MieJKháH 1
SEDER
\ .. . .
inbreng-van~die-JHWH-van-Israël die geschiedt: 1
| .
tot-MieJKháH de-MoRàSheTtiet,
// // // // \
in-de-dagen-van JóWTdáM AáChàZ JeChiZeQieJJáH koningen-van
. . . . . .
[JeHuWDáH;
// <> !
die~hij-schouwt over~ShoMeRóWN en-JeRuWSháLáieM.
| \ . .
hoort volksgemeenschappen de-al-afheid-hunner: 2
<> \ . . . .
maakt-opmerkzaam land en-de-volheid-zijner;
» | > |
aan’t-geschieden-is de-machtiger-mijns die-JHWH-van-Israël bij-jullie
.
[tot-nogmaligsteller[1],
<> // !
de-machtiger-mijns vandaan-van-het-tehuis-van het-hem-geheiligde.
// <> \
ja~kijk-hier die-JHWHvan-Israël uittrekkend 3
. . . . .
[vandaan-van-de-opstaanplaats[2]-zijner;
// <>
en-voorts-is-hij-aan’t-afdalen en-de-weg-aan’t-nemen
!
[over-de-cultusbulten-van~het-land.
< | .
en-voorts-zijn-aan’t-vervloeien de-bergen op-de-drukplek-zijner, 4
<> . . . . .
en-de-diepten zijn-zich-aan’t-doen-splijten;
| \ .
als-was vandaan-van-de-vertegenwendiging-van het-vuur,
<> // !
als-wateren neergerold-wordend in-afdalends.
> | .
bij-de-afvalligheid-van JàNgæQoBh de-al-afheid-van~dit, 5
<> \ . . . .
en-bij-het-verwaarden[3]-van het-huis-van JieSseRáAéL;
MICHA 1
\
wie?~de-afvalligheid-van JàNgæQoBh:
| .
niet? ShoMeRóWN,
| \ .
en-wiens? de-cultusbulten-van JeHuWDáH,
<> !
niet? JeruWSháLáieM.
// <> // <>
en-voorts-ben-ik-aan’t-zetten ShoMeRóWN tot-‘t-ontwrichte-van het-veld 6
\ . . . . . . .
[tot-een planting-van een-wijngaard;
> | .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-neerrollen voor-de-vallei de-stenmen-harer,
<> !
en-de-grondvesten-harer ben-ik-aan’t-ontmantelen.
\ . .
en-de-al-afheid~beitelwerken-harer zijn-aan’t-neergeslagen-worden: 7
/ | \
en-de-al-afheid-van~begiftigingen-harer zijn-aan’t-vervlamd-worden
.
[in-vuur,
<> \
en-de-al-afheid-van~de-kneedwerken-harer ben-ik-aan’t-stellen-tot
. .
[ontzetting;
¤ \\\ | .
ja vandaan-van-de-begiftiging-van een-hoer zamelt-zij-in,
// <> !
en-tot~de-begiftiging-van een hoer zijn-zij-aan’t-terugkeren.
| \ .
op-dit wil-ik-aan’t-rouwklagen-zijn en-aan’t-huilen-wil-ik-zijn, 8
// <> . . . .
wil-ik-aan’t-gaan-zijn buitgemaakt en naakt;
\\\ | .
ik-wil-aan’t-maken-zijn rouwklacht als-een-draak,
MICHA 1
<> // !
en-ik-ben-aan’t-treuren alsde-stichtdochters-van een-struisvogel.
// <> . . . . . . . . .
ja ziekmakend haar-geslagenheden; 9
/ | .
ja~komen-ze tot~JeHUWDáH,
// // <> !
tasten-ze tot-de-poort-van het-aankoppelvolk-mijner tot~JeRuWSháLáieM.
\ .
in-GàT niet~aan’t-voorleggen, 10
<> . . . . .
wenend niet-aan’t-wenen;
\ .
in-het-huis voor NgàPheRáH,
<> !
stof[4] vereven-ik-mij.
// // // < > . . . . . . .
steek-over op-julliezelf inzittende[5]-van AháPhieR naakt-van~schande; 11
/// | \ .
niet trekt-uit de-inzittende[6]van TsàAæNáN,
| \ .
rouwklacht-van het-huis-van HáAàTsèL,
// <> !
hij-is-aan’t-nemen vandaandaan-van-jullie
[het-staande-blijven-van-hem.
// <> \ . . . . . .
ja~uitgeput-is voor’t-goede de-inzittende[7]-van MáRóWT; 12
/// | \ . . . . . . . . . . .
ja~af-daalt kwaad vandaan-van-bij die-JHWH-van-Israël,
< > !
voor-de-poort-van JeRuWSháLáieM.
\\\ // <> \ . . . . . .
lijn-aan[8] het-oprij-tuig aan-het-ros inzittende[9]-van LáBieJSh; 13
\\ // | .
eerste-van de-verwaarding (is)zij voor-het-huis-van~TsieJJóWN,
// <> // !
ja~bij-jou worden-gevonden de-afvalligheden-van~JieSseRáAéL.
| \ .
om-zo geef zendingen, 14
<> \ . . . .
op MóWRèShèT GàT;
/// | .
de-huizen-van AàKheZieJBh voor-een-leugenachtige[10],
MICHA 1
<> !
voor-de-koningen-van JieSseRáAéL.
. .
nogmalig: 15
| \ .
een-wegvanger[11] ben-ik-aan’t-doen-komen voor-jou,
<> . . . . .
inzittende[12]-van MáRèSháH;
// <> // !
tot~NgáDoeLLáM is-aan’t-komen de-zwaarte-van JieSseRáAéL.
\ .
maak-kaal en-scheer-af, 16
<> . . . . . . .
op~de-stichtkinderen-van het-vergenoegen-jouwer;
/// | .
maak-wijd de-kaalte-jouwer als(die-van)een-adelaar,
// < > !
ja ontmanteld-worden-zij vandaan-van-jou.
=
\\\ // // <>
wee de-berekenaars-van~streverij en-bewerkers-van kwaad 2.1
. . . . . . . . .
[op~de-ligplekken;
/// / | .
in-het-licht-van de-ochtend zijn-zij‘t-aan’t-maken,
// <> !
ja het-is~aan-de-godsgreep[13]-van de-hand-hunner.
\\\ | .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-begeren velden en-aan’t-wegroppen, 2
<> . . . . . . .
en-huizen en-voorts-zijn-ze-(die)hoog-heen-aan’t-dragen;
| \ .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-bedrukken een-heerbaas en-het-huis-zijner,
<> !
een-manmenselijke en-het-eigendom-zijner.
