A | B | D | E | G | K | H | I | J | L | M | N | O | P | R | S | T | U | V | W | Z |
Baren
Hebr. JáLàD. Het wordt in de causatieve vervoeging (Hiph’il) ook voor mannen gebruikt. Dan wordt het meestal met “verwekken” vertaald. Maar dat brengt een geheel andere context aan, die niet past bij de Hebreeuwse tekst. Meerdere keren wordt echter ook de basisvervoeging voor mannen gebruikt: ook die baren. Dat wordt begrijpelijk wanneer we bedenken, dat ook het Nederlandse “baren”, verwant is met het Engelse “to bear”, eigenlijk “uitdragen” betekent. Dat is ook te horen in het zelfstandig naamwoord “draagbaar”, maar ook in het werkwoord “gebaren”, dat daarin vergelijkbaar is met “zich gedragen”. Aan dat “uitdragen” hebben ook vaders deel en duurt ook na wat wij onder geboorte verstaan. Dat hangt niet af van het biologische vaderschap, maar daarvan of er “gevaderd” wordt, ofwel “omvademd” / “omvaamd” – want dat is de inhoudelijke betekenis achter ons woord “vader” Wanneer we zo het begrip “baren” invullen, wordt ook duidelijk wat het hebreeuws bedoelt met het vooral in Genesis zo karakteristieke, alleen in het meervoud voorkomende, Hebreeuwse woord “TóWLeDóWT”: het betekent “baringen” – dat duidt dan niet op reeks van geboortemomenten, maar op zowel de activiteit van het “uitdragen” als wie en wat “uitgedragen” wordt. Het Hebreeuwse woord JèLèD, dat meestal met “kind” wordt vertaald, kan dan ook beter met “boreling” (gebaarde). Het Griekse werkwoord, dat in de LXX bijna de vaste vertaling is van het Hebreeuwse JáLàD, is “tiktoo”. Ook dat woord is qua betekenis niet beperkt tot wat wij het moederlijke baren noemen. Het Griekse “tekontes” wordt immers algemeen vertaald met óuders; het zijn de “barenden”. Zo krijgen we oor voor, c.q. besef van het respectievelijk het Hebreeuwse en het Griekse idioom uit de periode tussen 500 voor en 300 na Christus. , ofwel “taaleigen”. Dat idioom is belangrijk om te verstaan wat in deze teksten staat en moeten we kunnen terugvinden wanneer we de bijbel in vertalingen lezen, die door het Nederlandse idioom van de 21e eeuw gekenmerkt worden.
(het)Behuisde (land)
Het Griekse “hè oikoumenè”, waar het woord “gè” = land moet worden bij gedacht, wordt in de LXX in een aantal teksten gebruikt als vertaling van meerdere Hebreeuwse woorden, zoals AèRèTs = land, TéBéL = afdrachtbodem (vooral in Jesaja en de psalmen). In deze vertaling bewaren we ook de Griekse concordantie, omdat in het Griekse begrip het woord “huis” (oikos) zo duidelijk meeklinkt
Beluchter/beluchting
Hebr. RuWàCh, meestal met “geest” vertaald, maar even vaak met “wind”. Het gaat om bewegende en in beweging brengende lucht, lucht die ergens vanaf komt of ergens vanuit gaat en zo heeft het werkwoord de betekenis “de lucht ergens van krijgen”. Grieks pneuma, ook dit woord heeft als basisbetekenis bewegende en in beweging brengende lucht en staat in het Nieuwe testament.
Betegenen
Hebr. KáPhàR, dit woord, dat meestal met ‘verzoenen’ of (lettelijker’ ‘bedekken’) wordt vertaald, betekent eigenlijk ‘ergens iets tegen (aan) doen’. Ook het Nederl. ‘ver-zoen-en’ heeft de ‘zoen’ als kern. Dit Hebreeuwse werkwoord wordt meestal met ‘verzoenen’ vertaald, maar heel vaak ook met de letterlijkere betekenis ‘bedekken’. Maar eigenlijk duidt het woord op ‘ergens iets tegen (aan) doen’(zie Gen.6:14). Met de vertaling ‘betegenen’ proberen we dichtbij deze omschrijving te blijven en de betekenis tegelijkertijd een overdrachtelijk accent te geven.
