A | B | D | E | G | K | H | I | J | L | M | N | O | P | R | S | T | U | V | W | Z |
Verduwen
Het Gr.woord aphesis wordt meestal met “vergeving” vertaald. Het is echter stamverwant met het werkwoord “aphièmi” dat “wegsturen” betekent, maar het gaat om wegsturen met kracht: wegduwen. Om de samenhang met dit “duwen” te bewaren, vertalen we dit woord hier met “verduwing”, zoals we in het Nederlands ook het woord “verstouwen” kennen. De betekenis van het Nederlandse “vergeven” is nauwelijks helderder; we kennen het ook in de zegswijze “ik heb het (b.v. een geschenk) al vergeven”, weggegeven dus. Het gaat dus ook dan om “wegdoen”, al wordt er niets ongedaan gemaakt; fouten blokkeren dan de omgang niet meer: ze zijn weggeduwd, ofwel “verduwd”. Dit Griekse woord (aphesis) wordt meestal met “vergeven” vertaald. Ook in het Nederlands is dit woord niet direct doorzichtig. De kern van het Griekse woord heeft niets met “geven” van doen, maar is “wegsturen” maar dan wel met moeite, vandaar de keuze voor “duwen”, “wegduwen”. Denk ook aan het Nederlandse “wegdoen” of “verstouwen”. De “verwaardingen”, de “zonden”, de “schendingen” vormen geen verhindering, geen hindernis, geen blokkade meer voor het voortzetten en weer aangaan van een goede verhouding. Daartoe moeten die “zonden” worden “weggeduwd”. Het is in het NT de vertaling van het Hebreeuwse SáLàCh, dat alleen God als onderwerp heeft en het Duitse “verzeihen” komt er dichtbij; “zeihen” is een minder gebruikelijk woord voor “betichten”; “ver-zeihen” is dus zoets als “wegtichten”.
“Verheug je” (groet)
Het Griekse werkwoord chairein, dat “zich verheugen” betekent, heeft hier de betekenis van “chaire zeggen”. En chaire is onder Grieks sprekenden toen en nu de dagelijkse groet bij aankomst en bij vertrek, zoals Nederlands sprekenden “goedendag” zeggen, Frans sprekenden “á dieu” en Hebreeuws sprekenden “shaloom” (zoals ook in de meeste andere Semitische talen). Uit het Latijn kennen we het woord “ave”; de betekenis van dit woord is onzeker; het is de imperatief van een werkwoord, waarvan geen andere vormen (meer) bestaan. Waarschijnlijk heeft het latijnse “ave” te maken met “contact maken”, even aanraken. Ook de inhoud van ons woord “groeten”, dat in de hele Germaanse taalfamilie voorkomt is onzeker. Het heeft oorspronkelijk te maken met de rechtspraak. We horen het b.v. in het woord “grietenij”, een oud woord voor “rechtsdistrict”. “Ave Maria” klinkt in het Grieks als “chaire Mariam”, en in het Aramees als “shaloom Mirjam”. In Luc.1:28 staat: “chaire kecharitèmenè”. Het wordt in het Nederlands vertaald met “weesgegroet”. “chaire” zeggen is natuurlijk een vorm van groeten, net als “ave” en “shaloom” zeggen. Hoe vervlakt ook de woorden, waarmee in de verschillende talen mensen elkaar begroeten, hebben een verschillende kleur en roepen verschillende associaties op. In het Griekse “chaire” wordt “verheug je” gehoord
Vers-zijn
Hebreeuws: ThèRèM: het wordt meestal vertaald met “nog niet” of “voordat”, maar deze vertalingen suggereren, dat er, zoals b.v. in Gen.2:4 nog geen struikgewas is en geen kruid. Dit hebreeuwse woord geeft echter aan, dat iets er wel is, maar nog niet aan de dag treedt, dat er nog niets mee is gebeurd. Het is allemaal nog heel vers, heel nieuw, helemaal aan het begin.