~
. .
om-vastzo: 3
MICHA 2
/// \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël,
// // // <> . . . . . .
kijk-hier-mij berekenend over~de-familie (nl.)deze kwaad;
☼ \\ / . .
aldus niet~aan’t-doen-verdwijnen-zijn-jullie vandaanvandaar
[de-halzen-ulieder:
/// | .
en-niet zijn-jullie-aan’t-gaan in-verhevenheid,
// // < > !
ja een-tij(d) kwaad dit.
\\ / \\\ \ . .
op-de-dag (nl.)die is-men-hoog-heen-aan’t-dragen over-hen een-vore-stel: 4
\\ /// | | \
en-men-klaagt een-klacht-van geklaag men-zegt overweldigd
.
[worden-wij-overweldigd,
// <> . . . . . . . . . .
de-vereffening-van –het-genotenvolk-mijner is-hij-aan’t-omzetten;
/// \ .
ach-hoe is-hij-‘t-aan’t-doen-verdwijnen voor-mij,
// <> !
voor-een-zich-afkerende de-velden-onzer is-hij-aan’t-vereffenen.
| \ .
om-vastzo is-niet~aan’tgeschieden voor-jou, 5
// \ . . . . . . . .
een wegwerper-van een-snoer bij-een-lotsdeel;
<> !
in-een-afstemming-van die-JHWH-van-Israël.
<> . . . . . . . . . . . . . . . .
niet~aan’t-doen-kwijldruipen-jullie zij-zijn-aan’t-kwijl-doen-druipen-![14]; 6
\ .
niet~zijn-zij-kwijl-aan’t-doen-druipen hiervoor,
// <> !
niet doet-hij-afschuiven schaamdeelachtigheden.
\ . .
van-wie-gezegd-wordt huis-van~JàNgæQoBh: 7
| \ .
?is-beknot de-beluchting-van die-JHWH-van-Israël,
<> . . . . . .
?of~(zijn)deze de-handelingen-zijner;
< | .
niet?-zijn de-inbrengen-mijner aan’t-goed-doen,
<> // !
genoot-met de-recht-uit gaande.
. .
en-daartegenover: 8
| \ .
het-genotenvolk-mijner tot-vijand zijn-zij-zich-aan’t-doen-opstaan,
MICHA 2
\ .
vandaan-tegenover een-gewaad,
<> . . . . . . .
de-tooi zijn-jullie-aan’t-afschillen-!;
\ .
vandaan-van-wie-oversteken veilig,
< > !
de-keerders-van de-broderij.
/// | .
de-vrouwmenselijken-van het-genoten-volk-mijner zijn-jullie-aan’t-verdrijven,9
< > . . . . .
vandaan-van-het-huis-van de-vergenoeglijkheden-harer;
| .
en-vandan-op de-spijslingen-harer,
// <> !
zijn-jullie-aan’t-nemen de-luister-mijner voor-wereld-lang.
\ .
staat-op en-gaat, 10
// <> . . . .
ja niet~dit(is) de-rust;
// // <>
met-een-oversteek-van besmetting is-het-(jullie)te-gronde-aan’t-richten
// !
[en-een-snoer ongeneeslijk.
|| // / | \ .
als-toch~een-menselijke een-gaande beluchter(is) en-de-leugen liegt, 11
\ .
ik-ben-aan’t-kwijldruipen[15] voor-jou,
<> . . . . . . . . .
voor-wijn en-roesdrank;
// <> // !
dan-geschiedt (als-kwijldruiper-van het-genotenvolk deze.
\\ / \ .
binnenhalend ben-ik-aan’t-binnenhalen JàNgæQoBh jouw-al-afheid, 12
/// | \ .
verzamelend ben-ik-aan’t-verzamelen het-restant-van JieSseRáAéL,
// <> \ . . . .
verenigd ben-ik-aan’t-stellen-hen als-uittrekvee-van BåTseRáH[16];
/ | \ .
zoals-een-uithaling[17] op-het-midden-van de-breng-in[18],
<> !
beroering-aan’t-brengen-is vandaan-van-een-roodling.
/// | .
op-gaat een-uitbreker voor-de-vertegenwendiging-hunner, 13
MICHA 3
| .
uit-breken-zij en-voorts-steken-zij-over,
<> \ . . . . . . . . .
de-poort en-voorts-trekken-zij-uit daardoor;
/// | .
en-voorts-steekt-over de-koning-hunner voor-de-vertegenwendiging-hunner,
<> !
en-die-JHWH-van-Israël in-het-eerstdeel[19]-hunner.
~
..
en-voorts-zeg-ik: 3.1
| \ .
hoort~toch eerstdelen-van JàNgæQoBh,
<> \ . . . .
en-magistraten-van het-huis JieSseRáAéL;
\ .
is’t-niet? aan-jullie,
<> !
om-te-volkènnen enwel~stelregeling.
// <> \ . . . . . .
beweigeraars-van goed en-minnaars-van kwaad; 2
/// .
wegroppers-van het-vel-hunner,
<> // !
en-het-restvlees-hunner vandaan-van-op de-harde-botten-hunner.
\ ¬ \ ,
en-die eten het-restvlees-van het-genotenvolk-mijner 3
| \ .
en-het-vel-hunner vandaan-van-op-hen-doen-zij-afschillen,
<> . . . . . .
en-ook~de-harde-botten-hunner doen-zij-uiteen-barsten;
| \ .
en-zij-spreiden-uit zoals-wat in-de-pot(is),
// !
in-het-midden-van een-teil.
/// \ .
dan zijn-zij-aan’t-aanschreeuwen naar~die-JHWH-van-Israël, 4
// <> . . . .
en-niet is-hij-zich-aan’t-toebuigen-naar enwel-hen;
\\ /// |
en-hij-is-aan’t-versteken de-vertegenwendiging-zijner vandaan-van-hen
\ .
[in-het-tij(d) (nl.)dit,
MICHA 3
// <> !
naar-dat zij-kwaad-aan’t-maken-zijn de-handelingen-hunner.
