Job en deze drie metgezellen tot stilstand: Job houdt vol dat hij, beoordeeld met de maatstaven die voor mensen in deze geschiedenis gelden en ook moeten gelden, rechtvaardig is, TsaDieQ. Wanneer dan zijn metzellen blijven stellen, dat het God zelf is die verantwoordelijk moet worden gehouden voor al de ellende die Job treft, dan stelt Jobs eigen oordeel Gods gerechtigheid ter discussie – en precies zo zou Job God 'verwaarden', 'zondigt' hij. Aan het eind van het boek wordt duidelijk, dat het juist de metgezellen zijn die Gods Naam in discrediet brengen. Zo mag de Torah niet uitgelegd worden.
[106] Deze Elihu slaat een andere toon aan. Hij verkondigt dat God anders is, omdat Hij boven alles verheven is en en dus ook boven morele maatstaven. Het heeft geen zin om God ter verantwoording te roepen; de ellende en het onrecht is een menselijke aangelegenheid. Maar ook dit 'antwoord' wordt aan het slot afgewezen: ook zo mag de Torah niet uitgelegd worden! Elihu's god lijkt op de Griekse godsvoorstelling, die kenmerkend is voor het Hellenisme. De 'god' van zijn drie voorgangers wordt verkondigd door een sterke reactionaire stroming binnen het Jodendom van na de Babylonische ballingschap. MAAR: Job mag die-JHWH-van-Israël wel degelijk ter verantwoording roepen en hij krijgt ook antwoord, zoals in hoofdstuk 42 vanaf vs 7 duidelijk wordt.
[107] namelijk van haar.
[108] Hebr.: RàB = Rabbi = Rebbe, het woord is afgeleid van het begrip 'veel' vergelijkbaar met de manier waarop in het Nederlands 'meester' is afgeleid van 'meest', terwijl dat een verbastering is van nhet latijnse magister, de overtreffende trap van magnus = groot.
[109] Dit Hebreeuwse woord wordt meestal met 'gehemelte' vertaald, maar het is afgeleid van een werkwoord CháNàK, dat 'inwijden'betekent en dat we herkennen in de baan 'Chanoekhah" van het inwijdingsfeest van de tempel ( de zogenaamde tweede tempel, maar dat is wel de enige tempel dioe volgens de voorschriften in Leviticus en Ezechiël historisch bewijsbaar is gebluwd en voor de Joden DE tempel is). Het gehemelte is eigenlijk inderdaad een 'inwijdingsorgaan'.
[110] Vanaf de LXX gaat de vertaaltraditie hier uit van een schrijffout aan. de eerste letter, de Aleph, zou moeten vervallen, dan sttat er KaPh en dat betekent 'hand(zool)'. Zo vertaalt ook de SV. Maar met de Aleph staat er een Hebreeuws woord dat behalve hier ook nog voorkomt in Spr.16:26 en daar '(iets)lastog vinden'betekent.
[111] Het Hebreeuwse woord roept vragen op: volgens de medeklinkers valt het teken voor een 'ie-klank' te verwachten, maar het teken voor een 'o -klank' staat er, maar dan had de middelste medeklinker een 'waw moeten zijn een geen 'jod'. Het aanwezige teken van 'o-klank' , gecombineerd met de medeklinker 'WaW', maakt de vertaling'veelheid' mogelijk, wat door veel andere handschriften wordt aangenomen en eveneens in bijna de volldige vertaaltradtie. Met de 'ie'-klank en de medeklinker 'Jod', zou de vertaling 'twist' mogelijk zijn. Bedoeld zou dan zijn een 'twist-van de harde-botten', aanduiding voor bepaalde pijnen. We volgen hier de traditie en dan wordt bedoeld, dat de pijn, waarvan in het zinsdeel sprake is, ook in de botten bestendig is. De keuze is, zoals zo vaak, aan de lezer.
[112] Ook hier roept de vorm van het Hebreeuwse woord vragen op. De vorm die het heeft is onverklaarbaar. Algemeen wordt een vorm verondersteld, die met 'zij-kokhalst' kan worden vertaald.
[113] Vanaf hier tot vs 30 klinkt er een toon, die we tot nu toe niet vernamen: Vat al deze ellende niet op als iets definitiefs; verlossing ligt mogelijk in het verschiet. En anticipeer daarop door nu reeds in gebed het tekort te erkennen en een nieuwe kans te omarmen. God kan een mens deze weg wel drie keer laten gaan. Maar ook deze redenering zal aan het eind Job 42 niet acceptabel blijken.
[114] Met dank aan A.Koster in zijn Woord voor Woord voor vertaling van Job.
[115] = gehemelte: het Hebreeuwse woord is afgeleid van een werkwoord dat 'inwijden' betekent – zoiets doet immers ons gehemelte.
