ZeKhàReJáH[1] 1
VERVOLG VAN DE SEDER DIE BEGINT MET HAGGAI 2:23
\\ | .
in nieuwmaan(d) acht, 1
// <> . . . . . . .
in-jaar-andering andertwee voor-DáReJáWèSh;
\ . .
geschiedt de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël:
| .
naar~ZeKhàReJáH stichtzoon-van~BèRèKheJáH,
// !
stichtzoon-van~NgiDDóW om-te-zeggen.
\\\ // <> !
toornig-is die-JHWH-van-Israël op~de-erfomvamenden[2]-jelieder in-toorn. 2
\ . .
en-jij-zegt tot-hen: 3
< | \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde,
\ .
keert-om naar-mij,
<> \ . . . . . .
verklaart die-JHWH-van-Israël de-omschaarde;
\ .
en-ik-ben-aan’t-omkeren naar-jullie,
<> \ !
zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde.
\ ||
niet~aan’t-geschieden-jullie als-de-erfomvamenden-jelieder 4
\ » \\ / . .
[tot-wie~roepen de-profeten, de-eerdere, om-te-zeggen:
> | \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde,
> | \ .
keert-om toch vandaan-van-de-neemwegen-jelieder de-kwaaddoende,
<> . . . . . . . . . . . .
en-vandaan-van-de-handelingen-jelieder de-kwaaddoenden;
// fz // <>
en-niet horen-zij en-niet~zijn-zij-opmerkzaam naar-mij
!
[verklaring-van~die-JHWH-van-Israël.
<> . . .
de-erfomvamenden-jelieder waar?~zij; 5
.
en-de-profeten,
<> !
niet?-voor-wereldlang zijn-zij-aan’t-leven.
ZACH 1
\ \ . .
waarlijk de-inbrengen-mijner en de-begriffingen-mijner: 6
\ \\ | \ .
die ik-gebied samen-met-de-heerdienaren-mijner de-profeten,
// <> . . . . . .
niet? bereiken-zij de-erfomvamenden-jelieder;
\ . .
en-voorts-keren-zij-om en-voorts-zeggen-zij:
\\ / > |
zoals-waartoe opzet die-JHWH-van-Israël de-omschaarde
\ .
[om-te-maken voor-ons,
/ | .
naar-de-neemwegen-onzer en naar-de-handelingen-onzer,
<> // !
vastzo maakt-hij’t met-ons.
=
¤ \\ / // \
op-dag twintig en-vier aan-de-elfde nieuwmaand dat(is)~nieuwmaand 7
.
[SheBháTh,
// <> . . . . . .
in-jaarandering andertwee voor-DáReJáWèSh;
\ . .
geschiedt de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël:
| .
naar~ZeKhàReJáH stichtzoon-van~BèRèCheJáHuW,
// <> !
stichtzoon-van~NgiDDóWA de-profeet om-te-zeggen.
\ . .
ik-zie ’s nachts: 8
| | \ .
en-kijk-hier~een-manmenselijke oprijdend op~een-paard rood,
\ .
en-hij staande,
// <> \ . . . . . . . . . . .
onderscheidend de-myrten die in-de-schemerdiepte;
| \ .
en-ten-westenlate-van-hem paarden roden,
<> !
blauwroden en-witten.
<> \ .
en-voorts-zeg-ik wat?~deze machtiger-mijner; 9
\ . .
en-voorts-zegt tot-mij:
| \ .
de-bodewerker de-inbrengende bij-mij,
// <> // !
ik ik-doe-zien-jou wat~zij(zijn) deze.
ZACH 1
. .
en-voorts-buigt-hij-zich-toe: 10
// // <>
de-manmenselijke de-staande onderscheidend~de-myrten
. . . . . .
[en-voorts-zegt-hij;
/// \ .
deze(zijn) die zendt die-JHWH-van-Israël,
<> !
om-te-gaan in-het-land.
|| \ . .
en-voorts-buigen-zij-zich-toe enwel~naar-de-bodewerker-van 11
[die-JHWH-van-Israël:
| \ .
de-staande onderscheidend de-myrten,
< > \ . . . .
en-voorts-zeggen-zij gaan-wij in-het-land;
// < > // !
en-kijk-hier de-al-afheid-van~het-land zittend en-kalm-zijnde.
\ ☼
en-voorts-buigt-zich-toe de-bodewerker-van~die-JHWH-van-Israël 12
,
[en-voorts-zegt-hij
\ .
jij-JHWH-van-Israël de omschaarde,
. .
tot~wanneer?:
| \
jij niet~ben-jij-moederschoot-aan’t-hebben
.
[enwel~voor-JeruWSháLáieM,
<> \ . . . .
en-ook voor-de-steden-van JeHuWDáH;
\ .
op-wie jij-vergramd-bent-!,
< > // !
deze zeventig jaarandering.
\ . .
en-voorts-buigt-zich-toe die-JHWH-van-Israël: 13
// // \ . . . . . .
enwel~naar-de-werkbode die-inbrengt ja inbrengen goede;
<> !
inbrengen troostvol.
\ . .
en-voorts-zegt naar-mij: 14
| \ .
de-werkbode die-inbrengt bij-mij,
\ .
roep te-zeggen,
/ <> \ . . . . . . . .
zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde;
ZACH 1
\\\ // < > // !
ijverig-ben-ik voor-JeRuWSháLáieM en-voor-TsieJJóWN een-ijver groot.
/// | \ .
en-een-toorn groot ik toornend 15
<> . . . . . . . . . .
op~de-naties welgedaan;
/// | \ .
op-wie ik toorn een-weinig,
<> // !
en-zij helpen ten-kwade.
|| \ . .
om-vastzo zo~zegt die-JHWH-van-Israël: 16
/// / | .
terug-keer-ik voor-JeRuWSháLáieM met-moederschotigheid,
| \ .
het-huis-mijner is-aan’t-gesticht-worden in-haar,
< > \ . . . . . . . .
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde;
// <> !
een-spanne is-aan’t-uitgerekt-worden over-JeRuWSháLáieM.
\ \ . .
nogmalig roep om-te-zeggen: 17 /// | \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde,
// // <> . . . . . .
nogmalig zijn-zich-aan’t-uitstrooien steden vandaan-van-‘t-goede;
\\ // | .
en-is-aan’t-troosten die-JHWH-van-Israël nogmalig enwel~TsieJJóWN,
// <> !
en-is-hij-aan’t-verkiezen nogmalig voor-JeRuWSháLáieM.
=
// <> . . . . . .
en-voorts-draag-ik-hoog-heen enwel~de-wel-ogen-mijner en-voorts-zie-ik; 2.1[3]
<> // !
en-kijk-hier vier horens.
.
en-voorts-zeg-ik: 2[4]
// // <> . . . .
tot~de-bodewerker de-inbrengende bij-mij wat?~dit;
\ .
en-voorts-zegt-hij tot-mij,
/// | \ \ .
deze (zijn) horens die verwannen[5] enwel~JeHuWDáH,
ZACH 2
<> !
enwel-JieSseRáAéL en-JeRuWSháLáieM.
=
\ .
en-voorts-doet-zien-mij die-JHWH-van-Israël, 3[6]
<> !
vier bewerkers.
|| // // <> . . . . . . .
en-voorts-zeg-ik wat? deze komende om-te-maken; 4[7]
\ . .
en-voorts-zegt-hij te-zeggen:
\ || \ .
deze(zijn) de-hoornen die~verwannen enwel~JeHuWDáH,
| \
zodat-de-mond-van~iedermenselijke niet~hoog-heen-draagt
.
[het-eerstdeel-zijner,
/// / | .
en-voorts-komen deze om-te-doen-schrikken-hen,
|| \ . .
om-neer-te-handigen[8] enwel~de-hoornen-van de-naties:
// // //
de-hoog-heen-dragenden (hun)hoorn naar~het-land
<> !
[JeHuWDáH om-het-te-verwannen.
=
// // <>
en-voorts-draag-ik-hoog-heen de-wel-ogen-mijner en-voorts-zie-ik 5[9]
. . . . . . . . . . . . .
[en-kijk-hier~een-man-menselijke;
<> // !
en-in-de-hand-zijner een-snoer om-te-meten.
|| < > \ . . . . . . .
en-voorts-zeg-ik waarheen? jij gaande; 6[10]
\ . .
en-voorts-zegt-hij tot-mij:
| .
om-te-meten enwel~JeRuWSháLàJieM,
// <> // !
om-te-zien alswat~de-wijdheid-harer en-alswat
[de-gestrektheid-harer(is).
ZACH 1,2
. .
en-kijk-hier: 7[11]
// // <> . . . . . . . . . .
de-werkbode die-inbrengt bij-mij uittrekkend;
\ .
en-een-werkbode een-latere,
<> !
uittrekkend om-te-treffen-hem.
\ .
en-voorts-zegt-hij tot-hem, 8[12]
. .
loop-snel:
// // . . . . . . .
breng-in tot~de-bonker te-zeggen;
| \ .
op-het-platteland[13] is-aan’t-zitten JeRuWSháLàJieM,
// // <> !
vandaan-de-veelheid-van roodling en-gedierte in-het-midden-van-haar.
/// | .
en-ik ik-ben-aan’t-geschieden~voor-haar konde-van die-JHWH-van-Israël, 9[14]
// <> . . . . . . . .
een-muur-van vuur in-omsingeling;
<> // !
en-tot-zwaarte ben-ik-aan’t-geschieden in-het-midden-van-haar.
~
\ . .
wee wee: 10[15]
<> // < >
en-vlucht vandaan-van-het-land-van het-opberg-noorden
. . . . . . . . . . . .
[konde-van~die-JHWH-van-Israël;
☼ || \\\ // // <>
ja als-de-vier beluchters-van de-helftenhemel spreid-ik-uit enwel-jullie
!
[konde-van~die-JHWH-van-Israël.
// <> . . . . . . .
wee TsieJJóWN ontsnap; 11[16]
<> !
inzittende-van de-stichtdochter-van~BáBèL.
=
ZACH 2,3
/// \ ☼ \ ,
ja zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde 12[17]
\ .
aan-achter zwaarte,
|| <> \ . . . . . .
zend-hij-mij naar~de-naties die-buit-maken enwel-jullie;
/// \ .
ja de-aantaster van-jullie,
/// // !
(is)een-aantaster van-de-appel[18]-van het-wel-oog-zijner.
☼ \\ /// | .
ja kijk-hier-mij zwaaiend enwel~de-hand-mijner op-jullie, 13[19]
// <> . . . . . . .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-geschieden buit voor-de-heerdienaren-hunner;
|| // <>
en-voorts-zijn-jullie-aan’t-volkènnen dat~die-JHWH-van-Israël de-omschaarde
!
[mij-zendt.
=
// < > . . . . . .
jubelschreit en-verheugt-je stichtdochter-van~TsieJJóWN; 14[20]
\\\ // //
ja kijk-hier-mij~komend en-voorts-ben-ik-aan’t-voortwonen
<> !
[in-het-midden-van-jullie konde-van~die-JHWH-van-Israël.