~
/// \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël, 5
<> \ . . . . . . . . . . . .
op-tegen~de-profeten die-doen-tuimelen enwel~het-genotenvolk-mijner;
/// | // .
die-bijten met-de-tanden-hunner en-voorts-zijn-zij-aan’t-roepen vrede,
| \ .
en-die niet~aan’t-geven-is op-tegen~de-mond-hunner,
// <> !
en-voorts-zijn-zij-aan’t-heiligen op-tegen-hem een-broderij[20].
|| /// | .
om-vastzo (is er) nacht voor-jullie vandaan-van-de-schouwing, 6
// <> . . . . . . .
en-duisternis voor-jullie vandaan-van-de-voorspellerij;
/// /| .
en-voorts-is-aan’t-neerkomen de-zon op-tegen~de-profeten,
// <> !
en-voorts-is-zwart-aan’t-worden op-tegen~hen de-dag.
// . .
en-voorts-zijn-aan’t-schande-worden de-schouwers: 7
| .
en-voorts-zijn-aan’t-woelen de-voorspellers,
// <> . . . . . .
en-voorts-zijn-zij-zich-aan’t-befloersen op~de-snorlip de-al-afheid-hunner;
// // <> !
ja geenszins toebuigend (is) gods.
. .
daarentegen: 8
|| /// / | \ .
ik vol-ben-ik-van kracht enwel~de-beluchting-van die-JHWH-van-Israël,
<> . . . . . . . .
en-van-stelregeling en-van-heerbaasschap;
/// | .
om-voor-te-leggen aan-JàNgæQoBh de-afvalligheid-zijner,
<> !
en-aan-JieSseRáAéL het-verwaarden-zijner.
=
MICHA 3
\ . .
hoort-toch dit: 9
| \ .
eerstdelen-van het-huis-van~JàNgæQoBh,
<> \ . . . .
en-magistraten-van het-huis-van JeiSseRáAéL;
\ .
die-gruwen-van stelregeling,
// <> !
en-ook de-al-afheid-van~het-rechtuite zijn-zij-verkeerd-aan’t-doen-zijn.
// <> . . . . . . . . . . . .
stichtende TsieJJóWN met-bloedstortingen; 10
<> !
en-JeRuWSháLàieM met-valsheid.
\ \ . .
de-eerstdelen-harer (zijn) met-een-geschenk de-regel-aan’t-stellen: 11
/ | \ .
en-de-priesters-harer (zijn) met-betaling aan’t-uitleggen,
<> \ . . . . . . . .
en-de-profeten-harer (zijn) met-zilver aan’t-voorspellen;
| \ .
en-op~die-JHWH-van-Israël zijn-zij-aan’t-leunen om-te-zeggen,
/// | .
is-niet? die-JHWH-van-Israël in-het-naderlijf-onzer,
// <> !
niet~is-aan’t-komen op-ons kwaad.
| .
om-vastzo door-het-gewentel-van-jullie, 12
<> \ . . . . . . . . . . .
TsieJJóWN (als)een-veld is-aan’t-bewerkt-worden;
| \ .
en-JeRuWSháLàieM (als)het-ontwrichte is-aan’t-geschieden,
// <> // !
en-de-berg-van dit-huis voor-cultusbulten-van het-woud.
~
\ \ . .
en-het-geschiedt in-de-latere-van de-dagen: 4.1[21]
☼ \ ///
aan’t-geschieden-is de-berg-van het-huis-van~die-JHWH-van-Israël
| \ .
[vastzo-gezet op-het-eerstdeel-van de-bergen,
/// <> . . . . . .
en-hoog-heen-gedragen-wordt hij vandaan-van-de-heuvels;
MICHA 4
// <> !
en-heen-blikkeren op-hem de-genotenvolken[22]
|| \ . .
en-gaan naties vele: 2
| \ \
en-zij-zeggen aan-de-gang en-wij-zijn-aan’t-opgaan
. .
[naar~de-berg-van~die-JHWH-van-Israël:
| \ .
en-naar~het-huis-van de-gods-van JàNgæQoBh,
/ | .
en-hij-geeft-uitleg-aan-ons vandaan-van-de-neemwegen-zijner,
<> . . . . .
en-wij-gaan op-de-paden-zijner;
/// | \ .
ja vandaan-van-TsieJJóWN is-aan’t-uittrekken uitlegging,
<> !
en-de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël vandaan-van-JeRuWSháLáieM.
. .
en-hij-stelt-regel: 3
/// \ .
onderscheidend genotenvolken vele,
// // <> . . . .
en-hij-geeft-terechtwijzing aan-naties[23] hardbottig tot~het-verre;
\\ / . .
en-zij-verbeuken de-zwaarden-hunner tot-ploegsnijbladen,
| .
en-de-neerlaters[24]-hunner tot-ontvezelaars,
|| /// | .
niet~is-hoog-heen-aan’t-dragen een-natie naar-een-natie een-zwaard,
// <> !
en-niet~zijn-zij-aan’t-leren-! nogmalig broderij.
. .
en-voorts-zitten-zij[25]: 4
\ \\\ //
iedermenselijke op-de-drukplek-van de-vijgeboom-zijner
MICHA 4
// <>
[en-op-de-drukplek-van de-olijfboom-zijner
\ . . . . . . .
[en-geenszins een-die-doet-huiveren;
// // < > !
ja~de-mond-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde brengt’t-in.
SEDER
/// .
ja de-al-afheid-van~de-genotenvolken, 5
|| <> \ . . . . .
zijn-aan’t-gaan iedermenselijke in-de-naam-van de-gods-zijner;
. .
en-wij:
// <> <>
wij-gaan in-de-naam-van~die-JHWH-van-Israël de-gods-onzer
<> !
[voor-wereldlang en-in-duur.
\\ / . .
op-een-dag (nl.)die konde-van~die-JHWH-van-Israël:
| .
ben-ik-aan’t-inhalen-toch haar-die-kantelt,
<> . . . . . . . . . . .
en-haar-die-doolt ben-ik-aan’t-verzamelen-toch;
<> !
en-die ik-kwaad-doe.
/// | .
en-aan’t-stellen-ben-ik enwel~-haar-die-kantelt tot-het-resterende, 7
<> \ . . . . . . . .
en-haar-die-ver-heen-is tot-een-natie hardbottig;
\\ /// | \ .
en(dan)-koningt die-JHWH-van-Israël over-hen op-de-berg TsieJJóWN,
<> !
vandaan-van-nu en-tot~wereldlang.
