A | B | D | E | G | K | H | I | J | L | M | N | O | P | R | S | T | U | V | W | Z |
Rekter
Hebr. MàThThèH: Dit woord wordt meestal met “staf” of “stam” vertaald. Het is echter afheleid van een werkwoord, dat “rekken” betekent. Het gaat om de staf/stok als specifiek symbool van een stam als volksdeel, vgl ons “vaandel” of “scepter”; dit laatste woord is een beetje in de vertaling “rekter” te horen.
Richten
Het Hebreeuwse woord MuWSáR wordt hier vaak met “tucht” vertaald (b.v. in de Statenvertaling en het NBG; In de NBV zijn de eerste verzen van het boek Spreuken sterk geparafraseerd en in die parafrase staat het woord “leidraad”.). Het is afgeleid van een werkwoord JáSàR, dat “richten” als basisbetekenis heeft. In het Nederlands is het gebruik van het woord “richten” beperkt geraakt tot “het richten van een wapen op iemand, of versmald tot “gericht” in de betekenis van “veroordeling” en zelfs “executie”, of vervlakt in “bericht”. Het beste horen we het in “onderricht” : een veelzeggende vorm van “richten” . Het Nederlandse woord “tucht” heeft oorspronkelijk de betekenis van “trekken”, zoals dat ook te horen is in het Duitse woord voor “opvoeden: erziehen. Maar tuchtigen heeft door de praktijk van de Nederlandse (Europese) opvoeding in de vorige eeuwen de notie van een harde , zelfs slaande, hand gekregen. Die “harde hand” kan en zal ook in de opvoedingspraktijk in de bijbelse tijden veel vaker en veel te vaak zijn toegepast in vergelijking met wat mij nu acceptabel dienen te vinden, maar het Hebreeuwse werkwoord bevat die notie op zichzelf niet! Het gaat om “richten”, om “onderricht”.
Ronde(geboorte-)ronde / Geschiedronde
De vertaling van resp. het Hebr. DóWR en het Griekse “genea”, soms ook van het Griekse “genos”, dat meestal met “soort” vertaald wordt, omdat het in de LXX vooral de vertaling is van het Hebr.MieJN.
Roodling
Hebr. AæDáM: in dit woord, Adam in de gewone vertalingen, klinkt het Hebreeuwse werkwoord AáDàM door, dat “roodzijn” betekent. En dit werkwoord is (waarschijnlijk) afgeleid van het stamwoord DáM, dat “meestal met “bloed” wordt vertaald, maar dat in feite de kleur ervan aanduidt. UIT DE BIJBELSE WOORDENSCHAT rood-zijn, rood en roodling Het Hebreeuwse woord AáDáM wordt vertaald met; mens. Het rood, als bloed, is heel de bijbel door, in het eerste en tweede testament, van schepping tot voleinding, verbonden met het gegeven leven, dat in de liturgie vorm krijgt, hier, nu in het ongewetene.
Roodlingse
Hebr. AáDáMáH, meestal met “akkergrond” of “aarde” vertaald, duit op het gebied van de roodling (vgl in het Nederl. het “Utrechtse” of het “Gelderse”)
Roods
Hebr. DáM, meestal met “bloed” vertaald, duidt het alleen op de kleur. In het meervoud betekent het bloedverwondingen, hier met roodsheden vertaald.