Woordenlijst – G

ABDEGKHIJLMNOPRSTUVWZ
In Gebruik nemen/ bruikbaar

De vertaling van het Griekse Chraoo

Gedenken, indachtig, -graf

Hier staat het Griekse woord “mnèma”, dat verwant is met de Griekse stam “m-n”, die we overwegend met “gedenken”, “indachtig zijn” vertalen. In de LXX wordt deze stam in veel afgeleide woorden gebruikt voor de vertaling van de Hebreeuwse woorden, die het Hebreeuwse stamwoord Z K R gemeen hebben. “Graf” echter wordt in de LXX gebruikt als vaste vertaling van het Hebreeuwse QèBèR, dart “graf” betekent. Om de samenhang in het Grieks toch te kunnen horen, vertalen dit woord met “gedenkgraf”. Het laat meteen horen, waarom wij elkaar begraven: om elkaar te gedenken, en wel in de zoveel actievere betekenis van het Hebreeuws: “aanhaken bij”, zie daar

Gemeenschapsordening

Hebr. MóWNgéD: de verordende en afgesproken tijd en/of plaats voor het beoefenen van gemeenschap door samen te komen.

Geroepenschap

Hier staat in het Grieks het woord “ecclesia”, dat meestal met “gemeente” wordt vertaald. In dit Griekse woord staat echter het kaleoo centraal en dat betekent “roepen”. Een “ecclesia” bestaat uit mensen die ergens vandaan weggeroepen zijn, een “geroepenschap”. Het is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse QáHáL, waarin het woord QóWL = stem te horen is. In dat woord gaat het dus om op elkaar afgestemde mensen, een “afstemming”, zoals in het Nederlands het woord “vergadering” afgeleid is van het werkwoord “vergaderen”.

Geschied-echt

Grieks: ontoos, 2x in NT.

Geschieden

Hebreeuws: HáJáH, van dit werkwoord wordt de Naam JHWH afgeleid (zie Ex.3). Het functioneert nooit als een koppelwerkwoord of een hulpwerkwoord zoals in het Nederlands. Zie ook hieronder. Grieks: gignomai en eimi. Deze woorden worden meestal met “zijn” vertaald, maar in deze talen functioneren geen koppelwerkwoorden; het gaat altijd om “er-zijn”, om neen actief zijn, om geschieden.SIMSON blz.111-114 . In het Grieks is de stam “gn” of “gen”. Die vormt ook de kern van een intensieve vorm “gennaoo”, dat we daarom vertalen met “doen (laten) geschieden” of “in de geschiedenis (doen) komen”. Meestal wordt dit woord met ” (doen) geboren worden” vertaald, maar in de eerste plaats kent het Grieks daarvoor het werkwoord “tiktoo”, in de tweede gaat het in dit Griekse woord niet om het baren, maar om het gevolg van dit baren: het tot bestaan komen. Beter dus: tot geschieden komen.

Weer doen (laten) geschieden, in de geschiedenis komen

Grieks: anagennaoo: dit woord wordt meestal met “wedergeboren” worden vertaald, ook hier gaat het niet over “baren”.

(het)Geschieden

Grieks: genesis: de geschiedenis als het gebeuren zelf. In de LXX is dit vaak de vertaling van het Hebreeuwse ToLeDóWT, dat letterlijk “baringen” betekent, waarbij weer bedacht moet worden ,dat “baren” in het Hebreeuws van TeNaKh meer en eigenlijk ook wat anders is dan het uit de baarmoeder doen komen, het is “dragen” , “uitdragen” – zie bij “baren”.

Geschiedronde

Grieks: genea. De ertaling generatie laat het beter horen dan de vertaling geslacht. Het is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse DóWR, dat letterlijk “ronde” betekent, een ronde van geboorten.