\ . .
en-jij grotert-van~de-uithaling[26]: 8
// <> \ . . . . . . . . . . . . . .
bult[27]-van de-stichtdochter-TsieJJóWN tot-jou
[is-in-aantocht-aan’t-zijn;
. .
en-voorts-is-aan’t-komen:
MICH 4
| .
het-vore-stelschap[28] (dat)eerder(was),
<> !
het-koningschap voor-stichtdochter~JeRuWSháLáieM.
|| <> <> . . . . . .
welnu voor-wa?t ben-jij-aan’t-schetteren kwaad; 9
\ . .
een-koning? geenszins~bij-jou:
| .
of~de-raadverschaffer-jouwer gaat-te-loor,
// <> !
ja~hard-vat-jou gekronkel als-van-een-barende.
\\\ // <> . . . . . . .
kronkel-uit en-doe-uittijgen stichtdochter-van~TsieJJóWN als-een-barende; 10
| \\ /
ja~nu ben-jij-aan’t-uittrekken vandaan-van-de-burg
\ . .
[en-voorts-ben-jij-aan’t-voortwonen op-het-veld:
\\\ | \ .
en-voorts-ben-jij-aan’t-komen tot~BáBèL daar
[ben-jij-eruit-aan’gesleept-worden,
/// \ .
daar is-aan’t-verlossen-jou die-JHWH-van-Israël,
<> !
vandaan-van-de-handzool-van de-vijanden-jouwer.
// // <> \ . . . .
en-nu zijn-zich-aan’t-inhalen op-tegen-jou naties vele; 11
\ .
die-zeggen zij-is-aan’t-gehoond-worden,
// <> !
en-voorts-schouwen-neer op-TsieJJóWN de-welogen-onzer.
. .
en-zij: 12
/// | \ .
niet volkènnen-zij de-berekeningen-van die-JHWH-van-Israël,
// <> . . . . . .
en-niet onderscheiden-zij de-raadverschaffing-zijner;
/// <> // !
ja hij-verzamelt-hen als-een-garvenvracht naar-de-werkvloer.
\\\ \ . .
sta-op en-dors stichtdochter-van~TsieJJóWN: 13
|| /// |
ja~de-horen-jouwer ben-ik-aan’t-stellen van-ijzer
\\ \ .
[en-het-klauwen-paar-jouwer ben-ik-aan’t-stellen van-metaal,
MICHA 4,5
<> \ . . . .
en-tot-die-verpulveren genotenvolken vele;
/// | .
en-ik-doe-in-ban voor-die-JHWH-van-Israël het-brokstuk-hunner,
<> // !
en-het-vermogen-hunner voor-de-machtiger-van de-al-afheid-van~het-land.
| \ .
nu bekerf-jezelf stichtdochter-van~een gekerfde, 14
<> \ . . . .
een-beëngdheid stelt-hij op-tegen-ons;
\\ | \ .
met-de-stamstaf zijn-zij-aan’t-slaan op~de-kaak,
<> // !
enwel de-regelsteller-van JieSseRáAéL.
=
|| \ . .
en-jij BéJT~LèChèM AèPheRáTáH: 5.1
| | \ .
onbeduidend om-te-geschieden bij-de-kuddemannen-van JeHuWDáH,
| \ .
vandaan-van-jou voor-mij trekt-hij-uit,
// <> . . . .
om-te-geschieden (als)vore-steller in-JieSseRáAéL;
// <>
en-het-uittrekken-van-hem vandaan-van-oostenvroeg
// !
[vandaan-van-de-dagen-van de-wereldtijd.
\ .
om-vastzo is-hij-aan’t-(over-)geven-hen, 2
// <> . . . . .
tot~het-tij-dat de-barende baart;
\ .
en-het-strak-geblevene-van de-broederverwanten-zijner,
<> // !
zij-zijn-zich-aan-‘t-omkeren-! over~de-stichtkinderen-van JieSseRáAéL.
. .
en-hij-blijft-staande: 3
| \ .
en-hij-weidt met-de-sterkte-van die-JHWH-van-Israël,
|| <> \ . . . . .
met-de-hoogheid-van de-naam-van die-JHWH-van-Israël
[de-gods-zijner;
|| // <> !
en-zij-zijn-aan’t-zitten ja~nu is-hij-groot-aan’t-zijn
[tot~de-randen-van~het-land.
// <> . . . . .
en-(zo)-geschiedt deze (als)vrede; 4
MICHA 5
\ \ . .
AàShShuWR > ja~hij-is-aan’t-komen in-het-land-onzer:
/// | .
en-ja hij-is-de-weg-aan’t-nemen in-de-paleizen-onzer,
/// | \ .
en-voorts-doen-wij-opstaan op-tegen-hem zeven weiders,
<> // !
en-acht vóór-gieters[29]-van roodling.
|| /// | .
en-zij-weiden enwel~het-land-van AàShShuWR met-het-zwaard, 5
// <> . . . . .
en-enwel~het-land-van NieMeRoD in-de-openingen-zijner;
| .
en-hij-doet-eruit-slepen vandaan-van-AàShShuWR,
\ .
ja~is-hij-aan’t-komen in-het-land-onzer,
// <> !
en-ja is-hij-de-weg-aan’t-nemen in-de-gebiedsgrens-onzer.
=
\ \ . .
en(dan)geschiedt het-restant-van JàNgæQoBh: 6
\\ | \ .
in-het-naderlijf-van genotenvolken vele,
\\ \ .
als-dauw vandaan-van-bij die-JHWH-van-Israël,
<> . . . .
als-veelbuien op~kruid;
/// | .
dat niet~gespannen-aan’t-zijn-is voor-een-iedermenselijke,
// <> // !
en-niet aan’t-wachten-is voor-stichtkinderen-van roodling.
☼ \\ / . .
en(dan)-geschiedt het-restant-van JàNgæQoBh bij-de-naties: 7
\\ | \ .
in-het-naderlijf-van genoten-volken vele,
| \ .
als-een-stroper(leeuw) bij-dieren-van het-woud,
<>
als-een-tegenaar(leeuw) bij-uithalingen[30]-van~
. . . . . .
[voorttrekvee;
MICHA 5,6
\\\ // // <> // !
die ware’t~steekt-hij-over en-betreedt-hij en-vervreet-hij en-geen
[er-uit-sleper.
// <> . . . .
jij-doet-verheven-aan’t-zijn de-hand-jouwer op~de-beëngers-van-jou; 8
<> !
en-al-af~de-vijanden-jouwer zijn-aan’t-uitgescheiden-worden.
~
/// | .
en(dan)geschiedt op-de-dag~(nl)die – konde-van~die-JHWH-van-Israël -, 9
// <> . . . . . .
en-uit-scheid-ik de-paarden-jouwer vandaan-van-het-naderlijf-jouwer;
<> !
en–teloor-gaan-doe-ik de-oprij-tuigen-jouwer.