[116] Hier wordt het eerste symbool getekend van een godsopvatting (- belijdenis!), die ook onder ons nog opgeld doet, zo niet dominant is: een alziend oog! Het is de 'mono-theos' die zich in de hellenistische religiositeit, waarin alle regionale goden en godinnen in een pantheon worden samengebracht, onontkoombaar gaat ontwikkelen en waar het Christendom zeker vanaf de 4e eeuw zich – helaas – ook van gaat bedienen en waaraan mensen zich gaan toevertrouwen; een ontwikkeling die in Allah culmineert, aan wie de Moslims zich onderwerpen (moeten). We laten zien hoe dit monotheïsme door Elihu lijntje voor lijntje uitgetekend wordt.
[117] Hier verschijnt een almachtige en alwetende, maar onaantastbare en onaandoenlijke mono-theos voor wie er in principe niet toe doet wat een aards mens al of niet inbrengt of doet. Hij is de top van het Hellenistische pantheon; er kan immers logisch maar een aan die top staan. Ofwel actueler uitgedrukt: Alla Akbar: de grote (grootste) god.
[118] Rechtvaardigheid of schending, onderdrukking of machtsuitoefening: dat gebeurt tussen en door mensen, daar staat deze god dan ook buiten.
[119] De Hebreeuwse woordvorm is onverklaarbaar; we volgen hier het voorstel om er een medeklinker aan toe te voegen, nl. de NgàJieN.
[120] = toenemen.
[121] De betekenis van de laatste twee verzen is onduidelijk. Verschillende vertalingen geven daaraan een verschillende uitleg, o.a. b.v. door sommige Hebreeuwse woorden van andere klinkers te voorzien dan de Masoreten gedaan hebben. Wij laten hier aan de lezer over hoe hij deze paar regels verstaanbaar probeert te maken, natuurlijk binnen de context van heel Elihu's betoog; en dat krijgt in Job 37 nog een pregnante afsluiting, zoals we zullen zien.
[122] Zo werd het begrip 'oppergod' ingevuld toen voor het wetenschapsweten de natuur nog een verzameling van raadselachtige onberekenbaarheden was, zoals in de hellenistische tijd. Het idee van één algemene oppergodheid als top van het panteon van regionale godheden won snel veld en aan deze algemene god worden de algemene natuurverschijnselen toegeschreven. . Elihu raadt Job aan bij deze ALGEMENE Godsvoorstelling te beginnen; een advies dat ons nu welbekend en nog veel vertrouwder in de oren klinkt. Elihu's uiteenzettingen zijn de enige plek in TaNaKh waar deze godsvoorstelling naar voren wordt gebracht en ook (straks) afgewezen!
De drie vrienden hadden eerder het omgekeerde voorgestaan: zij gingen uit van een rechtvaardigee god, die de goeden beloont en de kwadern straft ofwel: wie het slecht gaat zal gezondigd hebben, en wie het goed gaat wordt voor zijn inspanningen beloond. Zij staafden Gods rechtvaardigheid met zijn macht over de natuur. Ook deze godsvoorstelling zal straks worden afgewezen.
[123] = spiegel, afgeleid van het Latijnse speculum, dat ook samenhangt met het werkwoord 'zien' .
[124] In de laatse paar verzen zegt Elihu dat klagen over je lot deze oppergod eigenlijk niet raakt.
[125] Het antwoord van die-JHWH-van-Israël start waar Elihu mee begint en eindigt waardoor twijfels aangaande zijn gerechtigehid deze God niet zouden raken, en waarop de drie eerdere vrienden juist de rechtvaardigheid van God baseerden: zijn volstrekt superioriteit die blijkt in de indrukwekkendheden van natuur en hemel en aarde,
In een steeds gedetaillerdere reeks van bechrijvingen van wat er zich afspeelt op de aarde en in de hemel in de dierenwereld en in de mensenwereld, wordt eerst deze superioriteit bevestigd. Maar telkens klinkt weer de uitnodiging aan die in vergelijking met God zo weinig vermogende mens: “ Kom stel je vragen. want die vrtagen zijn terecht! En dus herstel ik je in je recht!“.Dan zijn we in hoofdstuk 42 vs 7. Dit slot getuigt van dezelfde radicaliteit als de belofte aan Rachel dat haar kinderen uit de dood zullen terugkeren en als de reactie van Jakob, als hij troost afweert van zijn 11 zonen over zijn omgekomen zoon Jozef: er is maar één troost, dat hij leeft. Geen berusting over kwaad en onrecht, alleen de hardnekkige roep om verlossing en recht.
[126] Men vermoedt een schrijffout van een werkwoord dat op een NgàJieN eindigt en 'zich kleuren betekent'.