Verstillen
Hebreeuws: SháBàT. Het wordt meestal met “rusten” vertaald. Maar daarvoor heeft het Hebreeuws een ander woord nl. NuWCh. Bovendien wordt het werkwoord ook gebruikt in de betekenis “ergens mee ophouden”. Wanneer we de teksten overzien waarin dit werkwoord voorkomt, merken we, dat het om meer gaat dan “stoppen”; het element “rust” is even belangrijk. Het Nederlandse “zich stillen of het intransitieve “verstillen” bevat zowel de notie stoppen als rusten. De ShaBaT-dag is een dag van “verstilling” : er heerst “stille”. De causatieve vervogeingsvorm ( Hiph’il) kan worden vertaald met het transitieve “verstillen” of “stil doen vallen”. Het gaat om stilte waarin alle beweging wegvalt, zoals in het nederlands gevraagd kan worden aan de kinderen om stil te zitten.
Vertegenwendiging
Hebr. PáNieJM, dit woord, dat meestal met “aangezicht wordt vertaald, si afgeleid van het werkwoord PháNáH, dat “wenden” betekent. Het gaat in het woord PáNieJM (in het Neder. Bekend als “ponem”) niet om wat anderen zien, maar om de eigen toewending naarv de ander. Door die toewending ben je bij de ander present, tegenwoordig, ofwel “vertegenwoordigd” (Het Neder- landse werkwoord “worden”, dat de basis is van het woord “tegenwoordig”, is overigens etymologisch verwant met “wenden” – de bekende “e – o –umlaut” en de bekende “r – n-verwisseling”). Naa analogie daarvan is hier het woord “vertegenwendiging” gevormd. Het Griekse woord enoopion is in de LXX de vertaling van het Hebr. PáNieJM, dat meestal met “aangezicht” wordt vertaald, maar niets met “zien” te maken heeft, maar met “toewenden”. In TeNaKh vertalen we het daarom met “vertegenwendiging”. Het Griekse woord heeft wel met “zien” te maken. Het functioneert in het NT als het woord PáNieJM in het Hebreeuws. Daarom vertalen we dit Griekse woord in het NT eveneens met “vertegenwendiging”. In het Grieks kan dit woord ook de hele persoon aanduiden en wordt dan ook soms zo vertaald. In die teksten kan beter gekozen worden voor het Nederlandse “vertegenwoordiger”, dat etymologisch bovendien verwant is met “vertegenwendigen”. “Vertegenwendiging” is een eigengemaakt woord, waarin gehoord kan worden: – wenden – en tegenwoordig zijn en dat zijn de activiteiten die in het Hebreeuwse woord PáNèH aan de orde zijn. Dit woord staat in de bijbeltekst meestal in het meervoud: PáNieJM en we kenen het ook in het Nederlands nl. “ponem”. – “Wenden” is een bewuste handeling. Je verandert niet zomaar van richting of inrichting. Achter elke handeling zit een besluit, en achter elk besluit staat een onvervuld verlangen. – In het Hebreeuwse woord PáNèH c.q. PáNieJM gaat het om de handeling van zich wenden naar iemand of iets toe.Het instrument daarvoor is in de allereerste plaats het gezicht, het gelaat, het aanschijn, het aangezicht en zo wordt dit Hebreeuwse woord dan ook ertaald. Maar dan verdwijnt een deel van de betekenis ervan: mèt wat zich naar de ander / het andere toewendt, wordt degene die wendt tegenwoordig of present voor die ander of het andere. Het gaat om wenden èn om tegenwoordig zijn. Het maakwoord “vertegenwendiging” roept beide betekenissen op en maakt ze tot een geheel. Met de “vertegenwendiging” stelt een persoon zich open, betrouwbaar en in vertrouwen voor een ander op. Met de “vertegenwendiging” laat die persoon zich kennen. En met de “vertegenwendiging” maakt die persoon een nieuw begin aan een gezamenlijke activiteit.. De vertegenwendiging is dus een handeling, geen voorwerp zoals een gelaat, gezicht of aanschijn.. Wanneer een vertegenwendiging niet serieus genomen wordt, d.w.z. wanneer de intentionele wending naar de ander geen ontvangst krijgt, worden gelaat, gezicht of aanschijn van de ontvanger tot een masker, waarachter het kwaad zich verbergt. En dat veroorzaakt dat ook de veretegenwendiging als masker gezien wordt. Vertegenwendiging is in het Nederlands het woord dat in de bijbel het Hebreeuwse woord PáNèH c.q. PáNieJM, dat meestal met (aan-)gezicht wordt vertaald, ontvangt. Wat vertegenwendiging is.kunnen we nu bij elkaar lezen uit enkele tekstvoorbeelden: Ex.25:30: En gij zult geven op de tafel brood van veretegenwendiging voor mijn vertegenwendiging. Ex.33:11: En de HEERE sprak tot Mozes van vertegenwendiging tot vertegenwendiging, zoals een man spreekt to diens naaste. Ex.33:14: Hij dan zeide: Zoude mijn vertegenwendiging met u moeten meegaan om u gerust te stellen? De betekenis van de intensieve vervoeging Gen.24:31: En hij (Laban) zeide: Kom in, gij gezegende des HEEREN, waarom zoudt gij buiten staan? Want ik heb het huis aangewend , en de plaats voor de kamelen. De betekenis van het zelfstandig naamwoord PiNNáH (afgeleid van het met PáNáH verwante werkwoord PáNáN, dat als werkwoord niet in TeNaKh voorkomt), meestal met “hoek” vertaald; tekstvoorbeeld: Psalm 118.22: De steen die de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd van het wendepunt geworden.