Gestorvenheid

Met dit neologisme vertalen we het Hebr.MáWèT. Het is afgeleid van een werkwoord MuWT dat “sterven” betekent. Het Hebr. kent één woord, waar het Nederlands er twee heeft: dood/doodgaan en sterven, net als het Duits, maar het Engels heeft er maar één woord: dy / dead. In het Hebreeuws gaat het om een werkwoord, iets dat we doen bij leven! In vele teksten horen we dat iemand gedood wordt, gestenigd of neergestoken en sterft. Want dat laatste doe je altijd zelf. En wie dat heeft gedaan komt in de gestorvenheid. Sterven is dan ook eigenlijk: een stervende zijn. Ook de Griekse stam th-n in tithnèiskoo en thanatos moet zo vertaald worden.

Getuigen

Het Griekse woord marturein is in de LXX bijna altijd de vertaling van het Hebr. werkwoord NguWD, waarin het woord NgóWD te horen is, dat “nog eens”, “nogmalig” betekent. Zo wordt duidelijk wat het begrip “getuigen” eigenlijk behelst: iets wat gebeurd is nog eens aan de orde stellen. Vele vormen van dit Hebreeuwse stamwoord lijken erg veel op de vormen van een ander Hebreeuws werkwoord nl. JáNgàD, dat het beste met “aan de orde stellen” en “verordenen” is te vertalen. Ook de Joodse vertalers van de LXX hebben deze vormen niet steeds op deelfde manier van elkaar onderscheiden laat staan gescheiden. In de LXX wordt in veel meer teksten dan in TeNaKh aangenomen dat er vormen van het eerstgenoemde Hebr. werkwoord staan dan van het tweede. Reeds in latere Griekse vertalingen verandert de verhouding ten gunste van het tweede Hebreeuwse werkwoord. Beide Hebreeuwse stamwoorden liggen ook qua betekenis vrij dicht bij elkaar, zodat ook wel wordt verondersteld, dat deze twee woorden eigenlijk etymologisch samenhangen. Voor de vertaling van het Griekse werkwoord martureoo kiezen we voor het Nederlandse getuigen, om de samenhang en samenklank met andere daarmee stamverwante Griekse woorden in het NT te bewaren. In veel teksten kunnen achter dit Griekse woord dus twee Hebreeuwse woorden de betekenis (mede ) bepalen. Conform de LXX zal dit meestal het eerstgenoemde Hebreeuwse woord zijn, al klinkt het tweede altijd enigszins mee. Zie ook bij Gemeenschapsordening, Ordegemeenschap en aan de Orde stellen of Verordenen; en bij Nogmalig en Nogmalig stellen

Geurwit

Grieks “libanos”

Gezuiverd

Hebreeuws: BáR, als subst. “uitgezuiverds” = graan

Glans-donker-vroeg-uitkiezen

Vertaling van het Hebreeuwse woord SháChàR. Al deze Nederlandse woorden vormen tezamen de vertaling van een Hebreeuws werkwoord. Het daarmee verwante zelfstandig naamwoord, “het-uitgekozen-glansdonker-vroege” wordy begrijpelijker wanneer “uitgekozen” vervangen door “uitgelezen”, want dat heeft de betekenis gekregen van “bijzonder” “uitnemend”. Het gaat om het bijzondere van een vroeg tijdstip, dat het donker toch al begint te glanzen van het komende licht: een uitgelezen moment, een moment om altijd voor te kiezen. Met het werkwoord” uitkiezen” wordt aan de uigekozene, in dit geval jij, nl. die-JHWH-van-Israël, de glans van een nog donkere vroegte meegegeven.

God(s)

Hebreeuws: AéL = God, soms: godsgreep (= vermogen). AéJLieM = Goden AæLóWàcH = Godheid AæLoHieJM = gods (dit is een meervoudsvorm, die meestal (niet altijd!) met de enkelvoudsvorm van het werkwoord verbonden is. Dit woord is in TeNaKh de belangrijkste titel van JHWH. Het heeft een vergelijkbare functie als het woord “koning” of andere functie- of krachtsaanduidingen; het is GEEN naam! Grieks: theos, het is de vaste vertaling in de LXX van het Hebreeuwse AæLoHieJM, terwijl het Griekse kurios de weergave is van de naam JHWH.