☼ \\ <> |
en-voorts-zijn-zich-aan’t-geleiden-laten naties vele naar~die-JHWH-van-Israël15[21]
\ .
[op-de-dag (nl.)die,
// <> . . . . . . . . . .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-geschieden voor-mij tot-genotenvolk;
\ .
en-voorts-ben-ik-aan’tvoortwonen in-het-midden-van-jou,
\ // < >
en-voorts-ben-jij-aan’t-volkènnen ja~die-JHWH-van-Israël de-omschaarde
// !
[zendt-mij naar-jou.
\\ <> |
en-voorts-is-in-eigendom-aan’t-hebben die-JHWH-van-Israël enwel-JeHuWDáH16[22]
.
[de-vereffening-zijner,
\ . . . . . . .
op het-roodlingse-van het-geheiligde;
ZACH 2,3
// <> !
en-voorts-is-hij-aan’t-kiezen nogmalig voor-JeRuWSháLáM.
// <> \ . . . . .
ssst al-af~vlees vandaan-van-de-vertegenwendiging-van die-JHWH; 17[23]
// <> // !
ja gewekt-is-hij vandaan-van-het-domicilie geheiligd-aan-hem.
=
. .
en-voorts-doet-hij-zien-mij: 3.1
/ | \ .
enwel~JeHóWShoeàNg de-priester de-grote,
|| <> \
staande voor-d-evertegenwendiging-van de-werkbode-van
. . . . . . . . . . . .
[die-JHWH-van-Israël;
// // <> !
en-de-lasteraar staande op~de-zuidenrechter-zijner om-te-lasteren-hem.
\\ / . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot~de-lasteraar: 2
\\ /// | .
aan’t-schelden-is die-JHWH-van-Israël op-jou jij-lasteraar,
/// | .
en-aan’t-schelden-is die-JHWH-van-Israël op-jou,
<> . . . . . .
hij-die-kiest voor-JeRuWSháLáieM;
\\\ // <> // !
niet-is? deze een-spaander weggesleept vandaan-van-vuur.
|| // <> /// . . . . .
en-JeHóWShoeàNG geschiedt gekleed-zijnde-in kostuums goor; 3
<> // !
en-staande voor-de-vertegenwendiging-van de-werkbode.
\ . .
en-voorts-buigt-hij-zich-toe en-voorts-zegt-hij: 4
/// | .
tot-die-staan voor-de-vertegenwendiging-zijner te-zeggen,
// // <> . . . . .
doet-wijken de-kostuums goor vandaan-van-op-hem;
\ ..
en-voorts-zegt-hij tot-hem:
\\ /// / | .
zie oversteken-doe-ik vandaan-van-op-jou het-geontwricht-jouwer,
// | !
en-doende-bekleden- enwel-jou (met)een-uitrusting.
|| <> // <> . . . . .
en-voorts-zeg-ik aan’t-stellen-zijn-zij een-tulband rein op-het-eerstdeel-zijner; 5
☼ \\ / . .
en-voorts-stellen-zij de-tulband rein op-het-eerstdeel-zijner:
ZACH 3
/ | .
en-voorts-bekleden-zij-hem (met)kostuums,
// <> !
en-de-werkbode-van die-JHWH-van-Israël staande.
/ | \ .
en-voorts-stelt-nogmalig de-werkbode-van die-JHWH-van-Israël, 6
<> !
bij-JeHóWShoeàNg te-zeggen.
|| \ . .
zo~zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde: 7
/// | \
ware’t-dat~op-de-neemwegen-mijner jij-aan’t-gaan-bent en-ware’t-dat
\ .
[enwel~de-waarhouding-mijner je-aan’t-waar-houden-bent,
| \ .
en-ook~jij jij-bent-aan’t-oordelen enwel~het-huis-mijner,
<> \ . . . . . . .
en-ook ben-jij-aan’t-waar-houden enwel~de-grashof-mijner;
/// | .
en-voorts-ben-ik-aan’t-geven aan-jou voortgangen,
// <> !
onderscheidend hen-die-staan (nl.)deze.
|| \ \ . .
hoor~dan-toch JeHóWShoeàNg jij-priester groot: 8
/ | \ .
en-de-metgezellen-jouwer die-zitten voor-de-vertegenwendiging-jouwer,
// <> . . .
ja~menselijken-van godsblijk (zijn)zij;
// // <> !
ja~kijk-hier-mij die-doe-komen enwel~de-heerdienaar-mijner de-spruit.
\ \ . .
ja kijk-hier de-steen: 9
/// / | \ .
die ik-geef voor-de-vertegenwendiging-van JeHóWShoeàNg,
// <> \ . . . . . . . .
op~een-steen een-één-enkele zeven wel-ogen[24];
\\\ \ . .
kijk-hier-mij inkrassend een-inkrassing:
| \ .
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde,
// //
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-verdwijnen enwel~het-geontwricht-van
<> // !
[het-land~(nl.)dit op-een-dag een-één-enkele.
\ . .
op-de-dag (nl.)die: 10
| \ .
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde,
< > \ . . . . . . . . . . . . . . . .
zijn-jullie-aan’t-roepen iedermenselijke tot-de-mede-gezel-zijner;
ZACH 3,4
// <> // !
naar~de-drukplek-van een-rank en-naar~de-drukplek-van een-vijg.
|| <> \ . . . .
en-voorts-keert-weer de-werkbode die-inbrengt bij-mij; 4.1
|| <> //
en-voorts-wekt-hij-mij als-een-menselijke die~aan’t-gewekt-worden-is
!
[vandaan-van-de-slaap-zijner.
EINDE VAN DE SEDER
\ .
en-voorts-zegt-hij tot-mij, 2
// <> . . . . . .
wat? (ben)jij ziende;
|| \ \ ☼ ☼ \\ /
en-voorts-zeg-ik ik-zie en-kijk-hier een-zeven-lamp[25] goud al-af
\ . .
[en-een-wentelkruik op~het-eerstdeel-zijner:
/// / | .
en-zeven (zijn) de-lampen-zijner op-hem,
/// | .
zeven en-zeven drangtuiten,
<> // !
voor-de-lampen die (zijn) op~het-eerstdeel-zijner.
// <> . . . . .
een-andertwee-tal olijven op-hem; 3
| \ .
een-één-enkele vandaan-van-de-zuider-rechtse-van de-wentelkruik,
<> !
en-een-één-enkele op~de-noorder-linkse-van-hem.
/ | .
en-voorts-buig-ik-mij-toe en-voorts-zeg-ik, 4
// // <> . . . . . .
tot~de-werkbode die-inbrengt bij-mij te-zeggen;
<> !
wat?~(is)dit machtiger-mijns.
|| || // | \
en-voorts-buigt-zich-toe de-werkbode die-inbrengt bij-mij en-voorts-zegt-hij 5
.
[tot-mij,
// <> \ . . . . .
niet? volkèn-jij wat~zij (zijn) deze;
<> // !
en-voorts-zeg-ik nee machtiger-mijns.
// /// | .
en-voorts-buigt-hij-zich-toe en-voorts-zegt-hij tot-mij te-zeggen, 6
/// .
dit (is) de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël,
ZACH 4
<> . . . . . .
tot~ZeRoeBBaBèL te-zeggen;
/// / | \ .
niet met-vermogen en-niet met-kracht,
\ .
ja ware’t~met-de-beluchting-mijner,
<> // !
zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde.
\\\ // // <>
wie?~jij berg~de-grote voor-de-vertegenwendiging-van ZeRoeBBáBèL 7
. . . . . . . . . . .
[ter-rechtuitheid;
| \ .
en-hij-doet-uittrekken en-wel~de-steen-van het-eerstdeel,
☼ // <> !
uitkrachingen-van gratie gratie voor-haar.
~
// <> // !
en-voorts-geschiedt een-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël tot-mij te-zeggen. 8
\ . .
de-handen-van ZeRoeBbáBèL: 9
// // <> \
zij-zijn-aan’t-grondvesten het-huis (nl.)dit en-de-handen-zijner
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
[zijn-de-brokstukken-aan’t-maken;
.
en-aan’t-volkènnen-ben-jij,
// < > // !
ja~die-JHWH-van-Israël de-omschaarde zendt-mij naar-jullie.
\ \ ¬ \ ,
ja wie? heeft-minachting voor-de-dag-van kleine(dingen) 10
. .
en-voorts-zijn-zich-aan’t-verheugen:
|| \\\ // //
en-zijn-aan’t-zien enwel~de-steen-van de-afsplitsing in-de-hand-van
<> . . . . . .
[ZeRoeBBáBèL deze~zeven;
\ .
de-wel-ogen-van die-JHWH-van-Israël,
// <> !
zij die-zich-uitbreiden in-de-al-afheid-van~het-land.
<> \ . . . . .
en-voorts-buig-ik-mij-toe en-voorts-zeg-ik tot-hem; 11
/// | .
wat?~de-andertwee olijfbomen (nl.)deze,
// <> !
op~de-zuidenrechter-van de-zevenlamp en-op~de-linkerkant-van-haar.
\ .
en-voorts-buig-ik-mij-toe andermaal, 12
<> . . . . .
en-voorts-zeg-ik tot-hem;
ZACH 4,5
|| \ . .
wat?~de-andertwee spoortrekkers-van de-olijfbomen:
| . .
die-(zijn) in-de-hand-van:
| \ .
de-andertwee hulzen-van goud,
// <> !
die-lozen vandaan-van-op-hen het-goud.
/// | .
en-voorts-zegt-hij tot-mij te-zeggen, 13
// <> . . . . . . .
niet? volkèn-jij wat~dit(is);
<> // !
en-voorts-zeg-ik nee machtiger-mijns.
|| <> \ . . . . . . . .
en-voorts-zegt-hij deze (zijn) de-andertwee stichtkinderen-van~de-glansolie; 14
< > // !
de-staanden op~de-machtiger-van al-af~het-land.
|| // <>
en-voorts-keer-ik en-voorts-draag-ik-hoog-heen de-wel-ogen-mijner 5.1
. . . . . .
[en-voorts-zie-ik;
<> // !
en-kijk-hier een-afwentelaar[26] vliegend.
\ .
en-voorts-zegt-hij tot-mij, 2
// <> . . . . . .
wat? (ben)jij ziende;
. .
en-voorts-zeg-ik:
/// | \ .
ik(ben) ziende een-afwentelaar vliegend,
| \ .
de-gestrektheid-harer twintig in-ellen,
<> // !
en-de-wijdte-harer tien in-ellen.
\ .
en-voorts-zegt-hij tot-mij, 3
/// .
dit(zijn) deze,
<> \ . . . . .
de-uittrekkenden op~de-veretegenwendiging-van al-af~het-land;
\ . .
ja al-af~de-stelende:
| \ .
vandaan-van-hier naar-dit is-hij-straffeloos,
/ .
en-al-af~de-zich-bezevenende,
<> // !
vandaan-van-hier naar-dit is-hij-straffeloos.
ZACH 5
. .
uittrekken-doe-ik-dit: 4
| \ .
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde,
/ | \ .
en-voorts-is-aan’t-komen-dit naar~het-huis-van de-steler,
// // <>
en-naar~het-huis-van die-zich-bezevent in-de-naam-mijner
. . . . . . .