Verwaarden, -ding
Het Hebr.werkwoord CháTháA, dat meestal met “zondigen” wordt vertaald, heeft te maken met het ontnemen van waarde aan personen of zaken. Soms, met name in tempeldienst krijgt het ook de betekenis van het herstellen van waarden; de Statenvertaling vertaalt dan ontzondigen. In het Hebreeuws ligt dus de nadruk niet op de persoon die verwaardt, maar op de persoon of de zaak aan wie of waarvan waarde wordt afgenomen. De afgeleide zelfstandig naamwoorden, die meestal met “zonde” worden vertaald, kunnen dus beter met “verwaarding” worden vertaald. In het Grieks van de oude vertaling van het OT in het Grieks, de LXX en van het NT wordt dit Hebreeuwse woord meestal door de Griekse woorden hamartanoo en hamartia vertaald. De betekenis daarvan dekt het Hebreeuws in hoge mate: ook in dat woord gaat het om zinloos, waardeloos maken en vandaar missen. Daarom vertalen we deze Griekse woorden in het NT ook met “verwaarden”.
Verwoorden
Vertaling van Griekse rètheoo
Vlees
Hebreeuws BáShàR, Grieks sarx. Beide begrippen duiden een geheel aan en niet de substantie die een aantal organen eigen. Dat geheel kunnen wij in het Nederlands aanduiden met het woord “romp”. Maar met het woord BáShàR wordt in het Hebreeuws dat geheel aangeduid als iets dat onzichtbaar is, vergelijkbaar met het begrip bloed = rood, of in ieder geval normaal, d.w.z. bij ongeschonden leven, onzichtbaar dient te zijn. Om deze betekenis van “vlees” in de zin van “romp” te kunnen plaatsen, dienen wij ons te verplaatsen in een cultuur, waarin alle functies, die wij psychisch noemen en in de hersenen situeren, in de romp gesitueerd worden: het hart als plaats van emotionaliteit en intense betrokkenheid en ontvanger van G9g)eestwind = beluchting. de lever als plaats voor het geheugen, de nieren als plaats van het kritisch vermogen, het bloed als plaats van de ziel. “Vlees”, d.w.z. “romp” kan daarom ook de hele persoon aanduiden.
Voor aan zijn/gaan
Gr. Archeoo (meestal met beginnen vertaald, maar het betekent meer, evenals het Hebr. RéAShieJT meer betekent dan “beginnen” n.l. “eerst zijn” Archeoo is daarvan een goede vertaling in het Grieks, zij het dat een archoon, geen eersteling is, maar een “vooraangaande” (een vooranstaande).
