A | B | D | E | G | K | H | I | J | L | M | N | O | P | R | S | T | U | V | W | Z |
te Kiem leggen
Hebr. ZáRàNg: het wordt meestal met zaaien vertaald, maar de kern van dit Hebreeuwse woord heeft niets te maken met de beweging van het uitstrooien. Het gaat niet over wat ermee gedaan wordt, maar wat het zelf doet nl. “kiemen”. Het zelfstandig naamwoord dat daarbij hoort, ZèRàNg betekent dan ook niet “zaad” of “zaadje”, maar “kiem” of “kiemsel” dan wel “kiemgoed”. Een zaaier is dus iemand die te kiem legt. Van het Griekse werkwoord “speiroo” en het daarvan afgeleide “sperma” kan hetzelfde gezegd worden.
Komen te geschieden
Grieks: paragigonomai
Kuddedier, -tal
Hier staat in het Hebreeuws het woord AáLèPh. Dat woord kennen we via het Griekse woord “alphabet”. De eerste letter van het Griekse alfabet heet “alpha” en die van het Hebreeuwse alfabet heeft AáLèPh. Dat Hebreeuwse woord wordt meestal ook met “rund” vertaald, maar beter is de vertaling “kuddedier”. Als telwoord krijgt het de betekenis van “duizend”. Maar het gaat in deze oude culturen niet zozeer om rekenen met cijfers, maar vooral om ver-tellen. “Duizend” is de aanduiding van een bepaalde hoeveelheid – en daarbij gaat het niet om één meer of minder zelfs niet om tien meer of minder. Wie een idee wil hebben van het begrip “AáLèPh” kan naar een kudde runderen kijken. Het gaat om een kuddetal en dat zal, wanneer er gecijferd wordt, ongeveer op duizend zijn neer gekomen.