[ter-leugen;
/ | \ .
en-voorts-is-dit-aan’t-vernachten in-het-midden-van het-huis-zijner,
<> //
en-voorts-dit-aan’t-al-af-maken-het en-wel-ook~de-houtbomen-zijner
!
[enwel-ook~de-stenen-zijner.
|| <> \ . . . . .
en-voorts-trekt-uit de-bodewerker die-inbrengt bij-mij; 5
\ .
en-voorts-zegt-hij tot-mij,
\ /// \\ | .
draag-hoog-heen dan de-wel-ogen-jouwer en-zie,
<> // !
wat(is) het-uittrekkende (nl.)dit.
<> . . . .
en-voorts-zeg-ik wat?~(is)dit; 6
. .
en-voorts-zegt-hij:
/// | .
dit(is) de-AéJPháH[27] die-uittrekt,
|| // <> !
en-voorts-zegt-hij deze(zijn) wel-ogen op-de-al-afheid-van~het-land.
// // <> . . . . . . . . .
en-kijk-hier een-tegenplaat-van lood wordt-hoog-heen-gedragen; 7
| \ .
en-dit(is) een-vrouwmenselijke een-één-enkele,
<> // !
zittend in-het-midden-van de-AéJPháH.
\\ | \ .
en-voorts-zegt-hij dit(is) de-schenderij, 8
// <> \ . . . . . .
en-voorts-werpt-hij-weg enwel-haar naar~het-midden-van de-AéJPháH;
// // <> !
en-voorts-werpt-hij-weg enwel~de-steen-van lood naar~de-mond-harer.
=
\\ / . .
en-voorts-draag-ik-hoog-heen de-wel-ogen-mijner en-voorts-zie-ik: 9
☼ \\ /// |
en-kijk-hier een-andertweetal vrouwmenselijken uittrekkend
ZACH 5,6
\ .
[en-beluchting in-de-vleuigels-hunner,
// <> \ . . . . . . .
en-aan-hen een-vleugelpaar als-de-vleugels-van de-ooievaar;
\\ | .
en-voorts-dragen-zij-hoog-heen enwel~de-AéJPHáH,
// <> // !
onderscheidend het-land en-onderscheidend de-helftenhemel.
|| <> \ . . . .
en-voorts-zeg-ik tot~de-bodewerker die-inbrengt bij-mij; 10
// // <> !
waarheen? (zijn)zij doende-gaan enwel~de-AéJPháH.
\ .
en-voorts-zegt-hij tot-mij, 11
// <> \ . . . . . .
om-te-stichten~voor-haar een-huis in-het-land ShieNeNgáR;
// // <> !
en-vastzo-te-worden en-geleid-te-worden daar op-de-vastzo-plek-harer.
=
. .
en-voorts-keer-ik: 6.1
/// | .
en-voorts-draag-ik-hoog-heen de-wel-ogen-mijner en-voorts-zie-ik,
\\ /// | .
en-kijk-hier vier oprij-tuigen uittrekkend,
<> \ . . . . . . .
vandaan-van-onderscheidend andertwee bergen;
<> // !
en-de-bergen (zijn) bergen-van metaal.
// <> \ . . . . .
en-bij-het-oprij-tuig het-eerdere paarden rood; 2
// <> // !
en-bij-het-oprij-tuig het-andere paarden glans-donker.
// <> \ . . . .
en-bij-het-oprij-tuig het-derde paarden wit; 3
| .
en-bij-het-oprij-tuig het-vierde,
// <> !
paarden hagelvlekkig stevig.
\\ | .
en-voorts-buig-ik-toe-mij en-voorts-zeg-ik, 4
<> \ . . . .
tot~de-bodewerker die-inbrengt bij-mij;
<> !
wat?~deze machtiger-mijns.
// <> \ . . . . .
en-voorts-buigt-zich-toe de-bodewerker en-voorts-zegt-hij tot-mij; 5
. .
deze:
| \ .
vier beluchters-van de-helftenhemel,
ZACH 6
|| <> //
die-uittrekken vandaan-van-het-zich-plaatsen op~-machtiger-van
!
[al-af~het-land.
|| \ . .
die~waarbij de-paarden de-glansdonkere: 6
| \ .
uittrekkenden naar~het-land-van het-opbergnoorden,
.
en-de-witten,
<> . . . . . . .
zij trekken-uit naar~het-laat-achtere-hunner;
\\ .
en-de-hagelvlekkigen,
<> // !
zij-trekken-uit naar~het-land-van het-rechter-zuiden.
\ . .
en-de-stevigen trekken-uit: 7
| \\ | \ .
en-voorts-zoeken-zij om-te-gaan om-heen-te-gaan in-het-land,
|| <> \ . . . . .
en-voorts-zegt-hij gaat en-gaat-heen in-het-land;
<> !
en-voorts-gaan-zij-heen in-het-land.
\ .
en-voorts-schreeuwt-hij-aan enwel-mij, 8
// <> . . . . . .
en-voorts-brengt-hij-in tot-mij te-zeggen;
. .
zie:
| \ .
die-uittrekken naar~het-land-van het-opbergnoorden,
// <> //
rusten-doen-zij enwel~de-beluchting-mijner in-het-land-van
!
[het-opbergnoorden.
=
// <> // !
en-voorts-geschiedt de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël tot-mij te-zeggen. 10
\\ | .
nemende vandaan-van-bij de-ontmanteling[28], 11
|| // <>
vandaan-van-ChèLeDàJ en-vandaan-van-bij ThóWBhieJJáH
\ . . . . .
[en-vandaan-van-bij JeDàNgeJáH;
/// | \ .
en-jij-komt jij op-de-dag (nl.)die,
. .
en-jij-komt:
ZACH 6
/// \ .
in-het-huis-van JoAShieJJáH stichtzoon-van~TsePhàNeJáH,
<> !
die~komen vandaan-van-BáBèL.
// <> \ . . . . . . .
en-jij-neemt zilver~goud en-jij-maakt kransen; 11
. .
en-jij-zet-ze:
// // <>
op-het-eerstdeel-van JeHóWShieàNg stichtzoon-van~JeHóWTsáDáQ
// !
[de-priester de-grote.
/// | .
en-jij-zegt tot-hem te-zeggen, 12
// // // <> . . . . . . .
zo zegt die-JHWH-van-Israël omschaarde te-zeggen;
|| /// |
kijk-hier~een-manmenselijke spruit de-naam-zijner
\ .
[en-vandaan-van-op-de-drukplek-zijner is-hij-aan’t-uitspruiten,
<> // !
en-hij-is-aan’t-stichten enwel~-het-tehuis-van die-JHWH-van-Israël.
☼ || /// |
en-hij hij-is-aan’t-stichten enwel~het-tehuis-van die-JHWH-van-Israël 13
\ .
[en-hij~hij-is-hoog-heen-aan’t-dragen behandklapping,
// <> . . . . .
en-hij-zit en-hij-is-vore-steller op~de-troon;
/// | .
en-hij-geschiedt priester op~de-troon-zijner,
\ .
en-raadverschaffing-van vrede,
<> // !
is-aan’t-geschieden onderscheidend hen-andertwee.
SEDER
. .
en-de-kransen: 14
| \\ | \
die-is-aan’t-geschieden voor-ChéLèM en-voor-ThóBhieJJáH
.
[en-voor-JeDàNgeJáH,
<> . . . .
en-voor-ChéN stichtzoon-van~TsePhàNeJáH;
<> // !
ter-aanhaking bij-het-tehuis-van die-JHWH-van-Israël.
\ . .
en-verre-zijnden zijn-aan’t-komen: 15
| \ .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-stichten bij-het-tehuis-van die-JHWH-van-Israël,
|| //
en-voorts-zijn-jullie-aan’t-volkènnen ja~die-JHWH-van-Israël
ZACH 6,7
<> \ . . . . . .
[omschaarde zendt-mij naar-jullie;
| \ .
en-voorts-is-aan’t-geschieden ware’t-dat~te-horen jullie-aan’t-horen-zijn-!,
<> // !
bij-de-stem-van die-JHWH-van-Israël de-gods-jelieder.
=
| \ .
en-voorts-geschiedt in-jaarandering vier, 7.1
<> . . . . . .
voor-DáReJèWèSh[29] de-koning;
\\ / . .
geschiedt een-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël tot~ZeKhàReJáH:
// // <> !
op-de-vierde voor-maandvernieuwing negen in KieSeLàW.
| .
en-voorts-zendt-men naar-het-huis-van~god[30], 2
☼ // // . . . . . .
vorst~AèTsèR en-RèGèM MèLèK en-de-menselijken-zijner;
<> // !
om-aan-te-pakken enwel~de-vertegenwendiging-van die-JHWH-van-Israël.
. .
te-zeggen: 3
| | \
tot~de-priesters die (zijn) voor-het-huis-van~die-JHWH-van-Israël
.
[de-omschaarde,
<> . . . . .
en-tot~de-profeten te-zeggen;
| \ .
ben-ik?-aan’t-wenen in-maandvernieuwing vijf,
|| \ .
zich-een-toegewijde-makend naar-wat ik-maak,
<> // !
dit zoals jaaranderingen.
~
// // <>
en-voorts-geschiedt een-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël omschaarde 4
// !
[tot-mij te-zeggen.
| \ .
zeg tot~al-af~het-genotenvolk-van het-land, 5
<> . . . . . .
en-tot~de-priesters te-zeggen;
ZACH 7 \\ / \ . .
ja~het-vasten-van-jullie en-het-rouwklagen in-maandvernieuwing zeven:
| \ .
en-dit zeventig jaarandering,
// <> !
?vasten vasten-jullie-voor-mij mij.
// <> \ . . . . . . .
en-ja jullie-eten en-ja jullie-drinken; 6
/// | .
niet? jullie de-etenden,
<> !
en-jullie de-drinkenden.
\ . .
niet? enwel~de-inbrengen: 7
\\ /// | | \ .
die roept die-JHWH-van-Israël door-de-hand-van de-profeten de-eerdere,
<> \\ | \
bij-het-geschieden-van JeRuWSháLàieM neerzittend
.
[en-zorgeloos-zijnde,
<> <> //
en-de-steden-van-haar in-omsingeling-van-haar en-de-zuidwoestijn
<> !
[en-de-laagte neerzittend.
~
| .
en-voorts-geschiedt een-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël, 8
<> !
tot~ZeKhàReJáH te-zeggen.
// // // <> . . . . . . .
zo zegt die-JHWH-van-Israël omschaarde te-zeggen; 9
/// | .
stelregeling-van trouw stelt-als-regel,
\ .
goede-gunst en-moederschotigheid,
<> // !
maakt(dat) ieder-menselijke samen-met~de-verwant-zijner.
\\\ // // <> . . . . . . .
en-weduwe en-wees inklamper en-gebogene niet~aan’t-bedrukken; 10
| \ .
en-kwaad-van een-andermenselijke de-verwant-zijner,
<> !
niet~aan’t-berekenen-jullie in-het-hart-jelieder.