<> \ . . . . . .
en-uit-scheid-ik de-steden-van het-land-jouwer; 10
<> !
en-ik-sloop al-af~de-ontoegankelijkheden-jouwer.
// <> . . . . . .
en-uit-scheid-ik de-magische-praktijken vandaan-van-de-hand-jouwer; 11
<> // !
en-wolkenschouwers zijn-niet aan’t-geschieden~voor-jou.
\\\ // <>
en-uit-scheid-ik de-gebeitelden-jouwer en-de-plaatspalen-jouwer 12
. . . . . .
[vandaan-van-het-naderlijf-jouwer;
// <> // !
en-niet~ben-jij-je-aan’t-bukken nogmalig voor-het-maaksel-van
[de-handen-jouwer.
// <> . . . . .
en-uit-roei-ik de-cultbomen-jouwer vandaan-van-het-naderlijf-jouwer; 13
<> !
en-verdelgen-doe-ik de-steden-jouwer.
\\ \\\ // <> . . . . .
en-ik-maak in-neuswalging en-in-hitte wraak samen-met~de-naties; 14
<> // !
die niet horen.
=
|| // <> . . . . .
hoort~dan-toch enwel wat~die-JHWH-van-Israël zegt; 6.1
/// \ .
sta-op twist samen-met~de-bergen,
// <> !
en-doet-horen de-heuvels de-stem-jouwer.
MICHA 6
/// | \ .
hoort bergen enwel~de-twist-van die-JHWH-van-Israël, 2
<> \ . . . .
en-bestendigen de-grondvesten-van het-land;
\ /// | .
ja twist voor-die-JHWH-van-Israël genoot-mèt-het-genotenvolk-zijner,
<> !
en-genoot-met~JieSseRáAéL is-hij-zich-terecht-aan’t-stellen.
// // <> \ . . . . . . . .
genotenvolk-mijner wat?~maak-ik voor-jou wat? tob-ik-af-jou; 3
<> !
buig-je-toe naar-mij.[31]
/// \\ | \ .
ja doen-opgaan-heb-ik-jou vandaan-van-het-land MieTseRàJieM, 4
// <> . . . . . . . .
en-vandaan-van-het-huis-van de-heerdienst koop-ik-los-jou;
\ .
en-voorts-zend-ik voor-de-vertegenwendiging-jouwer,
<> // !
enwel~MoShèH AàHæRoN en-MieReJáM.
. .
genotenvolk-mijner: 5
| . .
haak-aan~dan-toch bij-wat~hij-beraadslaagt:
| \ .
BáLáQ de-koning-van MóWAáBh,
// <> \
en-bij-wat-toebuigt samen-met-hem BieleNgáM
. . . . . .
[sticht-zoon-van~BeNgóWR;
| .
vandaan-van~ShieThThieM tot~GieLeGáL,
|| <> //
ter-toebuiging-aan het-volkènnen-van de-gerechtigheden-van
!
[die-JHWH-van-Israël.
MICHA 6
| \ .
met-wat? ben-ik-oostenvroeg-aan’t-zijn-voor die-JHWH-van-Israël, 6
<> \ . . . . . . . .
ben-ik-aan’t-neer-knakken voor-de-gods-van de-verhevenheid;
\ . . . . . . . . .
?ben-ik-hem-oostenvroeg-aan’t-zijn met-opgaanders,
<> // !
met-kalveren stichtjongen-van een-jaarandering.
/// | \ .
?is-aan’t-genadigen die-JHWH-van-Israël met-kuddetallen reebokken, 7
<> . . . .
met-veelheden-van beken-met~olie;
/// | .
?ben-ik-aan’t-geven de-voorste-mijner (voor-)de-afvalligheid-mijner,
// <> // !
de-vrucht-van de-buik-mijner (voor-)de-verwaarding-van
[de-lichaamziel-mijner.
// // <> . . . . . . .
hij-legt-voor aan-jou roodling wat~goed(is); 8
|| \ .
en-wat~die-JHWH-van-Israël navragend(is) vandaan-van-jou,
\ /// | \ .
ja ware’t~om-te-maken stelregeling en-om-te-beminnen goede-gunst,
// <> !
en-wees-bescheiden om-te-gaan genoot-met~de-gods-jouwer.
~
fz | \ .
de-stem-van die-JHWH-van-Israël is-tot-de-stad aan’t-roepen, 9
<> \ . . . . . .
en-welslagen is-aan’t-zien de-naam-jouwer;
// <> // !
hoort de-rekstaf en-wie aan’t-verordenen-is-hem.
. .
nogmalig: 10
| \ .
een-manmenselijke?-van het-huis-van een-schender,
<> . . . . . . .
voorrraden-van een-schender;
<> !
uitgeteerd-van vergramdheid.
<> \ . . . . . . .
?ben-ik-glaskuis-aan’t-zijn met-de-unster-van een-schender; 11
<> // !
met-een-buidel-van stenen-van bedrog.
/// \\ | \ .
zoals de-rijken-harer vol-zijn-van geweld, 12
MICHA 6
<> . . . . . .
en-de-inzittenden-harer inbrengen~leugen;
<> // !
en-de-tong-hunner berdrieglijk (is) in-de-mond-hunner.
<> \ . . .
en-ook~ik die-uitgeput-doe-zijn slaande-jou; 13
<> !
die-ontzetting-breng op-tegen~de-verwaardingen-jouwer.
/// | \ .
jij jij-bent-aan’t-eten en-niet ben-jij-je-aan’t-verzadigen, 14
<> . . . . . .
en-het-gebukt[32]-zijn-van-jou in-het-naderlijf-jouwer;
| \ .
en-voorts-schuif-jij-weg en-niet doe-jij-ontsnappen,
// <> // !
en-wie jij-doet-ontsnappen aan-het-zwaard ben-ik-aan’t-geven.
// <> \ . . . . . .
jij jij-bent-aan’t-te-kiem-leggen en-niet ben-jij-aan’t-knotten; 15
/// \\ | \
jij jij-bent-de-weg-aan’t-nemen[33]-van~de-olijf en-niet~ben-jij-aan’t-uitgieten
.