[127] In de SV en de NBG 1951 begint hier Job 39.
[128] jonge leeuwen die op rooftocht zijn.
[129] SV en NBG1951 = 39:5
[130] nl. van graankoreels: koren.
[131] Dit Hebreeuwsae werkwoord komt alleen hier maar voor; het is waarschijnlijk etymologisch verwant met het werkwoord MáRáH, dat we met 'ergelijk zijn' vertalen.
[132] Dit Hebreeuwse werkwoord komt alleen hier maar voor, maar is waarschijnliujk etymologisch verwant met het werkwoord LáNgáNg en dat vertalen we met 'slobberen'.
[133] In de SV en de NBG1`951 is dit Job 39:34. Hoofdstuk 40 begint volgens die telling na vs 37.
[134] Hier begint in de SV en in de NBG1951 Job 40.
[137] Het Hebreeuwse woord BeHéMóWT betekent letterlijk 'dieren', maar vanwege het tweede versdeel wordt hier door vertalers ook wel opgevat als de naam van een monsterlijk dier: Behemot. Misschien: het dierenbestaan.
[138] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor en we volgen de traditie voor de vertaling.
[139] In het Hebreeuws staan de twee woorden in omgekeerde volgorde. Omdat ze door een maqqéf verbonden zijn en één voordrachtsaccent hebben, konden we hier voor de Nederlandse volgorde kiezen.
[140] Aanvullen: van water, d.w.z. een waterstroom.
[141] In de SVen de NBG1951 is dit Job 40:28; Job 41 begint daar een vers later.
[142] Omdat de betekenis van deze regel niet duidelijk is, vermoedt men overschrijffouten. De meeste vertalingen kiezen hier voor zogenaamde 'conjecturen', d.w.z. vooronderstelde tekstcorrecties. De lezer kan daar terecht, maar wordt hier met de bestaande Hebreeuwse tekst geconfronteerd.
[143] Aanduiding van een molensteen.
[144] Waarschijnlijk een ploeg
[145] Dit Hebreeuwse woord komt behalve hier alleen nog voor in Job 28:8. Het kan een dichterlijke woord zijn voor dieren zoals leeuwen.
[146] Waar gaan deze twee hoofdstukken over ofwel over wie? Ze gaan niet over God zelf c.q. die-JHWH-van-Israël. Steeds gaat het over een 'hij' : de BeHéMóWT van Job 40:10? Een soort dierkracht, die overal de hand in heeft. Er wordt, zo lijkt het, een natuur-werkelijkheid beschreven en Job (en ons lezers) wordt ingeprent dat die op zichzelf staat, bestaat en voortgaat. IN die natuurwerkelijkheid komt die-JHWH-van-Israël binnen en trekt daar zijn eigen spoor. JHWH regelt niet alles, maar regelt het wel voor de mens. Hij kan en mag niet aangesproken alsof hij die ´dierkracht´ is en dus alles tot in details beheerst en dus . . . en dus. Hier past de mens besef van kleinheid tegenover dit immense totaal: hij maakt er zelf ook deel van uit. Mensen veroorzaken bovendien zelf de nodige ellende, zoals Job ondervindt, eerder door de laster en later door de dooddoeners van zijn vrienden. En voor dit alles gaat JHWH zich niet verantwoorden, maar hij begeeft zich wel er in, laat zich ermee in en wijst Israël de weg om in die context voluit te leven. JHWH is niet de aanstichter van de rampen die Job hebben getroffen, maar is hij wel oproepbaar in deze nood. ZO vult JHWH het godsschap in! En Job ( en ons) wordt gevraagd zijn ´godsschap´ te aanvaarden, ja te eren, te heiligen. In Job 40 en 41 werd de context van dit godsschap uiteengezet. En met die context in gedachten kunnen we het laatste hoofdstuk gaan lezen.
[147] Opvallend is dat de laatste, de vierde metgezel AéLieHuW niet aangespoken wordt. Zijn inbreng wordt nu genegeerd. Dat kan betekenen, dat het een latere toevoeging is, waarin het Hellenistische godsbeeld wordt verwoord. De eigenlijke spanning is een INTERNE Joodse discussie over de vraag hoe Gods gerechtigheid te rijmen valt met zijn almacht. De inbreng van AéLieJHuW gaat goed beschouwd niet over God, maar over het lot; aan de realiteit daarvan wordt in het boek Job niets afgedaan. Wel wordt nadrukkelijk gesteld, dat de vraag naar de gerechtigheid van die-JHWH-van-Israël terecht is.