\ .
en-voorts-beletten-zij om’t-te-doen-opmerken, 11
// <> . . . . . . . . . . .
en-voorts-geven-zij een-schouderblad (dat)kregelig(is)[31];
<> // !
en-de-oren-hunner doen-zij-zwaar-zijn vandaan-van-het-horen.
ZACH 7,8
|| \ . . . . . .
en-het-hart-hunner stellen-zij-tot een-nageldoorn: 12
☼ /// |
vandaan-van-het-horen-van enwel~de-uitlegging en-enwel~de-inbrengen
\\ / /// | .
[die zendt die-JHWH-van-Israël omschaarde met-de-beluchting-zijner,
<> \ . . . . . . . .
met-de-hand-van de-profeten de-eerdere;
\\ \ .
en-voorts-geschiedt een-toorn groot,
<> // !
vandaan-van-bij die-JHWH-van-Israël omschaarde.
// <> \ . . . . . . . . .
en-voorts-geschiedt naar-wat hij-roept en-niet horen-zij; 13
/// | \ .
evenvast zijn-zij-aan’t-roepen en-niet ben-ik-aan’t-horen,
<> // !
zegt die-JHWH-van-Israël omschaarde.
. .
en-ik-ben-aan’t-vertubuleren-hen: 14
/// | \ .
over al-af~de-naties die niet~volkènnen-hen,
\\ | \ .
en-het-land wordt-ontzettend laat-achter-hen,
<> . . . . . . . .
vandaan-van-een-overstekende
[en-vandaan-van-een-terugkerende;
// <> !
en-voorts-stellen-zij het-land-(dat)begeerd(is) tot-iets-ontzettends.
~
// // <>
en-voorts-geschiedt een-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël omschaarde 8.1
!
[te-zeggen.
/// | \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël omschaarde, 2
// <> \ . . . . .
ik-beijver-mij voor-TsieJJóWN een-ijver groot;
// <> // !
en-(met)een-hitte groot beijver-ik-mij voor-haar.
fz \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël, 3
fz .
ik-keer-terug naar~TsieJJóWN,
<> \ . . . . . .
en-ik-woon-voort in-het-midden-van JeRuWSháLáieM;
/// \\ | .
en-geroepen-wordt JeRuWSháLàieM stad-van~de-trouw,
// <> // !
en-de-berg-van~die-JHWH-van-Israël omschaarde berg-van het-geheiligde.
ZACH 8
=
/// | \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël omschaarde, 4
/// | \ .
nogmalig zijn-aan’t-zitten manbaardouden en-vrouwbaardouden,
<> . . . . . .
op-de-wijdten-van JeRuWSháLáieM;
\\\ // <>
en-iedermenselijke de-leunstok-zijner in-de-hand-zijner
// !
[vandaan-van(vanwege)-de-veelheid-van dagen.
/// | .
en-de-wijdten-van de-stad zijn-vol-aan’t-worden, 5
<> . . . . . . . . . . .
borelingen en-borelingskes;
<> !
lachend op-de-straatbuitens-harer.
=
/// | \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël omschaarde, 6
\ .
ja wonderlijk-is’t-aan’t-zijn:
| | \ .
in-de-wel-ogen-van het-restant-van het-genotenvolk (nl.)dit,
<> . . . .
in-de-dagen (nl.)die;
| .
ook~in-de-wel-ogen-mijner is-het-wonderlijk-aan’t-zijn,
<> // !
konde-van die-JHWH-van-Israël omschaarde.
~
/// | \ .
zo zegt die-JHWH-van-Israël omschaarde, 7
// // <>
kijk-hier-mij die-bevrijd enwel~het-genotenvolk-mijner
\ . . . . . . . . .
[vandaan-van het-land vandaan-van-de-(zon)oprijzing;
<> // !
en-vandaan-van-het-land-van het-neerkomen-van de-zon.
\ .
en-ik-doe-komen enwel-hen, 8
<> \ . . . . . .
en-zij-wonen-voort in-het-midden-van JeRuWSháLáieM;
\ . .
en-zij-geschieden~voor-mij tot-genotenvolk:
| // | .
en-ik ik-ben-aan’t-geschieden voor-hen tot-gods,
ZACH 8
<> !
in-trouw en-in-gerechtigheid.
=
¬ \ ,
zo~zegt die-JHWH-van-Israël omschaarde 9
\ .
jij-bent-aan’t-sterk-doen-zijn-toch de-handen-jelieder,
| \ .
die-horen in-de-dagen (nl.)deze,
\ . . . .
enwel de-inbrengen (nl.) deze;
| .
vandaan-van-de-mond-van de-profeten,
|| \\ \\\
die van-de-dag-van het-grondvesten-van het-huis-van~die-JHWH-van-Israël
// <> !
[de-omschaarde het-tehuis om-te-doen-stichten.
. .
ja: 10
| \ .
voor-de-vertegenwendiging-van de-dagen (nl.)die,
/// | \ .
wordt-het-loon-van de-roodling niet tot-geschieden-gebracht,
// <> . . . . . . . . .
en-loon-van het-veegedierte (is-er)geenszins;
\\ /// | .
en-voor-uittrekkende en-voor-inkomende geen-vrede vandaan-van-de-beënger,
// // //
en-voorts-zend-ik enwel~al-af~de-roodling iedermenselijke
!
[met-de-metgezel-zijner.
. .
en-welnu: 11
\ /// | .
niet als-de-dagen de-eerdere (ben)ik,
<> \ . . . . .
voor-het-restant-van het-genotenvolk (nl.)dit;
<> // !
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde.
\ . .
ja~kiemsel-van de-vrede: 12
\\ /// | \\ | \ .
de-rank is-aan’t-geven de-vrucht-harer en-het-land aan’t-geven
[enwel~de-afdracht-harer,
<> \ . . . . . . .
en-de-hemelhelften zijn-aan’t-geven de-dauw-hunner;
. .
en-in-eigendom-geef-ik:
// // <>
enwel~aan-het-restant-van het-genotenvolk (nl.)dit
ZACH 8
!
[enwel~al-af~dit.
|| ☼ \\ /
en-voorts-is-het-aan’t-geschieden zoals jullie-geschieden (als)kleinering 13
. .
[bij-de-naties:
/// | \ .
huis-van JeHuWDáH en-huis-van JieSseRáAéL,
/// \ .
vastzo ben-ik-aan’t-bevrijden enwel-jullie,
<> . . . . . . . . .
en-voorts-zijn-aan’t-geschieden-jullie (als)inzegening;
<> // !
niet~je-aan’t-ontzien-jullie jullie-zijn-aan’t-hard-doen-zijn de-handen-jelieder.
=
\ \ ¬ \ ,
ja zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde 14
\\ / \ . .
zoals ik-de-opzet-heb om-kwaad-te-doen aan-jullie;
/// | .
als-toornig-doen-zijn de-omvamenden-jelieder enwel-mij,
<> \ . . . . . . . . . . .
zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde;
\\ !
en-niet behoef-ik-troost.
\ \ \\ | \ .
vastzo keer-ik-mij heb-ik-de-opzet in-de-dagen (nl.)die, 15
// <> \ . . . . .
om-goed-te-doen-zijn enwel~JeRuWSháLàieM en-enwel~het-huis JeHuWDáH;
!
niet~zijn-jullie-je-aan’t-ontzien.
// <> \ . . . . . . . . . .
deze(zijn) de-inbrengen die jullie-aan’t-maken-zijn; 16
/// | \ .
brengt-in trouw iedermenselijke samen-met~de-metgezel-zijner,
\ .
en-stelregeling-van vrede,
<> !
stelt-als-regel in-de-poorten-jelieder.
\ \ . .
iedermenselijke enwel-kwaad-voor de-metgezel-zijner: 17
| .
niet~aan’t-berekenen-zijn-jullie’t in-de-harten-jelieder,
// // . . . . . . . . .
en-bezevening-van leugen zijn-jullie-niet~aan’t-beminnen;
\\\ // // <> !
ja enwel~al-af~(zijn)die(dingen) die ik-beweiger
[konde-van~die-JHWH-van-Israël.
=
ZACH 8
// // <>
en-voorts-geschiedt de-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël de-omschaarde 18
// .
[naar-mij te-zeggen.
|| \ . .
zo~zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde: 19
\ || \ ☼ \\
het-vasten-van de-vierde en-het-vasten van de vijfde en-het-vasten-van
/ \ . .
[de-zevende en-het-vasten-van de-tiende[32]:
/// | \
is-aan’t-geschieden voor-het-huis-van~JeHuWDáH tot-verrukking
.
[en-tot-vreugde,
<> . . . . . . . . . .
en-tot-gemeenschapsordeningen (die)goed(zijn);
// <> !
en-de-trouw en-de-vrede beminnen-zij.
~
// <> \ . . . . . . . . .
zo zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde; 20
/// \ \ .
nogmalig dat aan’t-komen-zijn genotenvolken,
<> // !
en-inzittenden-van steden vele.
|| ☼ \\ / . .
endan-gaan de-inzittenden-van een-enkel-ene naar~een-enkel-andere 21
[om-te-zeggen:
/// | | \
aan’t-gaan-wij gaande om-uit-te-putten enwel~de-vertegenwendiging-van
.
[die-JHWH-van-Israël,
<> \ . . . . . . . .
en-om-te-zoeken enwel~die-JHWH-van-Israël de-omschaarde;
<> !
ik-ben-aan’t-gaan ook~ik.
\\ /// | \ .
en-dan-komen genotenvolken vele en naties hardbottig, 22
// // <> . . . . . .
om-te-zoeken enwel~die-JHWH-van-Israël de-omschaarde
[in-JeRuWSháLáiem;
<> // !
en-om-uit-te-putten enwel~de-vertegenwendiging-van die-JHWH-van-Israël.
=
SEDER
ZACH 8,9
¬ \ ,
zo~zegt die-JHWH-van-Israël de-omschaarde 23
\ .
in-de-dagen (nl.)die,
/// \\ | \ .
dat hard-aan’tvatten-zijn tien menselijken,
<> \ . . . . . .
vandaan-van-de-al-afheid aan-tongen-van de-naties;
|| ☼ \\
en-voorts-zijn-zij-hard-aan’t-vatten bij-een-vleugelslip-van een-manmenselijke
<> . .
[een-JeHuWDieJ om-te-zeggen:
| .
aan’t-gaan-wij genoot-met-jullie,
// <> // !
ja wij-horen gods(is) genoot-met-jullie.
=
///
opdracht 9.1
| \ .
inbreng-van~die-JHWH-van-Israël in-het-land ChàDeRáKh,
<> . . . . . .
en-DáMMèSsèQ de-rust-zijner;
/// | \ .
ja aan-die-JHWH-van-Israël(is) het-weloog-van roodling,
<> // !
en-de-al-afheid-van de-stamstaven-van JieSseRáAéL.
<> . . . . . . . .
en-ook~ChæMáT is-aan’t-grenzen~daaraan; 2
\ .
TsoR en-TsieJDóWN,
// <> !
ja is-wijs machtig.