[olie,
<> / !
en-van-de-wegvangst[34] en-niet ben-ij-aan’t-drinken~wijn.
|| \ .
en-aan’t-waar-gehouden-worden-zijn de-ingriffingen-van NgoMeRieJ[35], 16
| \ .
en-al-af het-gemaakte-van het-huis-van~AàCheAáBh,
<> . . . . . .
en-voorts-gaan-jullie in-de-raadverschaffingen-hunner;
☼ \\ / . .
ter-toebuiging-daaraan-dat ik-geef enwel-jou tot-ontzetting:
\\ | .
en-de-inzittenden-harer tot-lipfluiting,
// <> !
en-de-hoon-van het-genotenvolk-mijner
[ben-jij-hoog-heen-aan’t-dragen.
~
MICHA 7
\ . .
ai-toch voor-mij: 7.1
/// \\ | .
ja ik-geschied als-de-ingezamelden-van~de-waakwarmte,
<> . . . . . . .
als-de-afgehandelden-van de-kaalplukkerij;
\ .
geen~druif om-te-eten,
<> // !
bij-voor-vruchten verlangt de-lichaamziel-mijner.
/// | .
te-loor-gaat goede-gunst vandaan-van~het-land, 2
// <> . . . . . . .
en-recht-uitheid bij-roodling geenszins;
| \ .
de-al-afheid-hunner op-roodsstortingen zijn-zij-aan’t-loeren,
// <>
een-manmenselijke samen-met-de-broederverwant-zijner
// !
[aan’t-opkooien-zijn-zij (met)een-net.
/// \\ | .
op~het-kwaad de-handzolen om-goed-te-doen-zijn, 3
\ .
de-vorst (is)wensend(‘t),
<> . . . . . . . .
en-de-regelsteller bij-vervrediging;
. .
en-de-grote:
\\ // // <>
inbrengend het-verval-van de-lichaanmziel-zijner (is)hij
!
[en-voorts-zijn-zij-aan’t-vertouwen-haar.
\ .
de-goede-hunner (is)als-een-netel, 4
<> . . . . . . . . .
de-recht-uite vandaan-van-een-vlechtdoorn;
/// \\ | \ .
de-dag-van wie-spieden-naar-jou om-bemoeienis-met-jou komt,
// <> !
nu is-aan’t-geschieden de-verwarring-hunner.
\ ☼
niet~zijn-jullie-aan’t-vertrouwen op-een-metgezel 6
<> . . . . . . . .
[niet~zijn-jullie-je-veilig-aan’t-weten bij-een-kuddebaas;
\ .
vandaan-van-wie-ligt in-de-dijenschoot-jouwer,
<> !
waar-houd de-opening-van ~de-mond-jouwer.
MICHA 7
| \ .
ja~een-stichtzoon slap-vindend een-omvamende, 6
/// \ .
een-stichtdochter staat-op bij-de-moederende-harer,
<> . . . . .
een-bruidsdochter bij-de-schoonmoeder-harer;
// <> // !
de-vijanden-van een-manmenselijke de-menselijken-van het-huis-zijner.
| \ .
en-ik naar-die-JHWH-van-Israël ben-ik-aan’t-spieden, 7
<> \ . . . . . .
ik-ben-aan’t-wachten op-de-gods-van de-vrijheid-mijner;
<> !
aan’t-horen-is-mij de-gods-mijner.
// \\ | .
niet~-(ben)-jij-je-aan’t-verheugen vijand-mijner over-mij, 8
// <> . . . . . . .
ja val-ik op-sta-ik;
\ .
ja~ben-ik-aan’t-zitten in-duisternis,
<> // !
die-JHWH-van-Israël een-licht voor-mij.
=
/// | .
het-razen-van die-JHWH-van-Israël ben-ik-hoog-heen-aan’t-dragen, 9
// <> . . . .
ja ik-verwaard voor-hem;
☼ \\ /// | \ .
tot wat hij-aan’t-twisten-is de-twist-van-mij en-hij-maakt de-stelregel-mijner,
\ .
hij-is-aan’t-doen-uittrekken-mij tot-licht,
<> !
ik-ben-aan’t-zien bij-de-gerechtigheid-zijner.
/// \ | \ .
en-aan’t-zien-is’t de-vijandin-mijner en-aan’t-omhullen-is-haar schande, 10
\ .
die-zegt tot-mij,
<> \ . . . . . .
waar(-is)? die-JHWH-van-Israël de-gods-jouwer;
| \ .
de-wel-ogen-mijner zijn-aan’t-zien op-haar,
// // <> // !
nu is-zij-aan’t-geschieden ter-betreding als-het-slijk-van het-straatbuiten.
<> \ . . . . . .
een-dag om-te-stichten de-ommuringen-jouwer; 11
// <> !
een-dag (als)die is-verre-aan’t-zijn~een-ingriffing.
MICHA 7
fz | \ .
de-dag (nl.)die en-tot-jou is-hij-aan’t-komen, 12
// . .
voor-vandaan-van AàShShuWR:
\ . . . . . .
en-de-steden-van beënging;
/// | .
en-voor-vandaan-van Tyrus en-tot~de-blikkering,
// <> // !
en-zee vandaan-van- zee en-berg vandaan-van-berg.
// // <> . . . . . .
en-voorts-is-aan’t-geschieden het-land tot-ontzetting 13
[over~de-inzittenden-zijner;
<> !
vandaan-van(vanwege)-de-vruchten-van de-handelingen-hunner.
\\\ \ . .
weid het-genotenvolk-jouwer met-de-stamstaf-jouwer: 14
/// .
het-voorttrekvee-van het-eigendom-jouwer,
\ .
voortbewoners in-afzonderlijkheid,
<> \ . . . .
van-het-woud in-het-midden-van de-KàReMèL;
// // <> // !
zij-zijn-aan’t-weiden (in)BáSháN en-GieLeNgáD als-in-de-dagen-van wereldlang.
// <> \ . . . . . .
als-de-dagen-van het-uittrekken-van-jou vandaan-van-het-land MieTseRáJieM; 15
<> !
ben-ik-aan’t-doen-zien-hen wonderheden.
/// | .
aan’t-zien-zijn naties en-voorts-worden-zij-te-schande, 16
<> . . . . . .
vandaan-van(vanwege)-al-af de-baaskracht-hunner;
/// | .
aan’t-stellen-zijn-zij de-hand op~de-mond,
<> !
en-de-oren-hunner zijn-aan’t-zwijgen.
/// | .
en-aan’t-lekken[36]-zijn-zij stof als-een-waargedrocht, 17
\ .
als-de-kruipers-van het-land,
<> . . . . . .
aan’t-bewegen-zijn-zij-zich vandaan-van-de-opsluitplaatsen-hunner;
/// // | .
naar~die-JHWH-van-Israël de-gods-onzer zijn-zij-aan’t-vrezen,
<> !
en-aan’t-ontzag-hebben-zijn-zij vandaan-van(vanwege)-jou.