Bevoegdheid
Hier staat het in het NT zo belangrijke woord Griekse woord exousia. Ook het Griekse woord “exestin” heeft deze betekenis. Het komt in de LXX in de eerste plaats voor als vertaling van een van het Hebreeuwse werkwoord SháLàTh afgeleid zelfst.naamwoord. Dat werkwoord heeft een negatievere kleur en is met “sollen” te vertalen; in de tweede plaats is het in de LXX de vertaling van een van het werkwoord SháLàCh afgeleid zelfst.naamwoord. Dat werkwoord betekent “zenden”, “uitzenden”. Het zelfstandig naamwoord betekent dan: zoiets als ” zendmacht” (denk aan de moderne omroepen). We kiezen er bij de vertaling van het NT voor aan te sluiten bij de betekenis die dit woord vanuit het Grieks heeft en die samenhang met het woord “exestin”. Dat begrip wordt meestal vertaald met “het is toegestaan om”, “het is geoorloofd”, maar eigenlijk heeft het met “bevoegd zijn” te maken: er is – al dan niet – bevoegdheid om”.
Bewalken
Hebr.: KáBhàS of KáBàSh. “Walken” is een manier om met de voeten te vertreden, te wringen. (het is te horen in het Engelse “to walk”). De eerste vorm (met een “S” als slotletter) wordt gebruikt voor een manier van schoonmaken van kleding: “wassen” zonder water. We vertalen dat met “(ver-)walken”. In Psalm 51 wordt er gesproken over “het veld van de walker”. Er zijn twee afgeleide woorden met een bijzondere betekenis: KieBheShóWN, dit woord komt alleen voor in Gen.19:28, Ex.9:8 en 10 en 19:18 en betekent zoiets als “verwalkingsdamp” (het is waarschijnlijk geen “oven” zoals meestal wordt aangenomen0; en KèBhèSh: dat alleen voorkomt in II Kron.9:16 en “walkvoet” betekent. De tweede vorm (met een “Sh” als laatste medeklinker) wordt gebruikt om de beweging zelf aan te duiden, afgezien van het (schoonmaak-)doel van die beweging. We vertalen die vorm daarom met “bewalken” een manier “met de voeten treden”. Het kan gemakkelijk netzlas deze Nederlandse uitdrukking een nagyieve strekking hebben, maar dat mag alleen door de context gebeuren. Zonder een negatieve context ook geen negatieve betekenis. In Gen.1:28, mag het daarom niet negatief vertaald worden met b.v. “onderwerpen” zoals zo vaak gebeurt. Hier betekent het gewoon “betreden”.
Bezevenen
Het Hebreeuwse woord voor “zeven”, ShiBheNgáH, is te herkennen in een werkwoord SháBhàNG, dat meestal met “zweren” wordt vertaald. Eigenlijk betekent dit werkwoord zoiets als: het woord-getal zeven erop leggen”. Het getal “zeven” is immers een bijzonder getal. Het gaat bij “zeven” minder om het aantal dan om de magie van dit getal. In TeNaKh is dit getalwoord door die-JHWH-van-Israël bij de volzuivering (“schepping”, zie bij volzuivering in de Nederlandse woordenlijst) ingezet om de opeenvolging van de dagen te markeren, met de instelling van de ShàBBàT, de dag waarop het leven stil komt te staan; ver-stilt. “Zeven” is dus een woord met een geladen betekenis. Het getal woord “zeven” ergens op van toepassing verklaren betekent dus die dezelfde lading ook daaraan verbinden. “Zweren” is dus in TeNaKh “bezevenen”
Bezweerder
Grieks: magos
Blikkering
Hebr. NáHàR, Dit Hebreeuwse woord wordt meestal met “stroom”/ “rivier” vertaald. Het woord is echter afgeleid van een werkwoord dat “blinken” betekent. Het komt weinig voor en daarom vertalen we het met het wat minder gebruikelijke Nederlandse “blikkeren”. In sommige teksten wordt dit werkwoord met “stromen” vertaald, maar dat is onnodig, ook daar kan “blikkeren”; vertaald worden. En waterstroom en zeker een brede rivier vanuit te verte ziet er uit als een glinsterende, “blikkerende” kronkel. In het Midden-Oosten nog meer als ons Noord-Westen.