// // <> . . . . .
en-voorts-sticht TsoR een-engte[33] voor-zich; 3
\\ | .
en-voorts-stapelt-het-op~zilver als-stof,
<> // !
en-delfstof[34] als-slijk-van de-straatbuitens.
/// | .
kijk-hier de-machtiger-mijns is-aan’t-wegvangen-hem, 4
// <> . . . . . . .
en-hij-slaat in-de-zee het-vermogen-zijner;
<> // !
en-hij(is) in-vuur aan’t-op-gegeten-worden.
\\ / . .
aan’t-zien-is AàSheQeLóN en-ontzag-aan’t-hebben: 5
ZACH 9
| \ . .
en-NgàZZáH en-is-aan’t-kronkelen machtig:
<> \ . . . . . . .
en-NgèQeRóWN ja~te-schande-doet-worden wat-zij-bekijken;
/// \\ | .
en-teloor-gaat de-koning vandaan-van-NgàZZáH,
<> / !
en-in-AèSheQeLóWN is-niet gezeten-aan’t-worden.
// <> . . . . . . .
en-aan’t-zitten-is een-bastaard in-AàSheDóWD; 6
<> // !
en-voorts-ben-ik-aan’t-afscheiden de-hoovaardigheid-van PeLieSheTieM.
| / . .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-wijken het-roods-zijner 7
[vandaan-van-de-mond-zijner:
| \
en-de-afschuwelijkheden-zijner vandaan-van-onderscheidend
.
[de-tanden-zijner,
// <> . . . . . . .
en-voorts-is-aan’t-resteren ook~hij voor-de-gods-onzer;
| <> .
en-voorts-is-hij-aan’t-geschieden als-kuddeman in-JeHuWDáH,
<> !
en-NgèQeRóWN als-een-JeBuWSiet.
\\ ///
en-voorts-ben-ik-mij-aan’t-neerlaten voor-het-huis-mijner 8
| \
[vandaan-van(vanwege)-de-schare vandaan-van(vanwege)de-oversteker
.
[en-vandaan-van(vanwege)-de-weerkerende,
\\\ // <> . . . . . . . . . .
en-niet~is-aan’t-oversteken op-hen nogmalig een-afdwinger;
// <> // !
ja nu zie-ik met-de-wel-ogen-mijner.
=
\\ / . .
juich machtig stichtdochter~TsieJJóWN: 9
\\ | \ .
schettert stichtdochter JeRuWSháLàieM,
` /// |
kijk-hier de-koning-jouwer
\ .
hij-is-aan’t-komen voor-jou,
// <> . . . .
een-rechtvaardige en-een-bevrijdende (is)hij;
| \ .
een-gebogene en-op-rijdend op~een-ezel,
<> !
en-op~een-veulen stichtjong-van~ezelinnen.
ZACH 9
\ . .
en-ik-scheid-af~oprij-tuig vandaan-van-AèPheRàJieM: 10
| .
en-een-paard vandaan-van~JeRuSháLáieM,
| \ .
en-afgescheiden-wordt de-boog-van broderij,
// <> . . . . . . .
en-in-brengt-hij vrede voor-de-naties;
| \ .
en-de-vore-stelschappij-zijner (is) vandaan-van-de-zee tot~de-zee,
<> !
en-vandaan-de-blikkering tot~de-rand-van~het-land.
\ . .
ook~enwel met-het-roods-van-dse-zuivergang-jouwer: 11
/// \\ | .
zend-ik-heen de-geknevelden vandaan-van-de-bak,
// <> !
geenszins water daarin.
fz .
keert-terug tot-de-ontoegankelijkheid, 12
<> . . . . . . . . . . .
geknevelden-van gespannenheid;
|| // <> //
ook~vandaag voorleggend het-dubbelandere ben-ik-aan’t-doen-weerkeren
!
[tot-jou.
\\ / . .
ja~de-weg-neem-ik voor-mij, JeHuWDáH: 13
fz \ .
de-boog doe-ik-vol-zijn, AèPheRàJieM,
/// \\ | . .
en-op-wek-ik de-stichtkinderen-jouwer, TsieJJóWN:
/// . . . . .
op-tegen~de-stichtkinderen-jouwer JáWàN[35];
<> // !
en-ik-stel-jou als-het-zwaard-van een-heerbaas.
| \ .
en-die-JHWH-van-Israël-is over-hen aan’t-gezien-worden, 14
// <> . . . . . .
en-voorts-is-aan’t-uittrekken als-de-bliksem de-pijl-zijner;
/// . .
en-de-machtiger-mijns die-JHWH-van-Israël:
\ .
op-een-klaroen is-hij-aan’t-stoten,
<> // !
en-voorts-is-hij-aan’t-gaan in-turbulenties-van zuidenrechts.
\ ¬ \ <> . .
die-JJHWH-van-Israël de-omschaarde is-schut-aan’t-zijn over-hen 15
[en-voorts-zijn-zij-aan’t-eten:
ZACH 9,10
| .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-bewalken de-stenen-van~de-slinger,
// <> . . . . . .
en-voorts-zijn-zij-aan’t-drinken en-zich-aan’t-roeren zoals~wijn;
| .
en-vooorts-zijn-zij-vol-aan’t-worden als-een-sprenkelaar,
<> !
als-de-zuilen-van een-slachtplaats.
|| \\\ //
en-voorts-is-aan’t-bevrijden-hen die-JHWH-van-Israël de-gods-hunner 16
// <> \ . . . . .
[op-de-dag (nl.)die als-voorttrekvee (is)het-genotenvolk-zijner;
fz .
ja~stenen-van~toewijding,
<> !
als-banieren-gesteld op~het-roodlingse-zijner.
// <> . . . . .
ja wat~het-goede-zijner en-wat~het-mooie-zijner; 17
| .
koren (is) verkiesbaren,
<> // !
en-wegvangst is-aan’t-doen-gedijen maagden.
\\ /// | \ .
wenst vandaan-van-die-JHWH-van-Israël regen in-het-tij-van de-zamelregen, 10.1
<> \ . . . . . . . . . . .
die-JHWH-van-Israël makend weerlichten;
| \ .
en-regen~sneeuw is-hij-aan’t-geven aan-hen,
<> // !
aan-iedermenselijke kruid op-het-veld.
\\\ \ . .
ja de-TeRáPhieJM brengen-in~streverij: 2
| \ .
en-de-voorspellers schouwen leugen,
| \ .
en-dromen-van waan zijn-zij-aan’t-inbrengen,
<> . . . . . . . . .
(als)een-vlaag zijn-zij-aan’t-troosten;
| \ .
om~vastzo rukken-zij-zich-los zoals~voorttrekvee,
<> // !
zijn-zij-aan’t-gebogen-worden ja~geen weider.
~
| \ .
over~de-weiders gloeit de-walgneus-mijner, 3
<> . . . . . . .
en-over~de-geitenbokken ben-ik-me’aan’t-bemoeien;
☼ \\ /// |
ja~(zo)bemoeit-zich die-JHWH-van-Israël de-omschaarde
[enwel~met-de-uithaling-zijner
ZACH 10
\ <> \ .
[enwel~het-huis-van JeHuWDáH en-hij-stelt enwel-hen,
// <> !
als-het-paard-van de-behandklapping-zijner in-de-broderij.
/// | \ .
vandaan-van-hem een-wendehoek vandaan-van-hem een-pin, 4
<> \ . . . . . . . .
vandaan-van-hem een-boog-van broderij;
// // <> !
vandaan-van-hem is-aan’t-uittrekken een-al-afheid~drijver verenigd.
\\ / \\ /// |
en-zij-geschieden als-heerbazen verstampend in-het-slijk-van straatbuitens 5
.
[in-broderij,
\\ .
zij-voeren-broderij,
// <> . . . . .
ja die-JHWH-van-Israël (is)genoot-met-hen;
<> // !
en-zij-doen-te-schande-zijn oprijders-van paarden.
\ \ . .
en-ik-maak-heerbaas enwel~het-huis-van JeHuWDáH: 6
/// | .
en-enwel~het-huis-van JóSéPh ben-ik-aan’t-bevrijden,
| \ .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-zitten-hen ja
[moederschotig-aan’t-zijn-voor-hen,
<> \
en-voorts-zijn-zij-aan’t-geschieden alsof
. . . . . . . . . . . . . . . .
[ik-niet~stinkend-vind-hen;
. .
ja:
// // <> !
ik die-JHWH-van-Israël de-gods-hunner
[en-voorts-ben-ik-mij-aan’t-toebuigen-naar-hen.
/// | .
en-zij-geschieden als-een-heerbaas-van AèPheRàJieM, 7
// <> . . . . .
en-verheugt-zich het-hart-hunner als~van-wijn;
| \ .
en-de-stichkinderen-hunner zij-zien en-verheugen-zich,
// <> !
juicht het-hart-hunner in-die-JHWH-van-Israël.
// // <> \ . . . . .
ik-ben-aan’t-lipfluiten voor-hen en-ik-ben-aan’t-verzamelen-hen ja 8
[los-koop-ik-hen;
<> !
en-veel-worden-zij zoals zij-veel-worden.
| .
en-ik-ben-aan’t-te-kiemleggen-hen bij-de-genotenvolken, 9
<> . . . . . . . . . . . . . . .
en-in-verre-streken zijn-zij-aan’t-aanhaken-bij-mij;
ZACH 10,11
// <> !
en-zij-leven samen-met~de-stichtkinderen-hunner en-zij-keren-terug.[36]
| \ .
en-voorts-ben-ik-aan’t-doen-terugkeren-hen vandaan-van-het-land 10
[MieTseRàJieM,
<> . . . . .
en-vandaan-van-AàShShuWR ben-ik-aan’t-verzamelen-hen;
\\ /// | .
en-naar~het-land GieLeNgàD en-LeBáNóWN ben-ik-aan’t-doen-komen-hen,
// <> !
en-niet is’t-aan’t-gevonden-worden voor-hen.
\\ / . .
en-over-steekt-hij op-de-dag-van de-beënging: 11
/// | .
en-hij-slaat in-de-zee de-wentelingen,
|| <> \ . . . . . .
en-uit-drogen al-af de-schemerdiepten-van de-rivier;
| \ .
en-tot-afdalen-wordt-gebracht de-hovaardigheid-van AàShShuWR,
// <> !
en-de-stamstaf-van MieTseRàJieM is-aan’t-wijken.
| .
en-heerbazen-doe-ik-zijn-hen in-die-JHWH-van-Israël, 12
<> . . . . . .
en-in-de-naam-zijner zijn-zij-voor-zich-aan’t-gaan;
<> !
konde-van die-JHWH-van-Israël.
=
// <> . . . . . . .
open LeBáNóWN de-bungeldeuren-jouwer; 11.1
// <> .
en-aan’t-eten-is vuur in-de-ceders-jouwer.
/// | \ .
jammert cypres ja~(daar)valt de-ceder, 2
// <> . . . . . . .
dat getooiden zijn-overweldigd;
\\ | \ .
jammert eikebomen-van BáSháN,
// <> // !
ja af-daalt het-woud ontoegankelijk.