NICHA 7
\ . .
wie?~een-god zoals-jij: 18
/// | \ .
hoog-heen-dragend ontwrichting en-overstekend over~afvalligheid,
<> . . . . .
voor-het-restant-van het-eigendom-zijner;
/// | .
niet~vat-hij-hard voor-de-duur de-neuswalging-zijner,
// <> !
ja~welgevallen-heeft-aan goede-gunst hij.
\ .
aan’t-keren-is-hij aan’t-moederschoot-hebben-voor-ons, 19
<> . . . . .
aan’t-bewalken-is-hij de-ontwrichttingen-van-ons;
// // <>
en-jij-bent-aan’t-doen-wegwerpen in-de-schemerdiepten-van de-zee
!
[al-af~de-verwaardingen-onzer.
SEDER
/// | .
jij-bent-aan’t-geven trouw aan-JàNgæQoBh, 20
<> . . . .
goede-gunst aan-AàBheRáHáM;
// <> //
die~jij-bezevent aan-de-omvamenden-onzer vandaan-van-de-dagen-van
!
[oostenvroeg.
(de seder wordt vervolgd met Nahum 1:1)
1
[1] Dit Hebr.woord wordt meestal met ‘getuige’ vertaald. Het is afgeleid van een woord, dat ‘nogmaals’ betekent. Een getuige brengt het gebeurde nogaamls onder de aandacht. Zo iemand is inderdaad een nogmaligsteller.. Zo blijft het hebreeuwse idioom in een Nederlandse vertaling hoorbaar.
[2] = MáQóWM, in onze taal bekend als Mokum, een Joodse bijnaam van o.a. Amsterdam. Het was (is?) een plaats waar zij zich thuis voelden. De paals waar JHWH zich thuis wil kunnen voelen is Jeruzalem, dat is zijn Mokum. Maar wat te doen, als daar geen plek voor je is?
[3]. Het Hebr.werkwoord CháTháA, dat meestal met ‘zondigen’ wordt vertaald, heeft te maken met het ontnemen van waarde aan personen of zaken. Soms, met name in tempeldienst krijgt het ook de betekenis van het herstellen van waarden; de Statenvertaling vertaalt dan ontzondigen. In het Hebreeuws ligt dus de nadruk niet op de persoon die verwaardt, maar op de persoon of de zaak avn wie of waarvan waarde wordt afgenomen. De afgeleide zelfstandig naamwoorden, die meestal met ;’zonde’ worden vertaald, kunnen dus beter met ‘verwaarding’ worden vertaald.. In het Grieks van de oude vertaling van het OT in het Grieks, de LXX en van het NT wordt dit Hebreeuwse woord meestal door de Griekse woorden hamartanoo en hamartia vertaald. De betekenis daarvan dekt het Hebreeuws in hoge mate: ook in dat woord gaat het om zinloos, waardeloos maken en vandaar missen. Daarom vertalen we deze Griekse woorden in het NT ook met ‘verwaarden’.
[4] Hebreeuws: NgáPhàR, een woordspeling met de naam NgáPh’RáH.
[5] Aan het Hebreeuwse woord is te zien, dat het om een vrouw gaat; dat is in het Nederlands niet met dit woord aan te duiden, wel met ínwoonster.Deze vrouwelijke vorm kan echter ook als een collectief worden opgevat.
[6] Zie vorige voetnoot.
[7] Zie vorige voetnoot.
[8] Dit woord komt alleen maar hier voor; de betekenis moet uit de context worden afgeleid.
[9] Zie eerdere voortnoten.
[10] Dit Hebreeuwse woord luidt: AàKh’ZéB en is dus een woordspeling met de naam AàKh’ZieJB. Het komt verder alleen nog voor in Jer.15:18, waar gesproken wordt over een ‘leugenachtige beek’, een zonder water,
[11] Dit Hebreeuwse werkwoord (JáRàSh) wordt meestal vertaald met ‘(erfelijk) in bezit nemen’ en speelt een belangrijke rol in de verhalen in de TóWRáH, Jozua en Richteren over het binnentrekken van Kanaän. Het betekent eigenlijk ‘vangen’ (zoals wij wel zeggen: ergens geld voor vangen); het is zowel ‘ontvangen’ als ‘wegvangen’. Er klinkt een woordspeling mee met de Naam MáRèShèT (ook met het eerdere MóWRèShèT) aan het einde van de regel.
[12] zie vorige voetnoten.
[13] Hier staat het Hebreeuwse woord AéL, dat meestal de afgekorte vorm van AéLoHieM is, dat we hier met ‘gods’vertalen, omdat het een meervoudsvorm is met een enkelvoudige betekenis. Het Hebreeuwse woord AéL vertalen we dan ook met ‘god’. In teksten als deze heeft dit woord niet zo zeer de betekenis van god als machthebber, maar heeft het betekenis van machtsuitoefening; vandaar de keuze voor ‘godsgreep’.
[14] = kwijlend praten, wat zij doen die helemaal geobsedeerd praten, zoals bezeten predikers en profeten.
[15] Zie vs 6 + voetnoot.
[16] Een Edomitische stad, die bekend staat om de grote kudde schapen en geiten(uittrekvee) die dagelijks de goed afsluitbare stad (‘ontoegankelijkheid’ is de vertaling van zijn naam) verlaat; ook mogelijk is de vertaling ‘ontoegankelijkheid’ als aanduiding van een goed afsluitbare stal of kooi.
[17] Een groep dieren die uit de kooi is gehaald wordt, een uithaling.
[18] Dit Hebreeuwse woord is afgeleid van het werkwoord DiBBéR, dat we vooral kennen via het afgeleide zelfst.naamwoord DáBpR, dat we met ‘inbreng’ vertalen; het werkwoord betekent dat ‘inbrengen’Dit afgeleide zelfst. Naamwoord duidt de plek waarheen of de weg waarlangs de kudde wordt gebracht. Het is een ‘breng-in’.
[19] Het Hebreeuwse woord RoASh wordt meestal met ‘hoofd’ vertaald, maar voor hebreeuwse oren klinkt hier het woord ‘eerst’: het is het eerste van emens dat bij de geboorte tevoorschijn komt, het is ook het eerste waarmee te maken krijgen als we iemand anders ontmoeten; vandaar de vertaling ; ‘eerstdeel’.