[148] De vraag is: wat betekent het Hebreeuwse LeMieSh'NáH c.q. MieSh'NáH? Kan dat 'dubelzoveel' betekenen, zoals vrijwel alle vertalingen zeggen? In Deut.17: 8 zeker niet, in Joz.8:32 evenmin! Daar gaat het wel over een verdubbeling van de Torah, maar dat betekent niet twee keer zoveel, maar een tweede (een ander) exemplaar! En wat staat er in Ex.16:22: twee keer zoveel manna of: voor de tweede keer manna? En dat geldt ook voor Ex.16:5(6): andermaal oplezen bovenop wat zij oplezen dag aan dag. In Jer.16:18 gaat het niet om dubbel vergelden, maar om andermaal vergelden en in Jer.17:18 om andermaal verbreken.. In Gen.43:12 gaat het ook niet om een dubbele hoeveelheid zilver in de zak, maar om de hoeveelheid zilver andermaal. In alle andere teksten – en dat zijn er nogal wat – gaat het nooit over het dubbel zovele, maar een 'andermaal'. Wie concordant vertaalt zal de eerder genoemde teksten dan ook met ''andermaal' gaan vertalen en dus ook Job.42:10. En dat heeft gevolgen: Job krijgt niet als vervanging en goedmaking van wat hij is kwijtgeraakt het dubbele. Hij krijgt alles terug. Ofwel; Wat Job aangedaan werd is hem ten onrechte aangedaan en wordt alsnog ONgedaan gemaakt door die JHWH-van-Israël. Dat is de troost. Elke zin die nu volgt laat dat horen. Er is geen sprake van vervanging.
Zoals Rachel haar kinderen TERUG krijgt – een geen andere kinderen als 'troost' en zoals Jakob alleen de terugkomst van Jozef accepteert en zich niet laat troosten omdat hij toch nog elf zonen en een dochter heeft, zo wordt er in de laatste verzen van Job niets 'goed' gemaakt, maar wordt alles ONgedaan gemaakt. Dat is het antwoord van JHWH aan eem Job die zich niet neerlegde bij wat hem werd aangedaan! Gedane zaken zouden geen keer nemen? Jawel dus hier in deze tekst, maar in de realiteit?
[149] In de zin van: 'voor het tegenwoordige'. Dus niet vrienden van nu, maar van voor deze tijd.
[150] In de betekenis van: zijn zijn Job tot troost.
[151] JHWH heeft dus om zo te zeggen iets goed te maken als het om Job gaat – en doet dat in dit verhaal tenminste. Hoewel de lasteraar (SháTháN) de aanstichter is van alle ellende volgens hoofdstuk 1, stelt JHWH zich zelf verantwoordelijk. Dit typeert de manier van omgaan tussen Israël c.q. de Joodse mens en JHWH evenzeer als dat Israël zich verantwoordelijk stelt voor zijn falen t.a.v. JHWH. En binnen deze manier van omgaan kan het optreden van de messias, deze heerdienaar bij uitstek en dus volgens de evangelien: Jezus van Nazareth verstaan worden.
[152] Maar 'vanwege' zou ook kunnen als vertaling! De vertaling 'meer dan' kan niet.
[153] Het Hebreeuws kan hier het werkwoord in het enkelvoud gebruiken.
[154] Hier klinken de bepalingen door uit de Torah en uit de profetische teksten, waarin aan vrouwen als het om eigendomsrechten op grond gaat, gelijke rechten worden toegekend als aan mannen. De positie van vrouwen en meisjes in heel de TaNaKh vertoont een tendens van toenemende gelijkberechtiging, in tegenstelling tot wat in de hellenistische wereld voor vanzelfsprekend werd gehouden.
[155] Job wordt ouder dan de grens van 120 jaar, die in Gensis 6:3 wordt vastgesteld.
[156] Hier klinkt uit de tien woorden (geboden) het slot van het tweede door: ". . . (Ik) mij-bemoeiend-met het-geontwricht-door omvamenden op-tegen-stichtkinderen op-tegen~derde en-op-tegen~veierde(geledingen) voor-wie-beweigeren-mij; en-makend goede-gunst aan-kuddetallen; aan-wie-beminnen-mij en-aan-wie-waar-houden de-geboden-mijner". We vertalen hier uitdrukkelijk 'zich bemoeiend met' en niet zoals gebruikelijk 'bezoekend'.
Deze gebruikelijke vertaling geeft grond aan een interpretatie, waarbij die-JHWH-van-Israël ook kinderen en kindskinderen de gevolgen van het falen van hun vaders laat dragen. Wie concordant vertaalt en ook de volgorde en voordrachtsaccentuering recht doet, komt tot een heel andere interpretatie, nl.: dat die-JHWH-van-Israel zich (heilzaam) bemoeit met het falen van ouders t.o.v. hun kinderen om het beweigeren van hem. Zie BAND I bij Exodus 20:5 en 6.
[2e revisie apr.2021]