ZACH 11
/// \ .
een-stem-van gejammer-van de-weiders, 3
// <> . . . . . . .
ja overweldigd-is de-tooi-hunner;
/// \ .
een-stem-van gebrul-van tegenaarts(leeuwen),
// <> // !
ja overweldigd-is de-hoovaardigheid-van de-JàReDéN.
=
// <> \ . . . . . .
zo zegt die-JHWH-van-Israël de-gods-mijner; 4
<> // !
weid het-voorttrekvee dat-vermoord-wordt.
\\ /// | \
dat de-verwervers-hunner aan’t-vermoorden-zijn-! en-niet 5
.
[zijn-zij-schuldig-bevonden-worden,
\ .
en-de-kopers-van-hen hij-zegt,
\ <> . . . .
ingezegend die-JHWH-van-Israël en-voorts-ben-ik-rijk;
.
en-de-weiders,
// !
niet zijn-zij-medelijden-aan’t-hebben met-hen.
☼ \ // // // <>
ja niet ben-ik-medelijden-aan’t-hebben nog met~de-inzittenden-van het-land 6
. . . . . . . . . . . .
[konde-van~die-JHWH-van-Israël;
\\ / \ . .
en-kijk-hier ik die-doe-bevinden enwel~de-roodling:
/// \\ | \
iedermenselijke in-de-hand-van~de-metgezel-zijner en-in-de-hand-van
.
[de-koning-zijner,
| .
en-zij-verbeuken enwel~het-land,
// <> !
en-niet ben-ik-eruit-aan’t-slepen vandaan-van-de-hand-hunner.
| \ .
en-voorts-weid-ik enwel~het-voorttrekvee dat-vermoord-wordt, 7
<> \ . . . . . . .
om-vastzo is-gebogen het-voorttrekvee;
|| \ . .
en-voorts-neem-ik~voor-mij andertwee stokken:
|| /// \\ | | \
voor-de-één-enkele roep-ik klankmooie en-voor-de-latere roep-ik . [versnoeringen,
<> !
en-voorts-weid-ik enwel~het-voorttrekvee.
ZACH 11
// // <> \
en-voorts-doe-ik-verholen-zijn enwel~drie weiders in-een-maan-maand 8
. . . . . . . . . . .
[een-één-enkele;
/// | .
en-voorts-is-beknot de-chaamziel-mijner bij-hen,
<> // !
en-ook~de-lichaamziel-hunner (is)een-verschrikking in-mij.
|| // <> . . . . . .
en-voorts-zeg-ik niet ben-ik-aan’t-weiden enwel-jullie; 9
\ . .
wat-sterft zij-is-aan’t-sterven:
\\ | .
en-wat-verholen-is zij-is-aan’t-verholen-worden,
.
en-de-resterenden,
|| <> //
aan’t-eten-is een-vrouwmenselijke enwel~het-vlees-van
!
[de-metgezellin-harer.
/// | .
en-voorts-neem-ik enwel~de-stok-mijner enwel~‘klankmooie’, 10
<> . . . .
en-voorts-kap-ik-stuk enwel-hem;
| .
om-verstoord-te-doen-worden enwel~de-zuivergang-mijner,
// <> !
die ik-afscheid samen-met~al-af~de-genotenvolken.
<> \ . . . .
en-voorts-wordt-het-verstoord op-de-dag (nl.)die; 11
\\ / /// |
en-voorts-volkènnen vastzo de-gebogenen-van het-voorttrekvee
\ .
[die-waarhouden enwel-mij,
// <> !
ja een-inbreng-van~die-JHWH-van-Israël (is)het.
\ . .
en-voorts-zeg-ik tot-hen: 12
\\\ // // <>
ware’t~goed in-de-wel-ogen-jelieder wel-aan het-loon-mijner
\ . . . . . . . . . . .
[en-ware’t~niet stopt-ermee;
// <> // !
en-voorts-belonen-zij enwel~met-het-loon-mijner dertig zilvers.[37]
ZACH 11
\\ / .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot-mij, 13
\\ | .
werp-weg-het naar-de-vormer,
\ .
tooi-van de-kostbaarheid,
// <> . . . . .
die ik-kostbaar-ben vandaan-van-boven-hen;
| \ .
en-voorts-neem-ik de-dertig-van zilver,
// // // <>
en-voorts-werp-ik-weg enwel-dat in-het-huis-van die-JHWH-van-Israël
!
[naar~de-vormer.
| \ .
en-voorts-kap-ik-stuk enwel~de-stok-mijner de-andere, 14
. . . . . . . .
‘de-snoeren’;
| .
om-te-verstoren enwel~de-verwantschap,
// <> // !
onderscheidend JeHuWDáH en-onderscheidend JieSseRáAéL.
=
// <> . . . .
en-voorts-zegt die-JHWH-van-Israël tot-mij; 15
\ .
nogmalig neem~voor-jou,
<> // !
gerei-van een-weider zot.
\ ☼ \\ / . .
ja kijk-hier~ik doende-opstaan een-weider in-het-land: 16
/// .
met-wat-zich-verholen-houdt is-hij-niet~zich-aan’t-bemoeien,
\ .
de-bonker is-hij-niet~aan’t-zoeken,
<> . . . . . .
en-wat-verbroken-is is-hij-niet aan’t-genezen;
| \ .
het-zich-plaatsende is-hij-niet al-af-aan’t-doen-zijn,
/// | .
en-vlees dat-volzuiverd-is is-hij-aan’t-eten,
<> !
en-de-dubbelklauwen-hunner is-hij-aan’t-afrukken.
=
\ /// | \ .
wee een-weider-van de-ongod verlater-van hetvoorttrekvee, 17
ZACH 11,12
// <> \ . . . . . .
een-zwaard op~de-arm-zijner en-op~het-wel-oog het-zuidenrechter-zijner;
| \ .
de-arm-zijner is-verdrogend aan’t-verdrogen,
// <> // !
en-wel-oog het-zuidenrechter-zijner is-kwijnend aan’t-kwijnen.
=
SEDER
//
hoog-heen-dracht[38] 12.1
<> . . . . . . .
inbreng-van~die-JHWH-van-Israël over~JieSseRáAéL;
. .
konde-van~die-JHWH-van-Israël:
/// \\ | \ .
uitrekkend hemelhelften en-grondvestend land,
// <> !
en-vormend de-beluchting-van~roodling in-het-naderlijf-zijner.
~
\ ☼ \ \\\ //
kijk-hier ik stellend enwel~JeRuWsháLàieM tot-een-kom-van~zwijmelarij 2
<> . . . . . . . .
[voor-al-af~de-genotenvolken in-omsingeling;
\\\ // // <>
en-ook over~JeHuWDáH is-die-aan’t-geschieden bij-de-beënging
!
[over~JeRuSháLáieM.
\ ☼ \\
en-het-geschiedt op-een-dag~(als)die ik-ben-aan’t-stellen 3
/ /// |
[enwel~JeRuWSháLàieM (tot)een-steen-van beladenheid
.
[voor-al-af~de-genotenvolken,
<> \
al-af~wie-zich-beladen-met-haar insnede-makend
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
[zijn-zij-ingesnedenen-aan’t-worden;
\ .
en-samenhalen-zich op-tegen-haar,
<> // !
al-af de-naties-van het-land.
\\ / . .
op-de-dag (nl.)die konde-van~die-JHWH-van-Israël: 4
/// \\ .
ben-ik-aan’t-slaan al-af~paard met-verbijstering,
ZACH 12
<> . . . . . . . . .
en-de-op-rijder-zijner met-waanzinnigheid;
/// | \ .
en-over~het-huis-van JeHuWDáH ben-ik-aan’t-ontsluiten
[enwel~de-welogen-mijner,
| \ .
en-al-af paard-van de-genotenvolken,
<> !
ben-ik-aan’t-slaan met-blindheid.
// // <> . . . . . .
en(dan)zeggen de-kuddemannen-van JeHuWDáH in-het-hart-hunner; 5
// | \ .
stevigheid voor-mij (zijn)de-inzittenden-van JeRuWSháLàieM,
// <> !
in-die-JHWH-van-Israël de-omschaarde de-gods-hunner.
\ || ☼ \\
op-de-dag (nl.)die ben-ik-aan’t-stellen enwel~de-kuddemannen-van 6
/ \\\ \ . .
[JeHuWDáH als-een-ringpot-van vuur bij-houtbomen:
// | .
als-een-fakkel-van-vuur bij-een-garvenvracht,
\\ / \\\ //
en-zij-vereten op~de-zuidenrechter(kant) en-op~de-noorderlinker
<> . . . . . . . .
[enwel~al-af~de-genotenvolken in-omsingeling;
\\ // // <> !
en(dan)zit JeRuWSháLàieM nogmalig op-de-drukplek-harer in-JeRuWSháláieM.
~
\\\ // // <> . . . . . . .
en(dan)-bevrijdt die-JHWH-van-Israël enwel~de-tenten-van JeHuWDáH eerder;7
\\ / \
ter-toebuiging-daaraan-dat niet~zich-aan’t-groot-maken-is de-pronk-van
. .
[het-huis-van~DáWieJD:
// // <> !
en-de-pronk-van de-inzittende-van JeRuWsháLàieM op-tegen~JeHuWDáH.
\ . .
op-de-dag (nl.)die: 8
/// | | \ .
is-aan’t-beschutten die-JHWH-van-Israël om de-inzittende-van
[JeRuWsháLàieM,
|| // // // <> . . . . .
en(dan)geschiedt de-struikelende bij-hen op-de-dag (nl.)die
[als-DáWieJD;
/// | .
en-het-huis-van DáWieJD als-gods,
// <> !
als-een-bodewerker-van die-JHWH-van-Israël
[voor-de-vertegenwendiging-hunner.
ZACH 12
<> \ . . . .
en-het-geschiedt op-de-dag (nl.)die; 9
. .
ik-ben-aan’t-zoeken:
| .
om-te-verdelgen enwel~al-af~de-naties,
<> !
die-komen op-tegen~JeRuWSháLáieM.
☼ \\ / \ .
en-uit-stort-ik op~het-huis-van DáWieJD en-op de-inzittende-van 10
[JeRuiWSháLàieM,
fz | .
een-beluchting-van gratie en-gratiebeden,
// <> \ . . . . . . .
en-toe-kijken-zij naar-mij samen-met[39] wie~zij-doorboren;
\ . .
en-zij-rouwklagen over-hem:
| .
als-de-rouwklacht over~de-enige,
// <> // !
en-bitter-doet-men over-hem als-het-bitter-doen over~de-voorste.
\ . .
op-de-dag (nl.)die: 11
/// | .
is-aan’t-groot-worden de-rouwklacht in-JeRuWSháLàieM,
// <> // !
als-de-rouwklacht-van HæDàD~RieMMóWN in-de-spleet-van
[MeGieDDóWN.
\ .
en-rouw-klaagt het-land, 12
// <> . . . . . . . . .
families (en)families afzonderlijk;
\\ /// |
de-familie-van het-huis-van~DáWieJD afzonderlijk
\ .