[20] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord vertaald met ‘oorlog’ of ‘strijd’, maar de stam van dit woord kennen wij in de naam Beth-LèChèM: brood. Maar wat is ‘brood’? Dat woord hangt samen met ‘broddelen’ en het Vlaamse ‘brod’ en dan gaat het om met kracht in elkaar wringen. En dat gebeuren is aan te geven met ‘broderij’ = met elkaar in het bvrood raken, ofwel slaags raken, handgemeen.
[21] Deze passage Micha 4:1-4 komt vrijwel overeen met de passage Jes.2:2-5, maar wijkt in details ook opvallend af
[22] In de Hebreeuwse tekst ontbreekt hier de Soph Pasoek, het teken voor het verseinde; de silluq die daar altijd aan voorafgaat staat er wel. In Jes.2:3 staat dat teken er wel. Daarom plaatsen we hier het begin van vs niet aan het begin van de regel, maar daar waar vs 1 eindigt. Ook woordelijk wijkt de tekst van Micha hier af van die in Jesaja, waar het woord GóJieM staat dat met ‘naties’ vertaald dient te worden. Diezelfde verwisseling vinden we ook aan het begin van vs 3, waar in Jesaja NgàMMieM staat = genotenvolken. De versie van Micha sluit hier beter aan bij het meest gebruikelijke voorkomen van beide woorden.
[23] Ook hier wijkt het woordgebruik af van dat bij Jesaja, waarover ‘groeperingen’ wordt gesproken. Ook hier geeft de versie van Micha , mede door het adjectief ‘hardbottig’ een eigen accent aan deze bekende passage.
[24] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord vertaald met ‘speren’ of ‘spiesen’, maar het is afgeleid van een werkwoord, dat ‘(zich) neerlaten’ betekent. Een speer is een wapen dat ergens neergelaten wordt.
[25] Terwijl deze passage hier bij Jesaja afgesloten lijkt, heeft Micha eerst nog deze beroemde uitspraak en een bevestiging dat het woorden van die-JHWH-van-Israël zijn. Samen met de andere afwijkingen t.o.v. Jesaja is het deze afsluiting, waardoor vele uitleggers denken, dat de versie van Micha de oorspronkelijke versie is.
[26] = toren van kuddetrek: kuddetrektoren, SV: schaapstoren, anderen: toren van NgèDoD (Edod). Het eerste woord (grotert), dat meestal met ‘toren’ wordt vertaald, is afgeleid van het Hebreeuwse woord voor ‘groot’ GáDóWL, vandaar de vertaling ‘grotert’, het tweede woord (uithaling), dat meestal met ‘(schaaps-)kudde’ wordt vertaald, is afgeleid van een werkwoord dat ‘(ergens) uithalen’ betekent. ‘Uithaling’ betekent dat zowel het uithalen zelf als het uitgehaalde, d.w.z. de uit de stallen gehaalde en naar buiten gebrachte schapen.
[27] SV; NgoPhèL, het woord wordt dan als een naam opgevat, zie hierboven.
[28] Meestal wordt dit hebreeuwse woord met ‘heerschappij’ vertaald, maar het is afgeleid van een werkwoord, dat
betekent: zich voor(op)stellen of met voorstellen komen, zie verder de Nederlandse woordenlijst.
[29] Denk aan ‘loodgieters’, die als vóórman leiding geven. Tegenover Assur staan hier dus herders, die de kudde weiden: ‘weiders’, en voorwerkers bij het gieten, ‘voorgieters’.
[30] Meestal wordt dit Hebreeuwse woord met ‘kudde’vertaald, maar het is afgeleid van een werkwoord, dat ‘iets ergens uithalen’ betekent; het gaat dus om dieren die uit de stal gehaald zijn en in de velden rondlopen: een ‘uithaling’.
[31] Deze passage horen we, gecombineerd met andere profetische teksten, in de liturgie van de Goede Vrijdag in de indrukwekkende tekst van de “verwijten Gods”(de ‘improperabilia’). Hier, zoals op zoveel andere plaatsen, heeft de kerk in haar liturgie bewaard, wat ze in de praxis en met name in haar houding t.a.v. de Joodse gemeenschap verzaakt heeft, nl. dat zij met Israël het oordeel van die-JHWH-van-Israël te doorstaan heeft, omdat het door Jezus voor ons doorstaan is. De hele discussie die in de voorgaande decennia is gevoerd, of dit deel van de liturgie van Goede Vrijdag niet een bewijs was van en een voedingsbodem voor het kerkelijke antisemitisme, kon alleen maar daarom opkomen, omdat de kerk zich niet (meer) wenst te vereenzelvigen met Israël en de Joodse gemeenschap, omdat die Jezus verwerpt, die de Kerk vereert. Maar ook de kerk bezondigt zich aan deze Rechtvaardige en zeker niet minder! De profetische oordelen, die Jezus, als de ‘knecht des Heren’, de heerdienaar van die-JHWH-van-Israël wilde dragen tot op het kruis, gelden de kerkengemeenschap niet minder dan Israël. Juist het vertrouwen in Jezus, het geloof in hem en dus de navolging van Hem, had de kerk bij die vereenzelviging met Israël moeten houden. Dat is niet gebeurd en . . . bevestigt zo precies dat profetische oordeel!
[32] Deze woordvorm komt alleen hier maar voor. Over de betekenis bestaat onzekerheid. Sommigen vermoeden dat het om een aandoening gaat, een gezwel (koliek: Albert Koster) b.v.. Ouder vertalingen leggen een verband met het werkwoord SháCháH, dat ‘bukken’ betekent en dat doen wij hier ook, hoewel het grammaticaal niet nawijsbaar is.
[33] Het werkwoord DáRàK, waarvan het woord DèRèK is afgeleid, betekent ‘de weg-nemen’ en DèRèK is dus een ‘neem-weg’, een route, ook in overdrachtelijke zin: een manier van doen en zo kant het ook gaan functioneren in de zin van het Nederlandse ‘behandelen’.
[34] Meestal wordt dit woord met ‘most’vertaald, maar het is afgeleid van een werkwoord dat ín een concordante vertaling het beste met ‘wegvangen’kan worden weergegeven. Dit afgeleide woord heeft betrekking op wat bij het persen van vruchten weggevangen wordt.
[35] Koning van Noord Israël in Samaria, dat hij zelf stichtte (I Koningen 16:21-28) Na hem werd Achab koning.
[36] Synoniem voor ‘likken’.