Voorlezen
Dit Griekse woord (anagignooskein) wordt vrijwel altijd met “lezen” vertaald. Letterlijk betekent dit woord echter “her-kennen” en daaruit wordt duidelijk, dat het bij lezen gaat om het herkennen van lettertekens. Ons woord “lezen” is verwant met het Latijnse “legere” en dat betekent “verzamelen” en ook daaruit wordt duidelijk, dat het bij lezen gaat om het verzamelen van tekens tot woorden en zinnen – “lezen” is een heel werk in oude culturen. In het Hebreeuws wordt het werkwoord QáRàA, dat eigenlijk “roepen” betekent. Gebruikt voor “lezen”, en hier wordt duidelijk, dat alle lezen oorspronkelijk hardop lezen is, omdat pas via het horen woorden en zinnen duiudelijk worden. Lezen is nooit stil lezen, maar “uitroepen” ofwel vóór-lezen. Voor deze vertaling is hier gekozen, al is het jammer dat de in het Grieks zo duidelijke samenhang met “kennen”, “volkennen” niet bewaard blijft en evenmin de in het hebreeuws zo duidelijke samenhang met “roepen”. De vertaling “voorlezen” is ook daarom gekozen, omdat in de LXX dit Griekse woord de vertaling is van het Hebr. QáRáA in teksten, waarin het om het uitroepen van geschreven teksten gaat.
Voortwonen
Hebreeuws: SháKàN. Dit woord wordt meestal met “wonen” vertaald, maar in het hebreeuws gaat het om een zeer actief wonen, beter “intrek nemen”. Dat proberen we i het Nederlands te .laten hopren met “voortwonen”. Het woord dat meestal met “tabernakel” wordt vertaald, vertalen we hier daarom met “voortgewoon”.
Vore-stel
Dit Hebreeuwse werkwoord wordt meestal met “heersen” vertaald. Er is echter nog een ander werkwoord, dat dezelfde drie medeklinkers heeft, en dat wordt met “gelijkenis vertellen” vertaald. Eigenlijk gaat het in dit Hebreeuwse werkwoord om “zich voorstellen aan”, in de zin van “zich aandienen bij” om een initiatief te kunnen nemen, een functie te vervullen; en tegelijk gaat het om een “voorstel doen”, ook in de zin van een “voorstelling geven”. Omdat het Nederlandse woord “voorstel” teveel afgevlakt is, staat hier steeds “vorestel”. Een gelijkenis is dus eigenlijk een “vore-stel(ling)”: een “voorstelling van zaken”. Het Hebreeuwse woord MáSháL, dat hier altijd met “spreuk” wordt vertaald, wordt in andere teksten met “spreekwoord”, “gelijkenis” en “spotvers” vertaald. Het is afgeleid van een werkwoord MáShàL, dat met spotverzen of spreuken zeggen of zingen wordt vertaald, maar in andere vervoegingsvormen met “gelijk zijn aan” en “vergelijken”. Bovendien vermelden de woorden nog een tweede werkwoord met dezelfde drie medeklinkers, dat met “heersen” wordt vertaald. In sommige onderzoeken naar de betekenis van beide woorden wordt de etymologische samenhang voor mogelijk c.q. waarschijnlijk gehouden.. De grondbetekenis van het eerstgenoemde werkwoord zou nl. ook de grondbetekenis van het tweede werkwoord kunnen zijn nl. “ergens voor staan”, “iets of iemand representeren”, ofwel iets of iemand voorstellen. Dat is eigenlijk: “zich voor iemand of iets stellen” en dat kan de betekenis krijgen van “leiding geven” (heersen). Zo krijgen we ook in de Nederlandse taal een samenhang te zien en te horen, die ook in het Hebreeuws te zien en te horen is. Om wat afstand te houden van in betekenis vervlakte Nederlandse woorden als “voorstel” en “voorstelling”, worden de Hebreeuwse werkwoordsvormen en daarvan afgeleide zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden weergegeven met behulp van “vore-stel”, “vore-stelling”, “vore-stellen”, “zich vore-stellen”. Zo kan een in TeNaKh belangrijke wordgroep concordant en idiolect in een Nederlandse vertaling te herkennen en te horen zijn. In het boek dat bekend staat onder de naam “spreuken” is iemand aan het woord die gezag heeft, “iets voorstelt” in de tweevoudige betekenis van deze Nederlandse uitdrukking. En op deze manier wordt ook hier opmerkzaam gemaakt op de sterke relatie tussen de sprekers en hun uitspraken, die voor heel de TeNaKh kenmerkend is.