[en-de-vrouwmenselijken-hunner afzonderlijk,
ZACH 12,13
/// | .
de-familie-van het-huis-van~NáTáN afzonderlijk,
<> !
en-van-de-vrouwmenselijken-hunner afzonderlijk.
/// | .
de-familie-van het-huis-van~LeWieJ afzonderlijk, 13
<> . . . . . . . . . .
en-de-vrouwmenselijken-hunner afzonderlijk;
| .
de-familie-van SsieMeNgieJ afzonderlijk,
<> !
en-de-vrouwmenselijken-hunner afzonderlijk.
. .
de-al-afheid-van: 14
| .
de-families die-resteren,
// <> . . . . . . . . .
families (en)families afzonderlijk;
<> !
en-de-vrouwmenselijke-hunner afzonderlijk.
=
\ . .
op-de-dag (nl.)die: 13.1
| \ .
aan-‘t-geschieden-is een-spreng geopend,
// <> \ . . . . . .
voor-het-huis-van DáWieJD en-voor-de-inzittenden-van
[JeRuWSháLáieM;
<> !
om-verwaarding en-om-uitstotelijks.
☼ \\ / \ \ . .
en-het-geschiedt op-de-dag (nl.)die konde-van die-JHWH-van-Israël 2
[omschaarde:
|| /// |
ik-ben-aan’t-uitscheiden enwel~de-namen-van de-boetseerwerken
.
[vandaan-van-het-land,
// <> . . . . . . . .
en-niet zijn-zij-aanhaakbaar-aan’t-blijven nogmalig;
\\\ // // <>
en-ook enwel~de-profeten en-enwel~de-beluchting-van de-verwaarding
// !
[ben-ik-aan’t-doen-oversteken vandaan-van~het-land.
. .
en-het-geschiedt: 3
\ ¬ ,
ja~aan’t-profeteren-is een-menselijke nogmalig
\ ☼ \\ ///
dan-zeggen tot-hem de-omvamende-zijner en-de-moederende-zijner
ZACH 13
| \ .
[die-baren-hem niet ben-jij-aan’t-leven,
// // <> \ . . . . . . . . . . . . .
ja leugen breng-jij-in in-de-naam-van die-JHWH-van-Israël;
\\ \\\ //
en-hem-doorboren de-omvamende-zijner en-de-moederende-zijner
<> !
[die-baren-hem bij-het-profeteren.
\ \ . .
en-het-geschiedt op-de-dag (nl.)die: 4
\\\ // //
aan’t-te-schande-worden-zijn de-profeten iedermenselijke
<> . . . . .
[vandaan-van(vanwege)-het-schouwen-zijner bij-het-profeteren-van-hem;
\\\ // // <>
en-niet zijn-zij-zich-aan’t-kleden met-een-tooi-van beharing
// !
[ter-toebuiging-daaraan-dat hij-huichelt.
|| // <> . . . .
en-hij-zegt niet een-profeet (ben)ik; 5
/// | .
een-manmenselijke~die-heerdient het-roodlingse (ben)ik,
// <> // !
ja een-roodling verwerft-mij vandaan-van-de-bonktijd-mijner.
\ .
en-men-zegt tot-hem, 6
\\\ // <> \ . . . . . . .
wat?(zijn) slagen (als)deze onderscheidend de-handen-jouwer;
|| // <> // !
en-hij-zegt hiermee word-ik-geslagen in-het-huis-van de-minnaars-mijner.
=
. .
zwaard: 7
/// | \
wees-gewekt op-tegen~de-weider-van-mij en-op-tegen~de-manbaas
.
[genoot-met-mij,
<> \ . . . . . . . . .
konde-van die-JHWH-van-Israël de-omschaarde;
/// | \ .
sla enwel~de-weider en-aan’t-zich-verstrooien-is het-voorttrekvee[40],
// <> !
en-voorts-keer-ik de-hand-mijner op~de-onbeduidenden.
/// \\ | .
en-het-geschiedt in-al-af~het-land konde-van~die-JHWH-van-Israël, 8
ZACH 13,14
\ .
een-brokken~andertweetal daarop,
<> . . . . . . . . .
zij-zijn-aan’t-afgescheiden-worden zij-zijn-aan’t-uitblazen;
<> // !
en-het-derde is-strak-aan’t-blijven daarop.
/// | .
en-komen-doe-ik enwel~het-derde in-vuur, 9
| \ .
en-uitsmelt-ik-hen zoals-het-uitsmelten enwel~van-zilver,
<> \ . . . . .
en-uit-test-ik-hen zoals-het-uittesten enwel~van-goud;
\ \ . . . . . . .
hij hij-is-aan’t-roepen bij-de-naam-mijner:
| \ .
en-ik ik-ben-m’aan’t-toebuigen enwel~naar-hem,
\\ | \ .
zeg-ik genotenvolk-mijner (is)hij,
<> // !
en-hij-is-aan’t-zeggen die-JHWH-van-Israël gods-mijner.
=
// <> . . . . . . . . . . . . .
kijk-hier een-dag~komt voor-die-JHWH-van-Israël; 14.1
// <> !
en-vereffend-wordt de-buit-jouwer in-het-naderlijf-jouwer.
\\ // ¬ ,
en-ik-haal-samen enwel~al-af~de-naties naar~JeRuWSháLàieM 2
[om-in’t-brood-te-geraken
\ . .
en-overmeesterd-wordt de-stad:
\\ | .
en-geplunderd-worden de-huizen,
<> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
en-de-vrouwmenselijken
[zijn-als-gemalin-aan’t-behandeld-worden;
|| /// | .
en-voorts-is-aan’t-uittrekken de-helft-van de-stad in-ontmanteling,
\ .
en-het-strak-geblevene-van het-genotenvolk,
// <> !
is-niet aan’t-afgescheiden-worden vandaan-van~de-stad.
\ .
en-aan’t-uit-trekken-is die-JHWH-van-Israël, 3
<> \ . . . .
en-in’t-brood-aan’t-geraken met-de-naties (nl.)die;
// <> // !
als-de-dag-van de-broderij-van-hem op-de-dag-van de-lijfnadering.
\ \ ☼ \\
en-staande-blijven de-voetebenen-zijner op-de-dag~(nl.)die op~de-berg-van 4
ZACH 14
\\ / ¬
[de-olijven die(is) op~de-vertegenwendiging-van JeRuWSháLàieM
,
[vandaan-van-oostenvroeg
☼ \\ \\\ |
en-(dan)splijt-zich de-berg-van de-olijven vandaan-van-de-helften-zijner
\ .
[vandaan-van-de-(zonne)opstijging en-zeewaarts,
<> \ . . . . . . . .
een-vallei groot machtig;
\\ \ // <>
en-(dan)verdwijnt de-helft-van de-berg opbergnoordenwaarts
!
[en-de-helft~zuidwoestijnwaarts.
\ . .
en-(dan)vluchten-jullie de-vallei(in)-van de-bergen-mijner: 5
\ ¬ ,
ja~een-vallei (is)de-vallei-van~de-bergen ter~zijde
. .
en-jullie-vluchten:
/// | \
zoals jullie vluchten vandaan-van-de-vertegenwendiging-van
.
[de-siddering,
<> \ . . . . . . . .
in-de-dagen-van NgoeZZieJJáH
[de-koning-van~JeHuWDáH;
| \ .
en(dan)-komt die-JHWH-van-Israël gods-mijner,
<> !
al-af~de-geheiligden genoot-met-jou.
<> \ . . . .
en-het-geschiedt op-de-dag (nl.)die; 6
\ .
niet~is-aan’t-geschieden licht,
<> !
kostelijkheden zijn-aan’t-stremmen-!.
\ . .
en(dan)geschiedt een-dag~een-één-enkele: 7
// // <> \ . . . . . .
die is-volkènd aan-die-JHWH-van-Israël niet~dag en-niet~nacht;
// <> !
en-het-geschiedt voor-het-tij-van~de-avond aan’t-geschieden-is~licht.
\ \ . .
en-het-geschiedt op-de-dag (nl.)die: 8
/// | .
aan’t-uittrekken-zijn wateren~levende vandaan-van-JeRuWSháLàieM,
. .
de-helft:
| .
naar~de-zee-van het-vroege-oosten,
<> \ . . . . . . .
de-helft naar~de-zee-van het-late-westen;
ZACH 14
// <> !
bij-waakwarmte en-bij-herfst is-het-aan’t-geschieden.
\\\ // <> . . . . .
en(dan)-geschiedt die-JHWH-van-Israël tot-koning over~al-af~het-land; 9
\ . .
op-de-dag (nl.)die:
\\\ // <> //
is-aan’t-geschieden die-JHWH-van-Israël een-één-enkele en-de-naam-zijner
!
[een-één-enkele.
\\ /// | \
aan’t-singelen-is-zich al-af~het-land als-de-steppe vandaan-van-GieBéàNg 10
.
[voor-RieMMóWN,
<> . . . . . .
woestijn-zuid-van JeRuWSháLàieM;
☼ \\ .
en-verheven-is-zij en-zij-zit op-de-drukplek-harer,
\ . .
vandaan-van-voor-de-poort-van BieNeJáMieJN:
|| /// | \
tot~de-opstaanplaats-van de-poort de-eerdere tot~de-poort-van
.
[de-wendehoeken,
\ .
en-vandaan-van-de-grotert[41]-van ChæNàNeAéL,
<> // !
tot de-inboringen-van de-koning.
\ .
en-zij-zitten daarin, 11
<> \ . . . . . . . . .
en-een-ban is-niet aan’t-geschieden~nogmalig;
// <> !
en(dan)zit JeRuWSháLàieM in-veiligheid.
\ \ . .
en dit is-aan’t-geschieden (als)de-steking: 12
\\ /// | .
waarmee aan’t-steken-is die-JHWH-van-Israël
[enwel~al-af~de-genotenvolken,
// <> . . . . . .
die zich-scharen op-tegen~JeRuWSháLàieM;
\ . . . . . . .
hij-verpust het-vlees-zijner:
| \ .
en-hij staande-blijvend op~de-voetebenen-zijner,
| \ .
en-de-wel-ogen-zijner zijn-aan’t-verpussen in-de-gaten-hunner,
<> // !
en-de-tong-zijner is-aan’t-verpussen in-de-mond-hunner.
| \ .
en-het-geschiedt op-de-dag (nl.)die, 13
ZACH 14
\\\ // <> . . . . .
aan’t-geschieden-is een-beroering-van~die-JHWH-van-Israël veel 13
[bij-hen;
. .
en-hard-vatten-zij:
fz \ .
iedermenselijke de-hand-van de-metgezel-zijner,
// <> // !
en-op-gaat de-hand-zijner op-tegen~de-hand-van de-metgezel-zijner.
\\ . .
en-ook~JeHuWDáH: 14
<> . . . . . .
is-in’t-brood-aan’t-geraken bij-JeRuWshálàieM;
☼ \\ /
en-voorts-is-aan’t-samen-gehaald-worden het-vermogen-van al-af~de-naties
. .
[in-omsingeling:
// // <> // !
goud en-zilver en-kostuums voor-een-veelheid machtig.