Bodewerker/Bodewerk
Hebreeuws: MáLeAàK. Dit woord wordt meestal door “engel” vertaald, maar het is afgeleid van een werkwoord LáAàK. Dat is een vorm van werken, die in opdracht gebeurt. Voor het gewone werken heeft het hebreeuws een ander woord (PháNgàL). Wat wij een engel zijn gaan noemen, is dus iemand die een opdracht vervult: een bodewerker dus. Hij doet bodewerk. In het Grieks is dit het woord angngelos. Dat woord betekent letterlijk “boodschapper”; er klinkt dus hetzelfde woord door als in het Hebreeuws. Daarom vertalen we ook dit woord met “bodewerker”. Het Nederlandse woord “engel “is overigens gewoon een verbastering van het Griekse woord. Het suggereert dat het hier om een gestalten zou gaan die herkenbaar niet aards zouden zijn. Zo is het niet. Ze hebben geen vleugels of zo iets. het zijn menselijke gestalten, die spreken en tegelijk zijn zij van God gezonden – maar dat kan immers heel goed.
Boekstaven
Hebr.SáPhàR: De grondbetekenis is waarschijnlijk “tellen” en wel door aan te strepen en van daaruit wordt het zowel met “(op-)schrijven” als met “ver-tellen” vertaald. Om alle vervoegingen en de afgeleide woorden concordant te kunnen vertalen en tegelijk de etymologische kern te kunnen bewaren, is hier gekozen voor “staven” en vooral “boekstaven”. Net zoals in het Nederlands het woord “beschrijven” losgeraakt kan zijn van het “schrijven” en “vertellen” van “tellen”, is dat met het Hebreeuwse werkwoord gebeurd. Het is echter van belang om de oorspronkelijke samenhang in de taal te bewaren en ook in afgeleide woorden te laten horen. Het zelfst.naamwoord SéPhèR vertalen we daarom met “staafboek” of “staafbrief”, SoPhéR met “boekstaver” en MieSePháR met “boekstaving”.
Breeksel
Het Hebreeuwse woord ShèBèR, dat meestal met “graan” wordt vertaald, betekent eigenlijk “breeksel”. Dit Hebreeuwse werkwoord wordt meestal met “kopen” vertaald, maar het gaat dan (bijna?) altijd om het kopen van graan. Graan is het resultaat van het slaan, het dorsen van koren. Het woord hangt samen met “grein”, korrel, ofwel brokje. Graan is dus “breeksel”. Het breeksel bij uitstek zelfs Het van dit werkwoord afgeleide zelfst.naamwoord betekent dan ook graan. Dat Hebreeuwse werkwoord betekent dan ook “breken”. Maar er is tevens een denominatief van het zelfst.naamwoord afgeleid werkwoord ontstaan en dat betekent in de qal-vervoeging “om breeksel gaan” en in de causatieve Hiphil-vervoeging “breeksel hebben voor”.
Broderij/ in’t brood raken
Hebr. MieLe CheMáH. Dit Hebreeuwse woord wordt meestal met ‘strijd’ vertaald, maar in het stamwoord LèChèM klinkt ons woord ‘brood’, zoals we dat ook horen in Beth-LèChèM (Bethlehem) = huis-van-brood. Ook het Nederl. woord ‘brood’ heeft op zichzelf niets van doen met graan of koren. Het is verwant met het Vlaamse ‘brod’, dat we ook herkennen in ‘broddelwerk’. Het betekent ‘in elkaar (doen) geraken’. Bovendien: is elke ‘strijd’ tenslotte geen ‘brood-strijd’? In de LXX wordt dit woord met het Griekse ‘polemos’ vertaald. In het NTisch Grieks komt dit woord ook enkele keren voor en we laten daarom de Hebreeuwse achtergrond ook daar horen. Het huidige woord ‘oorlog’ roept het beeld van een moderne oorlog op. Zulke oorlogen zijn er ook in Europa niet eerder dan in de 19e eeuwe en eigenlijk pas in de 20e eeuw. De etymologische herkomst is gecompliceerd, maar hangt in ieder geval samen met een oudgothische stam voor ‘lot’.