\\ / // . .
en-vastzo is-aan’t-geschieden een-steking-van het-paard: 15
\\ | \ .
de-muilezel de-kameel en-de-ezel,
.
en-al-af~het-vee,
// <> \ . . . .
dat aan’t-geschieden-is in-de-neerlatingsplaats (nl.)die;
<> !
zoals-een-steking (als)deze.
. .
en-het-geschiedt: 16
| .
al-af~het-strak-geblevene vandaan-van-al-af~de-naties,
<> . . . . . .
die-komen op-tegen~JeRuWSháLàieM;
|| \\\ \ . .
en-op-gaan-zij naar-de-maat-van jaarandering bij-jaarandering:
| \\ | \ .
om-zich-te-bukken voor koning (die-van-)JHWH(-van-Israël) de-omschaarde,
<> // !
en-om-te-feesten enwel~het-feest-van de-vlechthutten.
☼ \ \\ / ///
en-geschiedt die niet~aan’t-opgaan-is vandaan-van-bij de-families-van 17
\\ | .
[het-land naar~JeRuWSháLàieM,
.
om-zich-te-bukken,
<> \ . . . . . . . .
voor-koning (die-)JHWH(-van-Israël) de-omschaarde;
// <> // !
en-niet op-hen is-aan’t-geschieden de-plasregen.
\\ \\\ //
en-ware’t-dat~de-families-van MieTseRàJieM niet~aan’t-opgaan-zijn 18
ZACH 14
// <> \ . . . . .
[en-niet komen – en-niet (is-die) op-hen;
\ . .
aan’t-geschieden-is de-steking:
\\ /// | .
waarmee aan’t-steken-is die-JHWH-van-Israël enwel~de-naties,
| \ .
die niet aan’t-opgaan-zijn
<> // !
om-te-feesten enwel~het-feest-van de-vlechthutten.
// <> \ . . . . . . .
en-dit is-aan’t-geschieden (als)de-verwaarding-van MieTseRàJieM; 19
| .
en-de-verwaarding-van al-af~de-naties,
| \ .
die niet aan’t-opgaan-zijn,
<> // !
om-te-feesten enwel~het-feest-van de-vlechthutten.
\ . .
op-de-dag (nl.)die: 20
| \ .
is-aan’t-geschieden op~de-schemerschellen-van het-paard,
<> . . . . . . . . . . . . .
heiligheid voor-die-JHWH-van-Israël;
/// | \ .
en-voorts-is-aan’t-geschieden de-potten in-het-huis-van die-JHWH-van-Israël,
<> \ !
als-de-sprenkelaars voor-de-vertegenwendiging-van de-slachtse.
☼ \ / . .
en(dan)-geschiedt al-af~pot in-JeRuWSháLàieM en-in-JeHuWDáH: 21
fz \ .
(als)een-heiligheid voor-die-JHWH-van-Israël de-omschaarde,
\\ | .
en(dan)-komen al-af~de-slachtenden,
// <> \ . . . . .
en-zij-nemen vandaan-van-hen en-maken-gaar in-hen;
\\ // //
en-niet~is-aan’t-geschieden een-KeNàNgæNiet nogmalig
// <>
[in-het-huis-van~die-JHWH-van-Israël de-omschaarde
// !
[op-de-dag (nl.)die.
1
[1] = die-JaH (= JHWH)-van-Israël haakt-aan (‘gedenkt).
[2] In dit Hebr.wooord horen we het woord AáB, dat meestal met ‘vader’ wordt vertaald, maar dat hier met ‘omvamende’ wordt vertaald, om duidelijk te maken dat het Hebreeuws bij zulke woorden aangeeft wat iemand doet en niet wat iemand is. Hier staat een bijzondere meervoudsvorm van dit woord waarmee de ‘voorouders’ worden aangeduid, letterlijker echter: de ‘erfomvamenden’.
[3] In oudere Nederlandse vertalingen wijkt van hier tot Zach. 4:1 de telling af van die in de Hebreeuwse tekst en de tekst van de LXX, maar volgt die in de oude uitgaven van de Latijnse Vulgata. Deze telling staat hier als voetnoot vermeldt. Zach. 2:1 = 1:18. De NBV en de NB volgen de Hebreeuwse telling.
[4] = 1:19
[5] = met de wan verstrooien; een wan is een platte bak, waarmee graankorrels tegen de win in omhoog worden gegooid, zodat de wind het kaf verstrooit. De graankorrels worden weer opgevangen.
[6] = 1:20
[7] = 1:21
[8] In dit Hebreeuwse werkwoord is het woord ‘hand’ (JàD) te herkennen. Een vrijwel geluikluidend werkwoord vertalen we met ‘in de handen klappen’of ‘behandklappen’. Dit werkwoord met neerhandigen, naar analogie van hnet Nederlandse ‘over-handigen’.
[9] = 2:1
[10] = 2:2
[11] = 2:3
[12] =2:4
[13] met dank aan Albert Koster.
[14] =2:5
[15] =2:6
[16] =2:7
[17] =2:8
[18] Dit Hebreeuwse woord komt alleen hier maar voor, de betekenis is uit de context afgeleid.
[19] =2:9
[20] =2:10
[21] =2:11
[22] =2:12
[23] =2:13
[24] of: oog-wellen.
[25] Hebreeuws; MeNóRáH, de naam voor de kandelaar in de tabernakel en de tempel met de zeven lampen. Het woord is afgeleid van het woord NéR, dat lamp betekent. Omdat het om deze bijzondere lamp gaat, vertalen we ‘zevenlamp’.
[26] = (boek-)rol.
[27] Een inhoudsmaat, waarschijnlijk een halve baal.
[28] = de ontmantelden
[29] = Darius
[30] Hier staat in het hebreeuws BéTh~AéL. Men neemt aan dat het nu gaat om de plaats met die naam.
[31] Vergelijk de Nederlande uitdrukking ‘de schouders ophalen’ als uitig van ‘kregeligheid’.
[32] Aanvullen: maand?
[33] Hier staat het Hebreeuwse woord MáTsóWR, waarin het stam woord Ts-R te herkennen is, dat ook klinkt in de naam TsoR = Tyrus.
[34] = dichterlijk voor ‘goud’.
[35] Dit is de naam voor Griekenland in de Hebreeuwse tekst.
[36] Aan het begin van dit vers wordt het werkwoord ‘te kiem leggen’gebruikt. Meestal wordt dit woord vertaald met ‘(uit-)zaaien’. In het Grieks van de LXX staat daar ‘speiroo’ dat evens te kiem leggen betekent. Zaaien betekent meer dan uitstrooien, vandaar de vertaling ‘te kiem leggen’. Het gebrtuik van dit werkwoord om de ballingschap aan te duiden is opvallend. Het drukt uit, dat het leven in de ballingschap niet slechts een oponthoud is, maar een deelname aan de vreemde samenleving inhoudt. Hier wordt gepreludeerd op de term ‘diaspora’ die later de gebruikelijke aanduiding wordt van het verspreid wonennvan de Judeeërs onder de volken. Ook dat woord betekent meer dan ‘verstrooiing’ al wordt het zo meestal vertaald. Hoewel de terugkeer de Joodse verwachting blijvend bepaalt, zal dat geen opheffing van deze diaspora betekenen. Zacharja brengt zijn boodschap als er weer vele Joodse families in en rond Jeruzalem wonen en daar zowel aam Jeruzalem als aan de tempel bouwen, terwijl er nog veel verspreid over vele landen zijn blijven wonen. En dat horen we in de volgende verzen.
[37] Met deze teksten voor ogen vertelt Mattheüs in 27:9 en 10 wat er gebeurde toen Judas dertig zilverstukken ontving voor de aanwijzing van het verblijf van Jezus aan de overpriesters en en hij die weer terugbracht. Deze tekst moet niet gelezen worden als voorspelling van wat er honderden jaren later met Jezus gedaan werd. Mattheus heeft met deze teksten uitgelegd wat Judas deed en wat er met gebeurde. M.a.w.: niet: wat Judas deed en wat er met gebeurde geeft aan de tekst van Zachrja betekenis, maar omgekeerd, de tekst uit Zacharja geeft betekenis aan Matth.27:9 en 10. Om de vernederende waarde waarmee het Juda van Zacharja die-JHWH-van-Israël confronteerde. Het betekende toen een diepe crisis in de verhouding tussen die-JHWH-van-Israël en Israël (NB: hier wordt niet over het verbreken van het verbond gesproken, maar over het verstoord worden van de zuivergang!) en, zegt Mattheus, de waarde waarmee Jezus verhandeld wordt, betekent een crisis van dezelfde diepte. NB Dus ook hier is geen sprake van een breken van het verbond!
[38] = opdracht
[39] Dit Hebreeuwse woord is ook op te vatten als de nota accusationis, die vaak voorafgaat aan het object van de zin (in deze vertraling weergegeven met ‘enwel’). Zo vatten de SV dit woord op en A.Koster, de NB, F.Baader, dit woord op. Ook BR doet, al kiest hij er voor een nieuwe zin te beginnen. Dat doet ook de NBV, zij het daar het woord ‘en ‘wordt toegveoegd. Ook de Engelse vertaling kiezen voor deze interpretatie evenals Luther. Alleen Chouraqui laat zien, dat na ‘naar mij’geen bijstelling volgt in de Hebreeuwse tekst. Hij vertaalt: Ils regardent vers moi pour celui qu’ils ons dardé. ‘Naar mij’ is niet dezelfde persoon als ‘degene-die~zij-doorboren’. Ook de LXX interpreteert zo met “anth ‘oon klatoorchèsanto” (= ten overstaan van wie zij doorboren). Dit eerste deel eze tekst wordt in het NT 2x geciteerd: in Joh.19:37, in bewoordingen die volstrekt afwijken van die van de LXX; ‘naar mij’wordt daar weggelaten en ‘die zij doorstoken hebben’is object van het kzien. In Openb.1:7 wordt deze tekst ook geciteerd in dezelfde bewoordingen als in Joh.19:37, zij het in omgekeerde volgorde. Hier wordt ook het tweede deel van Zach.12:10 geciteerd. Uit dit alles wordt duidelijk, dat de evangelist Johannes wat hij gezien heeft, toen Jezus aan het kruis hing (de andere drie evangelisten vertellen hier niet over) heeft verteld met behulp van deze tekst uit Zacharias. Dat bevestigt hij in Openb.1:7. De profetie van Zacharia geeft naar zijn overtuiging de juiste interpretaie van wat er toen met Jezus gebeurde aan het kruis. De woorden van de profeet krijgen bij Jezus een uiterst geladen invulling, maar kunnen ook in de vernietingskampen van WO II schrijnende invullingen hebben gekregen.
[40] Deze tekst citeert Jezus in Matth.26:34 en Marc.14:27. En alweer er gaat zo geen voorspelling in vervulling, maar Jezus interpreteert wat er in de hof van Gethsémané gebeurt met de profetie van Zacharja. Dat houdt in dat Jezus deze hele passage van Zacharja erbij betrekt, en die eindigt met het slot van vs 9: Het gaat die-JHWH-van-Israël – hoe kan het ook anders – om . . . Israël tot op de dag vandaag!
[41] = toren.